Wacht even, dat Telegram-sluitbevel was een vrijwillig verzoek? Ik snap er nu niks meer van

Weet u nog: het Openbaar Ministerie had in oktober twee kanalen van complotdenkers op chatapp Telegram laten blokkeren, zo blogde ik destijds. Een week later bleek het anders te liggen: er is geen takedown-bevel aan Telegram gegeven, maar het bleek gewoon een handig gebruik van de telefoon van een verdachte. Dacht ik toen. Want nu komt BNR met bewijs dat er kanalen door de beheerders zijn gesloten na druk vanuit politie en Justitie.

De namen van de kanalen duizelen me een beetje, maar zo te lezen gaat het hier om een ander kanaal dan die met de telefoon van de verdachte zijn gesloten. Zoals BNR het beschrijft:

Twee agenten brachten 8 oktober een huisbezoek aan de beheerder. De Officier van Justitie had telefonisch overleg met de politie ter plaatse en dreigde de man met strafvervolging als hij het kanaal niet ter plekke zou verwijderen.
Daarop koos de man eieren voor zijn geld en sloot hij het kanaal. Dat doet raar aan: de normale manier is dat je de dienst Telegram sommeert het kanaal te sluiten. Dat werkte hier alleen niet, aldus het OM:
‘Aangezien Telegram zelf stelt: ‘To this day, we have disclosed 0 bytes of user data to third parties, including governments’, heeft de rechter-commissaris er in dit geval vanaf gezien Telegram te proberen te betrekken’, schrijft een woordvoerder.
Dat snap ik, en ik zie ook wel dat de volgende stap dan is om de beheerder zelf aan te spreken. Alleen, met welke wettelijke bevoegdheid doe je dat? De drie geciteerde deskundige juristen bij BNR weten het alle drie niet te noemen.

Mij lijkt een inroep van 54a Strafrecht logisch:

Een tussenpersoon die een communicatiedienst verleent bestaande in de doorgifte of opslag van gegevens die van een ander afkomstig zijn, wordt bij een strafbaar feit dat met gebruikmaking van die dienst wordt begaan als zodanig niet vervolgd indien hij voldoet aan een bevel als bedoeld in artikel 125p van het Wetboek van Strafvordering.
Je zou dan stellen dat de beheerder een tussenpersoon is, door het in stand houden van de groep verleent hij dan de dienst van doorgifte van gegevens van anderen (de chattende gebruikers). Punt is wel dat je dan niet alleen de officier van justitie nodig hebt, maar ook de rechter-commissaris. En die lijkt hier niet in beeld te zijn geweest. (Nog los van dat het ietwat discutabel is of een losse Telegram gebruiker te zien moet zijn als een provider.)

BNR heeft het proces-verbaal erbij geleverd, waarin te lezen is hoe de agenten het instaken. Zij, verbalisanten, gaven een gedragsaanwijzing (artikel 509hh Strafvordering), waarvoor inderdaad alleen een officier nodig is. Alleen, een gedragsaanwijzing heeft maar beperkte mogelijkheden:

2 De gedragsaanwijzing kan inhouden dat de verdachte wordt bevolen:

a.zich niet op te houden in een bepaald gebied,

b.zich te onthouden van contact met een bepaalde persoon of bepaalde personen,

c.zich op bepaalde tijdstippen te melden bij de daartoe aangewezen opsporingsambtenaar,

d.zich te doen begeleiden bij hulpverlening die van invloed kan zijn op het plegen van strafbare feiten door de verdachte.

De aanwijzing hier was een verbod “Red Pill Journals of informatie van vergelijkbare aard of inhoud te delen op het internet en/of via sociale media”. Ik kan dat hooguit een zeer gezochte invulling van lid 2 sub b noemen: “het internet en/of sociale media” zijn dan “bepaalde personen”, nee sorry waar ik zei “gezochte invulling” bedoelde ik “komt niet door de giecheltoets” stop de tijd. Ik snap dit niet.

Of nou ja, praktisch snap ik het wel: dit soort kanalen kunnen erg kwalijke effecten hebben, dus dat je daar als politie of officier bovenop zit en in wilt grijpen dat is heel logisch. Alleen moet zoiets wel via de regels, juist omdat het gaat om meningsuitingen. Ik had dus zelf ingezet op 54a en dat bij de rechter laten toetsen.

Arnoud

Machtiging rechter-commissaris bij strafbare uitingen echt nodig

wetboek-strafvordering-2009-2010.pngEen webhoster hoeft smadelijke berichten niet te verwijderen als het OM dat eist, tenzij er een machtiging van de rechter-commissaris bij zit. Dat blijkt uit een recent vonnis van de rechtbank in Assen. Die rechtbank oordeelde in 2008 net zo, maar het OM was in hoger beroep gegaan en de zaak werd terugverwezen voor een nieuw vonnis, dat dus identiek is aan het vorige.

In feite is de zaak zo simpel dat ik niet snap waarom deze hele toestand nodig was. Op een website stond een vermeend lasterlijke uiting over een advocaat. Het OM had de webhoster (Budget Webhosting) gesommeerd deze te verwijderen, maar zo’n bevel mag op grond van artikel 54a Wetboek van Strafrecht alleen worden gegeven als de rechter-commissaris daar toestemming voor heeft gegeven. En die was er niet.

in het Dagblad van het Noorden zegt de Officier van Justitie boos:

“In Assen verleent de rechter-commissaris gewoon geen toestemming. Daarmee is dit wetsartikel in feite geschrapt, want dit vonnis is nu de standaard”, aldus officier van justitie Jan Hoekman.

Dat lijkt terug te komen in het vonnis als:

De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vereiste machtiging wel aan de rechter-commissaris is gevraagd doch dat de rechter-commissaris op formele/principiële gronden tot niet ontvankelijkheid van het OM heeft beslist. Een inhoudelijke toetsing heeft niet plaatsgevonden door de rechter-commissaris.

Er is echter geen manier voor een OvJ om in beroep of bezwaar te gaan tegen zo’n beslissing. Dat verklaart zo te lezen waarom deze officier toch de strafzaak heeft doorgezet. Echter, de rechtbank vindt dat geen argument om dan de provider toch maar te gaan vervolgen: deze moet kunnen afgaan op de wet, en als daarin staat dat er een machtiging van de R-C moet zijn dan moet die er zijn, anders is de provider niet gehouden het bevel op te volgen.

Oftewel: jammer voor die OvJ dat men in Assen kennelijk alleen koppige Drenten als rechters-commissaris (rechter-commissarissen?) heeft zitten maar het alternatief is dat de officier in strijd met de wet bevelen mag geven tot weghalen van teksten.

Update (9 januari 2010): zie ook het TILT-rapport ‘Wat niet weg is, is gezien’ met achtergrond van art. 54a Strafrecht en de (on)mogelijkheiden voor het OM bij weigerachtige R-Cs.

Update (30 augustus 2014) de Hoge Raad beslist dat ook de provider niet in beroep of bezwaar kan als hij gehoor gaf aan het bevel en de officier vervolgens de zaak seponeert tegen de plaatser.

Arnoud