Eindelijk tijd voor weer eens een artikel op mijn site: Fraude en misbruik van betaalmiddelen.
Elektronisch betalingsverkeer (zoals creditcard, pinnen of internetbankieren) is kwetsbaar voor allerlei vormen van fraude. Pincodes kunnen worden afgekeken, websites vervalst (“phishing”) en passen kunnen worden gestolen. De wet bepaalt dat de bank in principe hier het risico voor draagt, met een eigen risico voor de klant van maximaal € 150.
Bij opzet en grove nalatigheid door de klant komen de niet-geautoriseerde betalingen volledig voor rekening van de klant. Wanneer daarvan sprake is, hangt heel erg van de specifieke situatie af. Banken stellen in hun algemene voorwaarden allerlei veiligheidsvoorschriften. Dat mag, en het niet opvolgen daarvan is een belangrijke factor om te bepalen of sprake is van grove nalatigheid. Wel moeten de voorwaarden natuurlijk redelijk zijn.
Dat inschatten wanneer nalatigheid grof is, blijkt nog een hele klus. De rechtspraak en uitspraken van de geschillencommissie laat nogal wat situaties zien, van open fietstassen tot portemonnees die met ketting aan de broek vastzitten maar waar dan stiekem de pinpas uit gehaald is.
Wat ik níet vond, waren uitspraken over internetbankieren en wanneer je laten pakken door phishers grove nalatigheid oplevert. Dat je in een criminele truc trapt, is niet automatisch grof nalatig zo blijkt uit een uitspraak over de “tientjestruc” (waarbij je afgeleid wordt door een tientje op de grond zodat men je net gepinde geld kan stelen).
Hebben jullie voorbeelden van wat je wél grof nalatig zou vinden bij internetfraude?
Arnoud