Rechtspraak wil in de toekomst drie kwart van uitspraken online publiceren

In de komende tien jaar zal de overgrote meerderheid van de circa anderhalf miljoen vonnissen die jaarlijks door Nederlandse rechters worden uitgesproken online beschikbaar moeten komen. Dat las ik bij NRC onlangs. Al decennia wordt er geklaagd dat de slechts 5% van de vonnissen die men nu online zet, veel te weinig is. Dat gaat men nu eindelijk omhoog tillen – naar 75%. Waarom geen 100? “Niet alle uitspraken zijn van belang om te publiceren, en sommige vonnissen kunnen om privacyredenen niet worden geopenbaard.” Nou ja, het is een goed begin zullen we maar zeggen.

Het verbaast veel mensen, maar dus slechts 5% van alle vonnissen komt online op Rechtspraak.nl. En daar wordt al lang tegen geprotesteerd, onder meer onvermoeibaar door Gerrit-Jan Zwenne en Laurens Mommers. Die wijzen onder meer op die selectiecriteria “niet alles is van belang”:

Uitspraken die voor de een weinig betekenis hebben, kunnen voor anderen van groot belang zijn. De gedachte dat de rechterlijke macht kan bepalen welke zaken interessant zijn, is niet meer van deze tijd. Bovendien zijn het juist de juridisch oninteressante zaken waar de meeste mensen mee te maken krijgen. … Wat betekent deze selectiviteit voor onze kennis van de rechtspraak? De waarheid is: dat weten we niet.
Wat precies de overweging is geweest tussen 2010 en nu, dat weten we ook niet. Mogelijk heeft het te maken met een hint uit het NRC artikel: er wordt onderzocht of speciale ‘anonimiseringssoftware’ de werklast kan verlichten. Want ja al dat anonimiseren gebeurt met de hand, dus alleen al praktisch gezien is meer dan 5% niet goed haalbaar.

Dat men dat met de hand doet en achteraf, daar snap ik dus hélemaal niets van. Want je krijgt dan dus dat je dertig keer in een vonnis “Wim ten Brink” moet vervangen door “[eiser]” en dat is gedoe, natuurlijk. En ik zie het ook wel eens misgaan, dat er een “Wim den Brink” is blijven staan. Of dat iemand aan z’n emailadres herleidbaar is, of “mevrouw [eiseres], eigenaar van Wilma ten Brink bv”. Als je vóóraf, dus bij het schrijven van het vonnis, al nadenkt over anonimiseren, dan gaat alles een stuk sneller.

Dat wil natuurlijk niet zeggen dat software niet goed kan helpen. Zie bijvoorbeeld deze tech demo, waarin software namen en dergelijke herkent in de tekst van een vonnis en ze kan vervangen door een neutrale aanduiding. De afgelopen tien jaar zijn grote stappen gemaakt met dit soort natural language processing en herkenning van zulke termen. Het zou grote winst opleveren als met zulke software de bulk van de vonnissen alsnog anoniem te maken is.

Zit ik er mee dat dat niet perfect is? In 2010 (het artikel van Zwenne en Mommers) was dat namelijk nog een argument: we gaan pas software inzetten als die perfect werkt. (Wie riep daar, overheid en ICT moehaha?) Ik denk dat dat hier echt niet nodig is. Natuurlijk, je wilt dat het netjes gebeurt maar bij de openbare zitting worden ook persoonsgegevens gewoon gemeld en ik zie de impact van een publicatie op rechtspraak.nl met een gemiste achternaam dan ook niet als enorm.

Daar komt bij dat juist omdat het om bulkwerk gaat, het niet zozeer gaat om dat ene vonnis maar juist om die tienduizend waarin bijvoorbeeld rechters klakkeloos het incassobureau volgen, of de analyse dat er een groei zit in ontslagen op de g-grond in een bepaalde sector. Daarvoor is een hoop data nodig, dan pas kunnen dergelijke onderzoeken worden gedaan.

Arnoud

Noors gerecht verbiedt publicatie van rechtspraak

Een Noorse rechtbank heeft de site rettspraksis.no verboden om nog langer vonnissen te publiceren, bij BoingBoing. Maar nee, het is geen aanval op de onafhankelijkheid of transparantie van de rechtspraak: het gaat om vonnissen die het bedrijf Lovdata had verzameld en op CD-ROM had gepubliceerd. Lovdata meent dat ze een databankrecht bezit op deze publicatie, en verbiedt op die grond de gratis herpublicatie door Rettspraksis. Dat is opmerkelijk, en voor mij vooral omdat ik zou denken dat moderne landen al lang eigen openbare databanken met rechtspraak hebben.

De site is een initiatief van Håkon Wium Lie, die onder meer de Cascading Style Sheets (CSS) uitvond waardoor het web visueel is geworden wat het is en ook eerder zorgde voor gratis toegang tot de Noorse wetgeving. Ook dit kreeg hij voor elkaar door te beginnen met data dat Lovdata publiceerde, en zo te lezen ook ondanks het databankrecht dat Lovdata meende te hebben. Nu lijkt Lovdata er scherper in te zitten:

Lovdata has dropped their $1-per minute fee for laws, but they have built a lucrative business model selling web access to non-copyrighted court decisions. They even use CSS for this. (I don’t charge them.) Individuals must pay $1,500 per year for access to court decisions. So when a new website comes along and offers free access, Lovdata has a huge economic incentive to try shut it down. And this is exactly what Lovdata did when they sued me and the founder of the rettspraksis.no project. On Thursday the 31st of May, the lawsuit was sent to the Oslo courts and in less than 24 hours the judge had issued a verdict (PDF, in Norwegian) which closed down our site.

Zo te lezen gaat het hier om een ex parte verbod, het juridisch onding dat wij ook kennen bij evidente gevallen van IE-inbreuk waarbij je geen lastige vragen wilt van inbreukmakers. Lie kan er natuurlijk tegen in beroep, en zal dat zo te lezen zeker ook doen nu hij de advocaat van “DVD Jon” in de arm heeft genomen. Ondertussen moet hij wel zo’n twaalfduizend Euro betalen voor de proceskosten van Lovdata – net als bij ons, waar de verliezer de hele rekening betaalt. Wel zuur, omdat ze vrijwillig de site al offline hadden gehaald voordat de ex parte werd aangespannen.

Mij deed de zaak denken aan de zaak Vermande/Bojkovski uit 1998, waarbij de laatste wetsteksten online zette van een CD-ROM van de uitgever Vermande. Die claimde auteursrecht op de tussenkoppen, maar de rechtbank wees de claim af omdat Bojkovski alleen de wetsteksten zelf had overgenomen. Voor rechtspraak hebben wij zo’n geschil dacht ik nooit gehad. Al vanaf 1999 worden op Rechtspraak.nl vonnissen gratis gepubliceerd door de Raad voor de Rechtspraak. Lang niet alles – en of dat zou moeten daar ben ik nog niet over uit.

Arnoud

Is een snapchatvideo openbaar of privé?

video-camera-filmen-fotoIn juli 2014 zouden diefstallen zijn gepleegd en in het geheim filmopnamen zijn gemaakt tijdens twee nachtelijke feesten in het huis van aangevers die op Snapchat zouden zijn geplaatst. Dat meldde de rechtbank Noord-Holland vorige week vrijdag. Een van de verdachten werd veroordeeld voor het openbaar maken van een stiekem gemaakte video. Maar is Snapchat wel openbaar, je deelt het toch maar met een beperkt aantal mensen?

Wat die diefstallen en de video met elkaar te maken hebben, weet ik niet precies, maar het gaat mij dus om die video. De verdachte had stiekem gefilmd hoe een dame seks met hem had, en die video op Snapchat gezet.

Het is strafbaar om stiekem video’s (of foto’s) te maken van mensen wanneer dat in niet-openbare ruimtes gebeurt (art. 139f Strafrecht). Ja, ook met een mobiele telefoon of andere gewone camera, niet alleen met bewakingscamera’s of zo. En vervolgens verbiedt 139g Strafrecht het openbaar maken van zo’n video.

In deze zaak was de video in een niet-openbare ruimte gemaakt – het bubbelbad bij een woning. Dus dat artikel 139f was overtreden, stond vast. Maar die openbaarmaking, hoe zit dat dan?

“Openbaar maken” betekent in de context van het strafrecht niet perse dat je zelf de hele wereld direct benaderd moet hebben, zoals wanneer je het op Youtube zou zetten. Ook als je een kleinere groep mensen bedient, kan dat nog steeds “openbaar” zijn. Het moet gaan om “een bredere kring van betrekkelijk willekeurige derden”. In al wat oudere jurisprudentie (Hyves!) werd bepaald hoe dat wordt ingevuld bij online acties. Zijn 20 familieleden meer of minder openbaar dan 10 willekeurige fans?

Uiteindelijk kwam daar een arrest van de Hoge Raad voorbij met het criterium:

de tekst op de Hyves-pagina van de verdachte zichtbaar was voor personen die kennelijk naar eigen inzicht en zonder enige restrictie over de uitlating konden beschikken,

Dat criterium zie je terug in deze zaak:

Door het heimelijk gemaakte filmpje op Snapchat te plaatsen, heeft verdachte dit ter kennis willen brengen van het publiek, te weten ofwel alle overige gebruikers van Snapchat ofwel de groep door verdachte goedgekeurde contacten, hetgeen eveneens een groep van zekere omvang betreft. Daarmee heeft verdachte het heimelijk vervaardigde filmpje openbaar gemaakt in de zin van de wet.

In mijn woorden: die groep van mensen waar het filmpje naartoe gestuurd was, was betrekkelijk willekeurig. Iedereen had in principe daar bij kunnen horen. Bovendien mocht iedereen het filmpje doorsturen, de verdachte had niets gedaan om dat te verhinderen. En daarmee geef je het aan de openbaarheid prijs.

Bij WhatsApp zou dit denk ik ook opgaan in een groepsapp waar willekeurige mensen lid van kunnen worden. Bij doorsturen naar één persoon zou ik dat minder snel zien, tenzij uit de context blijkt dat je verdere verspreiding best leuk zou vinden.

Arnoud