Aanvallen patenttrollen op open source verdubbeld, ondanks Alice, huh?

Het aantal patentclaims bij open source projecten door patenttrollen is sinds 2021 met 100% toegenomen, las ik bij ZDNet. (De cijfers komen uit een onderzoek van patentclaimonderuithaler Unified.) Op zich niet raar gezien open source sterk aan populariteit wint en het aantonen van een inbreuk niet heel kostbaar is. Maar wel raar gezien de stand van de jurisprudentie in de VS: geen patent is meer veilig. Wat is hier aan de hand?

Het artikel noemt als belangrijkste reden voor de toename van claims het toegenomen gebruik van OSS bij banken en fintech bedrijven. Dit zijn traditioneel geen partijen die veel met patenten doen, en die sterk risicomijdend zijn en bovendien calculerend: deze claim voelt gevaarlijk, voor een ton gaat ‘ie weg, wat kost een patentrechtszaak? Oké, betalen en verder met wat we aan het doen waren.

Maar Alice dan? Het was inderdaad lang zo dat een patentrechtszaak enorm duur was, omdat er een langlopende discovery en feitelijk/juridische discussie moest worden gevoerd. Maar in 2014 deed de Supreme Court uitspraak over de vraag wanneer een software-uitvinding nu voor octrooi in aanmerking komt (de Alice-uitspraak): eigenlijk nooit. Alleen dat lijkt nu weer anders te liggen:

It also doesn’t help one darn bit as Federal Circuit Court of Appeals Judge Pauline Newman said, “The court’s rulings on patent eligibility have become so diverse and unpredictable as to have a serious effect on the innovation incentive in all fields of technology. The victim is not only this inventor …; the victims are the national interest in an innovative industrial economy and the public interest in the fruits of technological advance.”
Dat heeft dan weer te maken met een uitspraak uit 2019 waarin de criteria uit Alice vertaald werden naar andere vakgebieden, maar op zo’n manier dat de interpretatie weer helemaal open is komen te liggen. Bovendien zijn er (natuurlijk) weer trucs bedacht, zoals per direct een expert laten opdraven die feitelijke uitspraken doet, waardoor er tegenexperts nodig zijn en je niet met een snelle Alice-aanval de zaak onderuit kunt halen. En dat zijn precies het soort vertragingstactieken waardoor patenttrollen weer waarde krijgt.

Het rapport is opgesteld door Unified Patents, een organisatie die zich ten doel stelt patenten van trollen aante vallen precies met de Alice-argumenten. Dat kan, als je bijvoorbeeld bij het USPTO herziening aanvraagt of in het algemeen belang een rechtszaak start zonder dat er concreet discussies over inbreuk zijn. (Dan zijn die experts ook niet nodig.) Het is alleen wel duur. Het laat maar zien hoe vastgelopen het Amerikanse patentsysteem is.

Arnoud

Oh jee, bijna alle softwarepatenten zijn nu écht ongeldig in Amerika

En dan eigenlijk niet alleen alle softwarepatenten, maar eigenlijk álle patenten. Althans, als ik Gene Quinn van IP Watchdog mag geloven, en de afgelopen vijftien jaar deed ik dat altijd. “[N]othing of importance or value [is] patent eligible. In fact, the Federal Circuit actually ruled that a drive shaft is not patent eligible because the operation of the drive shaft fundamentally relies on Hooke’s law.” Dan blijft er inderdaad wel héél erg weinig over. Ik begrijp de reactie op de enorm brede (en kwalitatief slechte) verlenings-spree uit de jaren negentig en nul, maar dit is dan weer het andere uiterste.

Voor wie het nog niet wist: softwarepatenten in Amerika kan al lang niet meer. In 2014 deed de Supreme Court uitspraak over de vraag wanneer een software-uitvinding nu voor octrooi in aanmerking komt. Men trok in deze Alice-uitspraak een lijn door die in 2012 ingezet was met de Mayo-uitspraak: een natuurwet of abstract principe kan niet geoctrooieerd worden, de uitvinding moet significant meer zijn dan enkel dat principe. Enkel de toevoeging van een generieke computerimplementatie is niet genoeg, net zo min als een beperking tot een specifiek toepassingsgebied. De uitspraak benoemt echter niet in detail wat dan wél genoeg is, afgezien van een generieke verwijzing naar “improving the computer itself” en “an improvement in any other technology or technical field.”

Sinds Alice zijn er op softwaregebied nauwelijks nog nieuwe octrooien verleend, en wie een softwareoctrooi probeerde te handhaven kreeg bij de rechter vrijwel altijd een nietigverklaring mee naar huis. Dat was vervelend voor softwareoctrooihouders (en goed nieuws voor IT-ontwikkelaars) maar bij overige technologiegebieden leek het weinig impact te hebben. Maar dat is dus ondertussen wel anders:

A three-judge Federal Circuit panel voted 2-1 to invalidate American Axle’s patent after finding that it covered a simple application of Hooke’s law, a physics principle. … Dissenting judges said the panel’s decision could threaten “most every invention for which a patent has ever been granted,” and that the court’s eligibility rulings had turned the patent system into a “litigation gamble.”
De uitvinding betrof een aandrijfas voor auto’s met een afgestemde bekleding (‘liner’) zodat de as minder geluid maakte. Klinkt als iets waar je in principe octrooi voor moet krijgen, zou ik zeggen als gemachtigde. En natuurlijk: wat heeft dit met software te maken? Nou ja, dat laatste komt dus doordat de Alice uitspraak niet specifiek voor software is maar een algemene regel formuleert die toevallig heel goed uitkwam in de software-wereld. De algemene regel is dus “er moet meer zijn dan de toepassing van een natuurwet of een abstract principe”. En dat is dus breder toepasbaar, zodat er nu veel meer zaken sneuvelen dan oorspronkelijk werd gedacht.

Arnoud

Sonos wint van Google in zaak over patenten

DarkmoonArt / Pixabay

Speakerfabrikant Sonos heeft een zege behaald op Google in een juridisch gevecht over patenten. Dat las ik bij RTL Nieuws onlangs. Het bedrijf wist bij de Federal Trade Comission een voorlopige voorziening te krijgen die bepaalt dat Google (Alphabet dan) inbreuk maakt op vijf van haar octrooien. Google had toegang tot Sonos-technologie gekregen toen Sonos in 2013 muziekdienst Google Play Music met zijn systeem wilde laten samenwerken. Het laat zien wat de échte reden is om patenten op software te willen.

Sonos leek mij altijd een grote jongen – market cap 1.5 miljard – maar valt natuurlijk in het niet bij Google en haar moederbedrijf Alphabet. Samenwerken met zo’n grote partij is dan aantrekkelijk, maar komt met een bekend risico:

To hear Sonos tell the story, Google got a behind-the-scenes look at Sonos’ hardware in 2013, when Google agreed to build Google Play Music support for Sonos speakers. Sonos claims Google used that access to “blatantly and knowingly” copy Sonos’ audio features for the Google Home speaker, which launched in 2016.
Dat kopiëren gebeurt dan niet zo letterlijk dat je van auteursrechtinbreuk (copypasten van code) kunt spreken. Het gaat om algoritmes, werkwijzes, hardware-inrichting. En dat is waar patenten voor bedacht zijn. Die beschermen op een net hoger niveau van abstractie dan auteursrecht, en waren dus precies wat Sonos nodig had om deze “overname” van hun technologie tegen te houden. (Google ontkent maar gebruikt alleen marketingblabla zonder feitelijke weerlegging.)

Natuurlijk zijn er – zeker in de ICT – ook vele octrooien die onmogelijk breed zijn verleend. Dat komt omdat een abstract idee en een algoritme niet ver van elkaar liggen, en omdat patentbureaus decennia lang hebben geaccepteerd dat je “middelen om een cursor die aan een rechterkant van het scherm wordt bewogen, te laten verschijnen aan een linkerkant van voornoemd scherm, zijnde een zijde welke tegenover voornoemde rechterzijde ligt bekeken langs een verticale as” als definitie van een uitvinding kunt opnemen. Wat dus niet de bedoeling is.

De definitieve uitspraak volgt in december, en kan betekenen dat Google haar eigen speakers van de markt moet halen.

Arnoud

 

Laten we ophouden te doen of het EPO ooit wat nieuws over softwarepatenten bepaalt

Naar aanleiding van het persbericht van het EPO over de laatste uitspraak inzake softwarepatenten kreeg ik vele vragen, allemaal met de strekking “zijn softwarepatenten nu alsnog legaal geworden”. Het maakt nogal indruk natuurlijk: de Grote Kamer van Beroep bepaalde dat simulatiesoftware octrooieerbaar kan zijn, en dus niet categorisch uitgesloten zijn. Maar al meer dan twintig jaar gaat het over “kan”, en nooit over “is”. Want dat is het fundamentele probleem: het EPO neemt geen harde stelling, maar interpreteert het Europees Octrooiverdrag soort van pro-softwareoctrooi maar tegelijk ook weer niet. En elke nieuwe zaak voegt weer een nieuwe kronkel toe, zoals ook hier.

Deze zaak ging over het simuleren van systemen, een op zich relevante tak van sport binnen de technologie. Het is handig als je het rijgedrag van een nieuwe auto kunt simuleren, of in een computer kunt testen of een nieuwe chip zuiniger, sneller of wat dan ook is voordat je het ding van plakjes silicium gaat maken. Dus een betere simulatie-omgeving is dan goed voor de technologie, want dan komt de simulatie dichter bij de werkelijkheid.

Het probleem zit hem al sinds 1974 in de Europese octrooiwet: daar staat dat “software als zodanig” niet voor octrooi in aanmerking komt (idem voor algoritmen, wiskundige technieken trouwens). Maar wat betekent dat nou? Vele woorden zijn erover geschreven – vaak boos – maar nooit is er een definitieve uitspraak gekomen. Het EPO heeft zelf ook not een duidelijk standpunt in willen nemen maar is blijven modderen in de marge. Het begon bij de zogeheten IBM uitspraken eind jaren negentig, waarin men soort van erkende dat software die een bestaand systeem iets technisch nieuws laat doen, dat systeem ook technisch nieuw maakt. Dit omdat diezelfde vernieuwing gebakken op een chip toch ook octrooieerbaar zou zijn, en wat is het verschil tussen software in een geheugentje en een chip die exact hetzelfde doen?

Vervolgens kom je dus in een enorm moeras terecht over zaken als “hetzelfde” en wat te doen met de niet-technische aspecten van zo’n nieuw systeem. Daar heb ik ooit een serieus artikel over geschreven, maar daarna had ik wel een week vakantie nodig. De kern van de aanpak komt op het volgende neer:

  1. We kijken allereerst of het systeem als geheel iets technisch heeft of doet. Indien niets, dan is het “software als zodanig”.
  2. Als dat wel zo is, kijken we wat er technisch nieuw aan is.
  3. We bedenken een probleem dat door dat nieuwe wordt opgelost, en we kijken of die oplossing voor de hand lag gezien dat probleem.
  4. Eventuele niet-technische dingen aan het systeem zijn deel van het probleem (“business requirements”, als het ware)
Dat punt 4 ligt niet goed bij octrooigemachtigden, omdat je normaal de nieuwe dingen niet mee mag laten doen aan het probleem. Want alles ligt voor de hand als je de oplossing kent, dus delen van de oplossing mogen niet in het probleem staan. Dus.

Maar goed, het EPO hanteert nu deze truc waardoor men vrij gemakkelijk de meeste softwarepatentaanvragen af kan schieten: je noemt iets “niet-technisch”, en je zegt vervolgens dat het probleem is hoe je dat niet-technische wilt implementeren en dan heb je eigenlijk de hele uitvinding al onderuit gehaald. Ja, dat werkt, maar om nou te zeggen dat daar diepe fundamentele redeneringen aan ten grondslag liggen, nee.

En van tijd tot tijd worden er dus nieuwe uitspraken gedaan over wat nou wel of niet “niet-technisch” mag zijn en wat dan “technisch” zou kunnen betekenen. Nu is er dus een nieuwe uitspraak aan het spectrum toegevoegd, namelijk over het simuleren van al dan niet technische systemen. Ik citeer even:

The Enlarged Board stated that a claimed feature of a computer-implemented invention may contribute to the technical character of the invention not only if it is related to a technical effect in the form of input (e.g. the measurement of a physical value) or output (e.g. a control signal for a machine). Such a direct link with physical reality is not required in every case. In particular, technical effects may also occur within the computer-implemented process (e.g. by specific adaptations of a computer or of data transfer).
Dit gaat dus over die eerste stap: een simulatiesysteem kan technisch zijn als de simulatie een technisch effect laat zien. (Ja, dat is een kwestie van labeltjes. U begint ‘m te voelen.) Dat effect hoeft niet perse te zijn dat het in de echte wereld ook zo werkt. (Precies.) Het kan ook iets zijn in de computer zelf, maar dan moet het wel meer zijn dan enkel dat er stroompjes gaan lopen in de computer. Maar wat dan? Nou ja, iets technisch. Dat zeggen we net.

Nou ja, u voelt de conclusie hopelijk al aankomen: dit voegt niets nieuws toe en hakt in ieder geval geen knopen door. Er is niets veranderd, er kon niets gepatenteerd worden dat niet al kon en er is niet ineens een categorie uitvindingen uitgesloten van octrooi. En zo zal het nog lange tijd doorgaan. Een echte gedurfde nieuwe uitspraak, ik geloof er niet meer in.

Arnoud

 

Help, komen Amerikaanse softwarepatenten nu toch weer terug ondanks Alice?

Softwarepatenten in de VS gaan een comeback maken, las ik bij Ars Technica. Het Amerikaanse Patentbureau USPTO heeft nieuwe richtsnoeren gemaakt voor de behandeling van software-uitvindingen, en rekt daarin de regels flink op in het voordeel van aanvragers. Dit op gezag van het notoir patentvriendelijke Court of Appeals for the Federal Circuit, dat een bijzin ontdekte in de Alice-uitspraak waarmee ze rood tot groen verklaart. Is daarmee een einde gekomen aan de slachting onder softwarepatenten van de afgelopen jaren?

In de softwarewereld zijn patenten al een paar decennia berucht. Met een patent of octrooi kun je iedereen verbieden je uitvinding toe te passen, ook als deze hem onafhankelijk heeft ontwikkeld. (Dit in tegenstelling tot copyright, waarbij je om iemands recht heen kunt door het zelf opnieuw te bouwen.) Daarbij geldt de wettelijke eis dat de uitvinding nieuw en innovatief moet zijn, maar zeker in softwareland is iedereen het erover eens dat die lat véél te laag werd gelegd, met name in Amerika.

Met veel gejuich werd dan ook in 2015 de Alice-uitspraak van het Supreme Court ontvangen. Deze stelde grofweg dat een patent op “X maar dan per computer” categorisch niet toegestaan is, je moet echt een innovatieve X hebben. Dat raakte meer dan 90% van alle software-gerelateerde octrooien en aanvragen. De recentste cijfers (augustus 2018) laten een kleine daling zien ten opzichte van 2016 en 2017 (van 80 naar 66 procent), maar heftig blijft het.

Een recente uitspraak van het CAFC (de enahoogste juridische instantie in patentzaken, direct onder het Supreme Court) lijkt de boel nu op te schudden. Deze instantie las in de Alice uitspraak de zin dat wanneer een uitvinding “purport(s) to improve the functioning of the computer itself”, het geen softwarepatent is. Denk aan uitvindingen om meer informatie in hetzelfde geheugen te proppen, de transmissiesnelheid te verhogen of de temperatuur bij het rekenen laag te houden. (In Europa zouden we dat technische innovaties noemen, en die zijn bij ons ook gewoon patenteerbaar.)

Het CAFC concludeert uit deze bijzin, waar verder overigens geen uitwerking of juridische bronnen bij staan en die volgens mij niet heel belangrijk was in de uitspraak zelf, dat:

We thus see no reason to conclude that all claims directed to improvements in computer-related technology, including those directed to software, are abstract and necessarily analyzed at the second step of Alice, nor do we believe that Alice so directs.

Hiermee werd het indirect toch weer mogelijk om de nodige softwarepatenten geaccepteerd te krijgen bij het Hof. En het USPTO heeft nu haar richtsnoeren aangepast op deze uitspraak, wat logisch is omdat als de rechterlijke macht dit toestaat, je als verlenende instantie daar achteraan moet.

De formulering uit de handleiding (de MPEP, voor meelezende octrooigemachtigden) komt op mij over als vrijwel 1-op-1 de Europese regel: “if an additional element reflects an improvement in the functioning of a computer”. De claim moet dus vermelden hoe computerhardware harder of effectiever gaat werken, en dat effect moet dus nieuw en innovatief zijn. Op papier zou je daarmee net zo’n restrictief beleid moeten krijgen als in Europa tegenwoordig, maar gezien de Amerikaanse historie heb ik daar een hard hoofd in.

Arnoud

Jatten werkt: Instagram verplettert Snapchat met zijn Stories

Een jaar geleden kopieerde Instagram de belangrijkste functie van Snapchat: de verdwijnende fotoverhalen, genaamd Stories. En met succes, las ik bij RTL Z. Beter goed gejat dan slecht bedacht, leken ze bij Instagram te hebben gedacht. En ja, dat is volkomen legaal, zo een feature overnemen van een concurrerende dienst. Er is weinig tot niets te doen aan het ‘jatten’ van ideeën of concepten voor je nieuwe internetdienst.

Ongeveer wekelijks krijg ik van mensen vragen hoe ze hun idee kunnen vastleggen, of voorkomen dat een ander hun concept gaat overnemen en tot een groter succes gaat maken. Het korte antwoord: vergeet het maar, juridisch gezien is er niets aan te doen.

Natuurlijk zijn er juridische rechten, zoals het auteursrecht, merkenrecht of octrooirecht. Maar die gaan je weinig helpen. Een merkrecht helpt je alleen tegen gebruik van de náám van je dienst. Kwestie dus van andere naam verzinnen. Ook het auteursrecht zal niet helpen, want dat beschermt tegen overname van de broncode van je software, en die kan je concurrent toch al niet te pakken krijgen.

Patenten oftewel octrooien zijn het aangewezen middel om features van een product te beschermen, ook als ze geheel onafhankelijk zijn gebouwd en onder eigen naam op de markt komen. Maar specifiek in de ICT sector is ook dat erg moeilijk. Ik hoef maar ‘softwarepatent’ te zeggen en de halve sector begint te schuimbekken, en met reden want er zijn me een partij idiote patenten verleend op totale trivialiteiten, volslagen bekende ideeën en ga zo maar door. Dat kon ook allemaal door steeds ruimere jurisprudentie, met name in de VS.

Recent lijkt daar een kentering in te zijn gekomen door het Alice-arrest uit 2014, waarin grofweg werd gezegd dat bekende dingen automatiseren niet patenteerbaar is en dat je voor een uitvinding toch echt een stukje technische, hardwarematige verbetering nodig hebt. 99% van de lopende softwarepatenten voldoet daar niet aan. Langzaam maar zeker begint het softwarepatent dan ook ten onder te gaan.

Praktisch gezien zie ik dan ook weinig tot niets dat je kunt doen tegen zulk ‘jatwerk’ van je concurrenten. Ja, één ding: zorgen dat je steeds blijft innoveren, zodat men altijd twee features achterloopt. Ergens wel grappig, want het is dus juist het gebrek aan patenten in deze wereld dat zorgt voor de innovatie.

Arnoud

Komt er een einde aan het Amerikaanse softwarepatent?

patent-trolGaat de Alice-uitspraak van het Amerikaanse Supreme Court een einde maken aan de beruchte vage en brede Amerikaanse softwarepatenten? Die intrigerende vraag stekde Vox, dat meldde dat sindsdien maar liefst elf softwareoctrooiinbreukzaken zijn afgewezen met een beroep op deze uitspraak. Elf klinkt als weinig maar gezien het aantal softwarepatentzaken en de korte tijd sinds het Hooggerechtshof de uitspraak deed, maakt het toch best een respectabel aantal.

In Amerika leeft al sinds de jaren negentig een sterk gevoel van onvrede over de kwaliteit van Amerikaanse softwareoctrooien. Grotendeels terecht: er wérd (en wordt, denk ik) erg slecht gezocht naar prior art, plus veel prior art is ook gewoon niet goed te vinden. Dat komt omdat het vaak basaal is: een idee bestaat al, maar niemand had het ooit opgeschreven in de context van “, en dan per computer”. En onder de Amerikaanse octrooiregels mag iets alleen worden afgewezen als de prior art letterlijk laat zien dat het idee al bestaat. Dus ínclusief die “en dan per computer”

In de Alice-uitspraak geeft de Supreme Court een stevig wapen aan het USPTO en de rechtbanken: “en dan per computer” is per definitie niet meer genoeg om iets octrooieerbaar te maken. Je moet met de implementatie zelf iets creatiefs doen om nog voor een Amerikaans octrooi in aanmerking te komen. En dat is dus waar die elf zaken over struikelden, en waar nog veel meer verleende Amerikaanse octrooien op onderuit zullen gaan. De praktijk doet me steeds meer denken aan de Europese praktijk (zie ook mijn webinars softwareoctrooien).

Een belangrijk voordeel van deze manier van octrooien afschieten is dat het een stuk goedkoper is dan de oude manier, prior art zoeken en hopen dat de jury het genoeg vond lijken. Het is voor deze grond niet nodig dat er een jury naar kijkt. De jury gaat over de feiten, de rechtbank over de rechtsvragen – en of iets octrooieerbaar is onder de wet is een rechtsvraag. Dat scheelt een heel groot stuk in de procedure, en een heel duur stuk ook.

En het is precies die tijd- en geldelijke kosten waar met name octrooitrollen van profiteren. Zij vragen een bedrag dat een stuk kleiner is dan de kosten van die hele juryprocedure, waardoor het zakelijk gezien logisch wordt om de trol af te kopen in plaats van principieel te gaan vechten. Zeker als je bedenkt dat de dreiging van een negatief vonnis erg vervelend kan zijn voor een bedrijf, niet alleen vanwege de schadevergoeding maar ook de publiciteit die dat geeft. Maar als de rechter nu zónder die langdurige procedure het octrooi kan vernietigen, dan is dat een mooie trollbuster.

Je kunt je afvragen of “maar dan per computer” eigenlijk niet voor élke softwarevinding zou moeten gelden. Dat denk ik niet, al is het maar omdat de Supreme Court het dan een stuk makkelijker had kunnen zeggen. En dat hebben ze niet gedaan, ergo zo mag je het niet lezen. Maar belangrijker is voor mij dat niet elke softwarevinding een softwarevinding is. Eh, wat? Nou ja, dat je het op een computer doet dat dóet er niet toe. Waar het om gaat is of hetgeen je doet inherent een technische verbetering is, een vernieuwing. Dat je een computer inzet in plaats van een dedicated chip of een hele grote rol toiletpapier met steentjes maakt daarbij niet uit.

Arnoud

Nieuw-Zeeland gaat softwarepatenten verbieden

Het Nieuw-Zeelands parlement heeft een wet aangenomen die softwarepatenten zal gaan verbieden, las ik bij The Register. De oude octrooiwet was al een hele tijd aan een update toe, en dat gaf mooie gelegenheid om de aloude discussie over softwarepatenten nog eens over te doen. En de oplossing is precies wat we in Europa in de wet hebben staan en wat dus niet werkt.

Dé grote vraag bij het debat over softwarepatenten is altijd hoe je ze definieert. Het klinkt namelijk erg eenvoudig, verbied alle softwarepatenten, maar wanneer is iets software? Als hetzelfde algoritme met een dedicated hardwareschakeling kan worden gerealiseerd, is het dan tóch software? Dan zeg je in feite, octrooi op algoritmisch uit te schrijven uitvindingen moet verboden worden en dát sluit heel wat meer uit, van mobiele telefoons met embedded software tot auto’s met een chip. Van de softwareoctrooipuinhoop uit 2005 heb ik nog steeds hoofdpijn.

Het Nieuwzeelandse wetsvoorstel houden het simpel: “A computer program is not an invention and not a manner of manufacture for the purposes of this Act.” En dan moet er toch wat uitgelegd worden en dan begin ik mijn oude hoofdpijn weer te voelen:

… only to the extent that a claim in a patent or an application relates to a computer program as such.
(3) A claim in a patent or an application relates to a computer program as such if the actual contribution made by the alleged invention lies solely in it being a computer program.

Dat “als zodanig” is wat sinds 1973 in de Europese patentwetgeving staat en al minstens sinds die tijd tot eindeloze discussie leidt over wanneer een computerprogramma nu wel of niet “als zodanig” onder een patent gerekend wordt. Moet je dan kijken naar de bewoordingen van de claim (“A computer program product comprising machine-readable instructions for..”) of naar wat de verbetering nu exact is?

De Nieuwzeelandse aanpak lijkt de bedoeling te hebben een grens te trekken waarbij embedded software beschermd blijft maar ‘gewone’ software niet. Aan de hand van twee voorbeelden probeert men dit duidelijk te maken:

  1. Een wasmachine met nieuwe software waardoor deze energiezuiniger wast. Dat is een patenteerbare uitvinding; hoewel de hardware hetzelfde is, doet de wasmachine het beter.
  2. Een wizard waarmee een juridisch proces (de registratie of aanvraag van het een of ander) wordt geautomatiseerd is géén patenteerbare uitvinding. De hardware werkt niet beter.

Oké daar kan ik wel wat mee. De hardware moet beter werken, het moet niet alleen maar een user interface of dataverwerking zijn.

Maar dan nu mijn derde voorbeeld (schaamteloos gejat van een hele oude lezing van een EOB-examiner): een plugin voor een mailprogramma dat scant op woorden die wijzen op een bijlage bij de mail, en bij aanwezigheid van zo’n woord plus de áfwezigheid van een bijlage de verzending blokkeert. Tuurlijk, dat is gewoon een softwaretrucje maar dit laat de hardware wel beter werken: het spaart dataverkeer want er worden nu minder mails verstuurd. Meer dan de giecheltoets om dit af te wijzen weet ik niet. En dat is toch lastig dan want een goed juridisch criterium móet zoiets kunnen onderbouwen.

Een vierde: een tekstverwerker voorzien van software die de leesbaarheid verhoogt door woorden te vervangen door kortere versies. Evident pure software, maar nu formuleer ik ‘m anders, cynische schoothond van ’t patenthoudend grootkapitaal dat ik ben als octrooigemachtigde, een computer die meer data kan opslaan door korte woorden in plaats van lange te gebruiken. Minder data opslaan, is dat geen uitvinding? Zie Stacker. Is on-the-fly datacompressie zodat je wel véértig MB harddiskruimte hebt in plaats van twintig dan ook giechel?

Nog eentje: het RSA algoritme uit 1977. Of beter gezegd dan, twee apparaten die op afstand RSA-versleutelde boodschappen uitsturen zodat een eavesdropper ze niet kan lezen. Dat lijkt me toch best een hardwarematige verbetering, veilig kunnen communiceren. Maar het is pure wiskunde, dat algoritme.

Dus waar ligt dan de grens?

Arnoud

Zwaar verdeeld gerechtshof VS ondermijnt softwarepatenten met anti-abstractieuitspraak

hardware-software-computer-gollem-huh.jpgSoftwarepatenten staan onder druk door een gerechtelijke uitspraak in de VS, las ik bij Webwereld. In de recente CLS Bank vs. Alice Corp-uitspraak bepaalde het Court of Appeals for the Federal circuit, de octrooihogerberoepsrechter, dat patenten “niet te abstract” mogen zijn. Volgens een van de dissenting judges betekent dit “the death of hundreds of thousands of patents, including all business method, financial system, and software patents”. Whoa.

Softwarepatenten hebben in de VS altijd een wat merkwaardige status gehad. De wet noemt ze nergens expliciet, maar in de rechtspraak is er een soort-van mogelijkheid gecreërd voor octrooi op softwarezaken. (In Europa is er een verbod op “patent op software als zodanig”, bij mij nog steeds hoofdpijnoorzaak nummer 1.) En die mogelijkheid werd gigántisch uitgebuit tegen het einde van de jaren negentig, toen internet opkwam en ditzelfde Hof bepaalde dat óók business methods “software” waren. Toen veel van die internetbedrijfjes failliet gingen, kochten handige jongens de octrooien uit hun boedel en begonnen daarmee het patenttrollen, maar dat terzijde.

In principe is alles patenteerbaar, aldus de Supreme Court, behalve abstracte ideeën, natuurwetten en dergelijke. Het moet gaan om een nuttig en concreet ding of praktisch proces dat je patenteert. Dus niet “water kookt bij 100 graden” maar wel een stoommachine die hier gebruik van maakt. In de Mayo-uitspraak werd dit nog eens onderstreept.

Wat betekent dat nu voor software? Alle software is uiteindelijk wiskunde, dus je kunt zeggen dat alle software niet-patenteerbaar moet zijn. Maar het gaat in tegen het rechtsgevoel bij rechters om IE-houders al te makkelijk hun aanspraken te ontzeggen. In individuele gevallen een octrooi ongeldig verklaren oké, maar categorisch zeggen dat iets niet patenteerbaar is? Voor je het weet heb je het octrooisysteem afgeschaft, en dat moeten we niet willen, lijkt de gedachte een beetje te zijn. (Je ziet dat ook bij andere IE-rechten: afwijken van het principe “IE is goed, IE is nuttig, en mensen die IE beperken zijn éigenlijk gewoon piraten en dieven” gaat maar zeer moeizaam.)

De discussie komt al snel neer op, neem een bestaand apparaat en programmeer het met nieuwe software. Heb je dan een nieuw apparaat? Een discussie die in Nederland in de jaren tachtig al eens gevoerd is. Als je netwerkapparatuur voorziet van nieuwe firmware waardoor het netwerk beter functioneert, heb je dan een nieuw netwerkapparaat? Ja, vond onze Octrooiraad in 1985. Het moet niet uitmaken of je die verbetering realiseert met firmware of met een schakeling puur in hardware in een chip uitgevoerd.

Ook in Europa wordt ongeveer die lijn gevoerd, maar deze wordt daar wel doorgetrokken naar “de software op zich is óók patenteerbaar” en daar krijg ik dus hoofdpijn van want in de wet stáát gewoon “software als zodanig is niet patenteerbaar”. Het verschil tussen “op zich” en “als zodanig” heeft nog niemand me kunnen uitleggen.

Het Amerikaanse gerechtshof zegt nu dat software als zodanig niet patenteerbaar is. Een werkwijze die je met software uitvoert, wordt niet patenteerbaar enkel omdat je het met software doet. Ook de bekende truc om er “uitgevoerd op een computer met een monitor, muis, en andere dingen die pijn doen als ze op je tenen vallenhardware” bij te zetten, wordt nu verboden. En een patent op een computerprogramma op een opslagmedium (diezelfde truc) mag ook niet – als de originele methode zelf niet technisch is.

Wanneer dát nu het geval is, daar wordt het Hof niet helemaal wijs uit. En hoewel ze de claims uit deze specifieke patenten vrij eenvoudig afschieten als abstract, kan ik er niet uithalen wat voor criteria ze daar nu in abstracto (haha) voor hanteren. Wie maakt hier chocola van?

The concept of reducing settlement risk by facilitating a trade through third-party intermediation is an abstract idea because it is a “disembodied” concept, (…), a basic building block of human ingenuity, untethered from any real-world application. Standing alone, that abstract idea is not patent-eligible subject matter.

Iets is abstract omdat het niet concreet is, losgekoppeld van de echte wereld. Dat is volgens mij de definitie van ‘abstract’, dus dit is geen argumentatie waarmee je iets ongeldig mag verklaren.

Ja, softwarepatenten in de VS zijn een probleem – je krijgt ze te makkelijk, er wordt niet goed genoeg getoetst op inventiviteit en dat trollen begint écht vervelend te worden ondertussen. Maar met zo’n vage uitspraak als deze kom je ook niet verder. Geen octrooihouder die zich hierdoor laat weerhouden – eerst maar eens zien wat de Supreme Court zal zeggen, plus de meeste zaken worden tóch geschikt.

Arnoud

Amerikanen gooien (eindelijk) octrooirecht op de schop

Zo, dat werd tijd. De America Invents Act (voorheen Patent Reform Act of 2011) is door de Senaat goedgekeurd en door Obama getekend. Dit is de belangrijkste aanpassing aan de Amerikaanse patentwet in decennia, hoewel het dan ergens wel weer jammer is dat het weinig van de problemen met patenten oplost.

De belangrijkste wijziging is dat men afstapt van het “first to invent”-principe en naar “first to file” gaat. Dat wil zeggen dat het niet langer uitmaakt wanneer de uitvinding is gedaan, beslissend voor wie octrooi krijgt is wie als eerste de aanvraag heeft ingediend. Daarmee wordt eindelijk aansluiting gezocht bij de rest van de wereld, die dit al decennia heeft. Het is namelijk veel eenvoudiger te controleren: een datumstempel van de octrooiraad is genoeg. Bij first to invent moet je naar logboeken gaan kijken, getuigen horen en wat al niet meer.

Natuurlijk zijn er aparte regelingen voor als persoon A een beschrijving van diens uitvinding steelt en gauw indient. Een aparte “derivation” regeling biedt de bestolene een mogelijkheid zijn recht te halen. Dit was een gevoelig punt voor kleine uitvinders, die in de VS permanent klagen dat grote bedrijven (het liefst uit Japan of Europa, want dan kun je de Stars and Stripes wapperen) hun uitvindingen afkijken en gauw patenteren. Met first to invent zou men daartegen beschermd zijn, hoewel uit onderzoek regelmatig blijkt dat 99% van de rechtszaken over wie de eerste uitvinder was, gewonnen worden door degene die als eerste de aanvraag had ingediend.

Er komen geen specifieke regels over wanneer software of business methods octrooieerbaar zouden moeten zijn. De enige uitzondering hierop is een verbod op het octrooieren van tax strategies, oftewel manieren om belastingaangiftes te doen of belastbaarheid te beperken. Dergelijke technieken zijn nu per definitie niet meer octrooieerbaar. Ik heb géén idee waarom dit specifieke punt nu zo belangrijk was dat het in de wet moest.

Over inventiviteit (de mate van innovatie) komen er geen nieuwe regels. Men vertrouwt hier op het proces bij de rechtbank, dat de betreffende criteria moet toetsen en uitwerken naarmate de techniek voortschrijdt. Jammer: het is niet ongebruikelijk om in een wet op zeker moment het voortschrijdend inzicht uit de rechtspraak vast te leggen, dus dat had hier mooi gekund. Maar het formuleren van een criterium op dit punt is bijzonder lastig.

Ook het niet gehaald heeft het innovatieve puntje van schadeberekeningen: het oorspronkelijke voorstel bevatte een regeling dat een externe expert moest inschatten welke toegevoegde waarde de geoctrooieerde technologie had voor het inbreukmakende product, waarna de schadevergoeding als percentage daarvan zou worden vastgesteld. Daarmee zou een halt zijn toegeroepen aan de vele miljoenenclaims gebaseerd op de waarde van het product, zonder rekening te houden met de waarde van de uitvinding (je kunt nu een percentage van de waarde van een oceaancruiseschip claimen als het patent op je stoomfluitje is geschonden.)

Wel zijn er nieuwe procedures om de geldigheid van patenten aan te vechten bij het USPTO, zodat dure en lange rechtszaken minder vaak nodig zouden moeten zijn. Geen slecht idee, maar ik vermoed dat het nog wel even duurt voor mensen deze procedure gaan gebruiken. Iedereen zal de kat uit de boom willen kijken hoe octrooihoudervriendelijk deze procedure gaat uitpakken.

Arnoud