LinkedIn moet account van Tweede Kamerlid Van Haga terugplaatsen

| AE 12952 | Ondernemingsvrijheid, Uitingsvrijheid | 13 reacties

LinkedIn moet het verwijderde profiel van Tweede Kamerlid Wybren van Haga van de rechter binnen drie werkdagen terugplaatsen, meldde de NOS gisteren. Negen specifieke verwijderde berichten hoeven niet te worden teruggezet, en Linkedin hoeft haar handelen niet te rectificeren. Het is voor zover ik weet de eerste keer dat een sociaal medium door de Nederlandse rechter wordt gecorrigeerd bij een accountverwijdering.

Het account van Van Haga werd verwijderd, nadat hij het sterftepercentage van corona volgens LinkedIn had gebagatelliseerd en had gezegd dat mondkapjes niet werken. Dergelijke uitspraken doen denken aan de diverse rechtszaken tegen Youtube, waarbij juist werd bepaald dat zo’n kanaal wél mensen mag weren op grond van haar beleid. Ook als dat tot eenzijdige beeldvorming zou leiden.

Uit het Linkedin-vonnis blijkt een cruciaal verschil: het sociale-medium-met-stropdas had niet of nauwelijks beleid geformuleerd over wanneer accounts worden opgeheven, maar was zo te lezen gebleven bij “ons café, daar is de deur als wij dat zeggen”:

Anders dan andere grote platforms inmiddels hebben gedaan, heeft LinkedIn haar beleid op dit gebied nauwelijks uitgeschreven. Zij heeft volstaan met de enkele mededeling in haar Beleidslijn dat een gebruiker ‘geen content mag delen die volledig ingaat tegen richtlijnen van toonaangevende, wereldwijde gezondheidsorganisaties en overheidsinstellingen voor volksgezondheid’. Die mededeling is weinig informatief. Zij maakt niet duidelijk waar volgens LinkedIn de grens loopt tussen berichten die volledig in strijd zijn met die richtlijnen en berichten die kritische kanttekeningen plaatsen bij die richtlijnen.
Dat je als zakelijk netwerk niet gewend bent aan onzakelijke berichten zoals die van Van Haga, is dan geen excuus. Als iets zó maatschappelijk relevant is en iedereen erover praat, dan heb je als grote professionele partij maar snel beleid te maken voordat je gaat handhaven.

Opmerkelijk is dat de rechter alvast aansluiting zoekt bij de Digital Services Act, een voorstelde Europese Verordening voor regulering van sociale media zoals Linkedin. Dat mag, want je kunt zo’n voorstel zien als hoe de regelgevende wind staat en dat gebruiken om open normen als redelijkheid en billijkheid mee in te vullen. Een van die aankomende regels is dat je mensen uitlegt waarom je een bericht of account weghaalt. En dat ging hier mis:

Die zorgvuldigheid houdt in ieder geval in dat bij iedere verwijdering notificatie aan de gebruiker plaatsvindt, waarbij, afhankelijk van de inhoud van het bericht, ernaar moet worden gestreefd de verwijdering zodanig te motiveren dat de gebruiker uit de beslissing lering kan trekken.
Ook lijkt het erop dat men na de opheffing van een tijdelijke schorsing het een tijdje heeft aangezien met nieuwe berichten die zogezegd tegen de regels zouden zijn, om dan te kunnen zeggen “nu is het genoeg, wegwezen”. Maar ook dat is niet redelijk. Je kunt natuurlijk zeggen “bij tien kleine overtredingen ben je af” maar daarmee mag je niet individuele kleine overtredingen bewust negeren tot je er tien hebt, zodat je van iemand af kunt.

De voorzieningenrechter is wel van oordeel dat “LinkedIn op goede gronden betoogt dat [Kamerlid] ’s misinformatie past in het standaard patroon van Covid-19 gerelateerde misinformatie en als zodanig schadelijk is.” Daarom hoeven de specifieke berichten die apart verwijderd waren, niet te worden teruggezet.

Arnoud

Deel dit artikel

  1. Dit vond ik ook wel interessant in de uitspraak:

    4.8. Bij die weging verdient aandacht dat het in casu gaat om een beperking van de uitingsvrijheid, op instigatie van de overheid, van een door de overheid als onwenselijk beschouwd type informatie (schadelijke misinformatie over Covid-19), via een bepaald type kanaal (sociale media platforms), vanwege de impact die juist de communicatie via dát kanaal op de samenleving kan hebben. Dit een en ander moet meewegen bij de vaststelling van de vrijheid die de platforms ter zake moet worden gelaten.

  2. Ik weet niet hoe die “bagatellisering” er uit zag, maar voor discussie over statistieken en maatregelen is meer dan voldoende aanleiding. Verder lijkt me dat je als parlementariër alleen in je meningsuiting beperkt mag worden als je staatsondermijnende propaganda verspreid. Zolang er geen officiële noodtoestand is afgekondigd mag je over beleid alles beweren. Reglementering die dat onmogelijk maakt is een ondermijning van de democratie en zou niet van toepassing mogen zijn. Foute overweging van die rechter.

    • Waar precies baseer je op dat een parlementariër overal alles mag beweren behalve als het “staatsondermijnend” is? En vooral: waarom moet een parlementariër dat kunnen bij private partijen die daar anders over denken? Er is jurisprudentie genoeg van een zalencentrum die een bijeenkomst van een politieke partij weigert te boeken. Moet ze dat kunnen?

          • Ik denk dat je aan een overheid heel strikte voorwaarden moet opleggen, als het gaat om het beperken van uitingsvrijheid, en het niet laten gebruiken van faciliteiten. Als een overheid een gebouw verhuurd, dan zou die aan iedereen onder gelijke voorwaarden beschikbaar gesteld moeten worden — en ook niet met het smoesje van “heckler’s veto” — dan maar zorgen dat er genoeg politie op de been is om eventuele geweldadige tegenstanders in bedwang te houden.

            Voor een particulier partij geld echter gewoon dat ook die zijn vrijheid heeft om partijen te weren als de standpunten uitdragen waar die het appert mee oneens is. Natuurlijk heb je de beschermde kenmerken, zoals huidskleur of religie, maar dan nog moet een zalenverhuurder een anti-abortus club moeten kunnen weigeren, omdat hij nou eenmaal niet achter dat standpunt staat (en vice-versa).

            Je raakt een schemergebied op het moment dat een particuliere partij een monopoliepositie heeft bereikt: het is volgens mij de primaire taak om van een overheid om dergelijke monopolieposities te voorkomen, en als dat niet lukt, dan kan je wat mij betreft zo’n monopolistisch zalencentrum verplichten een huurder te accepteren waar die het niet mee eens is, de enige oplossing zijn — om daarna dat monopolie af te breken. Als de alle zalen in handen zijn van een fundamentalistisch kerkgenootschap, dan moet die desnoods dwingen om een bijeenkomst van de Atheistenbond toe te staan. (Zal in de praktijk niet zo snel spelen, maar bij social media komt het aardig in de buurt).

            De rechter doet dat hier trouwens ook niet: hij gooit het gewoon op het onbehoorlijk uitvoeren van een overeenkomst, door vage criteria voor uitsluiten te hanteren.

            • Eens met de verhouding van overheid als verhuurder. Bij de particuliere verhuurder speelt de complicatie mee dat politieke voorkeur óók een bijzonder/beschermd persoonsgegeven is. Je mag niet discrimineren op politieke voorkeur, net zo min als op religie of lidmaatschap van een vakbond. Dat is lastig want politiek is wel een vreemde eend in die bijt en we vinden het legitiem dat mensen andere politieke opvattingen hebben. Maar je mag dus formeel niet zeggen “ik weiger de Atheistenbond want ik moet geen atheïsten”.

              • Ik had het niet over zalenverhuur, maar over invloedrijke media (en daar hoort LinkedIn wel bij) die een serieuze rol spelen in de publieke (politieke) discussie. Particuliere zalenverhuur valt daar niet onder. Wel gesubsidieerde instellingen die een serieuze rol spelen zoals De Balie of Pakhuis de Zwijger. Er is sprake van een ongelijk democratisch speelveld en dat is heel voor de democratie. Mijn kritiek betreft allereerst onvoldoende wetgeving, maar er is ook sprake van het niet (willen) benutten van de marges die de huidige wetgeving biedt. (NB Ik herhaal nog een keer mijn vraag over het opnieuw moeten invullen van naam en mailadres. Zou natuurlijk aan een plugin van mijn browser kunnen liggen.)

              • Meestal zal zo’n eis dan ook geformuleerd zijn als “De huurder respecteert de grondslagen van onze instelling,” oid. Ik kan me heel goed voorstellen dat een zalenverhuurder niet de nogal schokkende posters van de anti-abortus beweging (of, een ander voorbeeld, de radikale dierenactivisten) in mijn pand willen zien, of geboycot worden door tegenstanders van bepaalde controversiele huurders.

                Anders zou het een leuke hobby worden om te proberen kerkgebouwen te gaan afhuren voor de bijeenkomsten van de Satanskerk, en als ze dat weigeren, rechtzaken vanwege discriminatie te beginnen (als ze die gebouwen wel verhuren aan andere christelijke denomities).

                • Dat is waar. Ik vraag me wel af of het dan anders uitpakt bij een neutrale zalenverhuurder, zeg een Van der Valk hotel waar iemand een grote vergaderzaal boekt voor “een bijeenkomst” en dat blijkt dan de jaarvergadering van de Nederlandse Nazipartij (of de “Nederland 100% Woke” beweging) te zijn. Daar staat vast niets over in de AV, maar er komt herrie van natuurlijk.

                  Praktijkvoorbeeld van een kerk (2016):

                  De Evangelie Gemeente Utrecht (EGU) mag zaalverhuur aan homoseksuelen niet weigeren op grond van hun geaardheid … De jongerenvereniging van het COC, Jong & Out, deed aangifte tegen de kerk. De groep huurde een zaal in het kerkgebouw, maar mocht niet komen toen de EGU ontdekte dat het om een homobijeenkomst ging.

Laat een reactie achter

Handige HTML: <a href=""> voor hyperlinks, <blockquote> om te citeren en <em> en <strong> voor italics en vet.

(verplicht)

Volg de reacties per RSS