Sinds wanneer zijn Youtube-video’s bewijs van feiten van algemene bekendheid?

Wanneer mag de rechter internetbronnen gebruiken als bewijs, en maakt het daarbij uit of ze zoeken naar feiten van algemene bekendheid? Die vraag speelt al enige tijd, en in twee recente rechtszaken kwam de vraag weer langs. Daarom even de gelegenheid om een en ander weer op te frissen. Want als de raadsheren van de Hoge Raad nu ook al gaan kijken wat “you tube” zoal in de aanbieding heeft en wat dat strafrechtelijk zegt, dan moet ik daar ook wat van vinden volgens mij.

De directe aanleiding was deze strafzaak waarin de Hoge Raad ingaat op de overweging van het Gerechtshof dat “een contactslot van een scooter/bromfiets met bouten is vastgemaakt en eerst kan worden verwijderd en/of vervangen door de plastic kap van het voertuig los te schroeven” kan worden aangemerkt als een feit van algemene bekendheid. Dit was relevant omdat het opzettelijk verwijderen van een slot bijdraagt aan het bewijs dat de scooter gestolen is. Het Gerechtshof had eerder op Youtube gekeken (en noemt dat “you tube” in het arrest).

In een strafzaak moet wettig en overtuigend bewezen zijn dat je het gedaan hebt – in dit geval heling van die scooter. Sommige feiten zijn zo duidelijk dat ze geen bewijs nodig hebben. Dat noemen we feiten of omstandigheden van algemene bekendheid (art. 339 lid 2 Strafvordering). Kort gezegd gaat het om gegevens die ieder van de rechtstreeks bij het geding betrokkenen geacht moet worden te kennen of die zonder noemenswaardige moeite uit algemeen toegankelijke bronnen te achterhalen zijn. De achterliggende gedachte is dat processen eindeloos zouden worden als je ieder detail, hoe vanzelfsprekend ook, in de volste zin van het woord zou moeten bewijzen met een bron. (Waarom doet dat me nou aan trollende forumdiscussianten denken.)

Specifiek voor internetbronnen geldt (aldus eerder de HR) dat een gegeven dat aan een internetbron is ontleend “van algemene bekendheid” is wanneer dat gegeven geen specialistische kennis veronderstelt en de juistheid daarvan redelijkerwijs niet voor betwisting vatbaar is. In die zaak had het Gerechtshof geoordeeld dat Aloë capensis niet hetzelfde is al Aloë vera en dus niet mag worden ingevoerd. Het Gerechtshof had dit gebaseerd op gegevens die het had ontleend aan “bronnen op het internet die uit dien hoofde als algemeen bekend worden verondersteld althans in elk geval in de onderhavige procedure”.

In deze zaak bijvoorbeeld had het Hof via Google Maps de plaatselijke gesteldheid op of aan de openbare weg rondom een voor de zaak relevante plaats vastgesteld. Dit was een feit van algemene bekendheid (in casu: dat de woning van de getuige recht tegenover een schuifhek was gelegen waar een verdachte overheen geklommen was). Voor deze constatering was dus geen nader bewijs nodig. Logisch ook, de situatie op de weg is wat deze is, daar is verder geen discussie over mogelijk.

Echter, de enkele omstandigheid dat een bepaald gegeven aan openbare bronnen op het internet kan worden ontleend, brengt op zichzelf nog niet mee dat zo een gegeven daarom een feit of omstandigheid van algemene bekendheid is in de hier bedoelde zin. Gezien deze uitspraak is het logisch dat het Hof in de helingzaak de fout in was gegaan. Dat een Youtubevideo laat zien dat een contactslot van een bromfiets goed vastzit, is op zich een feit. Het voelt logisch om te concluderen dat het slot er dan niet zomaar af zal breken bij een val, maar dat is bij lange na nog niet hetzelfde als dat het een feit van algemene bekendheid is.

Wat moet je nou doen als rechter als je met een “feit van algemene bekendheid zit”? In principe niets: geen rechtsregel dwingt de rechter ertoe een algemeen bekend gegeven bij het onderzoek op de terechtzitting ter sprake te brengen. Maar als er ook maar enige twijfel is, dan moet de rechter dat gegeven aan de orde te stellen bij de behandeling van de zaak op de terechtzitting. Zo kunnen de partijen daarop reageren, bijvoorbeeld met tegenbewijs waarom het niét algemeen bekend is.

Dit volgt uit de ACAB-zaak uit 2011. In die zaak oordeelde het Hof dat de betekenis van de afkorting A.C.A.B. als “All Cops Are Bastards” als een feit van algemene bekendheid heeft te gelden. Dit had het Hof vastgesteld met een zoekopdracht in Google, maar niet vooraf met partijen besproken. Omdat de zaak speelde in 2007 en het Hof in 2009 had gegoogeld, ontstond daarbij ook nog eens de complicatie dat het aantal treffers niet doorslaggevend kon zijn: wat was immers de situatie ten tijde van het feit? Nieuws over deze zaak werd zo wijdverbreid opgepakt dat in een latere zaak over die afkorting de HR oordeelde dat ondertussen de betekenis van deze term wél algemeen bekend was.

Wanneer een rechtbank zelf uitgaat van bronnen van derden, en het betreft géén feiten van algemene bekendheid, dan schendt zij het beginsel van hoor en wederhoor wanneer zij dit pas in het vonnis voor het eerst meldt. In deze zaak ontbrak het Hof het aan feiten over een softwarepakket, waarop zij zelf ging zoeken (“De bewindvoerder heeft geen informatie overgelegd over de werking van het Smart FMS systeem, maar het internet (www.smartfms.nl) biedt wel enige informatie.”). Aldus had de bewindvoerder geen enkele kans gehad te protesteren tegen deze conclusie of te proberen te bewijzen dat dit wél een nuttig systeem voor zijn cliënt was.

In de praktijk lijkt mij het verstandigste om bij op internet gevonden informatie standaard deze aan partijen voor te leggen, tenzij het gaat om echt zuiver feitelijke informatie waarover geen discussie kan zijn. Dat is natuurlijk lastig als je pas ná de zitting ontdekt dat je een stukje feitelijkheid mist, maar ik zie geen andere oplossing.

Arnoud

Verdachte illegale downloaders kunnen schuld niet bij huisgenoten leggen

Een illegale downloader die wordt vervolgd, kan niet zomaar een gezinslid of huisgenoot de schuld geven van het downloaden om onder de straf uit te komen, meldde Nu.nl onlangs. Het Europese Hof van Justitie deed eerder uitspraak (zaaknr. C-149/17) hierover in een Duitse kwestie waarbij de houder van een internetaansluiting van illegaal downloaden van een audioboek werd beschuldigd. Persoonlijk vond ik het niet zo’n belangrijk arrest (want in Nederland worden downloaders niet aangepakt) maar ik krijg er veel vragen over, dus laten we toch eens kijken wat er nu is bepaald.

In Duitsland wordt veel actiever achter downloaders aangezeten dan bij ons. De Abmahnung-praktijk met name is berucht: advocaten speuren naar IP-adressen en sturen blafbrieven voor enkele honderden euro’s naar vermeende downloaders. Volgens mij is er nog nooit daadwerkelijk doorgepakt en bij de rechter zo’n bedrag goedgekeurd, maar veel mensen daar maken zich er zorgen over en zoeken naar redenen om van de sommatie af te komen.

In de praktijk komt men natuurlijk bij de abonnementshouder achter het gebruikte IP-adres uit, want dat is de enige informatie die de internetprovider bezit. Het is natuurlijk goed mogelijk dat een huisgenoot of gezinslid feitelijk de download uitvoerde. Zo ook in de zaak die bij het Hof uitkwam: er was via het IP-adres van de gedaagde een audioboek gedownload, maar de man ontkende in alle toonaarden.

De rechtbank in eerste instantie sprak hem vrij, omdat hij had aangegeven dat ook zijn inwonende ouders toegang hadden tot internet. Daarmee is het in theorie mogelijk dat zij de download hadden begaan, hoewel zij

bij zijn weten evenwel dit werk niet op hun computer hadden, niet op de hoogte waren van het bestaan ervan en geen filesharing-software gebruikten. De computer van de betrokkene was op het tijdstip van die inbreuk op het auteursrecht bovendien uitgeschakeld.

In hoger beroep keek men er anders tegenaan: het meest waarschijnlijk was dat de man zelf de inbreuk had gepleegd door zonder toestemming te downloaden, en dat is nu eenmaal de bewijsrechtelijke lat in het aansprakelijkheidsrecht. Geen zekerheid zoals in het strafrecht, maar slechts iets meer dan 50/50 verdeling van de waarschijnlijkheden.

Alleen was er in Duitsland jurisprudentie van het Bundesgerichtshof, de hoogste rechter:

Conform de rechtspraak van het Bundesgerichtshof, zoals door de verwijzende rechter uitgelegd, is het immers aan de verzoeker om een inbreuk op het auteursrecht te stellen en te bewijzen. Voorts wordt vermoed dat de houder van een internetaansluiting een dergelijke inbreuk heeft gemaakt, wanneer op het tijdstip van de inbreuk geen enkele andere persoon deze aansluiting kon gebruiken. Indien de internetaansluiting ontoereikend was beveiligd of bewust voor anderen beschikbaar was gesteld, kan de houder van deze aansluiting evenwel niet geacht worden deze inbreuk te hebben gemaakt.

Oftewel, in Duitsland geldt (gold) dus de regel dat je alléén de houder van een aansluiting aansprakelijk mag stellen als hij de enige was die de aansluiting gebruikte. Zijn er meer mensen, dan moet je als rechthebbende met meer bewijs komen welke van die mensen het dan was. En dat lukt natuurlijk zelden.

Het Hof van Justitie gooit deze regel van tafel. Voor een effectieve handhaving van auteursrecht is het noodzakelijk dat er geen keiharde regels in de weg staan die in de praktijk nooit te bewijzen zijn. Als je met alles wegkomt door “mijn moeder kan hier ook internetten” te zeggen, dan is de handhaving van auteursrecht niet meer reëel. Die regel is dus oneerlijk en mag niet worden gevoerd. Daarom verklaart het Hof die Duitse jurisprudentie ongeldig.

Dit betekent dan weer niet dat je dus altijd wél aansprakelijk bent als er via jouw IP-adres iets wordt gedownload. Want je valt nu terug op de gewone, open regel van bewijsrecht dat de rechthebbende aannemelijk moet maken dat jij het was. Niet wettig en overtuigend bewijzen -dat is strafrecht- maar met dus 51% zekerheid. Ik denk dat je in Nederland dan uitkomt bij “je was de houder” met een snippertje extra feitelijke onderbouwing, waarna de houder iets van een verhaal moet geven waarom hij het niet is.

Arnoud

Mag je stiekem de algemene ledenvergadering filmen?

Een lezer vroeg me:

Bij de afgelopen algemene ledenvergadering van onze vereniging bleek iemand stiekem beeld- en geluidsopnamen te hebben gemaakt. Toen hij daarop aangesproken werd, verdedigde hij zich met het argument dat hij bewijs wilde verzamelen van wat er werd gezegd, omdat hij de notulen niet vertrouwde. Staat hij in zijn recht?

In principe heb je inderdaad het recht om zelfstandig bewijs te vergaren van wat er op een vergadering wordt gezegd. De klassieke manier was je eigen aantekeningen van het gesprek te maken, maar daarmee sta je natuurlijk niet heel sterk als de officiële notulen iets anders zeggen. Geluidsopnamen zijn sterker, en helemaal als je er beeld bij hebt.

Het opnemen van beeld en geluid in een vergadering is juridisch echter problematisch. Een ALV is meestal een besloten gebeurtenis, en de wet is vrij streng in stiekem maken van opnames in zo’n situatie. Het stiekem maken van afbeeldingen van mensen is bijvoorbeeld strafbaar (art. 139f Strafrecht), net als het stiekem afluisteren van gesprekken (art. 139a Strafrecht), hoewel bij dat laatste je niet strafbaar bent als deelnemer. Kort en goed: de camera moet worden gemeld maar de microfoon mag stiekem aan.

Wel zal zo’n opname vallen onder de Wet bescherming persoonsgegevens, en straks de Algemene Verordening Gegevensbescherming. Beeld en geluid maken waarop mensen herkenbaar te zien/horen zijn, vormt een verwerking van persoonsgegevens. En omdat die meer is dan een zuiver huishoudelijke vastlegging, moet je je daarbij gewoon aan de regels uit de wet houden. (Ja, ook als je zegt dat dit een journalistieke verwerking is.)

Toestemming is niet perse nodig, maar als je zonder toestemming deze opnames maakt dan moet je wel een duidelijke rechtvaardiging hebben én doen wat je kunt om de privacyimpact bij andere mensen te minimaliseren. Publiceren van die beelden zal dus in principe niet kunnen, maar stukjes als bewijs overleggen bij een geschil kan denk ik wel. Daarnaast moet je de beelden natuurlijk veilig opslaan tegen datalekken, en moet je mensen informeren over wat je doet met de beelden.

Alles bij elkaar denk ik dat het nog knap lastig wordt om dit goed te doen als individueel lid. Misschien is het dan ook beter om de ALV te verzoeken standaard geluidsopnames te maken die de secretaris goed bewaart, zodat bij geschillen dingen teruggeluisterd kunnen worden?

Arnoud