Een lezer vroeg me:
Vorige week werd ik op de snelweg aangehouden omdat ik zou hebben zitten bellen achter het stuur. Dat was niet zo: ik was de navigatie op mijn iPhone opnieuw aan het instellen. Dat mocht echter niet baten volgens de agenten. Een iPhone is een telefoon, en het maakt niet uit of je aan het bellen bent of iets anders. Maar je navigatie-apparaat instellen is toch heel wat anders dan zitten te bellen?
Op het gevaar nu écht als Koos Spee te klinken: artikel 61a van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 (RVV 1990) verbiedt bestuurders van een motorvoertuig tijdens het rijden een mobiele telefoon vast te houden. Het is expliciet niet nodig dat je daadwerkelijk telefoneert. Dit is zo vastgelegd om te voorkomen dat de politie moet bewijzen dat je een gesprek aan het voeren was, wat vaak erg onpraktisch is.
Natuurlijk kun je met een iPhone meer dan alleen bellen, maar dat maakt hier niet uit. De wetgever bedoelt met “mobiele telefoon”
een apparaat dat bestemd is voor het gebruik van mobiele openbare telecommunicatiediensten
en het lijkt me evident dat een iPhone daar ook onder valt. Een iPod touch met navigatie kan niet bellen en valt buiten het verbod.
In april 2010 werd een man vrijgesproken omdat het bedienen van zijn TomTom niet onder dit wetsartikel viel. Dat de afstandsbediening via Bluetooth werkte, deed daar niet aan af. Hoewel Bluetooth een draadloze elektronische communicatiedienst is, is het geen “openbare telecommunicatiedienst”. Daarmee is de afstandsbediening nog geen mobiele telefoon. Ook niet trouwens als deze een daadwerkelijke telefoon bedient.
Verder was bij de invoering van deze regeling het oorspronkelijke voorstel geschrapt om naast een telefoon ook het vasthouden van “een op een mobiele telefoon gelijkend voorwerp” te verbieden. Zo’n breed verbod zou zijn doel voorbij schieten, aldus het ministerie destijds. Dan kan men niet nu alsnog optreden tegen afstandsbedieningen en navigatie-apparatuur natuurlijk.
Ik vraag me nog wel af hoe het zou zitten met een iPhone waarbij de telefonie-functie is uitgeschakeld en/of de simkaart is verwijderd. (Werkt een iPhone nog zonder simkaart?) Het toestel is dan niet meer geschikt om mee te bellen, hoewel het natuurlijk nog wél bestemd is om mee te bellen. Omgekeerd zou mijn laptop (met HSDPA-stick) ook een “telefoon” zijn omdat deze de openbare telecommunicatiedienst “3G internet” gebruikt.
Met dergelijke redeneringen komen we wel een heel eind in giecheltoets-land. En er ís me een partij onzinnige argumenten aangevoerd tegen boetes voor overtredingen van dit verbod. Zo werd het dronken-aardbei-argument dat dit artikel ongeldig is omdat de keuze voor mobieltjes willekeurig is en het vasthouden van eten, drinken of andere voorwerpen ook gevaarlijk is, gelukkig wel verworpen. Net als “ik hield hem niet vast, hij zat met een bandje om mijn pols / geklemd onder mijn hoofddoek“.
Tentamenvraag: mag een rijinstructeur tijdens de rijles een telefoon vasthouden terwijl de leerling aan het rijden is?
Arnoud