Rechtbank: SURFnet geen openbaar elektronisch communicatienetwerk

surfnet.pngWeet u nog, die keiharde botsing tussen OPTA en SURFnet? Ik was het ook helemaal vergeten, maar gelukkig meldde ISPam het. SURFnet heeft bij de rechter gelijk gekregen: zij zijn geen openbare internetaanbieder en hoeven zich dus niet bij de OPTA aan te melden.

Wie internet-toegang aanbiedt aan “het publiek”, moet zich registreren bij de OPTA en heeft allerlei plichten zoals het aftapbaar maken van hun netwerken. Een besloten netwerkaanbieder hoeft dat niet. Denk aan een bedrijfsnetwerk. Maar hoe zit het met SURFnet, dat toch een vrij groot netwerk heeft en daarmee alle universiteiten en andere onderwijsinstellingen van internettoegang voorziet?

De OPTA vond de doelgroep zo groot dat deze neerkwam op “het publiek” zoals de Telecommunicatiewet dat bedoelde. De uitleg van de telecomtoezichthouder was dat het ging om de vraag of de groep vooral onderling wil communiceren, zoals bij een bedrijfsnetwerk, of dat de groep vooral naar buiten wil, het grote boze internet op. Maar dat criterium neemt de rechter niet over: dat het “ook om communicatie met een ieder die gebruiker is van internet” gaat, “acht de rechtbank geen omstandigheid om te kunnen spreken van een openbare dienst dan wel openbaar netwerk.”

In het vonnis wordt de doelgroep van SURFnet als “beperkt” aangemerkt:

De rechtbank [is] van oordeel dat de kring aan wie [SURFnet] haar diensten aanbiedt, wel degelijk beperkt is te achten. Die kring is immers onder één (doel)groep te scharen, namelijk instellingen die zich richten op wetenschappelijk onderzoek en hoger onderwijs. Naar het oordeel van de rechtbank is dit een voldoende afgebakende groep. Die groep is niet toegankelijk voor het algemene publiek.

Mooi voor SURFnet dus, maar ik zit me nu wel af te vragen of meer ISPs hier gebruik van kunnen maken. Als je dus kennelijk een mooie geformuleerde doelgroep kunt aanwijzen en je alleen daarop richt, dan ben je geen openbare internetaanbieder? Is “KPN Zakelijk Draadloos Internet” dan een private aanbieder omdat alleen bedrijven erop mogen? Hm.

Arnoud

Is Surfnet een openbare Internetaanbieder?

Planet meldt over een “keiharde botsing tussen Surfnet en de OPTA”. De OPTA is belast met het toezicht op de naleving van de Telecommunicatiewet. Openbare Internetproviders moeten zich aan allerlei regels uit die wet conformeren, waar besloten providers geen last van hebben. Surfnet biedt netwerkdienstverlening voor de aangesloten organisaties, en ziet zichzelf niet als een openbare Internetprovider:

Surfnet zegt zich met aanbod van toegang tot internet te beperken tot onderzoek, onderwijs en culturele instellingen, zo ongeveer het veld van het ministerie van OC&W, onderwijs, cultuur en wetenschap. Het departement financiert Surfnet indirect het meest via bijdragen die onderwijs- en onderzoeksinstellingen betalen voor de internetontsluiting.

De OPTA heeft nu Surfnet gesommeerd zich te conformeren aan de Telecommunicatiewet. In het besluit motiveert de OPTA waarom zij vindt dat Surfnet wel degelijk een openbaar elektronisch communicatienetwerk exploiteert en daarom gebonden is aan de wet.

Dat Surfnet een wat de wet noemt “elektronisch communicatienetwerk” onderhoudt, is duidelijk. De vraag is dus of het een “openbaar” netwerk is. Dat is het geval als sprake is van een

elektronisch communicatienetwerk dat geheel of hoofdzakelijk wordt gebruikt om openbare elektronische communicatiediensten aan te bieden, waaronder mede wordt begrepen een netwerk, bestemd voor het verspreiden van programma’s voor zover dit aan het publiek geschiedt.

En een “openbare elektronische communicatiedienst” is dan weer een “elektronische communicatiedienst die beschikbaar is voor het publiek”. Dat wordt uitgelegd als hoofdzakelijk beschikbaar voor het publiek. Wordt het Surfnet-netwerk dus hoofdzakelijk gebruikt voor elektronische communicatiediensten voor het publiek?

Surfnet zelf stelt dat hun netwerk niet beschikbaar is voor het publiek, maar uitsluitend voor de instellingen die passen binnen de doelomschrijving. Nu is dat misschien wat simpel gezegd, er zijn Internetproviders genoeg die zich op specifieke doelgroepen richten (bedrijven, nonprofit instellingen, particulieren) maar daarmee zijn ze nog wel openbaar. Bij de behandeling van de Telecommunicatiewet werd bijvoorbeeld een bedrijfsnetwerk (LAN) genoemd als voorbeeld van een besloten communicatiedienst. Maar waar trek je de grens?

De OPTA grijpt naar de definitie die gebruikt werd bij de vergunningsprocedure rond Public Access Mobile Radio, een openbaar elektronisch communicatienetwerk voor mobiele communicatiedienstverlening ten behoeve van besloten gebruikersgroepen. En die regeling definieert een besloten gebruikersgroep als volgt:

Een besloten gebruikersgroep bestaat uit gebruikers van elektronische communicatiediensten die onderling een duurzame professionele relatie hebben en daardoor binnen de groep een communicatiebehoefte hebben die voortvloeit uit het gemeenschappelijke belang dat aan deze duurzame relatie ten grondslag ligt. De duurzame professionele relatie omvat meer dan alleen het gezamenlijk afnemen van elektronische communicatiediensten en de besloten gebruikersgroep is niet uitsluitend opgezet om elektronische communicatiediensten af te nemen.

Het criterium wordt hiermee of de groep vooral onderling wil communiceren. Bij een bedrijfsnetwerk is dat duidelijk de bedoeling. Een Internetprovider voor particulieren wil het juist mogelijk maken dat de klant met de hele wereld kan communiceren. Klanten kunnen ook wel met elkaar communiceren natuurlijk, maar dat is in principe irrelevant.

Surfnet gaat bezwaar maken, en vermoedelijk daarna in beroep. Ondertussen heeft Surfnet zich toch maar geregistreerd.

Arnout Veenman ziet het als het zoveelste bewijs van de reguleringsdrang van de OPTA.

Arnoud

Richtlijn Audiovisuele media diensten

De Europese Commissie en het Parlement hebben overeenstemming bereikt over een nieuwe Audiovisual Media Services Directive. De richtlijn maakt een onderscheid tussen “lineaire” en “niet-lineaire” media, grofweg tussen televisie en Internet-televisie of radio. Niet-lineaire media zijn:

an audiovisual media service provided by a media service provider for the viewing of programmes at the moment chosen by the user and at his/her individual request on the basis of a catalogue of programmes selected by the media service provider;

Deze niet-lineaire media worden weliswaar gereguleerd, maar veel minder dan de lineaire media. De reden hiervoor is de mate van keuze en controle die de gebruiker heeft. Als je ergens om moet vragen, is de kans kleiner dat je ongewenst materiaal over je heen krijgt, tenslotte.

Zo mag een Europees land alleen niet-lineaire media beperkingen stellen op grond van een bedreiging voor de openbare orde, de volksgezondheid, de nationale veiligheid of de bescherming van consumenten of investeerders (artikel 2a lid 4). Artikel 3b noemt nog specifiek haatzaaien en discrimineren als gronden voor zulke beperkingen. Bij traditionele media mag een land verdergaande maatregelen invoeren.

Eerder was er zorg over de vraag of deze regels ook zouden gelden voor individuele content op Internet. Overweging 13 beperkt de scope van zulke regels nu tot “massamedia” en sluit toepasselijkheid op blogs en m.i. ook Youtube en aanverwante diensten uit:

The definition of audiovisual media services covers only audiovisual media services, whether scheduled or on-demand, which are mass media, that is, which are intended for reception by, and which could have a clear impact on, a significant proportion of the general public. The scope is limited to services as defined by the Treaty and therefore covers any form of economic activity, including that of public service enterprises, but does not cover activities which are primarily non-economic and which are not in competition with television broadcasting, such as private websites and services consisting of the provision or distribution of audiovisual content generated by private users for the purposes of sharing and exchange within communities of interest.

Arnoud

Kan een verbod op gewelddadige spellen zoals Manhunt 2?

Jeroen Dijsselbloem reageert op de gaming-community. Eind juni heeft dit PvdA-kamerlid kamervragen gesteld over de juridische mogelijkheden om in Nederland het gewelddadige en sadistische spel Manhunt 2 te verbieden. De gaming-community was daar unaniem zeer negatief over. De site Gamez.nl schreef bijvoorbeeld onder de veelzeggende titel Vijanden van de game-industrie een nep-aanklacht dat “Jeroen D.” zou oordelen zonder enige verdieping in de materie en de grondbeginselen van de vrijheid van meningsuiting zou hebben aangetast. Met name dat eerste stak veel mensen: het spel is nog niet uit, kun je op basis van reclame en wat mensen er over bloggen concluderen dat het spel wel veel te gewelddadig zal zijn?

In zijn reactie schrijft Dijsselbloem:

Ik heb niets tegen games, integendeel. En ik zie meer nadelen dan voordelen van een verbod. Principiële bezwaar is natuurlijk dat een verbod de vrijheid van meningsuiting en van de persoonlijke levensfeer zou beperken. Praktische bezwaar is dat een verbod helemaal niet te handhaven zou zijn.

Hij zoekt echter naar de mogelijkheden van een verbod op dit spel omdat het een goed voorbeeld is van games die steeds geweldadiger en sadistischer zijn. Dat zou het risico van gedragbeïnvloeding bij jongeren vergroten, zeker als de beelden heftiger zijn en de speler minder stabiel is. Hij verwijst naar onderzoek, wat in de comments sterk in twijfel getrokken wordt.

Spellen doen wel degelijk iets met mensen. Zo berichtte PCM in november 2006 over een onderzoek dat aantoonde dat het spelen van gewelddadige videogames wel degelijk invloed heeft op de hersenactiviteit:

Door het spelen van gewelddadige videogames wordt het gedeelte van de hersenen dat over de emoties gaat geactiveerd, terwijl het gedeelte van de hersenen dat gaat over zelfbeheersing, focus en concentratie gaat in activiteit afneemt.
Dat wil natuurlijk nog niet zeggen dat jongeren dus gewelddadig worden van het spelen van games. Zeker omdat games vaak gespeeld worden als uitlaatklep, juist om agressie kwijt te kunnen. En nee, je gaat er ook niet minder van lezen.

Juridisch gezien zal een verbod op spellen als deze uiterst lastig worden. Joop Atsma (CDA) stelde dat dit zou kunnen op grond van “aanzetten tot geweld”. Het is verboden om een foto, film of spel “waarvan de vertoning schadelijk is te achten voor personen beneden de leeftijd van zestien jaar” aan minderjarigen te tonen. Ook mag een omroep geen programma’s uitzenden “die de lichamelijke, geestelijke of zedelijke ontwikkeling van personen jonger dan zestien jaar ernstige schade zouden kunnen toebrengen”. In de Eerste Kamer is daarover gezegd dat deze inderdaad zien op zaken zoals excessief geweld en (harde) pornografische scènes.

De bewijslast voor zo’n verbod is echter zeer gecompliceerd. Al was het maar omdat Joop Atsma dan ook verboden moet worden omdat hij Arjan Dasselaar aanzet tot geweld. En dat moeten we natuurlijk niet hebben.

Arnoud

Korea heft BTW op Real Money Transactions voor spellen

De Koreaanse belastingdienst gaat BTW heffen op inkomsten uit handel in virtuele goederen, zo meldt Tweakers. Het gaat alleen om Real Money Transactions of Real Money Trading, transacties waarbij echt geld gebruikt wordt om virtuele objecten te verkopen. Wie in een spel dus grof goud verdient met een leuk harnas of een virtuele tandenborstel, hoeft geen BTW af te dragen. Maar wie dat goud (of dat harnas) overdraagt aan een ander in ruil voor echt geld, kan een belastingaanslag verwachten.

Hoe zit dat in Nederland?

Iemand die bedrijfsmatig goederen verkoopt of diensten levert, moet BTW afdragen. Of zo’n virtueel object leveren nu “leveren van een goed” of “verrichten van een dienst” is, maakt daarom niet zo veel uit. De leverancier krijgt er echt geld voor, en moet daarom BTW afdragen. Ook als het via Internet gebeurt. Dus een transactie via je website is in principe hetzelfde als het verkopen van een virtueel harnas in een online spel.

De grote vraag is natuurlijk (zoals altijd bij de belasting): komen ze er achter?

Een woordvoerder van de Korea National Tax Service meldt namelijk dat de dienst mogelijkheid heeft om alle transacties van virtuele voorwerpen te volgen. Dat lijkt me wat optimistisch: ik kan tenslotte op tientallen manieren afspreken dat ik 10 euro zal krijgen wanneer ik iemand in een spelletje een goudklomp of die virtuele tandenborstel geef.

Real Money Transactions zijn controversieel in de gaming industrie. Het maakt het bijvoorbeeld wel erg makkelijk om aan dingen te komen als je niet zo goed bent in het spel. Ook stimuleert het dingen als “gold farming“, de hele dag goudklompjes uit een mijn halen en die verkopen aan mensen die snel geld nodig hebben.

Arnoud