Telecomproviders mogen inflatiecorrectie toepassen van EU-Hof

bonnetjes-btw-ontvangst-betalen-bewijs-rekening-kassabon.jpgTelecomproviders hebben het recht om een regelmatige inflatiecorrectie toe te passen op hun tarieven, mits dit juist in de algemene voorwaarden van hun diensten staat. Dat las ik bij Nu.nl. Het Europese Hof van Justitie bepaalde in een Oostenrijkse zaak dat een inflatiecorrectie redelijk is, ook als de consument in dat geval niet op mag zeggen.

Over het wijzigen van prijzen of de overige inhoud van een contract bestaan de nodige broodjeaapverhalen. Een daarvan is dat prijsverhogingen altijd betekenen dat je als wederpartij mag opzeggen. Een aanverwante is dat voorwaarden altijd mogen worden aangepast (en dan ook weer, dat je als wederpartij mag opzeggen). Beiden zijn onjuist.

In het Nederlands contractenrecht is het heel simpel: het contract is wat je samen afgesproken hebt. Eenzijdig daar verandering in brengen, is dus niet mogelijk. Hooguit kan de rechter in uitzonderingssituaties besluiten dat een bepaald stuk van het contract even buiten toepassing blijft.

De enige manier om eenzijdig het contract te wijzigen, is door in het contract te zetten dat dat mag. Als de ander daar immers akkoord mee is, dan gaat het goed.

In zakelijke contracten gebeurt dat niet vaak, want waarom zou een wederpartij daarmee akkoord gaan? In consumentencontracten zie je het vaker, want a) niemand leest die, b) als je het toch ziet, dan is het slikken of stikken. Gelukkig zijn er daarom wettelijke regels, de grijze lijst voor algemene voorwaarden, waarop onder meer staat:

[Verdacht is een algemene voorwaarde die] de gebruiker de bevoegdheid verleent een prestatie te verschaffen die wezenlijk van de toegezegde prestatie afwijkt, tenzij de wederpartij bevoegd is in dat geval de overeenkomst te ontbinden;

Verdacht wil in dit verband zeggen dat de gebruiker van de voorwaarden (het bedrijf dus) moet bewijzen dat het wél redelijk is voor hem om zo’n algemene voorwaarde in zijn contract te zetten. En in dit geval geeft de wetgever al een voorzetje: als je bij zo’n wijzigingsbeding zet dat de consument in dat geval mag opzeggen, dan is het in principe wel redelijk. Dit is dus waar “als ze je contract wijzigen, mag je opzeggen” vandaan komt.

Een harde regel is het echter niet. Dan had het wel op de zwarte lijst gestaan. Er zijn dus situaties waarin eenzijdig wijzigen mag, zónder dat opzeggen nodig is om het contract redelijk te houden. En het Hof van Justitie bepaalt nu dat een beding à la “Leverancier mag de prijzen aanpassen aan de inflatie op grond van de consumentenprijsindex” een voorbeeld daarvan is. Dit is eenvoudigweg de prijzen bij de tijd houden, en dat is zó redelijk dat een opzegrecht niet meer nodig is.

Bij ons is het specifiek voor telecomproviders anders. Art. 7.2 Telecomwet bepaalt namelijk dat voor élke wijziging van een telecomcontract een opzegrecht geldt. Een prijswijziging is ook een “wijziging van een beding”, dus ook daar geldt dit recht. Ook bij inflatiecorrectie, zo bepaalde de OPTA (nu ACM) al in 2009.

En voor de duidelijkheid: het moet er wel stáán in het contract, dat de leverancier het aan mag passen. Als er niets staat, dan mag het niet (behalve soms, het blijft recht).

Arnoud

Aankoop en verkoop van bitcoins is vrij van btw

bitcoin-cc-by-sa-flickr-zach-copleyBitcoin en andere virtuele valuta mogen zonder btw worden omgewisseld van en naar echt geld, las ik bij Bloomberg. Het Hof van Justitie bepaalde dat dit omwisselen telt als dienstverlening onder het EU-verdrag, en wel in de categorie “vrijgesteld van btw’. Daarmee komt de virtuele valuta weer een stapje dichter bij “geld zijn”.

De zaak was aangespannen door de Zweedse belastingdienst, die stelde dat een bitcoinhandelaar aldaar btw moest afdragen over zijn diensten waarbij hij Euro’s accepteerde en een bedrag in bitcoins uitkeerde. De Belastingdienst zag dit dus als gewoon dienstverlening, maar de handelaar stelde dat dit geldwisselen betreft, en over dat laatste hoef je geen btw te betalen.

Het Hof begint met vast te stellen dat virtuele valuta zoals bitcoins geen ‘lichamelijke zaken’ zijn, omdat het enige doel ervan is ze als betaalmiddel te gebruiken. Dat betekent overigens niet dat ze dus niet steelbaar zijn, dit gaat om de vraag in welke btw-categorie ze horen. Voor de btw gaat het dus om diensten.

Sommige diensten zijn vrijgesteld van btw. Eén zo’n vrijstelling is voor handelen met “deviezen, bankbiljetten en munten die wettig betaalmiddel zijn”. En het Hof komt tot de conclusie dat bitcoins voldoen aan die omschrijving. Je wisselt immers wettige betaalmiddelen voor alternatief geld, en dat valt er dan onder. (Denk ik. Het Hof zegt zelf al dat de wet niet helemaal duidelijk is over wat wordt bedoeld met “handelen met” in deze context, maar men vindt het in ieder geval een goed idee dat bitcoin eronder valt – en daarom valt het eronder. Rechters zijn DWIM compilers van het recht.)

Hoe zit dat nu met in-game credits en andere virtuele valuta die aan één aanbieder zijn gebonden? Daarover kreeg ik van diverse lezers vragen. Ik denk dat dát er buiten valt. Een essentieel kenmerk van bitcoins is dat ze twee kanten op kunnen worden omgewisseld voor gewoon geld, en dat is bij in-game credits en dergelijke eigenlijk nooit het geval. Verder zegt het Hof dat belangrijk is dat de dienstverlener betaald moet worden uit de marge in de wisselkoersverschillen. Ook dat zie je niet bij creditaanschaf.

Voor bitcoin exchanges is dit een prettige uitspraak, want ze weten nu waar ze aan toe zijn met hun btw. En bitcoin is weer een stapje dichterbij een positie als gewoon betaalmiddel.

Arnoud

Hoe rampzalig zijn de nieuwe btw-regels voor online ondernemers?

btw-belastingSinds 1 januari gelden er nieuwe regels voor het heffen van btw aan consumenten, als je tenminste geautomatiseerde online diensten of software levert. Kort gezegd: je moet het btw-tarief rekenen dat in het land van de consument geldt voor het soort dienst dat je aan die consument verkoopt. En het is jouw probleem om uit te zoeken welk land dat is. Oh en daarna moet je natuurlijk al die btw afdragen aan de belastingdienst van de betreffende landen. En dat kan nog wel eens behoorlijk vervelend uitpakken, zo blijkt.

De nieuwe btw-regels zijn bedoeld om de btw-ontduiking (pardon, geheel legale bedrijfsstructuuropzetten) van grote internetbedrijven aan te pakken. Je kunt immers niet meer je vestigen in een land met hele lage btw en vanuit daar online diensten leveren aan consumenten in landen met hoge btw. Verkoop je aan Duitse consumenten, dan moet je de Duitse btw rekenen waar je ook gevestigd bent. (Weten wat die btw is? Gebruik deze handige VAT info checker.)

Ondertussen pakt het wel heel vervelend uit voor de vele kleine online ondernemers die bijvoorbeeld e-books of cursussen verkopen aan consumenten. Bij Blueberry Dynamic las ik een uitgebreid verhaal over wat dit voor consequenties voor je bedrijf kan hebben:

Het betekent dat als iemand uit Spanje jouw e-course aanschaft jij moet kunnen bewijzen waar deze persoon zich bevond op het moment van aanschaf en je bent verplicht om de BTW over je e-course te betalen in Spanje. … zelfs als jij eenmalig een e-book van €7,50 (of €0,01 zelfs) verkoopt aan een particulier in Bulgarije dan moet jij over dat product BTW-aangifte doen in Bulgarije. Je bent daar dan geregistreerd en moet je de komende 10 jaar kunnen verantwoorden over deze ene aankoop.

Voor dat afdragen van btw is een oplossing: registreer je bij onze Belastingdienst (de BTW-MOSS, btw-mini one stop shop), waarna die jouw btw-bedragen ontvangt en verdeelt over de belastingdiensten per land. Zo heb je maar één loket waar al je btw heen gaat.

Maar het probleem blijft dat je per afnemer moet weten in welk land hij gevestigd is (als hij consument is), omdat je anders niet weet welk btw-tarief er geldt op je dienstverlening. Oh, en dat je moet nagaan of iemand consument is natuurlijk.

Hoe je nagaat of iemand consument is, is een moeilijke. Je kunt je klanten vragen om een btw-nummer, wie dat invult is per definitie geen consument. Maar dan sluit je wel consumenten uit als klant, en dat schiet ook weer niet op. Mensen laten kiezen tussen “Ik koop als consument/Ik koop zakelijk” (en bij optie 2 een btw nummer vragen) is dan misschien iets praktischer.

Vervolgens moet je nagaan waar iemand gevestigd is. De wet eist hierbij twee bewijsstukken, en de Uitvoeringsverordening noemt negen opties die in ieder geval genoeg zijn:

  1. de gegevens van de afnemer zoals zijn factuuradres;
  2. het internetprotocoladres (IP-adres) van het door de afnemer gebruikte toestel of een andere methode voor het bepalen van de geografische locatie;
  3. bankgegevens zoals de plaats waar de voor de betaling gebruikte bankrekening wordt aangehouden, en het factuuradres van de afnemer bij die bank;
  4. de mobiele landencode (MCC) van het IMSI-nummer dat is opgeslagen op de door de afnemer gebruikte simkaart;
  5. de plaats van de vaste aansluiting in een woning, langs dewelke de dienst aan de afnemer wordt verleend;
  6. in het geval van een afnemer die goederen verkoopt via het internet of een soortgelijk elektronisch netwerk, de initiële plaats van vertrek van het vervoer of de verzending van de door die afnemer verkochte goederen;
  7. in het geval van een afnemer die goederen koopt via het internet of een soortgelijk elektronisch netwerk, de uiteindelijke plaats van aankomst van het vervoer of de verzending van de door die afnemer gekochte goederen;
  8. inschrijvingsgegevens van het door de afnemer gehuurde vervoermiddel, indien dat vervoermiddel moet worden ingeschreven op de plaats waar het wordt gebruikt, en andere soortgelijke gegevens;
  9. overige zakelijk relevante gegevens die de dienstverrichter heeft verkregen.

Volgens mij zou je dus in principe toe moeten kunnen met een IP-adres en het opgegeven factuuradres, mits je aan dat IP-adres kunt zien waar iemand woont. Maar als mensen een VPN gebruiken of in het buitenland op vakantie zijn, dan wordt het alsnog ingewikkeld. Het bewijs hiervan moet overigens tien jaar lang bewaard worden, en beschikbaar zijn voor iedere buitenlandse Belastingdienst die de btw-aangifte wil controleren.

Inderdaad, dat is behoorlijk lastig om rekening mee te houden en ik kan me goed voorstellen dat ondernemers nu denken: ik ga alleen nog in Nederland zaken doen. Het moet me dan wel van het hart dat het bij élke nieuwe wet hetzelfde gaat: in alle tijd voordat de wet van kracht wordt, lijkt het niemand te boeien en zodra de wet van kracht is, barst iedereen los met dat het onwerkbaar is, geen rekening houdt met internet en de moderne tijd en ga zo maar door. Argh. Als iedereen nou wat éérder had geklaagd, hadden we nog wat kunnen doen aan die wet.

Hoe dan ook, er is geen quick fix om aan deze wet te ontkomen. Wie met consumenten in het buitenland zaken doet, moet vaststellen in welk buitenland, de btw-tarieven erbij zoeken en vervolgens de btw afdragen aan de relevante buitenlandse Belastingdienst.

Arnoud

Wanneer moet een website een BTW nummer vermelden?

btwEen lezer vroeg me:

Wanneer ben je als ondernemer verplicht je BTW-nummer op je website te vermelden? Ik lees bij De Zaak dat dit moet maar elders hoor ik dat het alleen zou moeten als je producten of diensten aanbiedt voor geld. Hoe zit het nu?

De basis van de eis “BTW nummer op je site” is art. 3:15d BW, lid 1 sub f. Wie een dienst van de informatiemaatschappij levert, moet daarbij zijn BTW nummer publiceren.

De definitie van een dergelijke dienst staat in lid 3: het moet dienstverlening inhouden op afstand, die ‘gewoonlijk tegen vergoeding’ gebeurt en op verzoek. Een radiostation is dit bijvoorbeeld niet, want die zendt niet op verzoek. Die hoeft dus niet in de omroepgids of zo hun BTW nummer te vermelden. Echter, de livestream van een radiostation via internet wordt wél op verzoek verzonden, dus die zou dit wel moeten. Maar wacht even, is gratis radio wel ‘gewoonlijk tegen vergoeding’?

Specifiek bij “diensten van de informatiemaatschappij” zijn hier geen uitspraken over (van eBay vond het Hof van Justitie het ‘evident’), maar de term ‘dienst’ komt uit het EU-verdrag en ook daar staat dat “gewoonlijk tegen vergoeding”. In andere contexten is er rechtspraak dat het niet nodig is dat de afnemer van de dienst betaalt. Een adverteerder die betaalt maakt de dienst ook ’tegen vergoeding’. In essentie moet het gaan om economisch voordeel willen halen, geld willen verdienen met wat je doet.

Wanneer streef je nu naar economisch voordeel met je site? Een webwinkel: tuurlijk. Online betaaldiensten: idem. App of game met in-app purchases: zeker wel. Forum/informatiesite met reclame: denk het wel. Een pure “Welkom bij Bedrijfsnaam” site met “Over ons” en contactadres, lijkt me niet. Tenzij je zegt, dat is indirect gericht op acquisitie en dus toch op een vergoeding. Maar vrijwel elke bedrijfssite zal (hoe indirect ook) ontworpen zijn met het idee dat er dan wel eens een potentiële klant kan bellen.

Hmm. Misschien een groentenboer die zijn waren laat zien, zegt waar de winkel staat en wat de openingstijden zijn. Zoiets. De verkoop gaat niet via internet, je kunt niet eens reserveren via internet dus dan vind ik het lastig verdedigbaar dat hij een internetdienst levert met die site.

Voor veel ZZP-ers is dit een zeer frustrerende eis: hun BTW nummer is gelijk aan hun BurgerServiceNummer, dus ze zijn met deze wet verplicht zichzelf bloot te stellen aan identiteitsfraude. Hier zijn Kamervragen over geweest, maar de staatssecretaris is niet van plan hier iets aan te veranderen.

Arnoud

Inkomsten in Bitcoins zijn gewoon belastbaar

bitcoin-cc-by-sa-flickr-zach-copleyNederlanders die inkomsten uitbetaald krijgen in de virtuele munteenheid Bitcoin, moeten daar belasting over betalen, las ik bij Nu.nl. Minister Dijsselbloem (Financiën) had dit gemeld in een reactie op kamervragen over de virtuele valuta. Hoewel Bitcoin geen elektronisch geld is in de zin van de wet, moet je toch gewoon belasting betalen als je inkomsten in Bitcoin betaald krijgt.

Wat is dan “elektronisch geld”? Volgens de Wet financieel toezicht (Wft) is dat een geldswaarde

  1. die elektronisch of magnetisch is opgeslagen
  2. die een vordering op de uitgever vertegenwoordigt,
  3. die is uitgegeven in ruil voor ontvangen geld om betalingstransacties te verrichten (…) en
  4. waarmee betalingen kunnen worden verricht aan een andere persoon dan de uitgever;

Bitcoins zijn geen vordering op de uitgever, en worden niet per se uitgegeven in ruil voor ontvangen geld (een storting op je bankrekening). Daarmee voldoet Bitcoin niet aan de definitie. Ook valt het niet onder de definitie van “financieel product”, waar onder meer betaalrekeningen, kredieten en verzekeringen onder vallen. In theorie kan het eronder geplaatst worden, want de minister kan bij AMvB bepalen dat andere producten “financieel” zijn. Maar daar lijkt nu nog weinig aanleiding voor te zijn, hoewel er toch naar schatting zo’n €20 miljoen aan Bitcoin door Nederlanders gehouden wordt.

Ik kan overigens geen definitie van ‘geld’ vinden in de Wft. Bij het doorzoeken kwam ik nog de term “wettig betaalmiddel” weer tegen, waar ik óók geen definitie van kan vinden. En dat fascineert, omdat het toch een term is die regelmatig wordt gebruikt. Misschien is dit zo’n algemeen bekende term dat we die niet hóeven te definiëren?

In ieder geval, het is niet verplicht om een betaling in een wettig betaalmiddel te accepteren. Tenminste, als er vooraf duidelijke spelregels zijn gesteld over wat men wél aanvaardt. Als ik een bordje ophang “geen biljetten van € 100 of hoger” of “Drank uitsluitend met onze muntjes” dan is dat de overeengekomen regel en dan kun je niet alsnog met een € 500-biljet of de tegenwaarde in Euro van die muntjes aankomen bij de bar. En meer algemeen mag je altijd een betaling met een onredelijk aantal munten (of biljetten) weigeren, want je moet als schuldenaar ‘redelijk’ zijn naar je schuldeiser toe (art. 6:2 BW) en een vrachtwagen vol 1 eurocentmunten is geen redelijke manier om je hypotheek af te lossen.

Maar hoe kan er nou belasting geheven worden op Bitcoin als Bitcoin geen geld is? Nou ja, eigenlijk vanwege de hele simpele regel dat je áltijd belasting moet betalen als je inkomsten genereert, ongeacht hoe die inkomsten worden uitbetaald. De Wet inkomstenbelasting 2001 is daar heel makkelijk in: wie ‘winst uit onderneming’, ‘loon’ of ‘resultaat uit overige werkzaamheden’ heeft ontvangen, moet daar belasting over afdragen. Of dat resultaat nu in Euro’s, Bitcoins of bananen is uitbetaald, doet niet ter zake. Je krijgt alleen een praktisch probleem als het niet in Euro’s is: wat zijn die bananen, eh die Bitcoins nu waard en hoe reken je dat om naar Euro’s?

Dit probleem is dus niet echt nieuw, maar ja gooi een internet- of cyberterm er tegenaan en je hebt nieuws. In de antwoorden werd nog verwezen naar een Besluit uit 2008 over lokale geldstelsels (LETS: Local Exchange and Trade System) waarmee mensen onderling prestaties en diensten voor elkaar doen en verrekenen. Je ‘Letsgeld’ heet dan “een niet in geld genoten inkomst”, en deze wordt gewaardeerd tegen de koers zoals de Letsorganisatie die hanteert. Zo zou het bij Bitcoins ook moeten werken dus.

Intrigerend daarbij is nog dat bij die Lets er het probleem is dat die niet meer zijn dan een getal in de boekhouding van de organisatie. Er is niets waar de Belastingdienst beslag op kan leggen, in tegenstelling tot een bankrekening met giraal geld erop. Hoe daarmee omgegaan moet worden, is nog niet echt duidelijk geloof ik. Dus nu vraag ik me af, hoe doe je dat bij Bitcoin. Zou de Belastingdienst dan gewoon je bitcoinwallet kunnen pakken en een afboeking kunnen doen? In theorie zou ik zeggen van wel, ze mogen ook die sok met zwart geld onder je matras pakken en meenemen als dat het enige is om een belastingschuld mee te kunnen voldoen. Maar stel je hebt een wachtwoord op je wallet, kan de Belastingdienst je dan dwingen die af te geven? Je bent niet strafrechtelijk verdacht, dus er is geen sprake van tegen jezelf getuigen. Hmm.

Arnoud<br/> Foto: One BTC Coins, Zach Copley, Creative Commons BY-SA 2.0.

Hoe bewijs ik dat ik als consument iets koop?

Een lezer vroeg me:

Laatst had ik een internetbestelling op het werk laten bezorgen. Toen ik deze wilde retourneren, weigerde de winkel dat omdat de bestelling zakelijk zou zijn! Maar ik heb hem privé betaald en hij was ook niet voor het werk, mogen zij dit dan toch zo zeggen?

Alleen wanneer je als consument een koop op afstand (internetkoop) doet, heb je recht op een retournering binnen zeven werkdagen. Een bedrijf heeft dit niet – tenzij de algemene voorwaarden van de winkel opzettelijk of per ongeluk vermelden van wel. (Of mogelijk via reflexwerking.)

De bewijslast dát sprake is van een consumentenkoop, ligt bij de consument. Hij moet dus aantonen dat het bedrijf niets met de transactie zelf te maken heeft. En dat is toch lastig als de bedrijfsnaam in het bestelproces opduikt. Koop je als consument “op de zaak” dan is formeel sprake van een zakelijke bestelling. Immers het bedrijf is dan de contractspartij, voor zover de winkel kan zien.

Bij een bestelling op eigen naam maar met adressering het bedrijf maak je het dus twijfelachtig wat de bedoeling was, zeker als je bij “Naam klant” de bedrijfsnaam invult en pas ergens bij “opmerkingen” de tekst “ter attentie van Jan de Vries, kamer 3A” invult. Mijn advies is dan ook om, als dat kan, het privéadres op te geven als klantadres/factuuradres, en dan “afwijkend bezorgadres” te kiezen met daar het bedrijf. Dan is het duidelijk dat je privé koopt en het alleen laat bezorgen.

Arnoud

Mag je bij een BTW-verhoging je contract opzeggen?

btw-verhoging-upc.png“Vanaf 1 oktober verhoogt de overheid het algemene btw-tarief in Nederland naar 21%. Deze btw-verhoging leidt tot een aanpassing van uw maandelijkse abonnementskosten van uw UPC-diensten”, meldde het bedrijf mij maandag per mail. Op hun BTW-verhogingssite leggen ze dit nader uit. Wat ontbreekt: mag ik opzeggen vanwege de BTW-verhoging? Het is immers een wijziging van mijn contract.

Hoofdregel uit de wet is “contract is contract”, oftewel een partij mag niet zomaar eenzijdig dingen aanpassen, hoe graag hij dat ook wil. In veel algemene voorwaarden wordt echter een aanpassingsclausule opgenomen, waarin dan weer wél staat dat men eenzijdig het contract mag openbreken of veranderen. Dat is toegestaan, maar het is bij consumenten wel vermoedelijk onredelijk bezwarend (art. 6:237 sub c BW) om dan géén opzegrecht te geven.

Heel formeel betekent dit dat er eigenlijk in de AV moet staan “Wij mogen wijzigen maar dan mag u opzeggen”. Als dat er niet zo staat, dan kan de wederpartij de wijziging afwijzen maar niet zomaar opzeggen. Hij kan alleen verlangen dat zijn oude contract wordt gehandhaafd. Een bedrijf dat een héél goed verhaal heeft waarom haar mogelijkheid eenzijdige wijzigingen wél redelijk zijn, kan er echter mee wegkomen. En in zakelijke contracten is het in principe gewoon toegestaan om eenzijdig het contract te wijzigen.

Specifiek bij telecomcontracten geldt de aparte regel van artikel 7.2 Telecommunicatiewet. Dit artikel bepaalt dat een wijziging in een telecomcontract minstens vier weken vooraf moet worden gemeld én dat een opzegmogelijkheid moet worden geboden. Dat is dus net wat strenger. Er is geen excuus meer mogelijk: je móet kunnen opzeggen bij elke wijziging (mits negatief dan), ongeacht de motivatie voor de wijziging.

Dus ook bij wijzigingen vanwege een BTW-verhoging? Nee, dan niet.

De Wet op de omzetbelasting bevat een specifiek artikel 52 dat bepaalt (dank, Peter) dat een bedrijf gerechtigd is BTW-aanpassingen door te rekenen. Zonder opzegrecht voor de wederpartij dus. Sterker nog, je mag niet eens afspreken dat je wél een opzegrecht krijgt als een BTW-wijziging wordt doorberekend: zo’n afspraak is nietig.

Maar, zo vraag ik me nu af, wat nu bij een BTW-verhoging in een telecomcontract? Volgens 52 WodOB mag dat dus zónder opzegrecht, maar volgens 7.2 Tw moet er altijd een opzegrecht zijn. Er zijn regels om conflicten tussen wetsartikelen op te lossen:

  1. Het meer specifieke wetsartikel wint van het meer algemene artikel
  2. Het jongere wetsartikel wint van het oudere artikel
  3. Het hogere wetsartikel wint van het lagere wetsartikel (bv. een wet wint van een lokale APV)

Nu zijn het hier allebei wetten, dus aan regel 3 hebben we niets. De Telecomwet is jonger dan artikel 52 WodOB, dus dan wint die. Maar artikel 52 WodOB is specifieker toegesneden op deze situatie (wat te doen bij BTW-verhoging) dan 7.2 Tw (wat te doen bij een verhoging) dus wint artikel 52. Oei.

Dit wordt dus een inschattingskwestie, maar ik dénk dat het uiteindelijk neerkomt op “dit mag zonder opzegrecht”. Het meer specifiek zijn is voor mij zwaar, in combinatie met het feit dat er in de Tw staat “voorgenomen wijziging”, wat ik lees als “een door de provider zelf bedachte wijziging”.

Natuurlijk heb je wél opzegrecht als prijzen van je telecomcontract meer worden aangepast dan zuiver vereist door de BTW correctie. Zelfs een afronding naar boven is al genoeg.

Arnoud

Geldt de wet koop op afstand ook bij bestellingen “op de zaak”?

serviesgoed.pngEen lezer vroeg me:

Ik heb een serviesset besteld via internet. Na ontvangst viel deze toch tegen (rare kleur geel in plaats van het gebroken wit dat ik verwachtte), dus ik maakte aanspraak op annulering volgens de Wet Koop op Afstand. Maar de winkel weigert dat nu, omdat ik een zakelijke bestelling zou zijn geweest. Dat klopt niet, ik wilde het servies privé gebruiken. De bestelling was ook op mijn privénaam. Ik had alleen bij facturatie mijn eenmanszaak doorgegeven zodat ik de BTW in mijn bedrijf kon aftrekken. Maar is het daarom al een zakelijke bestelling?

De Wet Koop op Afstand geldt alleen bij consumentenkoop, oftewel een koop tussen een zakelijke verkoper (winkelier) en een consument. Een consument is iemand die per definitie niet handelt vanuit beroep of bedrijf. Iemand die een bestelling plaatst uit naam van een bedrijf, kan zich dus niet beroepen op het consumentenrecht.

In dit geval lopen zakelijk en privé een beetje door elkaar heen. Daarmee maakt de koper het zichzelf erg lastig. Een bestelling plaatsen vanuit je bedrijf suggereert immers dat het een zakelijke bestelling is, zeker nu het gaat om een zaak (serviesgoed) dat ook prima zakelijk te gebruiken is. Hoe moet de winkelier dan weten dat er alsnog sprake is van een privébestelling?

In het Gruber-arrest (C-464/01, zie ook het artikel van prof. Marco Loos) oordeelde het Europese Hof van Justitie de regel dat

met omstandigheden of elementen waarvan de wederpartij bij de sluiting van de overeenkomst kennis had kunnen hebben moet daarentegen enkel rekening worden gehouden indien de persoon die zich op de hoedanigheid van consument beroept zich aldus heeft gedragen dat bij de wederpartij bij de overeenkomst te goeder trouw de indruk is kunnen ontstaan dat hij voor beroepsdoeleinden handelde.

Als je als koper dus ervoor zorgt dat de wederpartij mocht denken dat de bestelling zakelijk was, dan kun je geen aanspraak meer maken op de consumentenbescherming. Ook niet als achteraf vast komt te staan dat je wel degelijk puur privé bestelde.

Het Hof meldt daarbij dat zo’n “indruk te goeder trouw” kan ontstaan wanneer je “zonder verdere precisering zaken bestelt die daadwerkelijk voor de uitoefening van zijn beroep kunnen dienen”. Ook als je bij de bestelling zakelijk briefpapier (of een zakelijk e-mailadres, lijkt mij) gebruikt, de goederen op je bedrijfsadres laat bezorgen of de mogelijkheid tot teruggaaf van BTW vermeldt, mag de verkoper denken dat je zakelijk bestelt. Volgens mij is daar in deze vraag duidelijk aan voldaan: een factuur op bedrijfsnaam in verband met BTW-teruggaaf maakt de koop dus zakelijk.

Wellicht dat het anders wordt als je expliciet de verkoper meldt dat je privé koopt maar een factuur wilt voor je bedrijf. Dat is immers een “verdere precisering”. Maar ik blijf dat dubieus vinden: het is óf zakelijk en dan mag je de BTW terugvorderen, óf privé en dan moet je gewoon de BTW betalen.

Arnoud

Mag een prijs exclusief BTW getoond worden?

bonnetjes-btw-ontvangst-betalen-bewijs-rekening-kassabon.jpgEen lezer vroeg me:

Laatst bestelde ik iets bij een webwinkel. Tot mijn verbazing zag ik bij het besteloverzicht (nog net vóór het afrekenen) ineens dat er BTW bij alle prijzen werd gerekend. Ik ben toen terug gaan kijken, en in de disclaimer onderaan de pagina stond “e. BTW” in hele kleine lettertjes. Mag dat dan zomaar, prijzen in een webwinkel exclusief BTW?

Nee, dat mag niet – tenzij de webwinkel alleen en uitsluitend op zakelijke klanten is gericht en dat ook duidelijk communiceert. De BTW of omzetbelasting moet verplicht worden geheven bij alle transacties. Voor ondernemers geldt dat ze de BTW vaak kunnen terugvorderen, vandaar dat prijzen bij ondernemers onderling meestal zonder BTW worden gegeven. (In deze zaak bijvoorbeeld: “als feit van algemene bekendheid kan gelden dat ondernemers onderling vanwege de verrekenbaarheid daarvan, steeds prijzen exclusief BTW hanteren”.)

Bij transacties met consumenten is de BTW echt gewoon onderdeel van de prijs, en dat moet dan ook als zodanig worden behandeld. Artikel 38 van de Wet op de Omzetbelasting 1968 is hier heel duidelijk in:

Het is de ondernemer verboden aan anderen dan ondernemers en publiekrechtelijke lichamen goederen en diensten aan te bieden tegen prijzen met zodanige aanduidingen dat de omzetbelasting niet in de prijzen zou zijn begrepen.

Specifiek voor internettransacties wordt dat nog eens onderstreept in artikel 7:46c BW:

Tijdig voordat de koop op afstand wordt gesloten, moeten aan de wederpartij met alle aan de gebruikte techniek voor communicatie op afstand aangepaste middelen en op duidelijke en begrijpelijke wijze, de volgende gegevens worden verstrekt, … de prijs, met inbegrip van alle belastingen, van de zaak;

Ook is het sinds enige tijd op grond van de Wet Oneerlijke Handelspraktijken verboden om een prijs exclusief BTW (of andere belastingen) te vermelden richting een consument. De prijs inclusief BTW is “essentiële informatie” (art. 6:193e BW) en mag dan ook niet ontbreken in een reclame, aanprijzing of aanbod gericht op consumenten.

Het is dus niet toegestaan om een consument een prijs exclusief BTW te melden, ook niet als je erbij zet dat de prijs exclusief BTW is. Er moet echt een prijs inclusief BTW bij staan. (Je mag natuurlijk wél de prijs zowel inclusief als exclusief melden.)

Wettelijke regels genoeg dus: niet meer doen, beste winkelier.

Arnoud

Korea heft BTW op Real Money Transactions voor spellen

De Koreaanse belastingdienst gaat BTW heffen op inkomsten uit handel in virtuele goederen, zo meldt Tweakers. Het gaat alleen om Real Money Transactions of Real Money Trading, transacties waarbij echt geld gebruikt wordt om virtuele objecten te verkopen. Wie in een spel dus grof goud verdient met een leuk harnas of een virtuele tandenborstel, hoeft geen BTW af te dragen. Maar wie dat goud (of dat harnas) overdraagt aan een ander in ruil voor echt geld, kan een belastingaanslag verwachten.

Hoe zit dat in Nederland?

Iemand die bedrijfsmatig goederen verkoopt of diensten levert, moet BTW afdragen. Of zo’n virtueel object leveren nu “leveren van een goed” of “verrichten van een dienst” is, maakt daarom niet zo veel uit. De leverancier krijgt er echt geld voor, en moet daarom BTW afdragen. Ook als het via Internet gebeurt. Dus een transactie via je website is in principe hetzelfde als het verkopen van een virtueel harnas in een online spel.

De grote vraag is natuurlijk (zoals altijd bij de belasting): komen ze er achter?

Een woordvoerder van de Korea National Tax Service meldt namelijk dat de dienst mogelijkheid heeft om alle transacties van virtuele voorwerpen te volgen. Dat lijkt me wat optimistisch: ik kan tenslotte op tientallen manieren afspreken dat ik 10 euro zal krijgen wanneer ik iemand in een spelletje een goudklomp of die virtuele tandenborstel geef.

Real Money Transactions zijn controversieel in de gaming industrie. Het maakt het bijvoorbeeld wel erg makkelijk om aan dingen te komen als je niet zo goed bent in het spel. Ook stimuleert het dingen als “gold farming“, de hele dag goudklompjes uit een mijn halen en die verkopen aan mensen die snel geld nodig hebben.

Arnoud