Middelvinger opsteken is geen belediging

Leuk wat je soms vindt via het weekoverzicht op Rechtspraak.nl. Dit heeft niets met internetrecht te maken, maar ik vond het wel opmerkelijk. De politierechter motiveert waarom de middelvinger opsteken geen belediging is:

De opgestoken middelvinger – hetzij links dan wel rechts – is een – vermoedelijk uit de Verenigde Staten van Amerika overgewaaid – gebaar, verbeeldende de uitdrukking: “up yours”. Even bargoens en plat als het Nederlandse “Stop dat maar in je reet.”

Hier te lande is het gebaar echter in de loop der jaren ingeburgerd als zou het betekenen: “fuck you”. Hoewel dit letterlijk een seksuele duiding inhoudt, wordt het in feite vrijwel nimmer zo bedoeld. Het betekent, afhankelijk van de omstandigheden, veeleer: “Lazer toch op”, “Krijg de kolere”, “Maak dat de kat wijs”, “Ik heb schijt aan je”, of soms zelfs “Val dood”.

In alle gevallen zonder twijfel hufterig en/of onbeschoft, maar hufterig en/of onbeschoft gedrag is – hoewel spijtig genoeg – op zichzelf naar Nederlands recht niet strafbaar. Ook kan de opgestoken middelvinger onder omstandigheden dan ook als een verwensing worden gezien, maar ook dit houdt nog geen belediging in.

Je zou nog denken dat als de vingeropsteker het zelf als belediging bedoelde, het er misschien toch eentje was. Maar nee:

Dat verdachte blijkens het proces-verbaal zijn eigen gedrag een belediging noemt draagt niet bij aan het bewijs. Verdachte heeft een dusdanig uitgebreide en gevarieerde strafrechtelijke documentatie dat betwijfeld moet worden of hij beschikt over een zodanig ingeprent stelsel van normen en waarden dat hij in dit kader geacht moet worden te weten waar hij het over heeft.

Nu verdachte niet ter zitting verschenen is heeft hij ook niet kunnen uitleggen wat hij nu precies met zijn gebaar bedoelde.

Vertaling: “Hij heeft zo’n lang strafblad dat we mogen concluderen dat hij zich niks aantrekt van de wet, dus heeft hij ook geen verstand van recht.”

Arnoud

Wanneer is iets inbreuk op het portretrecht?

Iemand die op de foto gezet worden, kan daar met zijn portretrecht tegen optreden. Daar zijn natuurlijk wel de nodige eisen voor. De belangrijkste is dat de geportretteerde moet aantonen dat hij een redelijk belang heeft om de publicatie te verbieden.

Een recent gepubliceerd maar oud vonnis (1996!) geeft mooi aan hoe die analyse in zijn werk gaat.

In deze zaak werd een vrouw gefotografeerd bij een Wasteland-party in Amsterdam. De vrouw was op de foto te zien “met één been over de reling van de loopbrug geslagen waarbij haar jurk openvalt. Voor haar bevindt zich een gehurkte man die zijn gezicht tegen haar schaamstreek drukt.”

De foto werd vervolgens in de Nieuwe Revu gepubliceerd. De foto illustreerde een artikel met als opschrift: SEX. HET JAAR WAARIN ALLES KAN, en bijschrift “Van incestplegers tot fistfucken op TV. Van SM op Internet tot openbare sex op de Amsterdamse Wasteland-parties. 1995 is het jaar waarin alles mag, kan en moet. Waarom?”

De vrouw wilde dit laten verbieden, omdat de publicatie van deze foto een ernstige inbreuk op haar privacy zou zijn. Zo pleitte haar advocaat:

Zij heeft er grote bezwaren tegen dat haar wijze van feestvieren buiten de kring van de aanwezigen op het feest bekend wordt, omdat bekenden van haar en anderen in haar omgeving haar gedrag zedeloos zullen vinden. Zij waande zich echter veilig in de beschermde omgeving van dit volgens haar besloten feest, tussen gelijkgestemde zielen.

Hoe ging de rechtbank hier nu mee om?

De eerste vraag is of er wel sprake is van een portret. Een afbeelding is een “portret” wanneer er een persoon herkenbaar op afgebeeld is. Dat betekent niet dat het gezicht er op moet staan. Een persoon kan ook door een karakteristieke lichaamshouding herkenbaar zijn.

Anders dan De Geïllustreerde Pers c.s. menen zijn van het gelaat van eiseres op de foto karakteristieke en daarmee herkenbare trekken te zien, zoals de haardracht, de neus, een gedeelte van de oogpartij en de bril. Het is, naar de rechtbank ter zitting heeft kunnen waarnemen, wel degelijk mogelijk dat aan het gelaat herkend wordt van de afbeelding, ook door onbekenden.

De eiseres had dus een portretrecht op de foto.

De volgende vraag is welk redelijk belang zij kon aanvoeren tegen publicatie. Privacy (persoonlijke levenssfeer) is in principe zo’n belang. Maar in dit geval was de foto buiten genomen, op de openbare weg waar het feest ook gehouden werd. De eisers zeiden

dat vrijwillig in de openbaarheid is getreden, op een publiek schavot, in het kader van een exhibitionistisch evenement, ten overstaan van toeschouwers, fotografen en cameraploegen, met in seksueel opzicht grenzeloos gedrag.

Maar dat was niet overtuigend, vond de rechtbank. Op de openbare weg dingen doen, betekent nog niet dat je helemaal geen privacy hebt.

De persoonlijke levenssfeer [kan] zich immers ook uitstrekken tot bepaalde gebeurtenissen die – gedeeltelijk – in het openbaar plaatsvinden. De omstandigheid dat eiseres zich boven de openbare weg bevond toen de foto werd genomen en dat personen die zich op dat moment in de Reguliersdwarsstraat bevonden haar – al dan niet conform haar bedoeling – mogelijk konden zien, vormt voor De Geïllustreerde Pers c.s. nog geen vrijbrief om zonder haar toestemming een foto van haar in een compromitterende pose te publiceren in een landelijk weekblad.

Het bordje bij de ingang van het feest met de mededeling dat binnen foto’s werden gemaakt, was daarbij niet relevant. Dat waarschuwt alleen dat er foto’s worden gemaakt en zegt nog niets over publicatie van die foto’s.

Degene die de foto publiceert, zal dus met een eigen belang moeten komen dat pleit vóór publicatie. Nu ging het om een foto in een weekblad. Verslaggeving en vrije nieuwsgaring is een groot goed, en privacy moet soms wijken als een foto nieuwswaarde heeft.

Er moet dan beoordeeld worden of het belang van de geportretteerde bij bescherming van haar persoonlijke levenssfeer opzij gezet moet worden voor het belang van het tijdschrift bij de onbelemmerde uitoefening van hun recht op vrijheid van meningsuiting.

In dit geval vond de rechtbank dat de privacy toch voorging, om een aantal redenen:

  • De foto was “geruime tijd” voor publicatie van het artikel gemaakt. Het ‘nieuws’ op de foto was dus niet echt actueel.
  • De geportretteerde was geen bekende persoon. Bekende personen hebben veel te dulden, maar “gewone” mensen niet.
  • De fotograaf had kunnen vragen om toestemming.
  • Het gezicht van de vrouw had onherkenbaar gemaakt kunnen worden. Het ging tenslotte niet om háár als persoon, maar om een sfeerbeeld.
Met name die laatste reden was doorslaggevend. Het was niet zo moeilijk geweest om rekening te houden met haar privacy. Dan had het tijdschrift dat ook moeten doen.

Wel werd de schadevergoeding verlaagd omdat de vrouw zelf het risico had genomen dat iets als dit kon gebeuren.

Gevonden via Boek 9.

Arnoud

Nieuwe Notice & Takedown procedure van XS4All

XS4All staat bekend als een provider die staat voor de bescherming van haar klanten. Zonder gerechtelijk bevel werden bijvoorbeeld nooit persoonsgegevens verstrekt aan derden. Daar is nu verandering in gekomen, vanwege de ontwikkelingen in de jurisprudentie over aansprakelijkheid van providers. Vrijwel al die jurisprudentie was trouwens “Iemand vs. XS4All”.

Op 2 februari heeft XS4All een nieuwe klachtenprocedure ingevoerd. Bij deze procedure bestaat nu expliciet de mogelijkheid dat XS4All persoonsgegevens van klanten afgeeft aan de klager, ook als er nog geen rechtbank is geweest die ze daartoe verplicht.

Op het Opinieweblog legt Niels Huijbregts (teamleider van de abuse-afdeling van XS4All) uit waarom. Hij geeft daarbij een goed en leesbaar overzicht van de relevante jurisprudentie, dat hij samenvat met:

Het bovenstaande is een lang verhaal dat er uiteindelijk op neerkomt dat die houding niet te handhaven is: Providers zijn aansprakelijk als het gaat om materiaal dat onmiskenbaar onrechtmatig is, de provider moet daarover zelf oordelen. In de zaak-Deutsche Bahn vond de rechter al dat de provider onjuist had geoordeeld en veel te terughoudend was geweest en bij Pessers-Lycos werd besloten dat van onmiskenbare onrechtmatigheid helemaal geen sprake hoeft te zijn: de provider moet gewoon meewerken. Weigering betekent zelfs dat de provider zelf mogelijk onrechtmatig handelt.
Met name de Deutsche Bahn-zaak is kritisch ontvangen door juristen. Zie bijvoorbeeld de noot van Lodewijk Asscher over dit vonnis.

Het blijft natuurlijk een lastige zaak. De privacy van gebruikers is een groot goed. Tegelijkertijd kan daar ook best misbruik van worden gemaakt, omdat mensen zich dan kunnen verschuilen achter hun provider. En waarom zou het in zo’n situatie niet toegestaan kunnen worden om persoonsgegevens af te geven?

Terecht sluit Huijbregts af met:

Het feit dat je op internet relatief anoniem te werk kunt gaan, geeft je natuurlijk niet het recht de wet te breken. Wanneer iemand van mening is dat je dat toch doet, wordt je daarvan op de hoogte gesteld. Dat gebeurt voordat er een rechter aan te pas komt en dat is maar goed ook: zo heb je de mogelijkheid je te verweren of je fout te herstellen, voordat een rechter bepaalt dat je NAW-gegevens bekend moeten worden gemaakt. Mocht het ooit zover komen dat XS4ALL besluit NAW-gegevens bekend te maken, dan betekent dat dat de betreffende klant zelf al voldoende mogelijkheden heeft gehad om dat te voorkomen.

Arnoud