Moet een auteursrechtspeurhond bewijzen dat ze de rechten hebben?

Een lezer vroeg me:

Recent kreeg ik een sommatiebrief van een voor mij onbekende club, die zegt dat ze de auteursrechten hebben op een foto die op mijn site staat. Of ik even 1750 euro wil betalen. Maar ik wil op zijn minst eerst weten of zij wel echt die rechten hebben, iedereen kan wel van alles beweren natuurlijk. Sta ik in mijn recht als ik weiger te betalen tot ik overtuigend bewijs heb gezien?
Het komt nog steeds vaak voor dat mensen foto’s van internet plukken zonder te controleren of de licentierechten wel in orde zijn. Het belangrijkste advies blijft dan ook: haal je foto’s van een legitieme fotosite of maak afspraken met de fotograaf. Er zijn echt héél veel fotografen die mooi werk publiceren en (na vragen) het niet erg vinden als je dat als illustratie gebruikt. En ook voor stockbeeld zijn er genoeg zeer betaalbare en zelfs gratis sites.

Maar goed, daar heb je natuurlijk weinig aan op het moment dat er zo’n claimclub in de mail zit. Er zijn er een hoop; beruchte organisaties zijn het Duitse Copytrack en het Nederlandse advocatenkantoor MillerReyBrighton maar er zijn er veel meer. De werkwijze is vaak min of meer dezelfde: men heeft de foto gevonden met een gespecialiseerde zoektool (omgekeerd zoeken, het kan ook via Google Images) en omdat de naam van de site-eigenaar niet in de licentiedatabank staat, volgt er een rekening voor ongelicentieerd gebruik.

In de basis is het natuurlijk simpel: afgezien van citaatrecht en nog een paar dingen mag je andermans foto’s niet gebruiken zonder toestemming. De daardoor ontstane schade moet je vergoeden, en “ik wist het niet” of “ik heb geen kans gekregen de foto snel weg te halen” is géén argument. Je bent per direct aansprakelijk voor auteursrechtinbreuk, en daar zijn geen excuses voor. De discussie gaat dan ook altijd over de hoogte van de vergoeding, want veel van die claimclubs schrijven met een hark: op een of andere prijslijst staat 750 euro voor “gebruik zonder licentie”, er ontbreekt naamsvermelding dus huppa nog eens 750 erbij, er is een hoekje afgeknipt dus verminking bám nog eens 750 en vier uur opsporingskosten à 195 euro maar we maken het af op 1750 euro als u dat binnen 48 uur overmaakt.

Of je dat moet betalen, is natuurlijk zeer de vraag. De rechter zal kijken naar het normale tarief van deze fotograaf (gemiddelde bedragen uit de branche boeien niet, dus kom niet aan met dat je bij iStock voor een tientje “ook zoiets” koopt). Als die normaal inderdaad 750 euro krijgt voor die foto dan is dat kennelijk de schade. In veel gevallen is dat zeer zeker niet zo, ik kan het aantal claimbrieven niet meer bijhouden waarin men normaal voor minder dan honderd euro foto’s verkoopt en nu 500+ vraagt. De beste reactie is dan ook nagaan wat dat normale tarief is, daar een vrijwillige opslag bij rekenen voor het ongemak en dat bedrag per direct en zonder discussie overmaken. Ga alsjeblieft niet met zo’n club in discussie, dat is als modderworstelen met een varkentje.

Menig vraagsteller zit met het punt dat er geen bewijs wordt overlegd. Verder dan duur briefpapier met in essentie “onze cliënt heeft de rechten en dus moet u betalen” komt men normaal niet. Dat is heel frustrerend want inderdaad kan dat betekenen dat iemand zit te liegen en dan 375 euro overgemaakt krijgt omdat zakelijk gezien dat de beste reactie is. Ik moet zeggen dat ik nog geen enkel geval heb gezien (en ik héb me een stapel claimbrieven gehad door de jaren heen) waarin zo’n club niet in haar recht stond, maar uitsluiten kan ik het niet.

Dus navragen, zeker als het niet eens genoemd wordt in de brief, is een logische reactie. Alleen: deze clubs zijn er niet op uit om in een gezond zakelijk gesprek tot een wederzijds acceptabel compromis te komen. Er is dus geen enkel scenario waarin zij zullen zeggen “ach verhip we hebben inderdaad geen akte van overdracht / vertegenwoordiging / procesvolmacht, sorry laat maar zitten die factuur”. De reactie die ik dan zie, is – zeker bij advocaten – niet meer dan een stellige “U mag erop vertrouwen dat wij gelijk hebben”, en dat wordt meestal gevolgd door “En tevens erkent u hiermee de inbreuk want als u een licentie had gehad, had u zelf geweten bij wie”. En omdat het kan gaat het tarief dan ook nog eens omhoog. Dit is dus waarom je niet in discussie moet gaan.

Kortom, ik snap de frustratie en zou ook graag een klap met een forel uitdelen aan zo’n zelfgenoegzame brieventyper, maar als je er zakelijk vanaf wilt dan blijf je bij de basisstrategie: zoek uit wat het normale tarief is, tel daar 25% bij op en maak dat bedrag over. Zonder discussie, zonder te vragen wat ze daarvan vinden en zonder vooraf tegeneisen te stellen (al is het maar dat je een factuur of bewijsje wil). En ga daarna een plan verzinnen waarmee je je oude foto’s vervangt en nieuwe foto’s legaal verkrijgt. Noem het een goed voornemen voor 2023.

Arnoud

Nee, de Rijdende Rechter heeft het écht fout met dat auteursrechtvonnis

Eergisteren bij de Rijdende Rechter: een auteursrechtenkwestie, “Wat een bevalling“. Een doula plaatst op haar site een foto van een beschuit met muisjes, gevonden op een gratisfotosite. Enige tijd later krijgt ze een sommatie van het Belgische Permission Machine (“the Graphic Detective”), gevolgd door een sommatie van 820 euro wegens auteursrechtinbreuk. Wat zal het oordeel zijn van Mr. Reid?

De zaak zelf is een standaardverhaal. Een kleine ondernemer zoekt een plaatje bij haar site, vindt die op een kennelijk gratis site en/of denkt niet na over auteursrechten, en krijgt na enige tijd een forse factuur van een fotograaf of een foto-incassobureau met een rare naam. In dit geval de Permission Machine uit Brussel.

Wie een auteursrecht schendt, moet de schade vergoeden. Dat is voor iedere jurist een axioma, en dat de maatschappij ondertussen heel anders denkt over auteursrecht of plaatjes op internet, dat doet er niet toe. Het is dan ook niet gek dat Rijdende Rechter Mr. Reid, John Reid, concludeert dat er gewoon sprake is van inbreuk op dat auteursrecht.

Vervolgens het altijd heikele punt: de schadevergoeding. Menig rechthebbende grijpt zo’n geval aan om eens lekker uit te pakken: eindelijk eens zo’n kwajongen te pakken die in mijn tuin voetbalt, daar zullen we eens een voorbeeld van maken. Daarom komen foto’s van €45 routinematig boven de 500 euro schadeclaim. Ik snap die ergernis maar blijf erbij dat het juridisch niet klopt.

Een voorbeeld stellen, dat doen we niet in het Nederlands schadevergoedingsrecht. Behalve dan in het auteursrecht, want dat kent zijn eigen regels lijkt het wel. Ook Mr. Reid gaat hierin mee. De hoofdregel van de Hoge Raad is dat de schade bij inbreuk op een IE-recht gelijk is aan de normaal te betalen vergoeding. Immers, dat is wat je had gehad als er wél een licentie was gekocht, en het verschil tussen hoe het is en hoe het had moeten zijn bepaalt wat de schade is.

Maar dan komt ‘ie:

Als slechts de misgelopen licentievergoeding als schade zou worden toegewezen, zou schending van het auteursrecht voor de dader een “niet-geschoten-is-altijd-mis” kwestie worden.

Daar zit natuurlijk wat in. Je kunt een foto overnemen zonder te vragen, en als de rechthebbende zich meldt dan zeg je sorry en betaal je zijn normale vergoeding. En stel dat slechts 10% van de rechthebbenden zich meldt, dan heb je dus flinke winst als inbreukmaker. Dat stuit rechters natuurlijk tegen de borst.

Het punt is alleen: dit noemen juristen ‘generale preventie’, oftewel afschrikken door een stevige boete op te leggen. Maar dat is een principe uit het strafrecht. Boetes zijn eenvoudigweg geen schade en het schadevergoedingsrecht is niet bedoeld om mensen af te schrikken. Het is bedoeld om schade te vergoeden, de situatie te brengen naar waar hij had moeten zijn.

De ergernis over dit punt bracht me twee keer ertoe om onderzoek te doen. En daaruit blijkt dat het tégen de jurisprudentie is om zo’n 200% verhoging op te leggen met als motivatie dat je mensen moet afschrikken. Wat wel mag, is een extra vergoeding voor overlast, voor gemaakte kosten of voor ontbrekende naamsvermelding. Erg jammer dat dát niet meegenomen is in het bindend advies.

Arnoud

De schade bij een online auteursrechtinbreuk anno 2015

groep-claim-geld.jpgHoe bepaalt de rechter de hoogte van de schadevergoeding bij ‘kleine’ online auteursrechtinbreuken? Het komt vrijwel dagelijks voor dat deze of gene een claim ontvangt met het verzoek enkele honderden euro’s te betalen wegens auteursrechtinbreuk, inclusief stevige toeslagen op het publicatietarief onder verwijzing naar algemene voorwaarden of jurisprudentie. Vaak wordt daarbij gedreigd met duizenden euro’s proceskosten als men het op een zaak laat aankomen. Wat blijft er nu over bij de rechter? Ik onderzocht de situatie sinds 2012 (mijn vorige artikel) en publiceerde in Computerrecht (PDF) de bevindingen. Een samenvatting.

In het huidige onderzoek worden drie arresten en 32 vonnissen, gewezen tussen 29 augustus 2012 en 1 augustus 2015, onder de loep genomen om antwoord te geven op de vraag hoe de rechter de hoogte van de schade bepaalt bij een ‘kleine’ online auteursrechtinbreuk, met name ten aanzien van verhogingen op de gebruikelijke licentievergoeding.

Uit het eerdere onderzoek bleek dat met name drie groepen ten strijde trokken tegen ‘kleine’ online auteursrechtinbreuken, namelijk Cozzmoss, Getty Images en fotografen. Het speelveld is echter veranderd sinds 2012. De twee meest geruchtmakende partijen van destijds, Cozzmoss en Getty Images, lijken beide van het toneel verdwenen. Waar Getty Images lang bekend stond als de partij die de hoge claims stuurt, blijkt daarvan in de praktijk niets te zijn terecht gekomen te zijn. Mij is geen Nederlands vonnis bekend waarin Getty Images optrad tegen een auteursrechtinbreuk, afgezien van een rechtszaak tegen omroepvereniging TROS, waarbij van haar claim van een kleine vijfduizend euro slechts werd gereduceerd tot € 1.416,25 werd toegewezen.

Ook het minstens zo beruchte Cozzmoss (later handelend onder de handelsnaam Auxen) lijkt haar zijn juridische strijd te hebben beperkt. Er zijn van na december 2013 geen vonnissen te vinden waarin het bedrijf optreedt, afgezien van een wat merkwaardige rechtszaak tegen UFO-geïnteresseerdensite “Star People” waarvan echter nog geen vonnis beschikbaar is. Op 1 augustus 2015 bleek de website van het bedrijf gesloten, hoewel de inschrijving bij de Kamer van Koophandel niet doorgehaald was. Ook van kranten – voor wie Cozzmoss/Auxen regelmatig optrad – zijn na december 2013 geen vonnissen wegens auteursrechtinbreuk door overnemende websites gevonden.

De juridische strijd tegen ‘kleine’ inbreuken lijkt dan ook sinds eind 2013 beperkt te zijn tot de derde groep uit het eerdere onderzoek, namelijk de fotografen. Van de 35 onderzochte zaken zijn er 32 aangespannen door fotografen, waarbij stockfotobureau Masterfile met vijf zaken een opvallende speler blijkt, naast fotografen Bert van Loo (drie zaken) en Roel Dijkstra (drie zaken) en advocate mr. Van Boven die in maar liefst 14 van de 35 zaken namens de eisers optrad.

Om de schade te bepalen is een eerste belangrijke vraag welk bedrag aan royalty’s of vergoedingen verschuldigd zou zijn geweest indien er om toestemming was gevraagd. Hoofdregel hierbij is dat het gaat om de vergoeding die aan deze rechthebbende verschuldigd zou zijn geweest, niet om enkel een marktconforme vergoeding. Een individuele fotograaf kan en mag immers meer (of minder) vragen dan in de markt gebruikelijk is. Wel zal de rechthebbende in voorkomende gevallen (bijvoorbeeld met facturen) moeten bewijzen dat hij deze tarieven ook daadwerkelijk rekent.

Een merkwaardige rol bij het bepalen van schade spelen de zogeheten Richtprijzen Nederlandse Vakfotografie, samengesteld door ene Jurriaan Nijkerk. Dit document vermeldt prijzen voor divers gebruik van fotografisch werk, en wordt door fotografen nogal eens opgevoerd als de basis voor een verschuldigde schadevergoeding. Nijkerk pretendeert dat de door hem opgesomde richtprijzen “zijn gebaseerd op onderzoek naar het prijspeil voor publicatie en productie”, aldus het voorwoord. Regelmatig wordt door eisers gesteld dat de rechter deze richtprijzen gewoonlijk overneemt bij de bepaling van de schade. Dit is in strijd met de werkelijkheid: in slechts één uitspraak worden de richtprijzen als uitgangspunt voor de schade genomen (ter vergelijking: bij het vorige onderzoek in vijf van de 25 zaken).

Naast deze richtprijzen wordt ook wel verwezen (in twee van de 35 zaken) naar de tarieven van stichting Foto Anoniem, die op verzoek vrijwaringen afgeeft wanneer men foto’s wil gebruiken waarvan de rechthebbende niet te achterhalen is. Deze tarieven worden in één zaak aangevoerd als door de fotograaf gehanteerd tarief en in een tweede als begroting van de schade . Dit laatste lijkt een prima uitgangspunt: het vrijwaringstarief van de stichting kan men immers zien als een billijke schatting door een ter zake deskundige partij van de schade die men aan een later opduikende fotograaf zou moeten betalen vergoeden. In deze tweede zaak verhoogt de rechtbank het tarief echter met 25% ter compensatie voor gestelde verminking en ontbrekende naamsvermelding. Dit is opmerkelijk. De vrijwaring van Foto Anoniem zou dan toch alle schade moeten omvatten, ook ten aanzien van verminking of naamsvermelding. Het is dan bepaald onlogisch dat de fotograaf meer schade zou hebben.

Een arrest van het Hof Arnhem verscheen echter spoedig daarna. De door deze uitspraak ingezette lijn ingezet door deze uitspraak blijkt zeer relevant voor de praktijk. In dit arrest (in een Cozzmoss-zaak) had de eisende rechthebbende in eerste instantie een opslag van 200 procent op haar gebruikelijke tarief geëist, maar dit in hoger beroep teruggebracht tot een verhoging van 25 procent met als rechtvaardiging de door de zaak uitgeholde exclusiviteit van haar auteursrecht. Het Hof wijst dit toe nu deze uitholling onvoldoende is weersproken door gedaagde. Daarnaast werden administratiekosten toegewezen in verband met opsporing en onderzoek, alsook de volledige proceskosten.

Het arrest wordt in twee zaken uit het onderhavige onderzoek expliciet gevolgd, waarbij de 25 procent verhoging wordt gerechtvaardigd door de verminderde exploitatiemogelijkheden door ontbrekende naamsvermelding en verminking van de foto. Het percentage van 25 procent verhoging ter compensatie van aanvullende schade wordt in nog vier andere zaken gehanteerd. In andere zaken worden wel hogere verhogingen toegewezen. Zo werd in twee zaken een verdubbeling van het basistarief toegewezen en in drie andere een verdrievoudiging. . In vier van deze vijf gevallen wordt expliciet opgemerkt dat de verhoging dient ter afschrikking: voorkomen moet worden dat men pas na aangesproken te worden zijn op de auteursrechtinbreuk gauw alsnog de gewone licentievergoeding betaalt.

De overweging dat een verhoging opgelegd dient te worden teneinde de inbreukmaker af te schrikken doet de wenkbrauwen fronsen. Afschrikking en het stimuleren van gedragsverandering zijn immers eenvoudigweg maatregelen met als doel generale preventie, en schadevergoeding toekennen vanuit dit strafrechtelijke motief is niet conform het Nederlandse civiele recht.

Het toekennen van extra schadevergoeding in de vorm van een verhoging op de licentievergoeding is op zichzelf te rechtvaardigen als dit aan een concrete post te koppelen is. Dit is de lijn zoals uitgesproken door het Hof Arnhem, hierboven aangehaald. De meest voor de hand liggende (en meest geciteerde) schadeposten zijn ontbreken van naamsvermelding en verminking van de foto, het verminderen van de marktwaarde en verlies van exclusiviteit. In dit onderzoek worden zij één of meer van deze posten in 13 van de 35 zaken geëist en toegewezen, waarbij in 5 zaken de verhoging éénmaal het basistarief bedroeg en in de resterende 8 een lager bedrag (veelal 25 procent). Ook de kosten van opsporing worden regelmatig aangehaald als extra schadepost. Op zichzelf is dit terecht. Echter, het moet wel aannemelijk zijn dat deze kosten zijn gemaakt, en daar schort het nog wel eens aan. Sommige eisers rekenen in de eerste brief bijvoorbeeld meteen duizenden euro’s aan kosten, hetgeen op mij overkomt als intimidatiepoging, zeker wanneer men vervolgens bereid blijkt voor de helft of minder te schikken.

Algemene voorwaarden van partijen als de FotografenFederatie (thans DuPho) die opslagen bedingen bij ongeautoriseerd gebruik worden door eisers regelmatig de rol van “rechtens aanvaardbaar uitgangspunt” toegedicht om tot verhogingen van 200 of 300 procent te komen. In zes van de tien gevallen waarin een dergelijk beroep op deze voorwaarden wordt gedaan, wordt dit toegewezen. Het lijkt erop dat dit gebeurt om een punitieve verhoging te kunnen rechtvaardigen.

De proceskosten vormen daarnaast een significante kostenpost voor inbreukmakers. In de helft van de gevallen worden deze zonder meer opgelegd aan deze partijen. Opvallend is dat wanneer de inbreukmaker zich bereidwillig toont de schade te vergoeden, dit eerder leidt tot matiging van de proceskosten, zeker in gevallen waarin de rechthebbende het onderste uit de kan probeert te krijgen.

Arnoud