Op welk land richt een website zich?

Wanneer richt een website zich op een bepaald land? Een ontzettend lastige vraag, maar het Europese Hof van Justitie ontkwam er niet aan deze te beantwoorden. In twee arresten (C-585/08 en C-144/09) komt ze met een mooi genuanceerd antwoord: een website alleen is niet genoeg, maar geografisch getargete advertenties of taalkeuzes kunnen dat wel zijn.

In beide zaken ging het om een consument die een overeenkomst sloot met een bedrijf dat in een ander Europees land gevestigd was. (In de eerste zaak was het een pakketreis (vervoer en verblijf), in de tweede een geboekte hotelkamer.) Beide consumenten hadden ruzie met het bedrijf over de uitvoering van de overeenkomst, en in beide gevallen betwistte het bedrijf dat de rechtbank bevoegd was omdat zij in een ander land gevestigd was. Omdat het hier ging om bestellingen via internet, iets waar nog geen jurisprudentie over is, besloten de rechtbanken de vraag voor te leggen aan het Europese Hof van Justitie.

Europese regels, met name Verordening 593/2008 (toepasselijk recht) en Verordening 44/2001 (bevoegde rechtbank) zijn niet heel duidelijk, zoals ik in mei al besprak. Het criterium is grofweg of je je als bedrijf “richt op het land” waar de consument woont. In dat geval is de rechtbank van dat land bevoegd, ongeacht waar het bedrijf gevestigd is.

Het Hof worstelt met dat criterium, maar vindt dan aan aanknopingspunt bij de reclame-uitingen van de ondernemer. Bij traditionele reclame is dit immers doorslaggevend: wie in een Duitse krant adverteert, wil kennelijk in Duitsland zaken doen en valt dan onder Duits recht. Logisch.

Maar bij internetreclame is dat een heel stuk lastiger. Websites en banners verschijnen door de hele Europese Unie, maar om daar nu uit te concluderen dat je je dus op elk land in de EU wil richten, gaat het Hof te ver. In dat geval had de wetgever dat maar expliciet moeten opschrijven. Sterker nog, bij de totstandkoming van verordening 44/2001 is een tekst met die strekking geschrapt voordat deze van kracht werd.

Een website is dus niet genoeg, of in de woorden van het Hof:

De wetgever van de Unie wenst weliswaar de consument beter te beschermen, maar is niet zo ver gegaan te bepalen dat het loutere gebruik van een internetsite, dat een gebruikelijk middel is geworden om handel te drijven, ongeacht het geviseerde grondgebied, een activiteit is die “gericht is op” andere lidstaten en de toepassing meebrengt van de beschermende bevoegdheidsregel van artikel 15, lid 1, sub c, van verordening nr. 44/2001.

Je moet dus op zoek naar méér: waaruit kun je halen dat de ondernemer van plan was om handel te drijven met consumenten uit bepaalde andere landen? Wat het Hof noemt “elke duidelijke uitdrukking van de wil om de consumenten in deze lidstaat als klanten te winnen”.

Een negatieve aanwijzing is een e-mailadres, postadres of telefoonnummer – in ieder geval zonder internationaal kengetal. Die gegevens moet iedere onderneming verplicht op zijn site hebben, dus daar kun je niet uit afleiden dat men internationaal bezig wil zijn.

Positieve aanwijzingen zijn daarentegen:

  • Met naam één of meerdere landen noemen waar je bereid bent zaken te doen. Ik denk dat die standaard dropdown met alle landen ter wereld niet genoeg is, maar een zelfgemaakte landenlijst bij je bestelformulier zou dus genoeg moeten zijn. (Waarom gebruiken mensen die giga-dropdown eigenlijk? Hoe veel klanten komen er uit Samoa of Antigua?)

  • Adverteren bij een zoekmachine en die advertentie geografisch targeten op dat land. Dat is dus in feite het traditionele criterium van reclame in een land. Hoe je dit bewijst, is me niet duidelijk.

  • Een combinatie van secundaire factoren als een telefoonnummer met internationaal kengetal, een niet-landgebonden topleveldomeinnaam, routebeschrijvingen die in dat andere land beginnen of testimonials van internationale klanten. Elk van die dingen is op zich misschien niet genoeg, maar bij elkaar waarschijnlijk wel.

  • Taal of munteenheid, mits die niet ook in je eigen land gebruikelijk zijn (Nederlandse ondernemers richten zich dus niet automatisch op België, maar met Noorse tekst en prijzen in kroner richt je je als Nederlander wel op Noorwegen)

Ook leuk kan het worden als je met tussenpersonen werkt: als die jou vertegenwoordigen, dan wordt de beoordeling van hun websites aan jou toegerekend. Denk je dus alleen aan Nederlanders te leveren maar gaan je agenten in het Duits reclame maken, dan vallen boekingen van Duitsers onder Duits recht.

Wat zouden nog meer handige criteria kunnen zijn? Wat zijn op internet “duidelijke uitdrukkingen van de wil” om klanten uit een bepaald land binnen te halen?

Update (19 april) het Hof bepaalt in een ander arrest (C-523/10) dat advertenties bij een landgebonden domein (google.de) onder het recht van dat land vallen.

Arnoud

Welke rechter is bevoegd voor internet?

Welk recht is van toepassing op een website? Rechtsmacht op internet is een bijzonder netelig onderwerp. Zolang alles en iedereen zich in Nederland bevindt, is het duidelijk dat de Nederlandse rechter over een conflict mag beslissen. Maar dat is de uitzondering en niet de regel. In veel gevallen ligt het een stuk complexer. Dan staat de server ergens in Amerika, is het bedrijf Brits en wordt een Nederlandse gebruiker gedupeerd door een valsspeler uit Korea. Of een Fransman wordt besmaad door een Nederlander die iets schreef in de Japanse Wikipedia-pagina.

In andere rechtsgebieden zijn dit soort problemen al aan de orde geweest. Welke rechter is bevoegd als een Frans bedrijf giftig afval in de Maas dumpt, waardoor Belgische koeien die ervan drinken komen te overlijden? Volgens Europese jurisprudentie is dat zowel de Franse als de Belgische rechter. De Franse omdat de handeling in Frankrijk is verricht, en de Belgische omdat het gevolg van de handeling in België merkbaar was. Maar de Belgische rechter mag alleen oordelen over de in België geleden schade. Als er ook een Nederlandse koe zou zijn overleden, had de eigenaar daarvan naar de Nederlandse rechter gekund. De Franse rechter daarentegen kan beslissen over alle schade, ook de schade die in België en in Nederland opgelopen is.

Hoe ga je daarmee om bij internet? Internet is immers wereldwijd toegankelijk. In een recent vonnis over de site Torrent.to kwam dit aan de orde. De rechter overwoog:

Nu doet zich in het onderhavige geval de situatie voor dat de website www.torrent.to wereldwijd kan worden geraadpleegd, dat onduidelijk is in welk land de aanbieder van die website is gevestigd en dat de site kennelijk via verschillende servers in diverse landen, waaronder Nederland, wordt gehost. Uit de door Stichting BREIN overgelegde uitdraaien van de website www.torrent.to blijkt dat de site voornamelijk in de Duitse taal is opgesteld, maar zich ook specifiek richt op Nederlandse bezoekers, gelet op de aangeboden (Nederlandstalige) werken van Nederlandse artiesten en de reclameboodschappen in de Nederlandse taal. Ter zitting is voorts komen vast te staan dat de servers van waaruit de hosting plaatsvindt, in Amsterdam staan. Onder die omstandigheden kan het Nederlandse recht worden toegepast.

In 2003 vond de Utrechtse rechter zichzelf trouwens bevoegd omdat “het schadebrengende feit zich op het internet en derhalve tevens in Nederland en in het arrondissement Utrecht heeft voorgedaan.” Maar in 2005 vond de Haagse rechter zich niet bevoegd bij een geschil over reclame en merkinbreuk via een website waarbij alles erop wees dat deze zich alleen op de VS richtte. De voertaal was Engels, de maten en gewichten waren in inches en ponden, de prijzen in dollars en het telefoonnummer was een 800-nummer dat alleen in de VS gebeld kon worden.

Kortom, de vraag blijft moeilijk te beantwoorden. Het zal zoals wel vaker afhangen van de omstandigheden van het geval. Of weten jullie een handig en werkbaar criterium?

Via Volledig bericht, pardon Boek 9.

Arnoud