Retourrecht ook van toepassing bij ‘koop’ van gas of elektriciteit

Merkwaardig. Hoewel de wet het formeel niet toestaat, hebben twee kantonrechters nu geoordeeld dat je als consument recht hebt op de afkoelingsperiode van zeven werkdagen bij het afsluiten van energieleveringscontracten. En omdat de leveranciers hun klanten daarover niet hebben geïnformeerd, mochten de gedaagde consumenten hun contract tot drie maanden na de afsluitdatum opzeggen. (Met dank aan IT en Recht en eerder al Menno Weij die het signaleerden.)

Zowel de kantonrechter in Leeuwarden als die in Assen kregen een zaak voor zich over een telefonisch gesloten overeenkomst tot energielevering (beiden bij de NEM). In beide zaken betwistten de consumenten dat ze een overeenkomst hadden gesloten, en in beide zaken vindt de rechter de oplossing in het retourrecht of afkoelingsrecht dat je hebt bij aankopen via internet. Binnen zeven werkdagen na contractsluiting of na ontvangst van de zaak mag je deze retourneren en de koop ongedaan maken.

Een tikje merkwaardig is het wel dat de rechter deze regeling ook op gas en elektra van toepassing verklaart. Volgens de wet mag je ook bij leveringscontracten voor gas en elektriciteit (maar weer niet water via de waterleiding trouwens) spreken van “koop” (art. 7:5 BW). Maar er zit een beperking op het recht van retour: bestellingen van zaken die “naar hun aard” niet teruggezonden kunnen worden, mogen niet worden geannuleerd (art. 7:46d lid 4 sub d.3 BW). Mijn collega Sara besprak vorig jaar wat die uitzondering inhoudt:

Onder ‘naar zijn aard niet kunnen worden teruggezonden” vallen alleen producten waarvan het echt fysiek onmogelijk is deze aan de verkoper terug te sturen. Een geneesmiddel komt per post en kan dan natuurlijk ook weer per post worden teruggestuurd. Deze uitkomst is voor het merendeel van de webwinkeliers dan ook waarschijnlijk teleurstellend: naast elektriciteit en leidingwater is het mij echter nog niet gelukt een ander product te bedenken wat onder deze uitsluiting zou kunnen vallen.

De NEM doet het dus precies goed, zou je zeggen. Maar nee, de kantonrechters zien dat toch anders:

Bij een overeenkomst tot levering van gas en elektra gaat het echter niet om een eenmalig geleverde prestatie, maar is sprake van een duurovereenkomst. Door ontbinding kan verdere levering ongedaan worden gemaakt. Daarnaast valt niet in te zien dat een consument tot ontbinding van zo’n overeenkomst zou wensen over te gaan omdat de geleverde zaak hem bij nader inzien niet bevalt en dat met die ontbinding zou worden beoogd om datgene wat aan gas en elektra al is geleverd terug te geven.

Het komt er ongeveer op neer dat als je niet één zaak (één molecuul gas of één elektron) bestelt maar meerdere, je ook na ontvangst van de eerste paar zaken nog mag annuleren zolang je maar binnen de zeven werkdagen zit. En daarom is het niet logisch dat het recht van retour niet zou gelden voor levering van gas en elektriciteit.

Dat de al geleverde zaken niet teruggestuurd kunnen worden, maakt daarbij niet uit. Het al betaalde abonnementsgeld dient als compensatie daarvoor. Op zich kan dat, de regels voor ontbinding bepalen dat als ongedaan maken onmogelijk is, er een verplichting tot schadevergoeding ter waarde van de geleverde prestatie ontstaat (art. 6:272 BW).

Hoewel ik fan ben van consumentenbescherming heb ik moeite met deze redenering. De wet zet hier duidelijke grenzen, en als rechters dan zelf gaan verzinnen dat deze soms toch niet gelden, dan open je de deur om in feite het hele retourrecht van geval tot geval te beoordelen en al of niet buiten toepassing te laten.

Arnoud

Een contract opzeggen bij te veel kleurenprints, mag dat?

color-kleur-print.pngWat een merkwaardige rechtszaak. Een hardwareleverancier had de opdracht gewonnen om aan een stichting printers te leveren met een onderhoudscontract. De stichting bleek veel meer in kleur te printen dan de leveranchier had verwacht, dus die zegt het contract op. Maar daar komt hij – blijkens het vonnis – niet mee weg. Zoals ITenRecht het zegt, de leverancier wringt zich in duizenden bochten om van het contract af te komen, waarbij allerlei beëindigingsgronden door elkaar heen worden gebruikt.

Het belangrijkste argument voor de leverancier was dwaling. Als je een overeenkomst sluit en daarbij ergens van uitgaat dat onjuist blijkt te zijn, dan kun je soms de overeenkomst vernietigen (art. 6:228 BW). Wel moet er dan sprake zijn van een mededeling van de klant waar de leverancier op af mocht gaan, of op een zwijgen van de klant terwijl die juist iets had moeten zeggen.

De rechter noemt het feit dat de klant meer in kleur print dan de leverancier verwacht, terecht echter het normale ondernemersrisico. Anders gezegd: moet je maar niet dezelfde prijs voor kleur noemen als voor zwartwit.

Verder is er nog de algemene regel dat je als opdrachtnemer mag opzeggen vanwege gewichtige redenen (art. 7:408 BW). Een vertrouwensbreuk zou zo’n reden kunnen zijn, net zoals het feit dat de opdrachtnemer ineens aan de andere kant van het land gaat zitten. Dat je verlies maakt is écht geen gewichtige reden.

Alles bij elkaar komt het dus neer op niet meer dan “ik maak verlies, ik wil niet meer verder” en daar maakt de rechter terecht gehakt van. Contract is contract, en deze leverancier krijgt dan ook 7000 euro schadevergoeding voor de kiezen.

Arnoud