Spamverbod niet EVRM-proof (gastpost)

Bij discussies over spam en het spamverbod alhier komt regelmatig het punt aan de orde of het spamverbod niet in strijd zou zijn met de uitingsvrijheid uit het Europese Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). Vaste reageerder jdk (Jeroen de Kreek) schreef op mijn verzoek deze blog met een uitgewerkt betoog over dit punt, zodat we deze discussie hier kunnen voeren.

Het Nederlandse spamverbod is in strijd met de Europese uitingsvrijheid. Wie een boete krijgt van de Onafhankelijke Post en Telecommunicatie Autoriteit (OPTA) wegens spam kan het best naast alle overige weren ook aanvoeren dat uitvoering van de anti-spamregeling van artikel 11.7 Telecommunicatiewet in strijd is met artikel 10 EVRM. Het EVRM beschermt alle aspecten van de vrije meningsuiting, ook het leveren en ontvangen van denkbeelden. Per mei 2004 en oktober 2009 verbiedt de Telecommunicatiewet het versturen van ongevraagde commerciële, ideële of charitatieve berichten (“spam”) via elektronische communicatiesystemen. Daarmee ontstaat strijd met artikel 10 lid 1 EVRM.

Artikel 11.7 Telecommunicatiewet

Volgens artikel 11.7 lid 1 is het aanwenden van elektronische communicatiesystemen voor het overbrengen van ongevraagde berichten voor commerciële, ideële of charitatieve doeleinden aan abonnees toegestaan, mist de verzender kan aantonen dat de ontvanger voorafgaande toestemming heeft verleend. Daarnaast verbiedt artikel 11.7 lid 2 van de telecommunicatiewet het gebruik van elektronische contactgegevens voor commerciële, ideële of charitatieve business to business communicatie indien die gegevens niet zijn gebruikt overeenkomstig de door de abonnee aan die gegevens verbonden doeleinden. Andere middelen voor het overbrengen van commerciële, ideële of charitatieve zijn toegestaan, tenzij de abonnee via een register of anderszins heeft aangegeven de ongevraagde communicatie niet te willen ontvangen.

De anti-spamwet is dermate ruim en algemeen geformuleerd dat welhaast elk bericht dat zonder voorafgaande toestemming verzonden is, onder verboden spam vallen kan. Daaronder expliciete meningsuitingen, zoals van kerken, politieke partijen en verenigingen. Hoewel lang niet iedereen zit te wachten op zulke ongevraagde mails, gaat het niet aan dat de overheid met zo’n keihard verbod de uitingsvrijheid aan banden legt. Spam op bovenstaande wijze bestrijden is een bevoegdheid die de overheid niet toekomt.

Artikel 10 EVRM

Artikel 10 lid 1 EVRM verleent iedereen feitelijk het mensenrecht op het leveren of ontvangen van spam. Hoe vervelend spam ook zijn kan, dat mensenrecht mag u niet zonder meer ontnomen worden. Voorheen had iedereen het recht zonder voorafgaande toestemming denkbeelden te ontvangen. Nu is dat voor iedereen verboden als het gaat om spam, op straffe van een boete voor de verzender.

Artikel 10 EVRM discrimineert in principe niet op grond van de inhoud van uitingen, tenzij die inhoud dusdanig is dat deze overeenkomstig artikel 10 lid 2 EVRM kan worden onderworpen aan bepaalde formaliteiten, voorwaarden, beperkingen of sancties, die bij de wet zijn voorzien en die in een democratische samenleving noodzakelijk zijn in het belang van:

de nationale veiligheid, territoriale integriteit of openbare veiligheid, het voorkomen van wanordelijkheden en strafbare feiten, de bescherming van de gezondheid of de goede zeden, de bescherming van de goede naam of de rechten van anderen, om de verspreiding van vertrouwelijke mededelingen te voorkomen of om het gezag en de onpartijdigheid van de rechterlijke macht te waarborgen.

De opsomming in artikel 10 lid 2 EVRM wordt de proportionaliteitstoets genoemd. Er dient altijd aan deze proportionaliteit getoetst te worden, voordat een recht voortvloeiend uit artikel 10 lid 1 EVRM ingeperkt worden mag. Indien er minder ingrijpende manieren zijn om het vermeende probleem aan te pakken, is de maatregel niet proportioneel en dus ontoelaatbaar. De algemene regel die uit artikel 10 EVRM volgt is dat heen en weer sturen en ontvangen van berichten via internet louter in individuele gevallen verboden kan of mag worden.

Rechtspraak

Volgens het Sunday Times-arrest van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) stelt op grond van de proportionaliteitstoets van artikel 10 lid 2 EVRM drie eisen aan beperkingen op het recht van vrije meningsuiting. De beperking moet zijn:

  1. bij wet voorzien;
  2. <li>ten behoeven van de opgesomde legitieme doelen van algemeen 
    

    belang;

    <li>noodzakelijk in een democratische samenleving.</li>
    

De eerste eis (de voorziening bij wet) wordt ruim uitgelegd in de rechtspraak van het EHRM. Niet de formele status van de beperkende regeling is van belang, maar de kenbaarheid en voorzienbaarheid ervan.

Het EHRM laat onder andere van het aangevoerde doel van de beperking (de tweede eis) afhangen of deze beperking nodig is. Het gaat dan om de vraag of de beperkende maatregel evenredig is aan het legitieme doel dat het beoogt. Wanneer de maatregel ongeschikt is om dat doel te bereiken of wanneer een minder ingrijpende maatregel hetzelfde doel had kunnen dienen, is de maatregel onevenredig. Het EHRM weegt de met de beperking gemoeide belangen af tegen het belang van de uitingsvrijheid.

De derde eis, de noodzaak van beperking voor de democratische samenleving, wordt dusdanig uitgelegd door het ERHM dat er sprake hoort te zijn van een ‘pressing social need’. Nationale overheden hebben hierin een zekere marge. ‘Pressing social need’ is geen wet van Meden en Perzen. Dat begrip is aan interpretatie onderhevig.

Europese richtlijn

Om te weten wat het doel van het spamverbod is, kan naar de titel van het hoofdstuk bij artikel 11.7 van de Telecommunicatiewet en naar de bijpassende Europese richtlijnen gekeken worden. Volgens die titel is het doel van die bepaling “de bescherming van persoonsgegevens en de persoonlijke levenssfeer”. Dit doel blijkt ook uit de richtlijn betreffende privacy en elektronische communicatie waar het artikel uit komt (2002/58/EG).

Privacybescherming en bescherming van persoonlijke levenssfeer is een legitiem doel om te dienen, net als de bescherming van de uitingsvrijheid. In het kader van de effectuering van deze richtlijn strijden twee mensenrechten om belangenbehartiging: het genoemde artikel 10 EVRM en artikel 8 EVRM, dat de persoonlijke levenssfeer beschermt. De overheid heeft tot taak deze rechten op gelijke wijze te wegen. Het ene recht weegt in principe niet zwaarder dan het andere recht. Bij en tijdens bescherming van persoonlijke levenssfeer, hoort ook de uitingsvrijheid beschermd te zijn. De bovengenoemde proportionaliteitstoets van artikel 10 lid 2 EVRM ziet hier op toe.

De Europese richtlijn in relatie tot de artikelen 8 en 10 EVRM plaatst nationale overheden voor een dilemma. Aan de ene kant verlangt de richtlijn dat nationale overheden privacy- en levenssfeerbeschermende maatregelen nemen, aan de andere kant zal uitvoering kunnen stuiten op belangen die door artikel 10 EVRM beschermd worden.

Privacy en persoonlijke levenssfeer beschermen door in het algemeen spam te sanctioneren is tegen het zere been van de uitingsvrijheid en dus een brug te ver. Zeker nu er een redelijk alternatief is.

Redelijke alternatieven

Artikel 13 lid 3 van de Europese richtlijn (2002/58/EG) wil dat lidstaten passende maatregelen nemen om ervoor te zorgen dat, zonder kosten voor de abonnee, ongevraagde communicatie met het oog op direct marketing niet toegestaan is zonder toestemming van de betrokken abonnees, of ten aanzien van abonnees die dergelijke communicatie niet wensen te ontvangen, waarbij de keuze tussen deze mogelijkheden door de nationale wetgeving wordt bepaald.

Dat artikel roept niet op tot iets wat lijkt op artikel 11.7 van de telecommunicatiewet. Dat artikel roept overheden eerder op in het kader van veilig internet en bescherming van privacy en levensfeer het gebruik van (gratis) spamfilters en whitelists te propageren, terwijl daarnaast het onklaarmaken van dergelijke filters of whitelists strafbaar is gesteld. Ook kunnen consumenten en ondernemingen kiezen voor een provider met spamfiler en kunnen overheden kiezen voor het implementeren van een gratis spamvrije e-mailservice van Overheidswege voor particulieren en bedrijven.

Daarnaast kan EU Richtlijn 2002/58/EG zo begrepen worden dat lidstaten gehouden zijn de mogelijkheden van civielrechtelijke aansprakelijkheid voor spamboeren niet aan te tasten, zodat zij bij het veroorzaken van eventuele schade aan computersystemen civielrechtelijk aansprakelijk gesteld kunnen worden. Zoals dat bijvoorbeeld succesvol gebeurd is in de zaak AbFab/XS4ALL.

Voordeel van civielrechtelijke aanpak van spam is dat de mensenrecht bepalingen van het EVRM in beginsel niet horizontaal werken. In civiele zaken kan artikel 10 EVRM in principe niet als weer ingeroepen worden. Spam die ondanks deze maatregelen schade aanricht aan computersystemen, kan aangepakt worden met artikel 161 sexies van het wetboek van Strafrecht. Dat artikel verbiedt het opzettelijk vernielen, beschadigen of onbruikbaar maken van een computer- of communicatiesysteem. De overheid beschikt over een legio aan proportionele maatregelen die ingezet kunnen worden om spam te bestrijden en privacy en levensfeer te beschermen. Daarbij is het niet noodzakelijk en zelfs onwenselijk met verboden de algemene uitingsvrijheid aan banden te leggen.

Economisch nadeel & conclusie

Die onwenselijkheid is niet alleen mensenrechttechnisch, ook zit er een sterk nadelig economisch component aan de anti-spamwet. Moderne techniek maakt telecommunicatie relatief makkelijk en goedkoop. Daarmee is het voor de enkeling eenvoudiger tegen relatief lage kosten grote groepen mensen tegelijk te bereiken en aldus een plek op de markt te verwerven, al dan niet ten koste van gevestigde partijen. Dat geeft dynamiek aan de vrije mededinging die aan de Europese economie ten grondslag ligt.

De nieuwe bepalingen van artikel 11.7 van de Telecommunicatiewet frustreren dit economisch voorspoed brengende effect van de moderne technologie en beschadigen daarmee de economische slagkracht van deze technologie voor Europa in handen van onder andere zzp’ers en het MKB. Kortom artikel 11.7 van de Telecommunicatiewet in strijd is met artikel 10 EVRM en niet in het algemeen economisch belang.

Constitutioneel Hof Roemenië: Bewaarplicht in strijd met mensenrechten

disc-data-weg-bewaren-kruis.jpgHet constitutioneel hof van Roemenië heeft geoordeeld dat de bewaarplicht ongrondwettelijk en in strijdt met de mensenrechten is, zo meldde ISPam.nl gisteren. Dit gebeurde al op 8 oktober, maar de Engelse vertaling is nu pas beschikbaar. Kort gezegd oordeelt het Hof dat de bewaarplicht de essentie van het privacyrecht uitholt en daarmee onoverkomelijk in strijd is met dit fundamentele grondrecht.

Het Hof toetst de Roemeense versie van de Wet bewaarplicht aan haar eigen grondwet en meteen ook maar aan het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens. Dit verdrag, waar ook Nederland lid van is, bepaalt kort gezegd dat inbreuken op het private life van de burger alleen mogen als die:

  1. bij wet geregeld zijn,
  2. een legitiem doel dienen, en
  3. niet op een andere, minder inbreukmakende manier geregeld kunnen worden (proportionaliteit).

Meestal zijn die eerste twee eisen geen probleem: er is altijd wel een wet en een op zich legitiem doel te verzinnen (terrorisme, drugshandel, kinderporno, auteursrechten*). Maar hier valt het Hof al meteen over de eerste eis: ok, er is dan wel een wet, maar die is zo vaag dat het voor providers niet mogelijk is om vast te stellen hoe ze zich daaraan moeten houden. In de Roemeense wet staat namelijk dat men onder andere “the related data necessary for the identification of the subscriber or registered user” moet bewaren, en dat is inderdaad behoorlijk vaag. Vandaar dat het Hof zegt:

The limitation of exerting the right to private life and to the secrecy of the correspondence and the freedom of expression, must also be made in a clear, predictable and unambiguous manner, so that the possibility of the arbitrariness or abuse from authorities in this field may be avoided , as much as possible.

In Nederland staat diezelfde term “related data” in artikel 13.2a lid 1 sub a Telecommunicatiewet, maar de bewaarplicht geldt alleen voor de zaken die in een specifieke lijst genoemd zijn. Bij ons is daarmee denk ik die onduidelijkheid wel weggenomen.

Wat wel bij ons speelt, is het punt van de proportionaliteit. Volgens de Wet Bewaarplicht moeten verkeersgegevens continu worden verzameld en bewaard, los van de vraag of die data nodig is voor bestrijding van enig strafbaar feit. Dat is niet noodzakelijk, zegt het Hof. Een inbreuk op de privacy moet in alle gevallen tijdelijk zijn. Immers:

[T]he regulation of a positive obligation that foresees the continuous limitation of the privacy right and the secrecy of correspondence makes the essence of the right disappear by removing the safeguards regarding its execution. The physical and legal persons, mass users of the public electronic communication services or networks, are permanent subjects to this intrusion into their exercise of their private rights to correspondence and freedom of expression, without the possibility of a free, uncensored manifestation, except for direct communication, thus excluding the main communication means used nowadays.

Op die gronden wordt de Roemeense wet die de bewaarplicht invoert, ongeldig verklaard als strijdig met de Roemeense Grondwet. Maar wat betekent dit nu voor de rest van Europa?

Mijn Roemeens recht is wat -ahem- roestig, maar zo te lezen is dit een wettelijk verplichte toets op deze nieuwe wet (zoals onze Raad van State doet, maar dan goed) en niet een arrest op verzoek van een benadeeld persoon. Dat is jammer, omdat er nu geen directe stap naar het Europese Hof voor de Rechten van de Mens mogelijk is. Dat kan pas als alle nationale rechtsmiddelen uitgeput zijn, en daar zijn we nog lang niet. Een Roemeen (bv. een provider die moet bewaren of een persoon wiens gegevens worden bewaard) zal nu eerst een rechtszaak moeten beginnen, en pas na hoger beroep en cassatie kan deze dan naar dat Hof.

Het is me zelfs niet duidelijk of dat er überhaupt van gaat komen – het kan goed zijn dat deze wet nu ingetrokken wordt en door iets nieuws vervangen gaat worden. En zolang er geen wet is, kan niemand die overtreden en is er dus geen grond om naar het Europese Hof te stappen. In Roemenië dan. Wie in Nederland zin heeft, heeft hier een mooi argument.

Arnoud

Het mensenrecht op downloaden?

satelliet-schotel-ontvangst-meningsuiting-informatievrijheid-restrictie-prikkeldraad.jpgEen verbod op downloaden is in strijd met het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens, zo las ik gisteren in Trouw. Hendrik Rood van van Stratix zegt in dat artikel namelijk:

In [het EVRM] is vastgelegd dat een inwoner van Europa niet belemmerd mag worden bij het ontvangen van informatie. Overheden mogen die ontvangst niet blokkeren en ook bedrijven mogen dat niet. Dit recht op informatie is sindsdien herhaaldelijk door de Europese Unie herbevestigd.

Inderdaad, artikel 10 EVRM bepaalt dat “een ieder recht heeft op vrijheid van meningsuiting” en rekent daar ook het ontvangen van inlichtingen of denkbeelden onder. De overheid, maar ook private partijen, mogen je niet zomaar hinderen bij deze ontvangst. Vandaar dus dat een woningbouwvereniging of vereniging van eigenaren niet zomaar het ophangen van satellietschotels aan je gehuurde appartement kan verbieden.

Maar om daar nu uit te concluderen dat downloaden dus te allen tijde mag gaat me ook weer te ver. Lid 2 van dit artikel biedt namelijk wel degelijk mogelijkheden om grenzen te stellen aan de uitoefening van dit mensenrecht. Eén van die mogelijkheden is “de bescherming van de rechten van anderen”, en het auteursrecht is een voorbeeld van zo’n recht.

Het Scientology-arrest is bij mijn weten de enige keer waar een hogere rechter zich moest uitlaten over de vraag of het mensenrecht van artikel 10 EVRM boven het auteursrecht kon gaan. Het antwoord was “ja mits”, en de mits legde hier een hoge drempel. Belangrijk aspect in die zaak was namelijk dat Scientology a) geen commercieel doel had met haar auteursrechten en b) “met hun leer en organisatie de verwerping van democratische waarden niet schuwen”. Daar kwam bij dat de teksten al openbaar waren via de Amerikaanse rechtbank.

Dus ja het kán maar het is wel zeer uitzonderlijk. Er zal een zeer zwaarwegende reden moeten zijn, bijvoorbeeld politieke discussie of een belangrijk maatschappelijk debat, op grond waarvan auteursrecht opzij gezet kan worden. “Gewoon willen downloaden” is ben ik bang niet genoeg daarvoor. Zoals professor Hugenholtz het in 1999 formuleerde (Word-file):

[T]he European Commission has been reluctant to accept freedom of expression and information arguments in cases where property rights in information are merely exercised to ensure remuneration, and the flow of information to the public is not unreasonably impeded. For European legislatures the message is clear: as long as licenses are made available under reasonable conditions, or statutory licenses apply, the European Court is unlikely to find that copyright and Article 10 collide.

Dat stukje over “statutory licenses” oftewel in goed Nederlands “heffingen” intrigeerde me. Aan de thuiskopie-exceptie zit immers al langer een heffing gebonden, tenminste als je downloadt of kopieert naar CD’s, DVD’s en dergelijke. Met even doorzoeken vond ik dan ook dit artikel van Robert Jacob Danay over peer-to-peer informatieverspreiding versus auteursrecht. Hij past het EVRM strak toe: de hoofdvraag is hierbij altijd of het gehanteerde middel om de meningsuiting of informatiegaring te beperken wel het minst inbreukmakend is. In plaats van iets keihard verbieden zou je het ook in beperkte vorm kunnen toestaan bijvoorbeeld.

Als je dat vertaalt naar downloaden en filesharen, dan wordt de vraag dus: is er een maatregel te verzinnen die ontvangst van informatie minder belemmert dan een verbod? En het antwoord daarop van Danay is: jazeker, je kunt ook gewoon heffingen instellen. De bekende “internet tax” of downloadtoeslag dus. Hiermee worden rechthebbenden ook gecompenseerd, en de informatievrijheid wordt minder aangetast dan bij een keihard verbod. En die toeslag geldt dan dus voor down- én uploaden.

Terugkomend op het artikel in Trouw: Rood heeft dus gelijk dat het kan, maar er zal wel iets aanvullends nodig zijn in de wet om dit op een juiste manier te regelen.

Arnoud

Meningsuiting op internet ook grondwettelijk beschermd

Grondrechten gelden ook gewoon op internet. Dat lijkt logisch, maar het is toch goed om te zien dat dat principe ook in de rechtspraak gevolgd wordt. In een recent vonnis van de Europese strafkamer van de rechtbank Amsterdam wordt een uitlating op internet als “minder openbaar” aangemerkt dan bijvoorbeeld radio of televisie. Daarom zal er bij uitlatingen op internet minder snel sprake zijn van strafbare belediging of discriminatie.

Het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) is het belangrijkste verdrag voor grondrechten in Europa. Het recht op vrije meningsuiting wordt in dit verdrag gegarandeerd. Een inbreuk daarop mag alleen als dat bij wet geregeld is, de inbreuk noodzakelijk is om de goede naam of rechten van anderen te beschermen, en de maatregel ook nog eens de best passende (minst erge) remedie is om die anderen te beschermen.

Belediging, smaad, laster, haatzaaien en dergelijke zijn in het Wetboek van Strafrecht verboden. Een strafrechtelijke vervolging mag dus in principe, maar de staat moet hier wel heel terughoudend mee zijn. Het is tenslotte een zeer zwaar middel. In veel gevallen kun je het beter overlaten aan de beledigde of besmade persoon zelf om bij de rechter actie te ondernemen (of niet natuurlijk). En de vervolging moet ook nog eens noodzakelijk zijn om die anderen te beschermen. Het Europese Hof voor de Rechten van de Mens legt dit strikt uit: er moet een “dringende maatschappelijke noodzaak” zijn, een dringend algemeen belang, om op te treden tegen een meningsuiting. Dat zal er niet snel zijn – zeker als het gaat om politieke discussie mag je erg veel zeggen.

In deze zaak vond de rechtbank dat de uitlatingen wel degelijk beledigend bedoeld waren. Het waren vooral grove woorden zonder dat daar nu enige bijdrage aan een debat uit op te maken was. Maar: deze werden geuit op een forum, en voor strafbare belediging moet je in het openbaar gesproken of gepubliceerd hebben. En dat was hier niet het geval. De rechtbank vroeg zich af

of de groepen in kwestie redelijkerwijs tegen de beledigende uitlatingen konden aanlopen, en dus ongevraagd met de uitlatingen geconfronteerd konden worden, zonder zich daartegen te kunnen beschermen. Als verdachte de uitlatingen in zodanige openbaarheid had gedaan dat mensen er onverhoeds tegenaan zouden lopen, zou het opzet op de openbaarheid zonder meer zijn komen vast te staan. Aannemelijk is echter dat verdachte juist door de keuze voor het forum [naam forum] in de veronderstelling verkeerde – en ook de bedoeling had – dat zijn uitlatingen slechts door een klein groepje gelijkgestemden zouden worden gelezen. Zijn opzet was derhalve gericht op een beperkte mate van openbaarheid.

Je moest met andere woorden echt actief op zoek naar deze uitlating. Het was zelfs nodig om je te registreren op het forum voordat je het kon lezen. Je kon er niet onverhoeds tegenaan lopen, aldus de rechtbank. Daarmee vindt de rechtbank deze uitlating wezenlijk anders dan een mededeling op radio of televisie, waar je zomaar onverhoeds tijdens het zappen tegenaan kunt lopen.

Deze Europese strafkamer heeft nog meer uitspraken waarin aan het EVRM werd getoetst, gedaan. En dat is ook precies het doel van deze afdeling van de rechtbank: in het verleden werd niet altijd even expliciet nagegaan of een inbreuk op een grondrecht eigenlijk wel mocht gezien het EVRM. Vandaar dit samenwerkingsverband tussen de afdelingen strafrecht van de rechtbanken van Amsterdam, Alkmaar en Haarlem.

(Bedankt, Piter!)

Arnoud