De Amsterdamse recherche en het Openbaar Ministerie dreigen de hoofdredacteur van Crimesite op te pakken, meldde de site gisteren. Hij wil geen gehoor geven aan een vordering om IP-nummers van bezoekers van de website te verstrekken. Het OM had die geëist in verband met een mishandelingszaak waarover Crimesite had bericht (via GeenStijl). In de reacties verklaarden twee getuigen iets over de gebeurtenissen, en de politie wil die graag eens op het bureau spreken. Kan dat zomaar?
De politie heeft de vordering ingediend op grond van artikel 126n Strafvordering. Daarmee mag men bepaalde gegevens vorderen “over een gebruiker van een communicatiedienst en het communicatieverkeer met betrekking tot die gebruiker”, zoals het IP-adres vanaf waar het communicatieverkeer is gedaan of de NAW-gegevens indien beschikbaar. Deze mag men vorderen van “aanbieders van een communicatiedienst”, en dat zijn dan weer bedrijven die (art. 126la Strafvordering):
aan de gebruikers van zijn dienst de mogelijkheid biedt te communiceren met behulp van een geautomatiseerd werk, of gegevens verwerkt of opslaat ten behoeve van een zodanige dienst of de gebruikers van die dienst;
Het gaat hier dus niet alleen om internetproviders die signalen doorgeven, maar óók om bedrijven die bijvoorbeeld pure hostingdiensten aanbieden. Die slaan immers gegevens op ten behoeve van de communicatiedienst “WWW” (ok ok technisch gesproken de dienst “http”). Je kunt discussiëren of Crimesite onder “bedrijven die communicatiediensten leveren” valt. Crimesite lijkt me wel een bedrijf in de zin van de wet – ze verkopen advertenties. Maar is hun core business de dienst opslag/doorgifte/http? Ik betwijfel het.
Crimesite heeft echter een veel sterker argument: zij doet aan journalistiek en heeft daarmee recht op bronbescherming (zoals bevestigd in de Voskuil– en Autoweek-arresten). Het OM heeft speciale richtlijnen opgesteld over hoe om te gaan met vorderingen richting journalisten. Die zegt in artikel 6a onder meer:
In ieder geval lijkt het toepassen van dwangmiddelen gerechtvaardigd als dat het enige effectieve middel is om een zeer ernstig delict op te helderen. Het moet dan gaan om die misdrijven waarbij het leven, de veiligheid of de gezondheid van personen ernstig is geschaad of in gevaar kan worden gebracht. Daarvan zal in beginsel sprake zijn bij het opsporen van de verdachte van bijvoorbeeld een reeks van ernstige zedenmisdrijven, het traceren van een hoeveelheid explosieven of het inrekenen van een voortvluchtige moordenaar.
Verdedigbaar is dat hier sprake is van een dergelijk misdrijf. Immers het ging om zware mishandeling van een portier. En als zich dan een getuige meldt dat hij gezien heeft wie het werkelijk was, en daarbij zelfs de politie aanspreekt (“Politie: maak even een praatje met het personeel en de DJ van die avond….dan weet je genoeg.”) dan kan ik het wel billijken dat je die meneer even wilt spreken. Er is geen anonimiteit bedongen, en heel hard nodig lijkt die ook niet bij een dergelijke verklaring. Dus ik denk dat uiteindelijk de rechter het OM toch gelijk zal geven, maar het tegendeel is ook goed verdedigbaar.
Essentieel is wél dat een rechter er naar moet kijken, en dat is niet het geval bij dit type vorderingen – iedere officier van justitie mag deze vordering instellen. En daarover zegt het Europese Hof in de Autoweek-zaak:
Although the public prosecutor, like any public official, is bound by requirements of basic integrity, in terms of procedure he or she is a “party” defending interests potentially incompatible with journalistic source protection and can hardly be seen as objective and impartial so as to make the necessary assessment of the various competing interests.
Daardoor was er geen “independent assessment as to whether the interest of the criminal investigation overrode the public interest in the protection of journalistic sources.” Een officier is (een beetje) partijdig en kan daarom niet beslissen of het opsporingsbelang zwaarder weegt dan het belang van de persvrijheid. Alleen een rechter(-commissaris) kan dat.
Arnoud