Een uitingsverbod geldt ook voor de LinkedIn van de directeur

linkedin-connecties-contacten.pngIs het LinkedInprofiel van de directeur een bedrijfsmatig profiel? Nee, bepaalde de rechtbank onlangs, want zo’n profiel staat toch op náám en het is vooral bedoeld voor zakelijke en carrièregerichte doeleinden, iets dat jij als persoon doet. En als jou als persoon iets verboden is, mag je dat dus ook niet op zo’n LinkedInprofiel.

Prescan en Privatescan liggen al geruime tijd in de juridische clinch over merkinbreuk, domeinnamen en oneerlijke reclame in de bodyscansector. In augustus 2012 werd een van de directeuren van Privatescan veroordeeld om niet langer de slogan “Privatescan is marketleider” te gebruiken. Echter, in oktober/november bleek die zin nog wel als deel van zijn LinkedIn-profieltekst vermeld.

Het verweer luidde, kort gezegd, dat dit een zakelijk profiel was van het bedrijf Privatescan, zeg maar ongeveer zoals mijn pagina op ICTRecht wel mijn naam en foto toont maar toch een bedrijfspagina is. En aangezien het verbod aan hem in privé was opgelegd, was er dus geen sprake van een overtreding omdat niet hij maar Privatescan BV de uiting had gedaan.

Nu kun je discussiëren van wie een LinkedInprofiel eigenlijk is, zeker als er een bedrijfsnaam bij staat en je daar naar buiten treedt als medewerker/directeur van het bedrijf. Stel je gaat klantenservice doen in de discussiegroepen of je maakt reclame voor producten of diensten. Is dat dan jouw werk of dat van de werkgever? En van wie zijn die LinkedIncontacten die je legt dankzij het werk?

Lastige vragen, maar in dit specifieke geval heeft de rechtbank er weinig moeite mee het profiel als persoonlijk te zien:

Bovenaan het LinkedIn profiel is allereerst de naam van [eiser sub 1] opgenomen, met daarnaast een foto van zijn gezicht. Onder de naam van [eiser sub 1] staat vermeld dat hij ‘owner’ van Privatescan is. LinkedIn is een online sociaal netwerk dat de deelnemers in de gelegenheid stelt gebruik te maken van elkaars zakelijke netwerk. Het idee achter LinkedIn is juist dat het persoonlijk profiel wordt gebruikt voor zakelijke en carrièregerichte doeleinden.

Zo’n profiel moet je dus in principe zien als iets van de persoon, en niet van het bedrijf. Bedrijven kunnen een eigen pagina aanmaken ook nog (en die wás er ook van Privatescan). Dat het bedrijf betaalde voor het account en dat meerdere mensen erop konden inloggen, maakte dit niet anders.

Toch hoeft de directeur geen dwangsommen te betalen voor deze overtreding van het vonnis. De strekking van dat vonnis was namelijk dat “de maatman-consument” beschermd moest worden tegen misleidende aanprijzingen, en een consument gaat niet op de LinkedIn van de directeur kijken hoe goed Privatescan nu eigenlijk is. Die leest medische sites gericht op consumenten, zoals MedicalFacts of krantensites zoals De Standaard Online. En op basis van uitlatingen dáár was het vonnis uitgesproken, dus alleen bij uitlatingen op daarmee vergelijkbare media kan sprake zijn van een overtreding.

Arnoud

Overtreed je een contactverbod door iemands blog te lezen?

blog-ip-adres.pngAls je een contactverbod hebt, mag je iemands blog dan nog wel lezen? Nee, ik heb geen contactverbod en ook geen stalker maar die vraag kwam ik tegen in een vonnis over een executiegeschil. Die term klinkt in dit verband trouwens enger dan ie is: de vraag was of men dwangsommen kon opeisen wegens overtreding van het contactverbod.

Wat er precies is gebeurd, is niet te achterhalen, maar in oktober 2011 heeft de rechtbank Arnhem een persoon verboden om zich op te houden in een bepaald gebied of om een ander persoon te contacteren. Volgens die andere persoon was dat verbod overtreden, waarop een deurwaarder duizend euro aan dwangsommen kwam incasseren. Daarop stapte de ene persoon naar de rechter (zodat we hem nu, iets minder verwarrend, “eiser” kunnen noemen) om die andere persoon (gedaagde) dit recht te ontzeggen.

Kern van het geschil was of dit verbod overtreden was. Ik citeer het letterlijk, omdat executiegeschillen altijd gaan over wat er exact staat en hoe je dat precies mag uitleggen.

[De rechtbank] verbiedt [eiser] gedurende zes maanden na betekening van dit vonnis [gedaagde] aan te spreken, hetzij direct, hetzij telefonisch, dan wel door middel van sms-berichten en om berichten over [gedaagde] te verspreiden via twitter, e-mail, dan wel anderszins op internet te zetten.

De rechter in het executiegeschil mag niet toetsen of het verbod terecht is (daar is hoger beroep voor) maar moet onderzoeken of het geschonden is, gezien het doel en de strekking van het verbod.

Er waren twee zaken gebeurd: 1) de gedaagde had een mail van de eiser ontvangen, en 2) de gedaagde had een bezoek aan zijn of haar blog geregistreerd door de eiser.

Eerst maar de mail. Er staat inderdaad “e-mail” in het verbod, maar als je goed leest dan staat er “om berichten over gedaagde te verspreiden via e-mail”. Dus verspreiden oftewel derden lastigvallen met die berichten. En de gedaagde zélf lastigvallen is niet hetzelfde. Daarmee is het verbod niet overtreden.

Je zou denken, is e-mail niet een vorm van “aanspreken” maar daar maakt de rechter geen woorden aan vuil. Of wellicht las hij de “hetzij” bij die bijzin als een beperkende opsomming: het is verboden gedaagde aan te spreken, als daarbij één van deze middelen wordt gebruikt. Een telegram zou dus nog wel mogen, net als e-mail.

Idem voor de blog. Er staat niets over blogs, en het bezoeken van een blog is op zich geen “aanspreken”. Een reactie plaatsen ook niet, maar dat kun je wel onder “berichten over gedaagde op internet zetten” scharen lijkt me. Alleen was dat niet gebeurd.

Arnoud

Is een nog werkende dieplink een openbaarmaking?

sexy-jurkje.pngOh jee, weer een executiegeschil. Maak je een foto openbaar als de dieplink naar het bestand nog steeds werkt, maar die URL nergens bekend is? Dat was de vraag (via) waar de rechter in een ruzie over de naleving van een vonnis over auteursrechtschending voor stond.

In juni werd het bedrijf Benstout veroordeeld wegens auteursrechtinbreuk. Het had in haar webshop foto’s van lingerie gebruikt van het Amerikaanse bedrijf Dreamgirl, dat daar geen toestemming voor had gegeven.

Het verweer van Benstout dat zij de betreffende foto’s had gekregen van de Chinese leverancier, werd niet geaccepteerd. Zelfs al zou men uit onwetendheid hebben gehandeld (wat geen argument is in het auteursrecht), dan nog vervalt dat omdat de Nederlandse wederverkoper ze herhaaldelijk op de inbreuk had aangesproken. Het bedrijf werd dan ook veroordeeld tot het verwijderen van de foto’s, op straffe van een dwangsom van 500 euro per dag.

Nu stond men er weer: waren de dwangsommen verschuldigd? Er bleken namelijk nog diverse foto’s oproepbaar die bij vonnis neit meer gepubliceerd mochten worden. Die foto’s waren echter geen onderdeel meer van de website, ze waren alleen nog in te zien als je de directe URL (http://static.mijnwebwinkel.nl/winkel/benstout/thumb15330710.jpg) intypte. Maar ze stonden er wel.

Ik was daarnet wat onnauwkeurig toen ik zei “verwijderen”. Het vonnis sprak specifiek van het stoppen van inbreuk, oftewel het staken van “openbaar maken en/of verveelvoudigen van deze foto’s”. En op die grond meent de rechter dat aan het vonnis is voldaan:

Die foto’s konden slechts worden gevonden indien men beschikte over “inside” informatie, namelijk de volledige URL beginnend met ‘static”. Zonder die kennis was het niet mogelijk de foto’s op de server te vinden. Onder dergelijke omstandigheden kan niet worden vol gehouden dat die bewuste foto’s op de server voor het gewone publiek toegankelijk waren.

De foto’s werden dus niet meer openbaar gemaakt of verveelvoudigd. Daarmee is geen sprake van verbeurde dwangsommen. Terecht, lijkt me. (Bij Mediareport wijzen ze erop dat dit in de Majesteit-zaak ook zo gevonnist werd.)

Je vraagt je af waarom iemand gaat procederen over foto’s die alleen met een dieplink nog op te roepen zijn.

Arnoud

Executiegeschil over al of niet gemaild domeinnaamverhuisformulier

Executiegeschillen. Het klinkt pijnlijker dan het is, hoewel je er als rechter liever niet te veel mee te maken krijgt. Dit zijn geschillen over de tenuitvoerligging of executie van een eerder vonnis. Oftewel: doet hij wel op tijd wat hij moest, en zo niet heb ik dan recht op dwangsommen? Afhankelijk van hoe het vonnis is geformuleerd en hoe hard Murphy toesloeg bij de uitvoering, kan dat tot heel complexe situaties leiden. Maar soms doen partijen zelf ook nodeloos moeilijk, zoals ik tussen de regels opmaak in dit vonnis over de overdracht van een domeinnaam.

In de eerdere zaak (zo te zien niet gepubliceerd – grom) was de eigenaar van een domeinnaam veroordeeld om de domeinnaam naar de andere partij over te dragen. Of, beter gezegd: “binnen 24 uur na betekening van dit arrest al datgene te doen wat nodig is om [nieuwe eigenaar] bij SIDN als enige rechthebbende geregistreerd te laten zijn”. Het arrest was van 9 maart, en op 10 maart stuurde de domeinnaamhouder een mail naar de andere partij met het door hem ingevulde SIDN-formulier voor de houderwijziging. Even tekenen en dan kon dat door naar SIDN. Alleen: daar kwam geen reactie op. Op 16 maart werd nagebeld, en de mail bleek niet te zijn aangekomen.

Vervolgens ontstond er enige discussie over of dat formulier nog wel gebruikt kon worden, want er stond immers 10 maart onder de handtekening en dat zou 16 maart moeten zijn. (“Antedateren” schijnt iets heel stouts te zijn maar in deze context zie ik het probleem niet – en de rechter ook niet trouwens: “Voor zover [nieuwe eigenaar] vreesde zich schuldig te maken aan antedatering, had zij dit immers eenvoudig kunnen oplossen door op het formulier bij haar ondertekening de datum 16 maart 2010 te noteren.”)

Uiteindelijk loste de domeinnaamhouder het zelf op met een ’truc’: hij deed zich zich via een derde-provider voor als de verkrijger van de domeinnaam en autoriseerde zo de overdracht. Niet netjes maar de domeinnaam was nu wel over. Opgelost dus, zou je zeggen. Maar dit is een executiegeschil, en dus ging de andere partij moeilijk doen: dit duurde allemaal te lang dus graag de dwangsommen uitgekeerd.

Daarbij krijgen beide partijen ongelijk. Allereerst oordeelt de rechter dat de domeinnaamhouder genoeg gedaan heeft door dat formulier in te vullen en op te sturen. Andere manieren, met name die truc, kunnen dan niet geëist worden:

Gegeven het feit dat SIDN een speciaal formulier hanteert voor het doorgeven van een wijziging in de domeinnaamhouder, lag het immers zozeer voor de hand de overdracht langs die weg te bewerkstelligen dat van [de domeinnaamhouder] redelijkerwijs niet kon worden verlangd dat hij (daarnaast ook) andere wegen zou bewandelen.

Vervolgens gaat de domeinnaamhouder toch nog onderuit, want op 10 maart mailen en pas op 16 maart nabellen was in deze context veel te traag. Hij was verplicht “alles” te doen om te zorgen dat die domeinnaam over ging, en daaronder valt dan ook dat je er bovenop zit en reageert als er niet meteen een reactie komt:

Onder die omstandigheden kon [domeinnaamhouder] er niet mee volstaan het formulier per e-mail aan [nieuwe eigenaar] toe te sturen zonder rekening te houden met de mogelijkheid dat het bericht door wat voor oorzaak ook niet was aangekomen of in het ongerede was geraakt. [domeinnaamhouder] had zich tijdig ervan moeten vergewissen dat het formulier in goede orde door [nieuwe eigenaar] was ontvangen en van de inhoud kennis was genomen. Nu hij dit heeft nagelaten en [nieuwe eigenaar] stelt dat zij het mailbericht van 10 maart 2010 niet heeft ontvangen en het SIDN formulier pas op 16 maart 2010 in haar bezit heeft gekregen, kan niet worden gezegd dat [domeinnaamhouder] reeds op 10 maart 2010 aan de veroordeling van het gerechtshof ” om al datgene te doen wat nodig is ” heeft voldaan.

De domeinnaamhouder mocht dan ook 12.000 euro aan dwangsommen overmaken. En ja, dat is een consequentie van mail gebruiken: als de wederpartij zegt niks gehad te hebben, heb je een levensgroot bewijsprobleem.

Overigens perfect getimed: op 10 maart meldde de SIDN de formulieren afgeschaft te hebben.

Arnoud