Een domeinnaam valt toch wél onder de Wet Van Dam

JanBaby / Pixabay

Valt een domeinnaam onder de Wet Van Dam, oftewel kun je die per maand verlengen als consument? Die vraag houdt de gemoederen al een tijdje bezig. Niet zo raar: voor hostingbedrijven zijn domeinnamen kleine dingen om te verkopen, maar de winst per jaar is altijd wel mooi. Alleen wil je dan wel per jaar verlengen, en daar zijn alle bedrijfsprocessen ook op ingesteld. Wat dan weer lastig is als een kleine groep van je klanten (de consumenten) ineens het recht blijkt te hebben om per maand op te zeggen. Een recent vonnis laat echter zien dat de rechter tegenwoordig domeinnamen wél onder de Wet Van Dam ziet vallen.

Het vonnis mocht ik inclusief de voorbereidende stukken publiceren van de eiser (dank!). Het geheel is zeer lezenswaardig. Even wat achtergrond om te beginnen: sinds 2011 is er dus consumentenwetgeving die bepaalt dat consumenten (niet-zakelijk handelende privépersonen) een stilzwijgend verlengd contract per maand mogen opzeggen, ongeacht wat er in het contract staat. Eveneens sinds 2011 is er herrie over wie daar dan onder valt, waaronder dus ook domeinnaamaanbieders en webhosters.

De wettelijke formulering waarbinnen domeinnaamovereenkomsten onder de Wet Van Dam vallen, is dat het moet gaan om “het geregeld doen van verrichtingen” – het leveren van diensten dus. En dan kom je bij de vraag wat je dóet als domeinnaamaanbieder. Dus niet de SIDN (die beheert haar registry en de DNS domeinnaamservers) maar bijvoorbeeld een webhostingbedrijf dat voor haar klant een site online zet achter een specifieke domeinnaam. Dien je dan eenmalig een aanvraag/registratie in bij SIDN om daarna niets meer te doen, of moet je toch meermalen iets actiefs doen als hoster?

In 2017 oordeelde de rechter nog dat het bij domeinnamen gaat om een eenmalige handeling, zodat de Wet Van Dam niet geldt. Deze rechter keek naar de handeling van het registreren en concludeerde dat die slechts eenmalig was. Andere dingen, zoals er een website of mail aan gekoppeld houden, waren niet aangevraagd. Daarom was er niets “geregeld” (periodieks) waarmee de Wet Van Dam van toepassing zou zijn. Ik heb dat altijd wat gek gevonden, en in deze nieuwe zaak zie ik dan ook een betere redenering van de eiser:

Naast kale registratie en de mogelijkheid om de registratie via het controlepaneel te updaten is het ook een wezenlijk onderdeel van de dienstverlening dat klanten van TransIP de nameservers van TransIP mogen gebruiken. Elke klant maakt hier standaard gebruik van. In het controlepaneel (Productie 3, “Nameserverinstellingen”) zijn standaard de nameservers van TransIP ingevuld. …  Nagenoeg elke partij die domeinregistratie aanbiedt, biedt deze diensten aan als één geheel, en nagenoeg elke klant maakt gebruik van elk aspect van deze dienst. Bij TransIP is het niet mogelijk om deze diensten afzonderlijk af te nemen.
De hoster (TransIP) stelt daar tegenover dat “het gebruik van nameservers en relay servers geen aparte dienst is waar een overeenkomst voor wordt afgesloten”. Wat een slimme is qua juridische spitsvondigheid, nergens in de AV staat dat u een nameserverdienst afneemt dus die dienst heeft u niet dus wordt er niets periodiek afgenomen. Alleen, in een arrest uit 2011 over een sportschool werd geoordeeld dat dit niet opgaat:
Een overeenkomst, waarbij ruimte, personeel en apparatuur ter beschikking wordt gesteld om te sporten, kan daarom worden aangemerkt als een overeenkomst tot het geregeld doen van verrichtingen.
Ook sportapparatuur wordt immers niet voor één persoon specifiek neergezet. Als jij periodiek kunt gaan sporten, dan wordt er periodiek een verrichting gedaan door de sportschoolhouder. Idem, als jouw website continu bereikbaar is via een DNS server van TransIP dan verricht deze een periodieke verrichting.

Opmerkelijk genoeg laat TransIP het er dan bij, op deze aangehaalde jurisprudentie van de eisende consument stuurt zij geen weerwoord (dupliek). De rechtbank vindt de argumenten van de eiser dan ook overtuigend en wijst de vordering toe: TransIP moet € 5,35 terugbetalen – plus een slordige 200 euro proceskosten. En wij weten nu: als je als hoster niet alleen een domeinnaam registreert maar ook zorgt voor DNS, dan val je onder de Wet Van Dam.

(En ik zeg het toch maar even, dit is alléén relevant als je als consument een domeinnaam bij een Nederlandse webhoster hebt lopen. Een zzp’er of eenmanszaak kan zich hier niet op beroepen.

Arnoud

Profiteren van andermans bedrijfsnaam

zoek-bedrijf-handelsnaam.pngHet profiteren van de naam van een concurrent is niet verboden, tenzij je handelsnaam- of merkinbreuk pleegt. Dat is kort gezegd wat het Hof Leeuwarden eerder deze maand bepaalde in een zaak over de term “scheidingsplanner”. Er is geen algemene regel in de wet dat je andermans bedrijfsnaam niet mag noemen. Daarmee wordt het vonnis uit 2011 ongedaan gemaakt.

Een scheidingsbemiddelingsbureau had advertenties (Adwords) gekocht bij Google voor het trefwoord “scheidingsplanner”. De concurrent De Scheidingsplanner had daar bezwaar tegen, omdat zij een beeldmerk en een handelsnaam had voor dat woord.

Nadat in eerste instantie de rechter had bepaald dat de advertenties te onduidelijk waren (wat merkinbreuk oplevert), vindt het gerechtshof de advertenties nu wél door de beugel kunnen.

Op zich is gebruik van iemands woordmerk in een advertentie inderdaad al snel merkinbreuk, wanneer je daarmee de indruk wekt dat je tot de merkhouder behoort. Maar dat ging hier niet op: het woordmerk was volgens het Hof eigenlijk gewoon beschrijvend voor de dienst, het plannen (uitwerken, begeleiden) van scheidingen. En beschrijvende termen mogen niet als merk worden gedeponeerd.

Een mooie grafische voorstelling van dat woord kan natuurlijk wél prima een merk zijn, maar dat wil niet zeggen dat dus het woord an sich via de achterdeur alsnog beschermd is. Een beschrijvende term mag je gebruiken, dus een beroep op het beeldmerk met die term erin gaat niet slagen (net zoals in de Cruisetravel/Cruise Factory-zaak).

Blijft over het handelsnaamrecht. Een beschrijvende term kan best een handelsnaam zijn, want de Handelsnaamwet eist geen “onderscheidend vermogen” of creativiteit. Maar je kunt je dan alleen verzetten tegen gebruik als handelsnaam door je concurrent. Het enkele opnemen van een naam in een advertentie of ergens op een site is géén handelsnaaminbreuk. Pas als je met die naam naar buiten treedt alsof je de handelsnaamhouder bent, kan sprake zijn van inbreuk.

Auteursrecht op (de formule van) de Scheidingsplanner wordt ook afgewezen want zelfs al is die formule beschermd, dan nog kun je daarmee niet het overnemen van twee woorden daaruit verhinderen.

Als laatste redmiddel had de Scheidingsplanner dan nog het gewone onrechtmatig handelen aangegrepen. Het is toch bepaald niet netjes, oftewel in strijd met de ongeschreven maatschappelijke zorgvuldigheid, dat je zomaar andermans naam gaat gebruiken voor welk doel dan ook?

Daar is het Hof snel klaar mee:

Voorop staat dat het profiteren van de naam van een concurrent, zonder dat dit in strijd is met een absoluut intellectueel eigendomsrecht, op zichzelf niet onrechtmatig is, ook niet als dit nadeel aan die ander toebrengt. Slechts op grond van bijkomende omstandigheden, kan tot onrechtmatigheid worden geconcludeerd.

Terecht, lijkt me. We hebben niet voor niet een systeem van registratie bij merken, en het is niet de bedoeling dat je zonder merk alsnog zou kunnen profiteren van bescherming die op hetzelfde neerkomt.

Welke bijkomstige omstandigheden zouden dan wel genoeg kunnen zijn? Daar gaat het Hof niet diep op in. Men merkt op dat zelfs als vast zou staan dat de concurrent opzettelijk die naam zo gekozen heeft en zo wilde aanleunen bij de bekendheid van De Scheidingsplanner, dat dan nog niet genoeg zou zijn.

Er moet echt meer zijn, bijvoorbeeld duidelijke verwarring bij klanten over met wie ze te maken hebben. Dat was in de Just-eat/Thuisbezorgd-zaak bijvoorbeeld genoeg om tot overdracht van domeinnamen met de handelsnaam van de concurrent erin over te gaan. En dáár heb ik dan weer moeite mee want dan creëer je toch weer een pseudo-merkbescherming. Maar goed.

Arnoud

Wie wint er bij een oudere domeinnaam?

Een lezer vroeg me:

Klopt het dat als jouw domeinnaam ouder is dan de naam van een bedrijf, ze deze nooit kunnen opeisen? Zo ja, wat dan als die domeinnaam daarna verkocht wordt aan een nieuwe eigenaar? Is de domeinnaam dan ineens ‘jonger’?

Het gaat bij opeisen van domeinnamen eigenlijk zelden over “wie was er eerst”. Het is dus niet zo simpel als “wanneer is de domeinnaam geregistreerd”.

De belangrijkste vraag is of er verwarring optreedt tussen de inhoud van de site achter de domeinnaam en de handelsnaam (of het merk) van de andere partij. Het bedrijf Ajax van de brandblussers is ouder dan Ajax.nl maar ze kunnen die niet opeisen. Op die site staat niets dat met hun te maken heeft.

Het is moeilijk voorstelbaar dat een oudere domeinnaam met daarop een even zo oude site verwarring gaat stichten met een jonger bedrijf. Wat je nog wel eens ziet, is dat de domeinnaamhouder een parkeersite heeft, de bedrijfsnaam tegenkomt, en dan gauw de site gaat aanpassen zodat er advertenties voor concurrenten staan of hij er zelf vergelijkbare diensten gaat aanbieden. Dát is handelsnaam- of merkinbreuk, en het doet er dan niet toe dat de domeinnaam veel eerder geregistreerd was.

Het fabeltje “oudere domeinnaam is niet op te eisen” is mogelijk gebaseerd op het idee dat een oudere handelsnaam ‘wint’ van een jongere. En wie onder een domeinnaam commercieel actief is, heeft een oudere handelsnaam. Ook zijn er uitspraken geweest waarin een merk- of handelsnaamregistratie te kwader trouw werd geacht, omdat deze enkel was gedaan om een oudere domeinnaam op te eisen. En dat is natuurlijk ook weer niet de bedoeling.

Arnoud

Concurrentje pesten middels pornosite

porno.jpgOk, wat was u denkende. Dat was mijn eerste gedachte bij het lezen van dit vonnis over twee concurrerende fietsenzaken waarbij de één een domeinnaam had geregistreerd die vrijwel identiek was aan die van de concurrent. En wel op het moment dat ik las “Deze domeinnaam wordt gelinkt aan een pornografische website.” Echt.

Het vastleggen van de domeinnaam die lijkt op de bedrijfs- of domeinnaam van een concurrent is op zich al dubieus, maar als je dit soort dingen gaat doen moet je niet gek opkijken als je meteen verliest. Je zult een héél goed verhaal moeten hebben waarom je dat doet, en dat was er in dit geval niet:

Ter comparitie heeft de heer [Gedaagde] uitgelegd dat hij de concurrentie van [Eiser] vreest en de domeinnaam geregistreerd heeft om die aan [Eiser] te kunnen verkopen ‘als er rare dingen zouden gebeuren’. De rechtbank vermag niet in te zien wat [Gedaagde] hiermee bedoelt.

En als de rechtbank niet snapt wat je bedoelt, gaat men zelf bedenken wat je zou kunnen bedoelen:

[D]de rechtbank [is] van oordeel dat er geen andere reden geweest kan zijn dan het dwarszitten van haar concurrent. Dit dwarszitten kan gelet op de concurrentiestrijd tussen partijen gericht zijn geweest op misleiding van klanten en potentiële klanten van [Eiser].

Voor de pornosite was wél een verklaring: waarschijnlijk was de site gehackt. Een naburige school had ook last van zulke doorlinks. Op zich legitiem, het kan gebeuren dat je dat soort rommel op je site krijgt. Maar dat kwam hier niet heel geloofwaardig over. De politie had de laptop van de gedaagde directeur onderzocht en geen sporen gevonden van gehackt zijn (of van het aanbrengen van pornolinks), maar wél geconstateerd dat er van alles weg was.

De rechtbank gelooft er dus niets van. Concurrentje pesten, dat is het. En dat mag niet, dus meneer moet stoppen met het gebruik van die domeinnaam. Gek genoeg geen overdracht.

Ook was er schadevergoeding geëist. Maar wat ís die schade? Schade moet je aantonen, je kunt niet zomaar een bedrag uit de lucht grijpen. En ondanks het toch behoorlijk specifieke bedrag van 12.722,50 euro dat men eiste, vond de rechtbank dat niet gebleken was van schade. De doorlink was maar zó kort in de lucht (Tweede Paasdag ook nog eens) en geen enkele klant had aangegeven hierom afgehaakt te hebben.

Arnoud

Talensshop.nl mag als domeinnaam voor wederverkoper van Talens producten

<img src=’https://blog.iusmentis.com/wp-content/uploads/2012/07/talens-shop.voorbeeld.png’ width=150 alt=’Klik voor groot screenshot van Talensshop.nl’ border=0 “style=”border: 1px dotted black” align=’right’/>Eén van de meest voorkomende vragen bij ons kantoor is of een domeinnaam met een merk erin gebruikt mag worden om merkproducten te verkopen. Meestal vindt de merkhouder dat namelijk niet leuk, en krijgt de domeinnaamhouder dan ook al snel blafbrieven die spreken van merk- of handelsnaaminbreuk en verwarring en profiteren van de reputatie. Maar uit een recent vonnis blijkt (wederom) dat er wel degelijk ruimte is voor domeinnamen voor legitieme wederverkoop van producten. Update (20 september) in hoger beroep werd toch wél merkinbreuk aangenomen.

In deze zaak had het merk Talens (verfproducten) een rechtszaak aangespannen tegen een bedrijf dat Talensproducten verkocht op de domeinnaam Talensshop.nl. Talens maakte bezwaar omdat deze shop de indruk zou kunnen wekken dat men direct bij Talens koopt, wat niet zo is. En dan stralen problemen van die winkelier af op het merk.

De rechter oordeelt echter anders. Dit is een bona fide wederverkoper, die bij Talens zelf producten inkoopt en die dan bij de consument aan de man brengt. In die situatie mag je het merk gewoon gebruiken. En of je dat nu als fysieke winkel doet met een plaquette aan de muur met het merk erop, of met een domeinnaam, maakt in principe niet uit.

Eerder hadden we natuurlijk de Yonex-rechtszaak, waarin “yonexbadminton.nl” legaal verklaard werd als doorverwijsadres naar de Yonex-afdeling van een online winkel. De rechter lijkt die niet direct te willen volgen, en pakt in plaats daarvan de uitspraken van de domeinnaamarbitrage bij het WIPO, met name de Louis Latour-uitspraak uit 2012. Deze zet de argumenten voor een legitiem gebruik als wederverkoper op een rijtje, en de rechter neemt dat rijtje over:

  1. Je moet daadwerkelijk de merkproducten verkopen op die site. Dus niet generieke producten of alleen maar advertenties naar weer andere sites. Dit doet de Talensshop.
  2. Je mag geen concurrerende producten aanbieden op een manier die “bait and switch” oplevert: mensen lokken met het merk en dan een concurrent aanbieden. Een merkendomeinnaam verkoopt het merkproduct. En dat was precies wat de Talensshop deed.
  3. De website moet nauwkeurig aangeven wat de relatie is met de merkhouder. Termen in de domeinnaam wegen daarbij zwaar. Een woord als “shop” suggereert iets van officieel zijn, zodat er dan hoge eisen gesteld worden aan de rest van de site om die suggestie te weerspreken. Enerzijds moet je dan alles vermijden dat suggereert “ik ben officieel” en anderzijds moet je waar mogelijk aangeven “ik ben gewoon een verkoper”. De Talensshop had nergens een tekst staan die officialiteit suggereerde, en noemde zich wel “De Nr 1 Talens dealer”. De rechter vond dat genoeg, hoewel ik persoonlijk “dealer” net even anders vind dan “verkoper”.
  4. Je mag niet zó veel domeinnamen met het merk erin registreren dat de merkhouder geen fatsoenlijke domeinnaam meer overhoudt. Dat was hier geen probleem: Talens had Talens.com en Talens.nl al in het bezit en had dus ruimte genoeg om nog een eigen shop te beginnen.
Daarnaast had Talens nog aangevoerd dat de shop gebruik maakte van haar handelsnaam. Dat staat los van of iets van de merkenwet mag of niet. Je mag niet je bedrijfsnaam zo kiezen dat die verwarringwekkend veel lijkt op andermans bedrijfsnaam.

Maar gelukkig voor de shop is ook van handelsnaaminbreuk geen sprake. De shop richt zich op consumenten, terwijl Talens zelf zich alleen op bedrijven richt. En als men in twee verschillende branches opereert, kan van handelsnaaminbreuk geen sprake zijn. Los daarvan, als je (zie item 3 hierboven) duidelijk maakt dat je gewoon een wederverkoper bent dan kan er ook van verwarring of je het bedrijf bent geen sprake zijn.

Een goeie uitspraak wat mij betreft, hoewel het ook eenvoudig de andere kant op had gekund. Ik blijf moeite houden met Welkom-bij-merknaam-sites, want een stemmetje in m’n achterhoofd blijft maar fluisteren dat je je alleen maar merknaamshop.nl noemt omdat je heel hard tegen het merk wilt aanschuren. Maar goed, schuren is dus legaal als je de punten hierboven in aanmerking neemt.

Update (20 september) lees ook het hoger beroep waarin toch wél merkinbreuk werd aangenomen.

Arnoud

De domeinnaam van de vennootschap onder firma

Ik zie het regelmatig langskomen: een paar mensen besluiten samen te gaan werken als vennootschap onder firma, maar na enige tijd ontstaat onenigheid, men gaat uit elkaar en dan is de vraag “van wie is de domeinnaam nu eigenlijk”? Een hele leuke voor juristen (want vele uurtjes schrijven) maar voor de betrokkenen een stuk minder.

Helemaal complex wordt het als een van de partijen de domeinnaam al had vastgelegd voordat de VOF werd opgezet. Want bij de ruzie neemt deze partij de domeinnaam dan gewoon weer mee, daarmee alle plannen van de rest doorkruisend. En dat vergroot de ruzie dan weer.

Specifiek voor een domeinnaam adviseer ik altijd om in het VOF-contract vast te leggen dat deze ingebracht wordt in het vermogen van de vennootschap. Een VOF heeft een eigen afgescheiden vermogen, en een domeinnaam is een vermogensrecht, dus juridisch kan dat. Daarmee is de domeinnaam “eigendom” van de VOF, en niet meer van één partner. Je kunt natuurlijk ook de domeinnaam aanvragen nadat de VOF is opgericht en dan betalen met het geld van de VOF-bankrekening.

Zonder inbrengbepaling blijft de domeinnaam eigendom van de huidige houder, en krijgt de VOF alleen een gebruiksrecht. Stel dat de VOF ooit uit elkaar gaat vervalt dat recht en kan alleen de huidige houder nog iets doen met de domeinnaam. Als je ‘m in de VOF inbrengt dan word je gedwongen op dat moment samen te gaan zitten en te bekijken wie de domeinnaam krijgt en wat hij daar tegenover moet stellen.

Nadenken over dit soort dingen vinden startende vennoten niet altijd leuk om te horen. “Wij vertrouwen elkaar, anders gingen we niet samenwerken” is het meest gehoorde bezwaar als ik hierover begin, en “we zijn goede vrienden” is nóg een stapje erger, maar het moet wel als je de problemen voor wil zijn. Ik noem mezelf in die rol dan ook wel eens professioneel doemdenker, want ik moet bedenken waar hun samenwerking op stuk gaat, hoe die ruzies zich gaan ontwikkelen en wat de eventuele schikkingen kunnen zijn.

Iemand nog leuke anekdotes over mislukte samenwerking of ontplofte BV’s?

Arnoud

Wanneer is een domeinnaam inbreuk op een handelsnaam?

Regelmatig krijg ik vragen als de volgende:

Ik heb een leuke domeinnaam geregistreerd waar ik producten/diensten/informatie/affiliatelinks aanbied. Nu ben ik onlangs aangesproken door een ander bedrijf dat zegt dat die domeinnaam inbreuk op zijn handelsnaam maakt. Kan dat kloppen? Moet ik nu de domeinnaam afgeven of zijn er nog mogelijkheden?

De naam van een bedrijf is beschermd als handelsnaam. Concurrenten mogen dan niet dezelfde naam gebruiken, of een naam die verwarringwekkend veel lijkt op de handelsnaam. Zo mag je geen boekhandel onder de naam “Bol.nl” gebruiken, omdat dat te veel lijkt op de bekende internetboekhandel Bol.com. Ook Wereldbol en Boekenbol mogen niet; Het Boekenbolletje vind ik een twijfelgeval.

Een domeinnaam is echter niet per se een handelsnaam. Het kan wel – wederom Bol.com – maar het hoeft niet. Zo is de handelsnaam van deze blog “Internetrecht door Arnoud Engelfriet” want dat is de titel die je overal terugvindt. De domeinnaam blog.iusmentis.com gebruik ik zelf eigenlijk niet als naam van de blog, alleen als adres. En het adres van een bedrijf is niet zijn handelsnaam.

Zo was het gebruik van “amsterdam-thuisbezorgd.nl” door concurrent Just-Eat géén handelsnaaminbreuk, omdat er geen zakelijke dienstverlening plaatsvond op die site. Men werd slechts doorgestuurd naar Just-Eat.nl na 10 seconden lang een reclameboodschap getoond te krijgen.

Zou je een site hebben die in niets lijkt op de concurrent én die onder een eigen naam opereert, dan zouden er geen handelsnaamrechtelijke problemen moeten kunnen ontstaan. En daar gaat het toch vaak fout, want mensen bouwen zulke sites vanaf sjablonen, en die nemen de domeinnaam als sitenaam (“Welkom bij domeinnaam.nl“). En dát maakt de domeinnaam tot handelsnaam.

Een merkwaardige kronkel bij domeinnamen is wel dat er soms tóch gesproken wordt van “inbreuk”, omdat de domeinnaamhouder aanhaakt bij de bekendheid van de domeinnaam en zo verwarring zaait en profiteert van die domeinnaam. Volgens mij is dat juridisch volstrekt onjuist: die termen komen uit het merkenrecht en een handelsnaam is geen merk. Maar rechters passen die regels gewoon toe, ik vermoed omdat “inbreuk op domeinnaam” heel ernstig klinkt.

Arnoud

Nieuw op Iusmentis: Bescherming van een handelsnaam

Helaas kom ik minder vaak toe aan artikelen schrijven dan ik zou willen. Vooral omdat ik ook op ICTRecht het nodige schrijf, en natuurlijk omdat ik ook weer een boek in de steigers heb staan. Maar afgelopen weekend had ik dan toch weer even zin en tijd om wat te schrijven, ditmaal over het handelsnaamrecht.

De naam van een bedrijf is beschermd als handelsnaam. Concurrenten mogen deze niet gebruiken. Handelsnamen zijn wel regionaal beperkt, ook bij gebruik op internet.

De handelsnaam is een ietwat apart recht in de intellectuele-eigendomswereld. Je hoeft hem niet aan te vragen; het gebruik van die naam is genoeg om er bescherming voor te krijgen. En dat geldt óók als de naam beschrijvend is (in tegenstelling tot merken), hoewel je bescherming minder sterk wordt naarmate je handelsnaam beschrijvender is. En als laatste geldt de bescherming alleen in de regio’s waar het bedrijf daadwerkelijk actief is

Handelsnaamrecht geldt ook voor internet. Met een handelsnaam kan een bedrijf dus een domeinnaam opeisen die daar verwarringwekkend veel op lijkt. Wel moet de domeinnaamhouder deze dan wel als bedrijfsnaam gebruiken. Een domeinnaam die niet meer is dan een ‘vestigingsadres’ van een bedrijf onder een andere naam, kan niet via een handelsnaamrecht worden opgeëist.

Lees verder in Bescherming van een handelsnaam op Iusmentis.com.

Waar moet ik nog meer achtergrondartikelen over schrijven?

Arnoud

Misbruik van bevoegdheid: Ministerpresidentrutte.nl moet naar de staat

ministerpresidentrutte-nl.pngDe Nederlandse staat moet binnen twee weken het internetdomein ministerpresidentrutte.nl in handen krijgen, meldde Nu.nl donderdag. Men won een kort geding over deze domeinnaam van een particulier die deze om onduidelijke redenen had geregistreerd en de domeinnaam alleen gebruikte om door te verwijzen naar het bepaald niet staatsgezinde Klokkenluideronline.nl. (En ik blijf die domeinnaam maar lezen als presiden-trutten-l. Ahem.)

Wat ik zo opmerkelijk vind aan deze zaak, is dat hij expliciet als voorbeeld werd ingezet. De zaak is aangespannen om in de toekomst makkelijker ook andere domeinnamen op te eisen, zo motiveerde de advocaat. Dat is gek: normaal procedeer je omdat je onrecht wordt aangedaan, niet omdat je vonnissen wilt verzamelen om toekomstige domeinnaamhouders bang te kunnen maken. Het beleid van de RVD om “ministerpresident”+naam+”.nl” te hanteren maakt nog niet dat houders daarvan die moeten afgeven, net zo min als ik softwarerecht.nl kan opeisen omdat het mijn bedrijfsbeleid is om domeinnamen met -recht.nl erin te hanteren.

Er moet natuurlijk een juridische grondslag zijn om iets op te kunnen eisen. Het argument van de staat “de houder heeft er geen enkel belang bij, terwijl de staat een heel groot belang heeft” is natuurlijk onzin. Bij domeinnamen werd deze Utrechtse belangenafweging een halt toegeroepen door het Gerechtshof in de Gaos/Passies-zaak. Zolang je niet iemands rechten schendt, staat het je vrij om dingen in eigendom te hebben waar jij geen belang bij hebt en anderen wel. Hoe groot het belang van de gemeente ook is ten aanzien van mijn achtertuin, die is van mij en die blijft van mij – tenzij de met zware waarborgen en een vergoedingsplicht omklede onteigeningswet wordt gevolgd.

De grondslag wordt gevonden in het argument “de domeinnaamhouder maakt misbruik van bevoegdheid door deze domeinnaam te registreren” dat we nog kennen van 112.nl. Daarvan is sprake als men die bevoegdheid niet had kunnen uitoefenen als je kijkt naar de onevenredigheid tussen het belang bij de uitoefening en het belang dat daardoor wordt geschaad (art. 3:13 BW). Daar zit in theorie natuurlijk best wat in, maar gaat het hier ook op?

De domeinnaamhouder blokkeert de informatievoorziening van het publiek aangaande de minister-president, aldus de rechter. Tsja, specifiek op die domeinnaam ja. Maar via Rijksoverheid.nl kan die informatievoorziening nog steeds prima lopen – en trouwens, was het niet de bedoeling dat alle overheidswebsites naar dat domein gingen? Net zoals 112.nl daarheen redirect?

De houder had nog toegelicht, zo blijkt uit het vonnis, waarom hij nu juist deze koppeling naar Klokkenluideronline had doorgevoerd:

Ik had de domeinnaam aan elke andere bewustzijnsverhogende website kunnen koppelen, maar ik heb gekozen voor klokkenluideronline.nl omdat deze website een mooi instapmodel is voor de gemiddelde Nederlander, dus ook de gemiddelde politicus, die in mijn ogen nog in een diepe roes verkeerd. Corruptie, pedofilie, en alles wat het daglicht niet kan verdragen, in Nederland vieren deze zaken hoogtij. Als mensen nu dus via ministerpresidentrutte.nl op zoek gaan naar de website van de rijksoverheid, zal men uitkomen op klokkenluideronline.nl, alwaar men kan beginnen aan de bewustzijnsverhogende reis.

Ehm, juist.

Deze uiting op deze domeinnaam vindt de rechter een “verwarrende situatie” voor bezoekers. Die verwachten een verhaal over M-P Rutte en krijgen een bewustzijnsverhogende website. Maar toegegeven, de link tussen Rutte en de gelinkte site is niet serieus te nemen. En daarmee ontstaat misbruik van bevoegdheid.

Ook handelt hij ‘gewoon’ onrechtmatig: mensen zouden eens kunnen denken dat Rutte iets te maken heeft met de uitingen op Klokkenluideronline, en dat is onzorgvuldig in het maatschappelijk verkeer.

Alles bij elkaar een zeer onbevredigend vonnis. Hoewel ik de uitkomst kan billijken – het is evident domeinkaperij – vind ik wel dat er een duidelijke juridische grondslag moet zijn. En dit is een cirkelredenering: het ‘misbruik’ volgt enkel uit het feit dat de Staat de domeinnaam wil hebben maar hem niet krijgt.

Arnoud<br/> Foto: Minister-president, minister van Algemene Zaken, Rijksoverheid.nl, Creative Commons Zero.

Mag de importeur mij dwingen mijn domeinnaam af te staan?

Een lezer vroeg me:

Ik ben officieel dealer van enkele exclusieve badproducten. Sinds kort heb ik een aparte webwinkel daarvoor opgezet, met de merknaam plus het woord “winkel” in de .nl domeinnaam. Nu kreeg ik van de week een brief van de advocaat van de importeur dat ik binnen 48 uur de domeinnaam moet afgeven, omdat dit merkinbreuk zou zijn. Doe ik dat niet, dan zeggen ze mijn dealercontract per direct op! Kan dat zomaar?

Het gebruik van een merk in je domeinnaam mag als wederverkoper. Daarvoor hoef je geen officieel dealer te zijn: ook als je de producten betrekt via parallelle import van binnen de Europese Unie, handel je legaal en mag je de merknaam gebruiken.

Een belangrijke eis is wel dat je geen verwarring sticht over je relatie tot de merkhouder (zoals Just-Eat ooit deed). Het moet volstrekt duidelijk zijn dat je ‘slechts’ een verkoper bent. Ben je dealer, dan mag je dat natuurlijk melden. Als vuistregel adviseer ik daarbij om altijd de eigen naam het meest prominent te tonen: niet “Welkom bij de Grohe Kranenshop” maar “Welkom bij Jansen Installateur, uw Grohe-specialist.”

Of je nu dus dealer bent of niet, je mag de merknaam gebruiken en je mag dan ook domeinnamen gebruiken met de merknaam erin. Alleen, als de importeur op deze manier dwarsligt dan is het lastig. De importeur heeft namelijk géén plicht het contract met de afnemers te verlengen. Hij mag dus deze oneigenlijke eis doorvoeren, net zoals hij de prijzen mag vertienvoudigen als hij daar zin in heeft.

Natuurlijk mag hij niet eenzijdig het huidige contract opzeggen op grond van deze eis. Deze eis staat er niet in, dus is het geen grond voor ontbinding. Maar als hij écht staat op overdracht dan komt uw nieuwe contract in gevaar. Je kunt dan natuurlijk wel terugvallen op parallelle import, maar dan moet je maar net een goedkope bron in het buitenland weten te vinden. Bovendien verlies je als niet-officiële verkoper wel een hoop status.

Arnoud