Het gebruik van e-mailadressen en andere persoonlijke gegevens van mensen valt onder de strenge privacywet, de Wet bescherming persoonsgegevens. Deze schrijft voor dat je in principe alleen gebruik mag maken van zulke gegevens als je toestemming hebt. Recent heeft het overlegorgaan van privacywaakhonden, de Artikel 29-Werkgroep een opinie over toestemming gepubliceerd die uitwerkt hoe je toestemming moet krijgen. Hieruit blijkt nog maar eens hoe streng deze regels zijn, en hoe snel je in de fout kunt gaan.
Toestemming is het uitgangspunt, omdat de privacywet is gebaseerd op het idee dat de betrokkene zelf beslist wie wanneer zijn gegevens gebruikt. Gebruik van persoonsgegevens is dus een gunst en geen recht. Dit blijkt ook nog eens uit het feit dat men toestemming op elk moment mag intrekken van de wet.
Steeds meer sites en apps maken gebruik van persoonsgegevens als onderdeel van hun bedrijfsmodel. Spelletjes vragen toegang tot de vriendenlijst of het MSN-account zodat ze zichzelf kunnen promoten. Websites en advertentienetwerken bouwen profielen op zodat ze getargete advertenties kunnen tonen. Dit mag, maar hiervoor is wel apart toestemming nodig.
Het grootste probleem in de praktijk is dat mensen niet goed weten waar ze toestemming voor geven. Hoe veel sites zijn erniet waar men volstaat met “U geeft toestemming voor gebruik voor marketing” of “onze zorgvuldig geselecteerde partners mogen u mailen”, of met “ik aanvaard het privacyreglement” waarna je in tien pagina’s juridisch jargon mag nalezen wat men onder ‘privacy’ verstaat.
Dergelijke vormen van ’toestemming’ vragen zijn expliciet niet genoeg, zegt de Werkgroep nu. Enkel en alleen als de toestemming gebaseerd is op een vrije beslissing, na geïnformeerd te zijn over wat er specifiek gaat gebeuren, is de toestemming rechtsgeldig.
Een paar voorbeelden:
- Het aan hebben staan van Bluetooth is geen toestemming voor het ontvangen van reclameberichten via Bluetooth. Gaat men zelf naar een billboard toe waar staat “Hou je telefoon hier en ontvang onze aanbieding”, dan is dat lopen natuurlijk wel een vorm van toestemming geven.
- Medewerkers een mailtje sturen met daarin een voorbeeld (preview) van hun vermelding in het smoelenboek op intranet, gevolgd door een duidelijke “ja/nee” knop, levert toestemming op als mensen op “ja” klikken. Als de manager mails rondstuurt dat “nee” klikken “niet op prijs” gesteld wordt of “niet past bij onze professionele opvattingen”, is de toestemming niet meer rechtsgeldig.
- Een privacystatement linken onderaan elke pagina van een forum met daarin dat je gebruikersinformatie (naam, e-mailadres etcetera) gebruikt kan worden voor marketingdoeleinden is geen manier om toestemming te krijgen. Ook een expliciet akkoord vragen op het privacystatement is niet genoeg – wie gaat de marketing doen en wat voor marketing is dat dan?
- Een expliciete melding dat je e-mailadres wordt verstrekt aan bedrijven X en Y zodat die je reclame kunnen sturen voor hun producten is wél een vorm van toestemming, mits men maar op dat moment de verstrekking nog kan tegenhouden.
Het laatste item is gebaseerd op een opmerkelijk standpunt van de werkgroep omtrent sociale netwerksites. De werkgroep signaleert namelijk de trend dat zulke sites mensen min of meer dwingen in te stemmen met getargete advertenties als voorwaarde om lid te mogen worden van de site. En dat vindt men niet kunnen:
Considering the importance that some social networks have acquired, some categories
of users (such as teenagers) will accept the receipt of behavioural advertising in order to
avoid the risk of being partially excluded from social interactions. The user should be
put in a position to give free and specific consent to receiving behavioural advertising,
independently of his access to the social network service.
De zorg is terecht, maar ik heb wel moeite met deze consequentie. Het zou genoeg moeten zijn om vooraf te horen wat de site van plan is, waarna je kunt besluiten lid te worden of niet. Goed, bij sommige sites heb je vrijwel geen keuze, daar móet je lid van zijn (Facebook als tiener of Linkedin als professional). Heel misschien is het dan verdedigbaar.
Apps die je via die netwerkdienst kunt gebruiken, moeten apart toestemming vragen voor wat zij willen doen. En ook die toestemming moet expliciet en uitgebreid zijn. Niet alleen maar “This app wants to access your account”; nee, welke onderdelen en informatie worden benaderd en wat gebeurt daarmee? Verandert hoe de app werkt, dan moet apart opnieuw toestemming worden gevraagd.
Heeft de app bijvoorbeeld een nieuwe functie om je highscore te twitteren, dan moet apart gevraagd worden of deze geactiveerd mag worden. Ook moeten mensen vooraf zien wat er wordt getwitterd. En als ik dat standpunt hierboven goed begrijp, dan is zelfs te verdedigen dat de gebruiker het activeren van deze functie moet kunnen weigeren zonder gestraft te worden met een niet meer werkende app.
De wet noemt overigens enkele uitzonderingen op de eis van toestemming. Zo mag je gegevens zonder nadere toestemming gebruiken als dat nodig is voor het uitvoeren van een overeenkomst. Je mag dus bijvoorbeeld het adres van een klant aan je vervoerder geven zodat deze de bestelling kan bezorgen. Ook mag je in bijzondere gevallen zonder toestemming iemands gegevens gebruiken als dat noodzakelijk is voor een eigen zwaarwegend doel, én dat doel zwaarder weegt dan de privacy van de betrokkene. Dit is echter meestal niet van toepassing, behalve bij journalistieke publicaties kan ik er eigenlijk geen bedenken..
Arnoud