Ter gelegenheid van zijn eredoctoraat aan de UvA gaf professor Lawrence Lessig afgelopen zaterdag een lezing over zijn favoriete onderwerp: auteursrecht in de digitale omgeving. Ik was erbij en wil jullie graag laten delen in zijn keynote (slides + voice):
<embed src=”http://blip.tv/play/AYG8qUIC- type=”application/x-shockwave-flash” width=”480″ height=”300″ allowscriptaccess=”always” allowfullscreen=”true”>
Kort gezegd is auteursrecht het grote probleem waar niemand echt over wil discussiëren (de “elephant in the room”). En dat is een probleem, omdat in de digitale wereld de kopie centraal staat en daarmee bijna elke handeling rond een werk auteursrechtelijk relevant is. Lezen van een e-boek vereist bijvoorbeeld het maken van kopieën, al was het maar het zichtbaar maken van de tekens op basis van de PDF. Het verkopen van een boek valt in de analoge wereld onder uitputting, maar in de digitale wereld is dat piraterij.
De auteursrechtelijke situatie is daarmee uit balans en enkel en alleen omdat de technologie veranderd is, niet omdat de wetgever dat zo wilde. Deze balans moet terug. Auteursrecht moet niet worden afgeschaft – bepaalde handelingen moeten voorbehouden zijn, aldus Lessig, om de prikkel te bewaren om werken te maken. Via fair use wordt er een balans bewaard voor twijfelgevallen.
Hoe is deze onbalans ontstaan? Dit komt volgens Lessig door een te eenzijdige focus op wat hij de “paradigm cases” noemt: de schoolvoorbeelden van waar het huidige systeem voor ontworpen is. Dat zijn de professionals die auteursrecht gebruiken om hun dagelijks brood te verdienen, zeg maar Britney Spears in de muziekwereld en Steven Spielberg in de film. Het idee is dat als deze mensen niet genoeg meer verdienen, ze geen nieuwe werken meer zullen maken. Maar niet alle makers hebben dit businessmodel, en dat is iets wat de auteurswet negeert. Veel makers maken werken omdat ze dat leuk vinden, en niet meteen omdat ze er geld mee verdienen. Of ze hebben andere modellen dan afrekenen per kopie.
Deze “amateurs” (niet in de betekenis van “amateuristisch”) bouwen voort op cultuur van anderen. Meer algemeen, culturele uitingen vinden plaats binnen een ecologie. En daar zit het probleem, want de schoolvoorbeelden negeren deze ecologie. En dat is een probleem, omdat alles dat de amateurs zou kunnen helpen ten nadele gaat van de positie van de professionals. Die zullen zich daar dus met hand en tand tegen verzetten (hoi Tim). Met name wanneer het gaat om hergebruik. Juridische obstakels bij het hergebruik van zelfs maar een klein stukje werk zijn zo groot dat zulk hergebruik nauwelijks te regelen is in de overgrote meerderheid van de gevallen. Mede daarom zullen veel werken niet voor de toekomst beschikbaar zijn.
De ecologie van creativiteit moet niet draaien om de incentives zoals de professionals die traditioneel claimden. De “exclusive rights” als uitgangspunt nemen is niet langer praktisch, sterker nog is zelfs schadelijk voor de ecologie. We moeten “stop believing” in het oude verhaal dat exclusieve rechten “gewoon nodig” zijn om creatieve werken te krijgen. Via een mooi certificaat hebben we nu toestemming gekregen van Lessig om officieel dit verhaal in twijfel te trekken.
Bij de vraag hoe het dan wel moet, focuste Lessig alleen op wetenschap omdat dit nu eenmaal het onderwerp van de lezing was. Wetenschap moet kunnen delen. Maar, hoe helpt dat paradigma van exclusieve rechten daarbij? Ze zadelen de wetenschap op met significante kosten maar onduidelijk is hoe ze de wetenschap stimuleren. We moeten altijd blijven kijken naar hoe we de noodzaak daarvoor kunnen beperken waar mogelijk.
Lessig’s voorbeeld hier is Google Book Search, een project waarbij het advertentiebedrijf 18 miljoen boeken inscande en daarbij merkte dat de overgrote meerderheid van de boeken onder auteursrecht valt (slechts 16% publiek domein) maar, afgezien van een kleine 9% van het totaal, de rechthebbenden niet te traceren zijn. Het is dus niet realistisch om hierbij steeds toestemming te vragen – maar om nu 75% van alle ingescande boeken onzichtbaar te maken, is vanuit wetenschappelijk of cultureel oogpunt zeer ongewenst. Na een rechtszaak van de Amerikaanse Authors Guild kwam schikking waarbij 20% van de inhoud van zulke boeken beschikbaar mag komen via Google. De gebruiker kan betalen om de rest van het boek via Google in te zien, bv. via een bibliotheek of bestelling bij een internetboekhandel.
Mooi, zou je denken. Maar dat is het alleen voor de korte termijn (wat Lessig de “static case” noemt). Op de lange termijn is dit zeer vervelend, want bibliotheken (en boekhandels) drijven op volledige toegang, en die is er nog steeds niet. Op de lange termijn moeten we af van die “obsessive permission culture”, die obsessie met permissie zal ik maar zeggen.
Maar hoe? De wet veranderen lijkt hopeloos, gezien alle verdragen en regels en gevestigde belangen waarin deze verankerd zit. We kunnen ons maar beter richten op het invoeren van nieuwe normen, zoals aangegeven in Creative Commons. Dit project dat Lessig ooit bedacht heeft, lijkt al aardig mainstream: de licentieconstructie wordt o.a. overgenomen door Al Jazeera, het Witte Huis en Wikipedia (eindelijk). Een gigantische groei, nu meer dan 350 miljoen objecten onder CC zijn. Een nieuw initiatief binnen CC is de science commons, dat aansluit bij de open access-beweging, waarbij wetenschappelijk werk onder CC gelicentieerd wordt én eenvoudig vindbaar beschikbaar komt.
Met een parallel naar de instorting van de Sovjet-Unie vraagt Lessig zich ter afsluiting af op welk moment (en hoe) we de juristen gaan vertellen dat het huidige auteursrechtenmodel aan het instorten is. Want die blijven hameren op de schoolvoorbeelden en “same rules apply on the Internet” (“wat offline geldt, moet ook online gelden” bij ons). De internetters zouden fout zitten door zomaar rechten te gaan schenden en niet netjes toestemming te vragen. Maar nee, het zijn juist de juristen die niet snappen hoe het zit. Zowel het ophouden van user-generated content als de afschaffing van het auteursrecht (de stroman van de pro-auteursrechtenlobby) is niet acceptabel.
Technologie is niet te stoppen. Hooguit kan deze worden gecriminaliseerd. Het enige effect is dan dat iedereen crimineel wordt en de technologie ondergronds gaat. Maar stoppen? Vergeet het maar.
Arnoud<br/>
Foto: Christiaan Alberdingk Thijm.