Verweesde werken onder voorwaarden te gebruiken zonder toestemming

vraagteken-zoeken-weeswerk-orphan-workSinds gisteren is het onder voorwaarden toegestaan om zogeheten ‘weeswerken’ (orphan works), waarvan de auteursrechthebbenden niet te vinden zijn, te gebruiken zonder toestemming. Dergelijke werken zijn nu lastig te archiveren of digitaliseren, omdat dit alleen mag met toestemming en die niet te krijgen is als je niet weet wie de rechthebbenden zijn. Nu kunnen deze werken worden behouden voor de maatschappij en daar ben ik blij mee.

Natuurlijk zitten er aan dit recht voorwaarden. De belangrijkste is dat het kort gezegd moet gaan om een erfgoedinstelling, wat gedefinieerd is als:

voor het publiek toegankelijke bibliotheken, onderwijsinstellingen en musea, alsmede archieven en instellingen voor cinematografisch of audiovisueel erfgoed die niet het behalen van een direct of indirect economisch of commercieel voordeel nastreven

Ten tweede moet de beschikbaarstelling plaatsvinden

in het kader van de uitoefening van een publieke taak, in het bijzonder het behouden en restaureren van de werken en het verstrekken van voor culturele en onderwijsdoeleinden bestemde toegang tot de werken uit de eigen verzameling van de hiervoor bedoelde organisaties.

En het belangrijkste is dat er een “zorgvuldig onderzoek” naar de rechthebbenden moet hebben plaatsgevonden zonder succes. Dat onderzoek is gedefinieerd in artikel 16p, en in een Besluit dat daarbij hoort staat welke bronnen je op zijn minst hoort te hanteren. Onder meer moet je in de KB hebben gezocht, in databanken van makersorganisaties als Pictoright en het media-archief uit de Mediawet. Verder moet je na je onderzoek het resultaat aanmelden bij het ministerie.

Als echter de rechthebbende later alsnog opduikt, dan moet het weeshuis, pardon de erfgoedinstelling alsnog het gebruik van het werk staken en bovendien een billijke vergoeding betalen aan die rechthebbende (art. 16q). Dat voelt ergens wel een tikje vervelend: heb je dat werk opgeknapt ondanks een maker die er niet meer naar omkeek, mag je alsnog stoppen en hem nog geld betalen ook.

Maar al met al toch een aardige verbetering ten opzichte van wat er nu mag, namelijk niets. Ik hoop dat hier breed gebruik van gemaakt gaat worden.

Arnoud

Britten introduceren weeswerkenwet

Met de Enterprise and Regulatory Reform Bill hebben de Britten een weeswerkenwet met “seismic repercussions” voor fotografen, meldde BJP gisteren. Deze wet bepaalt dat werken waarvan de maker niet te achterhalen is, via een collectief licentiesysteem gebruikt mogen worden. En de aardschok voor fotografen zit hem in wanneer een werk een weeswerk is.

Een weeswerk is algemeen gesproken een werk waarvan de rechthebbende niet kan worden achterhaald, maar dat nog geen publiek domein is. Gebruiken van een weeswerk mag dus niet (behalve onder citeren of thuisgebruik, et cetera) maar toestemming vragen is niet mogelijk. En dat leidt tot vervelende situaties, zeker als het werk in een verouderd formaat is en dus moet worden gedigitaliseerd of bewerkt om het te behouden. Of zelfs maar wanneer je als bibliotheek het werk beschikbaar wil stellen aan het publiek, zoals je altijd doet als bieb.

Iedereen is het er eigenlijk wel over eens dat dit weeswerkenprobleem moet worden opgelost. Maar hoe dat moet gebeuren, weet eigenlijk niemand. Het probleem is namelijk fundamenteel dat je een ontkenning moet bewijzen als gebruiker: de rechthebbende moet onmogelijk te vinden zijn. Maar dat jij hem of haar niet hebt gevonden, kan ook betekenen dat je niet hard genoeg hebt gezocht. Dus hoe trek je daar de grens?

Het klinkt dan als een oplossing om te zeggen dat je een “diligent search”, oftewel stevig je zoekbest, moet hebben gedaan en dan niets hebt gevonden. Maar wat is een ‘diligent’ search? Wanneer heb je genoeg je best gedaan bij een foto die je ergens op een website vond?

Het FUD-verhaal van Andrew Orlowski dat nu rondzingt op Slashdot en elders, komt er op neer dat als er geen metadata in de foto staat, je meteen mag stoppen met zoeken. En omdat Instagram en collega’s bij het uploaden alle metadata strippen, zijn alle foto’s op social media nu publiek domein. Eh, nee. Dát staat niet in die wet. Zonder metadata is je zoektocht moeilijker, maar even de foto in Google Afbeeldingen gooien is nul moeite en levert vaak meteen zeer nuttige resultaten. Ik zou dus zeggen dat wie géén zoekresultaten van Google (en TinEye) kan overleggen, niet ‘diligent’ handelde.

De achterliggende discussie specifiek voor foto’s vind ik eigenlijk nog interessanter. Ik riep al eens het failliet van het plaatjesauteursrecht uit, en ik zie nu weer precies dezelfde argumenten langskomen: plaatjes zijn de olie, de grondstof van de internetcultuur en die moet iedereen kunnen gebruiken – versus, foto’s maken kost geld en vereist deskundigheid en ervaring, dat wordt nu onmogelijk dus je maakt een branche kapot op deze manier.

In de comments zei ik toen: als de overgrote meerderheid van de bevolking iets vindt, dan moet je daar als wetgever wat mee doen. Niet per se het volk haar zin geven, maar blijven zitten op een uitgangspunt uit 1912 is echt onwenselijk.

Voorbeeld: fietsers reden massaal rechtsaf door rood. Dat was tegen de wet, maar het gebeurde zó massaal en het verbod werd zo onzinnig geacht, dat daar nu een wettelijke uitzondering voor is gemaakt (art. 68 RVV, moet wel met bordje aangegeven zijn).

Fietsers reden ook massaal zonder licht ‘s nachts. Dat werd door fietsers óók onzinnig geacht (auto’s hebben zelf toch licht, en er staan lantaarnpalen, en de automobilist is toch aansprakelijk) maar daar is de wet niet op veranderd. Nou ja, een beetje: volgens art. 35 RVV is naast verlichting op de fiets ook toegestaan dat “de bestuurder een wit of geel licht voert op zijn borst” en/of dat “de bestuurder of een achter de bestuurder gezeten passagier een rood licht voert op zijn rug.”

Daarnaast is er flink geïnvesteerd in campagnes om fietsers licht te laten voeren, en zijn daarna intensieve boetecampagnes opgezet. En zo creëer je draagvlak, ik zie nu véél minder fietsers die fietsen zonder licht (no pun intended).

Beide keuzes zijn democratisch gezien legitiem. Een vergelijking in het auteursrecht zou kunnen zijn dat je bv. nietcommercieel hergebruik toestaat, of dat je een heffing bij providers neerlegt die het dan weer aan klanten kunnen doorberekenen (“Nu Hyves Premium met recht om drie filmpjes te plaatsen”). Of alle auteursrechten onder Buma/Stemra schuiven en zo één loket bieden. Maar er moet íets gebeuren.

Arnoud

Blogdialoog: Van portalen naar weeswerken (toekomst van auteursrecht)

trabant-innovatie-vooruitgang-ddr-communisme-baard.jpgAuteursrechtenblog Futureofcopyright en ik gaan de komende tijd in dialoog over de toekomst van het auteursrecht. Elke zaterdag vind je hier of bij Future of Copyright een nieuwe post in de serie. We reageren op elkaars stellingen en hopen met een inhoudelijke discussie verder te komen in complexe auteursrechtelijke vraagstukken.

Toen ik nog een heel klein nerdje was, ging ik met mijn ouders wel eens op bezoek bij kennissen in de DDR. We zijn daar ook een keer gaan winkelen, en dat was een zeer aparte ervaring. De keuze in de speelgoedafdeling was beperkt: er stond letterlijk één model bouwvliegtuig op de plank. Afrekenen was ook een hele ervaring. Eerst met de doos naar een streng kijkende mevrouw die de prijs noteerde op een briefje (met carbonnetje), waarmee ik dan naar een apart hokje moest met mijn vader. Daar moest het geld worden neergeteld, in ruil voor een ander bonnetje waarmee ik weer naar de eerste mevrouw mocht en eindelijk mijn bouwdoos mocht meenemen. (Helaas bleek de bijgesloten verf zwaar giftig maar dat terzijde.)

Die jeugdherinnering werd getriggerd door Future of Copyright’s opmerking over communistische baardmannen van vorige week. Want mijn voorstel om het auteursrecht en de maatschappij vooruit te werken door duizend <del”>bloemenbedrijfsmodellen te laten bloeien middels een systeem van verplichte licenties, was namelijk “contentcommunisme”, terwijl een streamingportaal van één aanbieder “vertrouwen in de efficiëntie van de markt” is. Ik hoop dan maar dat die portals van de entertainmentindustrie zelf minder karig en dichtgetimmerd worden dan die DDR-winkel (en Considerati krijgt een mooi kistje wijn als dat zo is).

Deze jeugdherinnering biedt me tevens een mooi opstapje naar een nieuw onderwerp rond innovatie in het auteursrecht: de wettelijke uitzonderingen, oftewel de mogelijkheden om legaal een werk te gebruiken voor maatschappelijk relevante doelen. Het auteursrecht bevat immers een balans tussen de belangen van de maker en de belangen van de maatschappij. Die uitzonderingen zijn er om te zorgen dat een maker cultuur niet ‘op slot’ kan doen: mensen moeten een werk kunnen bespreken, bekritiseren, parodiëren of kunnen bewaren.

Laten we eens met dat laatste verder gaan. Het is goed dat er 1200 Nederlandse films en honderden series digitaal beschikbaar komen, maar Nederland heeft veel meer dan 1200 films en series. Om over oude boeken nog maar niet te spreken. Dit is de problematiek van de weeswerken: werken waarvan de eigenaar niet bekend is, zodat hergebruik een juridisch risico is. Want ook al investeer je een hoop in het restaureren, digitaliseren en verkopen van dat werk, de eigenaar kan zich op elk moment melden en je investering teniet doen met een beroep op zijn exclusieve recht. De maker beslist, nietwaar?

Kortom: laten we het even niet meer hebben over het actuele aanbod maar over de oudere werken die ook dolgraag digitaal beschikbaar willen komen (zoals ook onze Koninklijke Bibliotheek al signaleerde). Hoe maken we dat mogelijk?

Arnoud

Koninklijke Bibliotheek neemt technische maatregelen tegen haatzaai-beschuldiging

volk-en-vaderland-eerste-editie-meningsuiting-haatzaaien-koninklijke-bibliotheek-hirsch-ballin.pngDe Koninklijke Bibliotheek heeft het Ministerie van Justitie toegezegd ’technische voorzieningen’ te treffen om te voorkomen dat via het internet beschikbare nazi-stukken worden misbruikt. Dat meldde Tweakers gisteren. De “nazi-stukken” zijn digitale reproducties van publicaties als NSB-krant Volk en Vaderland, het weekblad Storm en het antisemitische De Misthoorn. Het Ministerie van Justitie had eerder aangegeven dat publicatie daarvan strafbaar zou zijn.

Het gaat hier om publicaties die mogelijk in strijd zijn met artikel 137e Strafrecht. Dat spreekt van het “openbaar maken” of “doen toekomen” van uitlatingen die beledigend zijn of aanzetten tot haat. De uitlatingen in die nazikranten lijkt me op zich zonder twijfel haatzaaiend en dus strafbaar. Net zoals Mein Kampf, dat door de Hoge Raad bij arrest van 12 mei 1987 verboden werd om die reden. (Het verhaal dat publicatie niet mag vanwege auteursrechten lijkt dus apocrief te zijn.)

De uitzondering op de strafbaarheid is als dat “ten behoeve van zakelijke berichtgeving” gebeurt. Het lijkt me niet meer dan logisch dat de KB aan zakelijke berichtgeving doet. (Hoe het ministerie kan denken dat de KB opzet op haatzaaien heeft, is me een volslagen raadsel.)

In antwoord op Kamervragen hierover legt de minister nu ineens de schuld bij het Openbaar Ministerie (“Ik kan daar in algemene zin geen uitspraken over doen.”), om vervolgens aan te geven dat hij toch zelf in overleg gaat met de KB over hoe deze de publicatie legaal kan opzetten.

De Koninklijke Bibliotheek heeft daarbij toegezegd om technische voorzieningen in te voeren om misbruik van discriminerende teksten te voorkomen en ongebreidelde digitale verspreiding tegen te gaan. Het is nog niet duidelijk wat dat inhoudt, maar downloadbare PDF’s van integrale kranten zullen er in ieder geval niet komen. Het idee daarachter is denk ik dat als je het moeilijk maakt om de content “los” van je eigen context te presenteren, je niet medeplichtig kunt zijn aan verspreiding in haatzaaiende context. Dat lijkt me wat gezocht, en ik vind het dan ook jammer dat gebruiksgemak zal worden opgeofferd om te voorkomen dat ze op Stormfront juichend PDF’s gaan publiceren van cartoons uit Der Stürmer.

Update: (16 september) dat ziet er dus zo uit, een tekst dat de inhoud van de kranten mogelijk strafbaar is en een aanvinkvakje dat je dat gelezen hebt. Tsja.

Arnoud<br/> Afbeelding: Wikimedia Commons. Disclaimer: ik sta niet achter de inhoud van de getoonde krant maar toon deze slechts als onderdeel van zakelijke berichtgeving.

Recensie: Orphan Works – De zoektocht naar een internationaal werkbaar model

sterenborg-boek-orphan-works-weeswerken.pngEen groot maar lastig zichtbaar probleem in het auteursrecht zijn de zogeheten weeswerken: boeken en andere werken waarvan de rechtensituatie onduidelijk is maar waar (waarschijnlijk) nog wel auteursrecht op rust. Het herpubliceren of op internet zetten daarvan is een groot risico. Mocht de auteur zich alsnog melden, dan kan hij forse schadeclaims neerleggen. Als gevolg daarvan blijven veel archieven onontsloten en gaan zulke werken soms zelfs fysiek verloren omdat inscannen of restaureren dan niet zinvol is zolang het juridisch risico niet te regelen is.

Hoe dit probleem op te lossen is het onderwerp van het boek Orphan Works – De zoektocht naar een internationaal werkbaar model van jurist Daniël Sterenborg. In een uitgebreid overzicht bespreekt hij de problemen en de voor- en nadelen van diverse voorgestelde oplossingen.

Sterenborg signaleert drie essentiële knelpunten: het formaliteitenverbod uit de Berner Conventie, de territoriale werking van wetten en de wijze waarop auteurs (en rechthebbenden) zich (niet) hebben georganiseerd.

Omdat de Berner Conventie het verbiedt om auteursrecht pas te verlenen als een of andere formaliteit is vervuld, is het onmogelijk om een verplicht register op te bouwen waar alle werken in terecht moeten komen. (En nee, die Berner Conventie gaat voorlopig nog niet weg want hij zit verankerd in diverse internationale handelsverdragen.)

Binnen deze beperking zijn allerlei creatieve oplossingen bedacht, die Sterenborg overzichtelijk op een rijtje zet en toetst aan acht criteria om hun haalbaarheid te bepalen. Alle juridische constructies die ik ken, plus een aantal nieuwe, krijgen uitgebreid de aandacht. De praktische oplossingen neigen meestal naar collectieve vertegenwoordiging, zodat gebruikers zich bij een centraal loket kunnen melden om de gebruiksvoorwaarden en vergoeding te kunnen regelen. Zo’n loket kan opereren op vrijwillige basis, bijvoorbeeld zoals stichting Foto Anoniem die gebruikers in staat stelt de rechten bij foto’s van onbekende fotografen af te kopen tegen een gepaste vergoeding. De stichting vrijwaart dan de gebruiker van claims mocht de fotograaf toch opduiken.

Controversieel is de optie om zo’n afkoopsysteem verplicht te stellen. Dat zou namelijk betekenen dat in feite iedere auteur, fotograaf of muzikant lid moet worden van de betreffende organisatie (of zelfs overheidsinstantie). Daar is tot nog toe slechts in bepaalde landen een organisatie voor (in West-Europa), in het merendeel van de landen is dit het geheel niet georganiseerd. Bovendien gaat daarmee in feite het gehele auteursrecht op de kop.

Ook zijn wettelijke oplossingen voorgesteld. In de VS overweegt men het begrip fair use uit te breiden of vast te leggen dat niet meer dan “reasonable compensation” kan worden verlangd van een inbreukmaker die zijn best gedaan heeft de auteur te zoeken en daarbij een “qualifying search in good faith” heeft uitgevoerd. Naar Europees recht (civil law) ligt een specifieke wettelijke uitzondering voor orphan works meer voor de hand. Maar die voorstellen stuiten op veel weerstand en zullen niet snel wereldwijd worden doorgevoerd. Zoals Sterenborg al zegt, “Als er al wetgeving komt, wordt deze volop belobbyd door de georganiseerde industrieën die een lang en alomvattend auteursrecht voorstaan.”

Volgens Sterenborg is er geen internationaal wettelijke oplossing op korte termijn te verwachten. In de praktijk lijkt er echter consensus te ontstaan over een open norm die de “diligent search” centraal stelt. Open, omdat wat die search precies inhoudt, nader ingevuld moet worden. Als deze norm voldoende steun in de praktijk krijgt, kan zij doorwerken in de wet. In de VS kan dat via haar open norm van fair use. In Europa zal daar nadere wetgeving voor nodig zijn.

Een ietwat onbevredigende oplossing, omdat er veel onzekerheid zal blijven bestaan. Maar iets beters is er niet binnen het systeem van de huidige auteurswet.

Arnoud

60 miljard voor auteursrechteninbreuk geëist

copyright-board-canada.pngEn ik maar denken dat Canadezen de rustige noorderburen in Amerika zijn. Een groep muzikanten (waarvan Chet Baker de bekendste lijkt te zijn) heeft in Canada een rechtszaak gestart waarin maar liefst 60 miljard Canadese dollar wordt geëist wegens auteursrechteninbreuk. En nee, dit gaat niet over filesharende studenten maar over gebruik door de muziekindustrie zelf. Die blijkt jarenlang CD’s uitgebracht te hebben zonder daarvoor royalties te betalen. De reden? Men “kon de maker niet vinden”.

Canada heeft als een van de weinige landen een regeling voor ‘weeswerken’, werken waarvan de maker onbekend of onbereikbaar is. Wie in zo’n geval het werk wil gebruiken, kan een verzoek indienen bij de Copyright Board of Canada om een licentie. Als de Board het verzoek aanvaardbaar vindt, dan krijg je te horen welke royalties je moet betalen, en die worden dan uitgekeerd aan de auteur als die ooit gevonden wordt.

Deze Board werkt met een “Pending List”, een lijst waar je een voorlopige aanvraag op kunt zetten. Daarover wordt nog niet beslist en dus hoef je ook nog niet te betalen. Het idee is dan echter wel dat je ook nog niet het werk gaat uitgeven, maar uit de aanklacht blijkt dat dat laatste toch gewoon gebeurt. Michael Geist legt uit:

Over the years, the size of the pending list has grown dramatically, now containing over 300,000 songs. From Beyonce to Bruce Springsteen, the artists waiting for payment are far from obscure, as thousands of Canadian and foreign artists have seen their copyrights used without permission and payment.

It is difficult to understand why the industry has been so reluctant to pay its bills. Some works may be in the public domain or belong to a copyright owner difficult to ascertain or locate, yet the likes of Sarah McLachlan, Bruce Cockburn, Sloan, or the Watchmen are not hidden from view.

De berichtgeving rond deze zaak heeft een hoog “stelletje hypocrieten”-gehalte, wat niet helemaal onterecht is maar wel afleidt van de echte zaak.

Dit is namelijk precies het probleem dat vaker wordt gesignaleerd bij regelingen rond weeswerken. Je kunt van elk werk wel claimen dat je niet weet wie het gemaakt heeft, en zo aanspraak maken op de regeling. Dat is niet de bedoeling, dus dat moet worden dichtgetimmerd met een goede definitie van “weeswerk”. Maar wanneer is iets een weeswerk? Hoe bewijs je dat je echt maximaal je best hebt gedaan die auteurs te vinden?

Arnoud

Auteurswet moet veranderen voor digitale bibliotheek

De Auteurswet moet worden aangepast omdat anders de opbouw van een omvangrijke digitale bibliotheek een illusie is, las ik gisteren in de NRC. In een uitgebreid opiniestuk betogen Martin Bossenbroek en Hans Jansen van de Koninklijke Bibliotheek dat het huidige systeem van opt-in bij gebruik van andermans beschermd materiaal niet werkt.

Opt-in wil zeggen dat je voorafgaand aan digitale publicatie toestemming moet vragen. Kun je de rechthebbende niet vinden, of krijg je geen toestemming, dan houdt het op. En in combinatie met de vaak meer dan 100 jaar durende termijn van het auteursrecht, maakt dat het bijzonder lastig om cultureel erfgoed te digitaliseren.

Het idee van opt-in is op zichzelf misschien nog wel te verdedigen. Maar wat nu als je de auteur niet eens kunt vinden? Dat heet het probleem van de “weeswerken” (orphan works). Diverse landen hebben al gezocht naar oplossingen.

Zo kent Canada een Copyright Board die toestemming kan geven om een verweesd werk te gebruiken, mits de gebruiker ‘reasonable efforts’ heeft ondernomen om de rechthebbende te vinden. Betaling hoeft pas achteraf plaats te vinden, als zich alsnog een rechthebbende meldt. In de Verenigde Staten is een wetsvoorstel ingediend dat niet-commercieel gebruik van een verweesd werk toestaat voor een wetenschappelijk of educatief doel. Wel moet dit gebruik worden gestaakt – lees: het werk moet van de website af – als een rechthebbende daar bezwaar tegen maakt. In Engeland wordt gedacht in dezelfde richting, met een Copyright Tribunal dat, als gebruiker en rechthebbende er onderling niet uitkomen, achteraf de hoogte van de vergoeding bepaalt – en afhankelijk van het soort gebruik(er) kan die ook op nul uitkomen.

Iets dergelijks zou in Nederland ook prima moeten kunnen werken.

De termijn van het auteursrecht terugdraaien is een vrijwel onhaalbare zaak, omdat daarvoor diverse internationale verdragen (Berne, TRIPS) moeten worden aangepast of opgezegd. Maar er is wel degelijk ruimte voor creatieve constructies om gebruik van weeswerken werkbaarder te maken. Lawrence Lessig had eens een alternatief systeem voorgesteld: na een zekere periode moet je als auteur elk jaar je adres doorgeven aan een Copyright Office en 1 dollar betalen. Doe je dat niet, dan komt het werk onder een lichter regime en mogen anderen er op bepaalde manieren gebruik van maken. Nietcommercieel hergebruik zou dan bijvoorbeeld toegestaan worden. Of de schadeclaims zouden beperkt moeten worden tot een redelijke vergoeding.

Arnoud