Wat is stelen (niet) (gastpost)

Eerder heb ik in mijn column ‘Oeps I did it again!’ gewijd aan de kritiek van Tim Kuik op een column van Hans Bousie.

Iets minder dan een week daarvoor heeft Tim de column geschreven “Stelen moet, stelen doet je goed. Stop propaganda tegen diefstal!” Het woord stelen gebruikt hij maar liefst 11 keer. En hij maakt daarin een verwijzing naar zijn plan. Dat is voor mij aanleiding om hier op terug te komen. Hij schrijft in zijn column namelijk:

Of nu weer dat idee dat je Internetverbinding gedeeltelijk afgesloten kan worden als je die gebruikt om te stelen. Dat is ook weer zoiets. Ben je eindelijk anoniem en word je niet lastiggevallen, denk je. Kan je opeens het Internet niet meer gebruiken om te stelen. Alleen maar omdat je niet naar die waarschuwingen luistert. Dat is dus fascistisch van die communistische kapitalisten. Dat moeten we niet willen, echt niet. Daarom roept de consumentenbond alle eigenaren en rechthebbenden op: maak een vriend en laat je bestelen. Het moet ook geen stelen heten eigenlijk. Dat is ook propaganda. Het is tenslotte voor je eigen gebruik. En dat het illegaal wordt aangeboden op het Internet daar heb je toch geen weet van als consument?

Jawel hier associeert Tim Kuik het plan om de internet verbinding af te sluiten met die mensen die illegaal aanboden bestanden downloaden. Ehhh, Tim, het plan ging toch alleen over uploaden?

Maar hij zegt ook iets anders namelijk dat het stelen oftewel diefstal is. En omdat Tim het belangrijk vind dat anderen zich aan de feiten houden dus dat zal ik dat deze keer maar doen.

Artikel 310 Sr:
Hij die enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort wegneemt, met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, wordt, als schuldig aan diefstal, gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste vier jaren of geldboete van de vierde categorie.

Tenzij hij dus doelt op mensen die hun internet verbinding gebruiken om in te breken op de bankrekening van anderen om geld (is namelijk wel een goed) weg te sluizen naar elders, zit hij er wederom naast.

Bij het gebruik van P2P wordt een bestand aangebonden en na de transactie is dat er nog altijd bij de aanbieder. Er wordt dus niks weggenomen en dus kun je niet voor diefstal worden vervolgd. Een veroordeling zou ook op een ander punt mislukken. Foto’s, films, geluid en schrift zijn gegevens en gegevens zijn geen goed. Aangezien het geen goed is kun je het dus ook niet eigendom over hebben noch houden noch bezitten. In het boek Praktisch informaticarecht derde druk (ISBN 90-68-90564-3) van Mr. van der Klaauw-Koop en Mr. Corvers staat op pagina 130 hier overgeschreven:

Onder ‘gegevens’ verstaat de wet: ‘Iedere weergave van feiten, begrippen of instructies, al dan niet op een overeengekomen wijze, geschikt voor overdacht, interpretatie of verwerking door persoon of geautomatiseerde werken.’ De wetgever hakt resoluut de knoop door wat betreft de in het computergegevenarrest opgeworpen vraag naar de kwalificatie van ‘gegeven’. Gegevens zijn in de visie van de wetgever géén ‘goed’.

Vanwege het bovenstaande gaat een beroep op verduistering (321 Sr) of heling (416 Sr) dus ook niet op.

Alex de Kruijff
Alex is een ingenieur die elektronica en informatica heeft gestudeerd en juridische interesse heeft. Op zijn website kun je artikels over het besturingssysteem FreeBSD vinden, die je helpen bij het configureren er van.

Het pareltje van Europa (gastpost)

eu-flag-150px.pngWie een product koopt verwacht ook waar voor zijn geld te krijgen. De gemiddelde Europese burger zou als volgt kunnen redeneren: voor wat hoort wat! Ik heb -als koper- volledig aan mijn verplichtingen voldaan, dus moet de wederpartij -de verkoper- ook volledig aan zijn verplichtingen voldoen. Dit lijkt heel logisch voor een ieder met een gezond verstand, maar in werkelijkheid ligt dit toch anders.

Consumenten hebben via de Richtlijn 1999/44/EG over de garantie van consumptiegoederen van Europa het wettelijke recht gekregen om twee jaar na de aankoop kosteloos herstel of vervanging van de winkelier te eisen. De hoofdregel daarbij is dat de consument mag kiezen.

De Europese burger komt hierdoor voor situaties te staan waar hij zich wel aan zijn verplichtingen uit de overeenkomst heeft gehouden, maar de wederpartij niet en daar in rechte niets meer tegen kan ondernemen. Deze situatie doet zich voor als hij een product heeft gekocht met ingebakken productiefouten die pas na 24 maanden aan het licht komen.

De lidstaten hebben echter de vrijheid om meer te doen dan het minimum dat een richtlijn vereist. Een groot aantal van hen heeft van deze vrijheid gebruik van gemaakt. Consumenten die kopen in de landen Nederland, Griekenland, Finland, Verenigd Koninkrijk, IJsland en Zweden hebben langer de tijd om te reclameren. In de eerste drie landen kan de consument dat gedurende de levensverwachting van een product doen. De laatste drie hanteren een vaste termijn van respectievelijk zes, vijf en drie jaren.

Echter zal het wel lastig zijn om de bewijslast rond te krijgen: U moet dan natuurlijk wel kunnen bewijzen dat het product reeds ondeugdelijk was ten tijden dat het afgeleverd werd. En dat is niet bepaald een gemakkelijke opgave na zo veel jaar. Portugal heeft daarom gekozen om op een ander vlak verder te gaan dan de richtlijn vereist. Koopt u producten uit Portugal dan heeft de verkoper te maken met een gedwongen omgekeerde bewijslast van twee jaar. Dat is anderhalf jaar meer dan de richtlijn vereist van de lidstaten.

De Europese burger wordt met tal van maatregelen verleid om aankopen in andere lidstaten te doen. Zo geld er binnen Europa een vrijheid van vervoer van goederen waardoor consumenten geen invoeringsbelasting hoeven te betalen. En moet de Europese consument vertrouwen ontlenen aan het bestaan van het Europees Consumenten Centrum en heeft ieder land een consumentenautoriteit om grensoverschrijdende overtredingen op het consumentenrecht aan te pakken. Met al deze maatregelen zou je bijna vergeten dat het buitenlandse recht van toepassing is als je in het buitenland je aankopen doet. Dit kan in je nadeel werken, maar soms juist ook aantrekkelijk zijn.

De volgende keer ga ik dieper in op een variant van dit laatste: de (vrijwillige) omgekeerde bewijslast (in Nederland).

Alex de Kruijff
Alex is een ingenieur die elektronica en informatica heeft gestudeerd en juridische interesse heeft. Op zijn website kun je artikels over het besturingssysteem FreeBSD vinden, die je helpen bij het configureren er van.

Europese Commissie in de ban van de beursval (gastpost)

chart-grafiek-valt-omlaag.pngDe Europese Commissie is acht oktober j.l. met een nieuw voorstel gekomen dat consumenten meer vertrouwen zou moeten geven om in andere lidstaten aankopen te doen. Het voorstel geld voor zowel fysieke winkels als internetwinkels. De belangrijkste punten op een rijtje:

  • De winkelier moet volgens het voorstel een zekere hoeveelheid aan informatie over de koop vooraf geven. Dit kennen we al van de richtlijn koop op afstand. Nieuw is dat dit ook gaat gelden voor fysieke winkels.

  • De winkelier moet het product binnen een termijn van 30 kalenderdagen leveren. Doet hij dit niet dan heeft de consument recht op zijn geld terug. Als er iets vooruit is betaald, moet de winkelier dat bedrag binnen zeven dagen terugbetalen aan de consumenten. Ook dit kennen we al van de Richtlijn koop op afstand. En ook hier is nieuw is dat dit ook gaat gelden voor fysieke winkels.

  • De consument moet volgens het voorstel een bedenktermijn krijgen van 14 kalenderdagen voor verkoop op afstand en verkoop onder druk (colportage). Dit zijn 3 à 5 dagen extra voor een koop op afstand en ongeveer een verdubbeling voor colportage.

  • Aan de richtlijn verkoop van en de garanties voor consumptiegoederen wordt niet getornd in het voorstel, maar wel wordt het consumentenrecht overal hetzelfde. Een product moet twee jaar meegaan, staat in de tekst. Op dit punt gaat de Nederlandse consument er fors op achteruit. Het Nederlandse wet kent geen verjaringstermijn voor de rechten die gebaseerd zijn op het het conformiteitsbeginsel, maar dit voorstel voor een richtlijn kent die wel. Hier gaan consumenten er fors op achteruit waar het gaat om duurzame producten. Een auto, brommobiel of TV gaan gemiddeld tien jaar mee en als het voorstel onveranderd wordt omgezet in een richtlijn wordt daar acht jaar vanaf gepakt.

  • Daarnaast worden de regels op het gebied van online-veilingen en verkoop onder druk verbeterd en mazen in de richtlijnen weggenomen. Maar ook onze zwarte- en grijze lijst voor bedingen, die niet op de algemene voorwaarden van bedrijven mogen voorkomen, worden beperkt.

De consumentenbond heeft al laten weten dat de Nederlandse consument slechter af is. Het grote probleem van dit voorstel is dat lidstaten geen mogelijkheid hebben om zaken beter te regelen. De bewindspersonen Heemskerk en Hirsch Ballin hebben al aangegeven dat dit voorstel onbespreekbaar is. De consumentenbond heeft het sterke vermoeden dat de richtlijn vooral gericht is op “het verminderen van administratieve lastendruk voor bedrijven.”

Ik denk dat dit voorstel ook niet tot de gewenste resultaten zullen leiden. Als het vertrouwen ontbreekt dan kopen mensen niet. Dit geld voor de reële economie net zo hard als voor de virtuele economie. Daarnaast zal het gemak ook spelen. In je eigen land ken je de taal en de weg, maar in het buitenland is dit allemaal lastiger. De Europese commissie zou zich moeten richten op informatievoorziening en geschillenbeslechting.

  • In Europa zijn nu, per land, diverse partijen die de consument voorlichten en allemaal doen ze dat voor de eigen burger in het eigen land. In ieder land moet één groep verantwoordelijk zijn voor de voorlichting die o.a. via een informatie site plaats vind. Door de krachten te bundelen kan de er gewerkt worden aan kwaliteit en kan informatie over andere landen worden opgenomen. De leidraad voor de informatie zou moeten bestaan uit het uitleggen van de richtlijnen, met daarnaast alle extra’s zoals deze gelden in de 27 lidstaten.

  • Een Europese geschillencommissie zou in ieder land een afdeling moeten hebben. De consument kan vanuit zijn luie stoel een brief sturen naar de afdeling in Nederland. Deze vertaalt dit naar Engels en stuurt dat door naar het land waar het geschil zich afspeelt. Die geschillencommissie laat zich bijstaan door een deskundige en vervolgens wordt de uitspraak terug gestuurd. De partij die verliest moet een eigen bijdrage betalen naar draagkracht. (Dit beperkt het oneigenlijk gebruik.)

Maar laat in godsnaam de mogelijkheid voor lidstaten bestaan om met betere wetgeving te komen aanwezig.

Alex de Kruijff
Alex is een ingenieur die elektronica en informatica heeft gestudeerd en juridische interesse heeft. Op zijn website kun je artikels over het besturingssysteem FreeBSD vinden, die je helpen bij het configureren er van.

Laptop vervangen, maar data terug kost geld (2) (gastpost)

ddr-backup-cartridge.jpgIn ‘Laptop vervangen, maar data terug kost geld’ vroeg Arnoud zich af of de fabrikant ASUS aansprakelijk kon worden gesteld voor het verloren raken van gegevens bij de reparatie van een laptop. Volgens de fabrikant was reparatie niet mogelijk, maar de koper hoefde zich geen zorgen te maken: de laptop werd vervangen. Maar er zat wel een addertje onder het gras: het overzetten van de gegevens kosten 110 euro!

Vele van jullie vonden dat de koper van een computer de verantwoordelijkheid heeft om voor een goede backup te zorgen en dat ASUS daarom gelijk heeft. Daarin merkte anderen op dat ASUS een goed product moeten leveren en dat de koper daarom gelijk heeft. Het geluk wil dat over dit onderwerp twee arresten beschikbaar zijn.

In het arrest tussen PC-International / Pro 3 (LJN: AA6236, Rechtbank Arnhem , 1999/148) verklaarde de rechter:

Vooropgesteld wordt dat het in het algemeen bij het in reparatie geven van een computer nog onduidelijk is welke technische problemen er zijn en hoe deze verholpen kunnen worden. Op dat moment is het ook nog onduidelijk of alle data tot aan de reparatie ongeschonden op de harde schijf opgeslagen waren en of deze tijdens de reparatie behouden kunnen blijven. Dat kan pas tijdens die reparatie worden vastgesteld. Daarom geldt als uitgangspunt dat het maken en bewaren van een back-up behoort tot de verantwoordelijkheid van de gebruiker van een computersysteem, in casu Pro 3.

Pro 3 had een backup gemaakt voordat zij de computer ter reparatie hadden aangeboden. De reparateur had een backup gemaakt van de gegevens naar de harde schijf en dit gecommuniceerd met Pro 3. Die laatste heeft daarop de eigen backup verwijderd en daarna bleek dat de harde schijf die als backup diende voor de reparateur, defect was. De rechter heeft onder deze omstandigheden de reparateur in het gelijk gesteld en Pro 3 veroordeeld.

Hierbij heb ik een paar opmerkingen:

  1. De reparateur kan de gegevens niet van de harde schrijf afhalen als deze in een dergelijke slechte staat is dat dit technisch niet mogelijk is, dus dat deze dan niet aansprakelijk is te houden lijkt mij logisch. Het is voor mij echter niet vanzelf sprekend als het wel wel mogelijk was voor de reparateur om een backup te maken. Dat er tijdens de reparatie misschien iets kan gebeuren waardoor de gegevens verloren raken, lijkt mij eerder een argument dat pleit tegen de reparateur. Tijdens de reparatie van je auto kan ook wat misgaan, maar dat lijkt me geen reden om dit risico voor rekening van de eigenaar te laten komen. Het is mij niet duidelijk waarom dat in het geval van gegevens op een harde schrijf wel het geval zou moeten zijn.
  2. De reparateur is tevens de verkoper, wat ook tot een andere uitkomst zou kunnen leiden, maar die benaderingshoek wordt onderzocht in het arrest.
  3. Pro 3 heeft als software bedrijf een zekere deskundigheid en dat kan zeker meespelen; ik heb problemen met de algemene formulering.

Een arrest tussen een zakelijke particulier en een klein computerbedrijfje (LJN: AZ1228, Rechtbank Roermond , 72666 / HA ZA 06 – 210). Het computerbedrijfje was eerder al veroordeeld wegens wanprestatie, maar ging kort daarna failliet. De zakelijke particulier heeft vervolgens een arrest aangespannen tegen de werknemer omdat hij meende dat de werknemer met het wissen van de gegevens een onrechtmatige daad had geplaagd. De rechter gaf in deze zaak aan:

Vast staat daarnaast dat [gedaagde] niet aan [eiser] heeft meegedeeld dat het formatteren van de harde schijven een standaardonderdeel is van de reparatieprocedure; niet heeft gevraagd of er gegevens op de harde schijven stonden of dat daarvan kopieën waren gemaakt; niet heeft gewaarschuwd voor de gevolgen van de formattering en dat hij [eiser] niet de gelegenheid heeft gegeven om voorzorgsmaatregelen te nemen om het wissen van de bestanden te voorkomen terwijl hij evenmin zelf maatregelen heeft genomen om de bestanden te behouden. (…)

De rechtbank is van oordeel dat het niet geven van deze waarschuwingen in onderhavig geval als onzorgvuldig moet worden beschouwd. Immers, vast staat dat bij het formatteren van de harddisk de data die daarop aanwezig waren, verloren zouden gaan. Vast staat voorts dat het formatteren een onderdeel is geweest van de reparatie. (…)
Vast staat voorts dat het maken van een back-up zou hebben voorkomen dat de data die op de harddisk aanwezig waren, verloren zouden zijn gegaan. Bovendien staat vast dat [gedaagde] [eiser] niet als deskundig heeft ingeschat en dacht van doen te hebben met iemand die aan het “knutselen en rommelen” was. Gelet op deze feiten en omstandigheden had [gedaagde] [eiser] dienen te waarschuwen met voornoemde waarschuwingen. Het nalaten daarvan is te aan te merken als onzorgvuldig handelen van [gedaagde].

En daarmee achten de rechter dat de werknemer een onrechtmatige daad (6:162 BW) was begaan en daardoor de gevolgschade moest vergoeden.

Ik neig er toch erg naar om mijn oren te laten naar het tweede arrest. Het bevat verwijzingen naar wetsartikels en het er-kan-wat-fout-gaan argument vind ik erg zwak.

Alex de Kruijff
Alex is een ingenieur die elektronica en informatica heeft gestudeerd en juridische interesse heeft. Op zijn website kun je artikels over het besturingssysteem FreeBSD vinden, die je helpen bij het configureren er van.

De (on)bindendheid van de consumenten geschillencommissie (gastpost)

geschillencommissie-logo.gifWie overeenkomsten sluit krijgt er vroeg of laat mee te maken: geschillen. De partijen kunnen het dan onderling niet eens worden over een oplossing. Zij kunnen dan aan de rechter vragen om met een uitspraak te komen. Hier zitten echter wel een aantal negatieve consequenties aan vast.

Allereerst is de rechtsgang erg duur. Voor rechtszaken tot 5000 euro liggen de kosten van de dagvaarding en de griffiekosten, voor het behandelen van uw zaak door de rechter, tussen de 110 en de 270 euro volgens de Consuwijzer. Nee, de kosten rijzen de pan uit door de kosten die je maakt als je een advocaat in de arm neemt. Je moet al gauw 200 euro neer leggen per uur dat je advocaat aan je zaak besteedt. Nu kun je dergelijke rechtszaak zonder advocaat voeren, wat ons brengt op de tweede negatieve consequentie: een rechtszaak voeren is erg ingewikkeld. Het gevaar is dan wel dat je al gauw de fout in gaat, waardoor je zaak op procedurele gronden verliest terwijl je toch het gelijk aan je kant hebt.

Daarom is De geschillencommissie in het leven geroepen. Deze commissies op diverse gebieden presenteren zich graag als hét alternatief voor een rechtsgang. De overheid heeft alle geschillencommissies erkend en volgens de Stichting Geschillencommissies voor Consumentenzaken betekent dit dat “goede procedure en onpartijdige beslissingen gewaarborgd zijn”. Bovendien is een uitspraak bindend. Kortom, als we deze stichting mogen geloven, is het geschil voor leggen aan de rechter compleet overbodig geworden. Is de uitleg die de stichting geeft wel realistisch of had ze een roze bril op toen de stichting haar website ontwierp?

Een voorbeeld. Een geschil was in de maak toen consumenten een overeenkomst sloten met een winkelier voor de levering en het leggen van een parketvloer. Toen er zich vlak hierna krassen zich op de vloer vertoonden, hebben deze consumenten zich spoedig bij de winkelier gemeld met hun klachten. De importeur van de vloer heeft deze onderzocht in opdracht van de winkelier en kwam tot de conclusie dat de vloer geen productfouten c.q. productiefouten bezat, maar dat het ging om problemen die veroorzaakt waren door de consument. De winkelier weigerde vervolgens om de vloer te herstellen of te vervangen.

De consument neemt hier geen genoegen mee en gaat naar de Geschillencommissie Parket. De deskundige die zij inschakelen komt tot de conclusie dat de vloer weliswaar slijtvast maar niet erg krasbestendig is. Bovendien is de schade niet te herstellen. Volgens de deskundige is de schade aan de vloer te wijten aan het schuiven met stoelen en andere scherpe voorwerpen. Als voorbeeld geef hij aan: “steentjes in de schoenen, scherp zand onder het vilt van de meubels, scherp speelgoed en dergelijke”. De geschillencommissie komt als gevolg van dit oordeel tot de volgende conclusie:

(…) dat niet gezegd kan worden dat de ondernemer de tussen partijen gesloten overeenkomst niet deugdelijk is nagekomen. De commissie onderschrijft het rapport van de deskundige in die zin dat niet gezegd kan worden dat er in technische zin iets fout is aan de vloer. De klachten worden veroorzaakt door het gebruik van de vloer en leefsporen als deze (los van de krassen veroorzaakt door het verplaatsen van een kast) moeten worden aangemerkt als oorzaken van buitenaf die niet met succes aan de ondernemer kunnen worden tegengeworpen. Dat een en ander zichtbaar is hangt mede samen met de kleur van de vloer. Kennelijk had de consument te hoge verwachtingen van de vloer.
De commissie is niet gebleken dat de ondernemer de consument wat dat betreft op het verkeerde been heeft gezet. (…)

Menig consument had hier zijn verlies genomen, aangezien de Stichting Geschillencommissies voor Consumentenzaken dat een uitspraak bindend is en door de erkenning van de overheid een goede procedure en een onpartijdige beslissing gegarandeerd is. Deze consumenten doen dit echter niet en stappen naar de rechter. Dat mag, zelfs bij bindende uitspraken zoals deze. Artikel 7:904 BW bepaalt namelijk:

Indien gebondenheid aan een beslissing van een partij of van een derde in verband met inhoud of wijze van totstandkoming daarvan in de gegeven omstandigheden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn, is die beslissing vernietigbaar. (…)

De rechter kan op grond van dit artikel de uitspraak vernietigen. Deze rechter wilde zijn vingers echter niet branden aan de de uitspraak, vermoed ik, want de zaak komt in hoger beroep. (LJN AY8747). De hogere rechter vindt dat de geschillencommissie heeft nagelaten om de bevindingen te toetsen aan het door hem geschetste wettelijk kader. Daarnaast constateert het Hof dat de geschillencommissie enkel is afgegaan op het, hiervoor niet geschikte, rapport van de deskundige. Het Gerechtshof concludeert dat de inhoud en wijze van totstandkoming van de uitspraak van de geschillencommissie in de gegeven omstandigheden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn. En dus vernietigt hij de uitspraak van de geschillencommissie. Het Hof gaat vervolgens over tot inhoudelijke beoordeling van de zaak:

Op een vloer in een woning wordt nu eenmaal met schoenen gelopen, met stoelen geschoven en door kinderen met speelgoed gespeeld. Anders dan het schuiven met een kast vormt dit een normaal gebruik. [appellant] mocht dan ook bij deze vloer krasbestendigheid verwachten bij normaal gebruik. De “keiharde kunststof toplaag” bleek echter al spoedig niet bestand tegen dat normaal gebruik. De geleverde vloer heeft in dit opzicht niet de eigenschappen die [appellant] mocht verwachten. Ondanks ingebrekestelling bij brief van 2 december 2003 (productie 13 bij memorie van grieven) weigert Salland Parket over te gaan tot herstel of vervanging. Zij is derhalve toerekenbaar tekortgeschoten.

Het Hof ontbindt als gevolg daarvan vervolgens de overeenkomst met de winkelier. Een uitspraak van een geschillencommissie kan dan wel bindend zijn, maar is gelukkig niet onvernietigbaar. De Stichting Geschillencommissies voor Consumentenzaken wil ons graag doen geloven dat erkenning van de overheid inhoud dat een “goede procedure en onpartijdige beslissingen gewaarborgd zijn”, maar deze zaak toont aan dat dit toch echt niet het geval is. Mocht iemand van het bestuur meelezen: het zo wellicht verstandig zijn om in deze tekst hier wat nuances te bouwen.

Alex de Kruijff
Alex is een ingenieur die elektronica en informatica heeft gestudeerd en juridische interesse heeft. Op zijn website kun je artikels over het besturingssysteem FreeBSD vinden, die je helpen bij het configureren er van.

Consumenten hebben toch geen geldboom in de tuin? (gastpost)

Veel winkeliers denken dat zij alleen aansprakelijk zijn voor de directe schade aan een ondeugdelijk product wanneer het product niet aan de conformiteitseis voldoet. De gevolgschade (alle andere schade) komt volgens hen voor rekening van de koper. Dat staat namelijk zo in hun algemene voorwaarden. Schade in de vorm van porto-, telefoon- en/of reiskosten wijzen ze dan ook snel van de hand als de consument deze komt reclameren. Dit is heel onrechtvaardig want de consument heeft niet gevraagd om een ondeugdelijk product.

De wetgever heeft de consument hier echter voor behoed door het opnemen van art. 7:24 BW. Dit artikel maakt het onmogelijk voor de winkelier om zijn aansprakelijkheid wettelijk te beperken tot alleen de directe schade. De geschillencommisse Elektro behandelde een geschil over een DVD speler dat dit heel mooi illustreert.

In dit geschil had een consument een DVD speler gekocht, maar na een half jaar bleek dat deze een DVD niet kan afspelen. De winkelier zag zichzelf blijkbaar als een doorgeefluik, want hij weigerde om het product te vervangen. Dit omdat de fabrikant van oordeel was dat het niet aan de DVD speler, maar aan de DVD lag. Als gevolg van de dwarse houding pleegde de consument verschillende telefoontjes en gaat een aantal keer langs voor het halen en brengen van het product. Vervolgens kwam hij bij de geschillencommisse, en die oordeelde:

Conclusie is dan ook dat het gekochte niet de eigenschappen heeft die de consument ervan mocht verwachten en dat de ondernemer gehouden is tot het primair door de consument gevorderde, namelijk kosteloze omruil voor een vervangend apparaat van gelijke kwaliteit, waarop de dvd wel werkt.

Consequentie van deze beslissing is dat ook gevolgschade die de consument hierdoor heeft geleden in de vorm van reiskosten voor het enkele malen halen en brengen van de dvd-speler en een aantal telefoongesprekken door de ondernemer moeten worden vergoed. Gezien de specificatie van de consument bepaalt de commissie die kosten in billijkheid op € 40,–.

Dit gaat op voor veel meer types gevolgschade. Wat dacht je van de wasserette, huurkosten of zelfs die halve werkdag, die je noodzakelijkerwijs moest opnemen, vergoed krijgen?

Echter hoeft de winkelier niet alle gevolgschade te vergoeden. Wanneer het product gebreken bevat die de veiligheid in geding brengen is er spraken van productaansprakelijkheid. In die gevallen is niet de winkelier maar de producent aansprakelijk. Een producent is een persoon die het eindproduct, onderdelen of grondstoffen heeft gemaakt, maar dat is ook een persoon die zijn naam, merk of ander onderscheidingsteken aanbrengt op het product.

Een goed voorbeeld hier van zijn die laptops die bij ontploften bij te heet weer. In een aantal gevallen is het huis afgebrand of is er z’n minst brandschade ontstaan. De winkelier mag je dan door verwijzen naar de fabrikant. Dat wil zeggen tenzij de winkelier dat product verbonden heeft met z’n eigen naam.

Nu weet ik dat er winkelier zullen zijn die bij het lezen van deze tekst een onrechtvaardig gevoel hebben. Immers, zij hebben het product niet gemaakt en sommige zullen aanvoeren dat de consument daarom bij de fabrikant moet reclameren. Dit zou echter een doorgeefluik mentaliteit bevorderen en dat moeten we niet hebben. De wetgever bied de winkelier wel de mogelijkheid om de kosten te verhalen, maar daarover heb ik reeds geschreven in mijn stukje ‘Calimero en het consumentenrecht’.

Alex de Kruijff
Alex is een ingenieur die elektronica en informatica heeft gestudeerd en juridische interesse heeft. Op zijn website kun je artikels over het besturingssysteem FreeBSD vinden, die je helpen bij het configureren er van.

Oeps I did it again! (gastpost)

brein.gifNa de welles nietes discussie over de thuiskopie uit illegale bron, ben ik eens op bezoek gegaan bij de website van BREIN. Mijn oog viel daar meteen op de column van Tim Kuik (de directeur van de stichting) getiteld ‘Hans kan niet lezen!’. Hans Bousie is een advocaat gespecialiseerd op het gebied van intellectueel eigendom. Hans heeft een column geschreven waarin hij reageert op het voorstel van BREIN om naar Brits voorbeeld internetters af te sluiten die de auteurswet overtreden. Hans maakt daarbij alleen een klein foutje, waardoor hij opmerkt dat BREIN het heeft over downloaders, terwijl ze het in werkelijkheid hebben over het uploaders. Tim voelt zich duidelijk aangevallen want hij reageert zo:

Dat draagt niet bij tot het ‘slimme publieke debat’ dat hij naar eigen zeggen voor staat. De feiten Hans, die zijn belangrijk. Dat zou een jurist toch moeten weten. ‘Roept u maar’, roept Hans. Maar Hans zelf lijkt zomaar wat te roepen.

Het beste paard struikelt nooit, zal Tim hebben gedacht. Als je anderen verwijt dat ze niet goed lezen en de wet niet kennen, dan zou het wel prettig zijn als je zelf de reputatie hebt dat je geen of weinig fouten maakt. Als die reputatie ontbreekt dan controleer je tekst op fouten drie keer voor dat je deze online zet, toch”

Het was BREIN die al op 1 juni 2002 nog verklaarde dat het vanzelfsprekend zou zijn dat “het verboden was om illegale MP3 bestanden te downloaden”, want, zo redeneerde men, “konden illegaal verspreide bestanden niet legaal worden door een opvolgend gebruik.”

Vanaf niet later dan 6 april 2003 heeft Brein een column van Kris Wauters op haar site gehad waarin de auteur aangaf dat downloaden verboden was. Ik heb daarbij geen voetnoot van Tim Kuik gezien dat het hier om Belgische wetgeving ging. Volgens mij is dat misleiding.

Tim legt vervolgens in zijn column uit hoe het echt zit, althans hoe hij denk dat het echt zit:

Hierna nog eens hoe het echt zit. Downloaden van muziek en film valt onder de wettelijke uitzondering op het anderszins exclusieve auteurs- en daaraan verwante naburig recht. Dat wil zeggen dat de wet toestaat dat je muziek en film downloadt indien je het zelf voor je eigen gebruik doet en er geen direct of indirect commercieel oogmerk mee dient. Als je dus gratis illegaal aanbod downloadt zodat je het niet hoeft te kopen dan is dat NIET toegestaan. Als je dat in een korte kreet wil samenvatten kun je zeggen ‘verkoop vervangend downloaden is verboden’.

Commercieel oogmerk zou volgens Tim dus wijzen op de situatie dat je als consument de film, liedje, etc. eigenlijk had willen kopen maar dit nu niet doet omdat je het gratis kunt downloaden. Ik kan in ieder geval wel lezen en heb voor jullie gelezen: de van Dale:

com·mer·ci·eel (bijvoeglijk naamwoord; commerciëler, commercieelst)
  1. betr. hebbend op de handel, het zakenleven
  2. gebaseerd op het maken van winst

Tim redeneert dus als volgt: als je de film, liedje, etc. had gekocht, maar dit niet doet omdat je het kunt downloaden dan haal je een financieel voordeel, dat is winst en dus handel je met een commercieel oogmerk. Die uitleg zelf klinkt plausibel maar de toepassing daarvan binnen de context klinkt op z’n zachtst gezegd erg vreemd. Het is dan ook niet verwonderlijk dat er geen kamerstukken zijn te vinden die zijn uitleg ondersteunen.

Tweede Kamer, vergaderjaar 2001–2002, 28 482, nr. 3
In het wetsvoorstel wordt met het oog op aanpassing aan de richtlijn maar tevens met het oog op behoud van een wenselijke consumentenvrijheid een wijziging van het regime voor privé-kopiëren voorgesteld. Dit heeft twee oorzaken. In de eerste plaats wordt de tekst van de wet in overeenstemming met de tekst van de richtlijn gebracht. Hoewel het bestaande regime van privé-kopiëren in de Auteurswet 1912 en de Wet op de naburige rechten inhoudelijk niet afwijkt van wat de richtlijn toelaat, namelijk – kort gezegd – het kopiëren van beschermd materiaal door een natuurlijk persoon zonder commercieel oogmerk, heeft het, mede vanuit het uitgangspunt dat waar mogelijk de terminologie van de richtlijn wordt gevolgd met het oog op het bereiken van harmonisatie op de interne markt, de voorkeur de tekst van de wet met die van de richtlijn in overeenstemming te brengen.

Hier wordt commercieel oogmerk duidelijk gekoppeld aan de persoon c.q. de functie die deze uitoefent. Iedereen die niet in of voor deze branche werkt en ten goede trouw is zal bij het lezen van de wetsartikel denken dat consumenten gewoon toegestaan is om privé-kopieën te maken. Een term als commercieel oogmerk zullen zij verbinden aan bijvoorbeeld een professionele opdrachtnemer. En de wetgever is daar geen uitzondering op:

Tweede Kamer, vergaderjaar 2002–2003, 28 482, nr. 8
De voorgestelde nieuwe redactie van artikel 16c, eerste lid, beoogde de bepaling meer in lijn te brengen met de redactie van artikel 16b, eerste lid, en hield niet in een uitbreiding van de regeling. Deze leden zij evenwel toegegeven dat de bepaling in een digitale omgeving tot misverstanden omtrent de betekenis en reikwijdte aanleiding kan geven. Bedoeld is dat een privé-kopie slechts onder bepaalde voorwaarden is toegestaan, namelijk wanneer het gaat om een kopie voor eigen oefening, studie of gebruik, zonder direct of indirect commercieel oogmerk. Dat sluit uit dat dergelijke kopieën in opdracht door een professionele opdrachtnemer worden gemaakt. Anderzijds wil de regeling ook niet in het privé-domein van de gebruiker treden door bijvoorbeeld het maken van een privé-kopie door een familielid zonder commercieel oogmerk te verbieden.

Maar stel dat Tim op dit punt toch gelijk zou krijgt van de rechter, bij voorkeur in een zaak waar hij tegenover een consument staat, hoe dacht hij dan ooit te kunnen bewijzen dat iemand het werk wilde kopen? Dus zelfs als hij gelijk zou hebben, dan maakt dat in praktische zin niet zoveel uit. Degene die de kopie heeft gemaakt, kan er heel simpel onder uit komen door te roepen dat hij het niet wilde kopen. Aangezien de bewijslast bij de eisende partij (Brein) ligt, is simpelweg je mond houden is al genoeg om de dans te ontspringen.

Echter het lijkt mij veel waarschijnlijker dat Tim het gewoon weer fout heeft. En vervolgens van andere verlangt dat zij zijn foute uitleg van de tekst onderschrijven op straffen van een berisping. Dergelijke situaties vind ik altijd opmerkelijk. Tim, als je mee leest, een gratis advies: hou de volgende keer gewoon in het achterhoofd dat je op dit punt al eerder de fout in bent gegaan en stel je wat milder op. Fouten maken is menselijk, dat zou jij toch moeten weten.

Over fouten gesproken, wedden dat de FAQ van Brein er over vijf jaar heel anders uit zou zien wanneer bloggers massaal het citaatrecht aangrepen om kleine stukjes te laten horen van muziek zodat de lezer weet waar de blogger het over heeft?

Alex de Kruijff
Alex is een ingenieur die elektronica en informatica heeft gestudeerd en juridische interesse heeft. Op zijn website kun je artikels over het besturingssysteem FreeBSD vinden, die je helpen bij het configureren er van.

De algemene voorwaarden van Robin Hood (gastpost)

“Zakelijke klanten zijn toch rijk”, zal de winkelier hebben gedacht die specifiek voor deze groep eindgebruikers onredelijk bezwarende voorwaarden heeft opgesteld. Deze winkelier heeft goed begrepen dat consumenten goed beschermd middels een aantal dwingende wettelijke verplichtingen. En dat die zelfde verplichtingen bij zakelijke klanten onder de noemer ‘regelend recht’ vallen en er dus van mag worden afgeweken. Deze winkelier ontpopt zich dan ook als nobele bandiet die van de rijke zakelijke klanten steelt en aan de arme consument geeft. Vanuit zijn stenen fort ligt hij samen met zijn bende werknemers op de loer tot op het moment dat hij een zakelijke klant kan strikken voor een van zijn ongunstige voorwaarden. Deze winkelier heeft daarmee wel wat weg van een moderne Robin Hood.

Zoals ik vorige keer in mijn stukje ‘Bijna goed is helemaal fout’ ook al opmerkte, hebben deze winkeliers goed in de gaten dat zij van (sommige) wetsartikelen mogen afwijken. Een moderne Robin Hood laat consumenten ongemoeid en benadeelt alleen de zakelijke klant. De opmerking waar ik de vorige keer mee begon verandert dan in zo iets als “Een zakelijke klant verliest zijn rechten als hij gebreken niet binnen zeven werkdagen na de koop heeft gemeld.”

Zoals gemeld gaat het hier om regelend recht. Daarom geef ik eerst aan hoe het allemaal werkt onder het regelend recht, dus zonder dat er afwijkende afspraken over zijn gemaakt. Later ga in op de vraag of de genoemde afwijking is toegestaan.

Onderzoeksplicht & mededelingsplicht<br/> Voor een koop, die geen consumentenkoop is, geld dat de koper het product moet onderzoeken of het product aan de overeenkomst beantwoord. De uitzondering hierop is als de verkoper bepaalde eigenschappen verzekerde of informatie, die de verkoper behoorde te kennen, niet aan de koper heeft meegedeeld. In dat geval geld net als bij een consumentenkoop dat de koper zich alleen bij de verkoper hoeft te melden nadat hij de ontdekking heeft gedaan.

“Binnen bekwame tijd na ontdekking betekent dat de koper de verkoper met spoed op de hoogte moet brengen.”, aldus de wetgever. (TK 2001-2002, 27 809, nr. 6) Wanneer de koper het product niet (volledig) hoeft te onderzoeken, zal dit doorgaans neerkomen op kortere periode dan bij een consumentenkoop het geval was geweest. De consument mag namelijk wel lanterfanten!

De Hoge Raad ontleedt, in het arrest LJN AZ7617 (HR 29 juni 2007, C06/002HR), de term bekwame tijd in een onderzoeksplicht en een mededelingsplicht. Daarbij geeft ze aan dat in twee specifieke gevallen, waaronder een consumenten op, de onderzoeksplicht niet van toepassing is. Over de onderzoeksplicht geeft de Hoge Raad aan:

In dat verband kunnen onder meer van belang zijn de aard en waarneembaarheid van het gebrek, de wijze waarop dit aan het licht treedt, en de deskundigheid van de koper.
Onder omstandigheden kan voor beantwoording van de vraag of de afgeleverde zaak aan de overeenkomst beantwoordt, een onderzoek door een deskundige nodig zijn (zie ook Parl. Gesch. Boek 7 (Inv. 3, 5 en 6), blz. 157). In beginsel mag de koper de uitslag van dit onderzoek afwachten zonder de verkoper van het onderzoek op de hoogte te brengen. Wanneer echter mag worden verwacht dat met het onderzoek langere tijd is gemoeid, of zulks tijdens de loop daarvan blijkt, volgt uit de strekking van art. 7:23 lid 1 dat de koper aan zijn wederpartij onverwijld kennis dient te geven van dat onderzoek en de verwachte duur ervan.

Het arrest LJN BB7006, dat speelde bij de Rechtbank van Rotterdam, geeft hiervan een mooi concreet voorbeeld. Het geschil gaat over de levering van een schip waar een andere motor in blijkt te zitten. De koper laat de boot onderzoeken bij een technisch deskundige derde en bezoekt daarna een advocaat. De boot blijkt niet aan de overeenkomst te voldoen. Op het moment dat hij verhaal gaat bij de verkoper zijn er inmiddels 15 weken verstreken als gevolg van dit onderzoek. De verkoper stelt zich op het stand punt dat het hier niet gaat om een bekwame tijd daar 6 weken in de rechtspraak gebruikelijk zou zijn. De rechter oordeelt als volgt:

Nu gesteld noch gebleken is dat [eiser] zelf over specifieke kennis op het gebied van scheepsmotoren beschikt, is de in art. 7:23 lid 1 BW bedoelde klachttermijn niet reeds kort na 6 april 2006, maar eerst nadat hij een deskundige, Multidiesel B.V., had geraadpleegd gaan lopen. Kennelijk heeft [eiser] vervolgens een advocaat geraadpleegd mede met het oog op de vraag of de hoofdmotor aan de koopovereenkomst beantwoordde; daarom heeft ook dat onderzoek de aanvang van de klachttermijn opgeschort. Door daarna op 9 juni 2006 bij FTS wegens de gestelde non-conformiteit te reclameren, heeft [eiser] binnen bekwame tijd zoals in art. 7:23 lid 1 BW c.q. art. 6:89 BW bedoeld bij FTS geklaagd.

Terugkomend bij de Hoge Raad, dat het arrest LJN AZ7617 (HR 29 juni 2007, C06/002HR) behandelde, meld zij over de mededelingsplicht:

In het geval van een niet-consumentenkoop dient de vraag of de kennisgeving binnen bekwame tijd is geschied te worden beantwoord onder afweging van alle betrokken belangen en met inachtneming van alle relevante omstandigheden, waaronder het antwoord op de vraag of de verkoper nadeel lijdt door de lengte van de in acht genomen klachttermijn. Een vaste termijn kan daarbij niet worden gehanteerd, ook niet als uitgangspunt.

De tijd die de koper nodig heeft voor de meldingsplicht zal dus afhangen van hoeveel tijd hij feitelijk nodig heeft gehad en het nadeel dat de verkoper leid als dit langer duurt.

Onredelijke bezwarende voorwaarden<br/> Nu duidelijk is hoe de wetgever het regelend recht heeft ingericht, is nu van belang of de verkoper hiervan mag afwijken in het nadeel van de zakelijke koper. Voorwaarden als “Een zakelijke klant verliest zijn rechten als hij gebreken niet binnen zeven werkdagen na de koop heeft gemeld.” worden vaak opgenomen in de algemene voorwaarden. Speciaal voor algemene voorwaarden heeft de wetgever dwingend recht (art 6:246 BW) opgesteld. In artikel 6:233 sub a BW heeft de wetgever bepaald dat een voorwaarde vernietigbaar is

indien het, gelet op de aard en de overige inhoud van de overeenkomst, de wijze waarop de voorwaarden zijn tot stand gekomen, de wederzijds kenbare belangen van partijen en de overige omstandigheden van het geval, onredelijk bezwarend is voor de wederpartij

Het regelend recht gebied de zakelijke koper onderzoek of hij heeft gekregen wat de hem beloofd is en een negatief resultaat spoedig mededelen bij de verkoper. Hier mag best streng mee omgegaan worden, maar het mag er niet op neer komen dat de koper de verkoper helemaal niet kan houden aan de overeenkomst. Een dergelijke voorwaarden kan dan zeker als onredelijk bezwarend worden aangeduid. Als je verkoper na de koop niet meer wenst aangesproken te worden moet ie dat maar in heldere taal inde overeenkomst zelf regelen.

Alex de Kruijff
Alex is een ingenieur die elektronica en informatica heeft gestudeerd en juridische interesse heeft. Op zijn website kun je artikels over het besturingssysteem FreeBSD vinden, die je helpen bij het configureren er van.

Bijna goed is helemaal fout (gastpost)

“U heeft geen recht op herstel of vervanging, want u heeft het gebrek niet binnen zeven werkdagen gemeld.” Winkeliers die met dit excuus aan komen zetten, hebben goed begrepen dat zij van (sommige) wetsartikelen mogen afwijken, en doen dat dan uiteraard in het nadeel van de klant. Echter hebben ze niet door dat dit in veel gevallen niet is toegestaan.

Artikel 7:23 BW verplicht de koper om binnen een bekwame tijd bij de verkoper te melding wanneer een product gebreken bevat of om een andere reden niet aan de overeenkomst beantwoordt (non-conformiteit). De wetgever heeft over dit wetsartikel onder andere het volgende opgemerkt:

Artikel 7:23 lid 1 BW vereist dat de koper de verkoper binnen bekwame tijd nadat hij de de non-conformiteit heeft ontdekt of redelijkerwijs had behoren te ontdekken, kennis geeft. Of ingevolge dit artikel de koper de verkoper tijdig in kennis heeft gesteld, hangt af van tal van omstandigheden, zoals de aard van het gekochte, de deskundigheid, de onderlinge verhouding en de juridische kennis van beiden. Het verdient de voorkeur deze meer flexibele maatstaf te behouden, waarbij evenwel voor de consumentenkoop bepaald moet worden dat de termijn niet korter mag zijn dan twee maanden na ontdekking. (MvT, TK 2000-2001, 27809, nr. 3, p. 10)

Een bekwame tijd is voor een consument dus altijd minimaal twee maanden, zelfs wanneer de consument zich veel eerder kon melden bij de verkoper. Bovendien gaat deze periode pas lopen op het moment dat de consument heeft heeft ontdekt dat het product niet aan de overeenkomst beantwoorden. Een consument hoeft het product dus niet te onderzoeken op nonconformiteit. Als een dergelijk onderzoek toch plaats vindt, dan gaat de termijn pas lopen op het moment dat er een conclusie uitkomt dat het product niet aan de overeenkomst beantwoord.

Bij de koop van bepaalde zaken kan immers een langere termijn dan twee maanden acceptabel zijn. Bovendien beoogt de richtlijn te bevorderen dat consumenten ook in een andere lidstaat goederen aanschaffen, maar zou juist voor deze kopers een kennisgevingstermijn van twee maanden te knellend kunnen zijn. (MvT, TK 2000-2001, 27809, nr. 3, p. 24)

Nu de consument het product niet hoeft te onderzoeken zal een bekwame tijd niet snel langer uitvallen dan de genoemde twee maanden. Echter kunnen er uitzonderlijke omstandigheden zijn die een langere termijn rechtvaardigen. Buitenlandse consumenten zijn niet bekend met de Nederlandse taal en de Nederlandse gewoontes en zullen daar dus hinder van ondervinden. En binnenlandse consumenten zouden onopzettelijk door de winkelier gehinderd kunnen worden. In dergelijke gevallen kan een consument toch op tijd zijn als hij zich pas na die twee maanden meldt.

Bij een consumentenkoop geldt dat de winkelier niet in het nadeel mag afwijken van dit artikel. Een winkelier mag dus niet in zijn algemene voorwaarden opnemen dat de (consument)koper zich binnen zeven werkdagen meldt. En een winkelier die een vaste termijn van twee maanden hanteert, heeft het bijna goed. Er zullen dan ook niet veel consumenten zijn die er in zullen slagen om dit beding te vernietigen. Consumentenorganisaties kunnen dat echter weer wel, omdat bijna goed toch echt helemaal fout is.

Alex de Kruijff
Alex is een ingenieur die elektronica en informatica heeft gestudeerd en juridische interesse heeft. Op zijn website kun je o.a. artikels over het besturingssysteem FreeBSD vinden, die je helpen bij het configureren ervan.

Calimero en het consumentenrecht (gastpost)

Menig winkelier vertoont symptomen van het Calimero-complex. Het kleine zwart kuikentje met een halve eierdop op zijn hoofd leed aan een complex dat zich mooi laat samenvatten in zijn uitspraak “Zij zijn groot en ik is klein, en dat is niet eerlijk”. Een winkelier die hier last van heeft, vindt het moreel verantwoord als hij zich niet aan zijn wettelijke verplichtingen houd. Daarvoor legt hij de schuld bij consumenten, andere winkeliers, fabrikanten en de overheid. Die zijn immers groot en hij is maar een kleine winkelier.

Twee veel voorkomende excuses die uit de mond van dit type winkelier komen zijn variaties op “de marge is te daar te laag voor” en “ik moet de kosten zelf betalen”. Daaromheen wordt een zielig verhaal geschetst.

Ik moet de kosten zelf betalen. De wetgever heeft mij geen mogelijkheid geboden om de kosten te verhalen op de fabrikant. De fabrikant wil het niet vergoeden. Een rechtszaak is te duur. De marge op het product is daar te laag voor. Andere winkeliers kunnen de producten zo goedkoop aanbieden omdat zij zich niet houden aan hun wettelijke verplichtingen. Daarnaast willen consumenten alles zo goedkoop mogelijk hebben. Ik kon dus niet anders dan een lage marge hanteren en dus kan ik het echt niet zelf betalen.

Zonder te veel in te gaan op de economische kant, gaat de winkelier er van uit dat het grootste inkomen kan worden gegenereerd door zoveel mogelijk producten te verkopen. Iedereen die economie studie of bedrijfskunde heeft gevolgd zal dit tegen spreken, omdat er zo iets als prijselasticiteit bestaat.

De kosten van een rechtszaak kunnen inderdaad hoog zijn. Dit komt met name door de advocaatkosten. Hier ligt een taak voor brancheorganisaties om goede afspraken over te maken bij de fabrikanten of om in het uiterste geval rechtszaken over aan te spannen waarmee bijvoorbeeld algemene voorwaarden kunnen worden aangepast. En als dat allemaal niets uithaalt, dan kan de winkelier er natuurlijk altijd nog voor kiezen om de kosten te verrekenen met de aankoopprijs. Dat zou de fabrikant namelijk ook doen, zou deze de kosten van de winkelier wel vergoeden.

De Europese wetgever heeft hierover opgenomen in de EG-Richtlijn 1999/44/EG over consumptiegoederen:

Artikel 4 Recht van verhaal
Wanneer de eindverkoper jegens de consument aansprakelijk is uit hoofde van een gebrek aan overeenstemming dat voortvloeit uit een handelen of nalaten van de producent, van een eerdere verkoper in dezelfde contractuele keten of van enige andere tussenpersoon, kan de eindverkoper verhaal nemen op de aansprakelijke persoon of personen in de contractuele keten. De persoon of personen op wie de eindverkoper verhaal kan nemen alsmede de rechtsvorderingen en de wijze van procederen worden bepaald door het nationale recht.

Toen de Nederlandse wetgever vervolgens aan zet was, kwam deze tot het volgende:

Artikel 4 bepaalt – kortweg gezegd – dat wanneer de verkoper jegens de consument wegens non-conformiteit aansprakelijk is door een oorzaak die aan een voorschakel is toe te rekenen, de verkoper verhaal kan nemen op zijn voorschakel of een eerdere voorschakel. De personen op wie de verkoper verhaal kan nemen, alsmede de wijze van procederen, worden aan het nationale recht overgelaten. Een dergelijk regresrecht van de verkoper is in titel 7.1 BW geregeld in artikel 25. De richtlijn vereist niet dat het regresrecht van de verkoper dwingendrechtelijk is. Vergelijk overweging 9. Artikel 25 wordt op dit punt overigens wel gewijzigd, maar dus zonder dat de richtlijn daartoe verplicht. Zie daarover nader de artikelsgewijze toelichting. (MvT, TK 2000-2001, 27809, nr. 3, p. 10)

Het smoesje dat de wetgever geen rekening heeft gehouden met de winkelier snijdt dus geen hout. Uit de citaten blijkt dat zowel de Europese als de Nederlandse wetgever met de winkelier rekening hebben gehouden. De Nederlandse wetgever is daarbij zo royaal is geweest om de winkelier een regresrecht van dwingend recht te geven. De Nederlandse keuze heeft bovendien als consequentie dat brancheorganisaties nu in staat zijn om fabrikanten aan te pakken, zoals dus blijkt uit het onderstaande citaat.

Dit brengt mee dat de verkoper een door zijn voorschakel gehanteerd exoneratiebeding ingevolge artikel 3:40 lid 2 kan vernietigen. Het biedt bovendien de mogelijkheid dat brancheorganisaties een – door een dwangsom versterkt – verbod tot het gebruik van dergelijke bedingen vorderen, hetgeen vooral van belang is in het geval verkopers de vernietiging daarvan wegens hun afhankelijke positie niet aandurven. Zie in het bijzonder artikel 6:240 lid 1 BW, waarin voor dit geval bedingen die in strijd zijn met dwingend recht als onredelijk bezwarend worden aangemerkt. (MvT, TK 2000-2001, 27809, nr. 3, p. 25)

Wie heeft er voor mij een goede goed advies, hoe om te springen met deze dergelijke winkeliers?

Alex de Kruijff
Alex is een ingenieur die elektronica en informatica heeft gestudeerd en juridische interesse heeft. Op zijn website kun je o.a. artikels over het besturingssysteem FreeBSD vinden, die je helpen bij het configureren ervan.