Facebook mag pagina’s offline halen die in strijd zijn met haar eigen COVID-19 beleid.

Facebook mag pagina’s offline halen die in strijd zijn met haar eigen COVID-19 beleid, las ik bij Rechtspraak.nl. Dat is gek, want Youtube mocht laatst juist niet bepaalde video’s offline halen omdat ze in strijd waren met haar eigen regels.

De betreffende Facebook-regels dateren uit januari. Sinds die tijd “werkt Facebook samen met wereldwijde organisaties zoals de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) en UNICEF om hen te helpen bij de bestrijding van verspreiding van informatie over COVID-19 die schadelijk zou kunnen zijn voor de volksgezondheid”, lees ik in het vonnis. Dat komt zo terug in de voorwaarden:

Nu mensen over de hele wereld worden geconfronteerd met deze ongekende noodsituatie voor de volksgezondheid, willen we er zeker van zijn dat onze richtlijnen voor de community mensen beschermt tegen schadelijke inhoud en nieuwe typen misbruik die zijn gerelateerd aan COVID-19. We werken eraan inhoud te verwijderen die mogelijk schade in de echte wereld kan toebrengen, zoals door ons beleid voor het verbod op de coördinatie van schade, verkoop van medische maskers en gerelateerde goederen, haatdragend taalgebruik, pesten en intimidatie en desinformatie die bijdraagt aan het risico op dreigend geweld of fysieke schade.
In juli dit jaar ontdekte horeca-belangenorganisatie Smart Exit dat haar Facebookpagina “Nee tegen 1,5 meter” was verwijderd, en bij navraag werd gemeld dat dat was vanwege overtreding van dit beleid. Ook de organisatie Viruswaanzin overkwam iets dergelijks, al blijkt vervolgens onduidelijk wat er nu precies bij wie verwijderd was. De rechtbank wijst de eis niet af vanwege deze onduidelijkheid, omdat het gaat om een algemene vraag: mag Facebook eigen beleid voeren over wat je wel  en niet mag zeggen over COVID-19?

Die discussie is terug te voeren op wat juristen noemen de horizontale werking van de vrijheid van meningsuiting. Die vrijheid geldt namelijk in principe tegen de overheid (“verticale werking”): die mag jou niet verbieden je mening te uiten, behalve voor zover noodzakelijk én wettelijk geregeld. Andere burgers (of bedrijven) zijn niet zo hard gebonden aan dat verbod. Die hoeven niet mee te werken en mogen je zelfs hinderen.

Pas als de vrijheid van meningsuiting als geheel in gevaar komt, dan kan dat anders komen te liggen. Dat is precies waar het Appleby-arrest over gaat (dat vanwege de AVG kennelijk nu het [partij]/Verenigd Koninkrijk-arrest heet):

Where, however, the bar on access to property has the effect of preventing any effective exercise of freedom of expression or it can be said that the essence of the right has been destroyed, the Court would not exclude that a positive obligation could arise for the State to protect the enjoyment of the Convention rights by regulating property rights.
Facebook heeft weliswaar een enorm bereik met haar platform, maar dat is op zichzelf nog geen argument dat zij dus maar iedere mening toe moet staan. Sterker nog: als je dat citaat hierboven goed leest, dan staat er dat in zo’n situatie de overheid iets moet doen, namelijk een wet maken om Facebook op dit punt te reguleren. Niet dat Facebook dan automatisch alles toe moet laten.

Indirect heeft de vrijheid van meningsuiting wel effect op relaties tussen burgers onderling. In juridische taal, deze werkt door in bijvoorbeeld de redelijkheid en billijkheid of de maatschappelijke betamelijkheid. Ook dan is het geen automatisme dat je dus alles moet mogen zeggen, een toetsing blijft vereist. En in dit geval valt die uit in het voordeel van Facebook:

In het licht hiervan wordt wel het volgende overwogen. Facebook handelt door haar COVID-19 beleid te hanteren voorshands niet in algemene zin in strijd met hetgeen – naar huidige opvattingen – maatschappelijk betamelijk is. Zij heeft een maatschappelijke plicht om zich te houden aan overheidsrichtlijnen, tenzij die evident onjuist zijn. Dat is voorshands niet het geval. Het wetenschappelijk en maatschappelijk debat over COVID-19 en wat passende en doeltreffende maatregelen zijn, is nog gaande.
En dan gaat de rechtbank nog een stapje verder. Want Facebook volgt de Europese aanbevelingen van de overheid, en die aanbevelingen moet je dan juist zien als een (softe) regulering van het spanningsveld tussen de uitingsvrijheid, de volksgezondheid en de belangen van Facebook en haar gebruikers. Daarmee doet Facebook dus eigenlijk al precies

En wat is nu het verschil met Youtube? Daar werd vooral gezegd dat in het algemeen kritische uitingen op overheidsbeleid en wetenschappelijke bevindingen niet zomaar tegengehouden mag worden, maar wel gevaarlijke uitingen afkomstig van een huisarts: die nemen mensen eerder serieus. Dus dat voelt als een specifieker geval dan deze uitspraak.

Arnoud

Voor de laatste keer: de openbare weg filmen met je securitycamera mag als dat nodig is

De hoeveelheid beveiligingscamera’s in Nederland groeit gestaag, vooral ook onder particulieren. Dat meldde Nu.nl, dat er meteen aan toevoegde dat hier een privacyrisico aan zit: zo’n 86,6 procent van de 211.308 camera’s van particulieren en bedrijven is deels op de openbare weg gericht. De cijfers zijn van VPNGids, dat via de Wob deze informatie van de politie loskreeg. De AP laat in een reactie weten dat ze “risicogericht” handhaven, wat ik lees als dat men niet actief optreedt tegen cameratoezicht. Wel staat er dan het ergerlijke “het mag alleen als”, wat neerkomt op “het mag eigenlijk niet”. Ik vind dat ergerlijk want het mag eigenlijk wel, mits. En dat is héél wat anders dan, het mag in principe niet.

Natuurlijk, de AVG is van toepassing als je met een aangebrachte camera de openbare weg filmt. Met een voor mij volkomen onnavolgbare uitspraak heeft het Hof van Justitie dat bepaald. De motivatie was namelijk dat je dan “buiten de privésfeer geraakt van degene die door middel van dit systeem gegevens verwerkt”. Oftewel het is niet privé omdat het niet privé is. Maar ik ga er maar vanuit dat ze bedoelen dat je wel heel erg buiten de privésfeer komt omdat de openbare weg, eh openbaar is. Maar goed.

De AVG zegt dat dingen mogen als je daar een grondslag (artikel 6) voor hebt en bovendien binnen de randjes van zorgvuldigheid, minimalisatie en dergelijke (de beginselen, artikel 5) opereert. Dit is altijd iets om uit te zoeken, en mede omdat die wet zo generiek geschreven is, is er een beeld ontstaan dat er niets mag, tenzij je dat hele moeilijke verhaal rondkrijgt. Oftewel, het mag in principe niet.

Dit maakt het leven best ingewikkeld, zeker als je bedenkt dat filmen van dingen om je heen óók een grondrecht is – de vrije informatiegaring, de parallel van de uitingsvrijheid (artikel 10 EVRM). En grondrechten mogen tenzij – tenzij de wet regelt wanneer daar een grens aan is. Denk aan het betreden van privéterrein om informatie te vergaren, het overtreden van een auteursrecht om een kopie te maken, enzovoorts. Filmen van de openbare weg valt onder die vrije informatiegaring en mag dus, tenzij ergens specifiek staat of en tot hoeverre het niet mag.

De AVG stelt dus (strenge, bureaucratische) regels, maar ik lees daar niet in dat het dus niet mag. Het mag als je die papierwinkel invult. En meer inhoudelijk: als je de beveiligingsnoodzaak rond krijgt. Als het voor jouw oogmerk van beveiliging nodig is dat je de weg filmt, dan is dat prima. De vraag is dan wat die noodzaak is – dat is niet hetzelfde als “dan hoef ik niet in de settings te spelen met privacymaskers” of “leek me leuk om ook te zien welke auto’s langsrijden”. Een inhoudelijk argument dat voor mij genoeg is, is dat je de criminelen die jou gaan lastigvallen, in het gezicht wil filmen vóórdat ze binnen zijn. Denk aan een juwelier die ramkraken vreest, een camera gericht op de weg filmt de daders terwijl ze nog niet de pui hebben geraakt. Iemand die vuilnis in je tuin gooit, wil je ook filmen terwijl hij op de weg loopt – die persoon kómt niet eens in je tuin.

Iets formeler heet dit het probleem van botsende grondrechten: het ene grondrecht uitoefenen loopt over het andere heen, welke wint er dan. Daar is geen onderlinge rangorde bij, het is zoals dat heet altijd een afweging van omstandigheden van het geval. Maar daaruit concludeer ik ook dat je dus niet mag zeggen, de privacy wint tenzij de informatievrijheid nu kan onderbouwen waarom het wel zou mogen.

Meer algemeen krijg ik de laatste tijd het gevoel dat mensen wel érg makkelijk enkel in de AVG kijken en concluderen dat het niet mag, daarbij de uitingsvrijheid of informatievrijheid uit het oog verliezend. Dat moet eens ophouden.

Arnoud

Mag Twitter haar eigen huisregels opzij zetten op grond van de vrijheid van meningsuiting?

Twitter gaat vanaf donderdag tweets van politici die de regels voor gebruik van het sociale netwerk overtreden, niet langer verwijderen. Dat meldde Tweakers onlangs. Het moet daarbij gaan om een tweet die het Amerikaanse sociale netwerk normaal zou verwijderen, maar die afkomstig is van een politicus en die dus beschikbaar moet blijven voor het publieke debat. Dergelijke tweets krijgen een speciale markering en blijven buiten de gewone weergave, je moet er dus nadrukkelijk naar op zoek gaan. Dat doet wat raar aan, als ik iets fouts zeg dan wordt het weggehaald en de grote jongens mogen dat blijven zeggen in strijd met de regels?

Vrijheid van meningsuiting op social media, pardon platforms, is natuurlijk een lastig verhaal. Freedom of the press belongs to those who own one, zei Amerikaans journalist H.L. Mencken ooit. Je mag zeggen wat je wilt, de overheid mag je daarin niet zomaar belemmeren, maar anderen hoeven niet mee te helpen om jouw mening te verspreiden. Koop maar een drukpers, begin maar een radiostation.

Met internet is het allemaal veel makkelijker geworden om je mening te verspreiden. Tientallen platforms zijn beschikbaar om dat te kunnen doen, waarbij de regels vaak zo laks, pardon transparant en uitingsvriendelijk mogelijk opgezet zijn. Zeg wat je wilt, bij klachten grijpen we eventueel in maar verder mag alles. Dat heeft die platforms geen windeieren gelegd.

Natuurlijk heeft elk platform ook huisregels – de EULA of TOS geheten. Al sinds Compuserve kwamen er dergelijke gedragsregels. Vaak nogal generiek – houd het netjes, geen gescheld – maar soms ook heel specifiek over wat er wel of niet mocht. Mensen konden elkaar daarop aanspreken, en moderatoren konden ingrijpen bij gesignaleerde of geconstateerde overtredingen.

Daarbij was altijd al snel de kritiek dat er ongelijk werd behandeld. De een mocht alles zeggen, de andere gebruikte een uitroepteken te veel en werd geband voor schelden. De waarheid daarbij laat ik even voor wat die is, maar dit voorbeeld van Twitter maakt het wel heel bont: ja, we weten dat dit bericht tegen de regels is, we zouden het ook weghalen maar deze persoon vinden we zo belangrijk dat we het toch laten staan.

De onderbouwing van Twitter is creatief: als zulke belangrijke personen zulke regelschendende dingen zeggen, dan is dat op zichzelf nieuws en je moet oud nieuws kunnen terugzoeken. Zoiets. Anders krijg je volgend jaar discussie of politicus A dan wel Bekend Persoon B dit nu echt gezegd heeft of niet, of die screenshots echt zijn of nep, enzovoorts. En dat is dan van belang bij bekende personen, omdat daar die discussie redelijkerwijs te verwachten is en Twitter dus een taak heeft om daar in ieder geval de feiten beschikbaar te stellen.

Een creatief verhaal, waar ik wel wat in zie. Daar komt bij dat volgens mij nog nooit is bepaald of clubs als Twitter nu werkelijk iedereen even streng moeten behandelen. Huisregels zijn juridisch algemene voorwaarden – regels waarmee ik als gebruiker te maken heb als ik op dat platform actief ben. Ik kan ze niet inroepen tegen andere gebruikers, ik ben geen partij bij hun contract. Tenzij je zegt dat de belofte dat anderen óók zich aan de regels houden, deel is van mijn contract (een contractuele toezegging van Twitter). Dan kan ik eisen dat er wordt gehandhaafd. Maar een dergelijke belofte kan ik niet halen uit de Twitter-regels.

Arnoud

Waarom is fakenieuws eigenlijk niet gewoon strafbaar?

krant.jpgEen lezer vroeg me:

Sinds de verkiezing van Trump is er veel te doen over fakenieuws en hoe dat geholpen zou hebben bij de verkiezing. Maar waarom wordt er niet opgetreden tegen al dat nepnieuws? Het is toch valsheid in geschrifte, compleet verzonnen ‘nieuws’ uitbrengen alsof het serieus en waar is?

Ik vrees dat dit juridisch wel érg ingewikkeld zou worden. Inderdaad is valsheid in geschrifte strafbaar, maar het gaat dan wel om een specifieke handeling (art. 225 Strafrecht):

Hij die een geschrift dat bestemd is om tot bewijs van enig feit te dienen, valselijk opmaakt of vervalst, met het oogmerk om het als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken, wordt als schuldig aan valsheid in geschrift gestraft, met gevangenisstraf van ten hoogste zes jaren of geldboete van de vijfde categorie.

Het moet allereerst dus gaan om een geschrift. Oké, elektronisch telt ook, dus daar is aan voldaan bij zo’n nepsite. Maar dan komt het: het geschrift moet bestemd zijn om tot bewijs van een of ander te dienen. En daar gaat het mis. ‘Bewijs’ betekent hier niet “er wordt iets verteld als waarheid”, het geschrift moet de functie van bewijsstuk hebben. Een diploma, een identiteitskaart, een bioscoopkaartje, dat soort zaken. Een onware mededeling is dus niet strafbaar onder dit artikel.

Meer algemeen loop je al heel snel tegen de vrijheid van meningsuiting aan. Naast gewone verslaggeving is ook de satire en parodie een belangrijk deel van de uitingsvrijheid. En een nepbericht wordt meestal onder die noemer gebracht. Zo hebben wij in Nederland natuurlijk al jaren het geweldige De Speld: nepnieuws maar wel altijd met een duidelijke hint én een grappige ondertoon. Geen twijfel over dat dat legaal is, ook al zijn er regelmatig mensen die de Speld voor waar aannemen. Dat noemen we “er in trappen” maar dat maakt het bericht niet strafbaar.

Alleen is er nooit echt gedacht aan de situatie dat mensen opzettelijk legitiem uitziende berichten gaan maken die echt nep zijn en zonder een spoortje van humor of poging daartoe. Natuurlijk, je had altijd mensen die leugens verkondigde, maar die kwamen niet door het filter van krant of televisie heen. Dat loste zichzelf dus altijd wel op. En een krant die een vals bericht verspreidde, rectificeerde dat (meestal vrijwillig, anders via de rechter) en dan kwam het weer goed. Of het bleek een grap en dan lachten we erom. Deze situatie is dus echt nieuw: echt keihard nepnieuws dat gepresenteerd wordt als volkomen echt, en niet eens een poging om het onder satire te rangschikken.

Ik zou het lastig vinden als officier van justitie hier wat aan te doen. Waar begin je? Wanneer zeg je, dit is geen poging tot humor meer maar echt volksverlakkerij? Hoe vermijd je de schijn van vooringenomenheid, je treedt wel op tegen dat fakenieuws over Mark Rutte maar niet tegen dat over Wilders. Hoe ga je om met de reactie, je snapt de grap niet. Nee, ik zou mijn handen er niet aan willen branden.

Arnoud

Wanneer is een blogger journalist?

Bloggers zijn net zo hard beschermd als journalisten onder de wet, las ik bij BoingBoing. Een Amerikaanse hogerberoepsrechtbank bepaalde dat een onderscheid tussen massamedia (“institutional speakers”) en andere meningsuiters onwerkbaar is. Daarmee won de blogger een geschil over smaad. Ik blijf het gek vinden dat zoiets nieuws is. Journlistiek is immers geen beroep maar een handelwijze.

De wet kent geen speciale regels die alleen voor journalisten gelden. Ook een politieperskaart geeft geen speciale rechten – behalve dat je dan afgezette plaatsen mag betreden bij bv. calamiteiten. De vrijheid van meningsuiting is een grondrecht, en dat grondrecht geldt voor alle burgers. De wet kent dan ook geen definitie van journalistiek, maar alleen van de vrijheid van meningsuiting in het algemeen.

De meest expliciete definitie is die van het Europese Hof in het Satamedia-arrest:

[Van journalistiek is sprake] bij de bekendmaking aan het publiek van informatie, meningen of ideeën tot doel hebt, ongeacht het overdrachtsmedium. Deze activiteiten zijn niet voorbehouden aan mediaondernemingen en kunnen een winstoogmerk hebben.

Ook een burger of groep mensen met een website vallen onder deze definitie. Eerder had onze Hoge Raad in het arrest Van Gasteren/Hemelrijk geconstateerd dat:

Inmiddels kan echter (mede) door de opkomst van het internet niet nauwkeurig meer worden omschreven wat in de hier bedoelde zin is te verstaan onder “de pers” omdat daardoor ook voor particulieren de mogelijkheid is ontstaan zich buiten de tot dan toe bestaande media tot een breed publiek te richten.

En het Gerechtshof Arnhem kwam in een zaak over Flitsservice.nl met de conclusie dat de term journalistiek ook geldt “voor degene die op een daarvoor ingerichte en aan het geinteresseerde publiek bekende internetsite berichten, opinies en foto’s plaatst met het doel dat publiek over het desbetreffende onderwerp te informeren”.

Het maakt dus niet uit of je je beroep maakt van journalistiek bezig zijn, of dat je dat voor de lol doet. En ook niet of je dat op gedrukt papier doet dan wel op een blog (of op Twitter). Journalist ben je niet, journalistiek doe je.

Journalistiek doen wil echter niet zeggen dat alles mag. Je moet ook dan rekening houden met de belangen van anderen. Zo kun je iemands privacy schenden of smaad plegen door over een persoon te schrijven. Je kunt strafbare feiten plegen bij je onderzoek (of bij de publicatie daarvan). Daarom vind ik het niet heel verrassend dat een blogger voor smaad aangeklaagd wordt. Het kan zijn dat hij wint of verliest – maar of hij van journalistiek zijn beroep heeft gemaakt, is daarbij irrelevant.

Waarom het dan toch nieuws is, zo’n zaak? Geen idee eigenlijk. Ik vermoed omdat het iets met internet is, waardoor het als nieuwig/verrassend feitje gebracht kan worden. De ondertoon bij zulke berichten is vaak “voor de eerste keer bepaalde de rechter dat”. Wat vaak onzin is. Maar ja.

Arnoud

“Torrents zijn een mensenrecht”

Het Europees Hof voor de Rechten van de Mens heeft een uitspraak gedaan die stelt dat het auteursrecht indruist tegen het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens, riep GeenStijl vrijdag. Ze verwijzen naar een blog van Rick Falkvinge, piratenpartijoprichter, die spreekt van een “direct conflict” tussen het auteursrechtmonopolie en de mensenrechten waardoor niemand zou mogen worden veroordeeld bij de rechter voor enkel het schenden van auteursrechten. Ook de juridische bloggers van ECHR blog vinden het een opsteker.

Het hoogste mensenrechtenhof deed uitspraak in de zaak Donald vs. Frankrijk (36769/08). Een aantal modefotografen had foto’s gepubliceerd van een modeshow, en het modehuis maakte bezwaar omdat ze auteursrecht op de kleding claimde (dat kan, op zich). Het beroep op citaatrecht en het mogen reproduceren van werken als deel van het nieuws werd tot aan het hoogste Franse Hof afgewezen. Daarop stapte men naar het Europees Hof voor de Rechten van de Mens: hier werd toch de vrijheid van informatie garen geschonden?

Die informatievrijheid is een grondrecht, een mensenrecht, en iedere inperking daarvan moet aan drie eisen voldoen: 1) een wettelijke basis hebben, 2) een legitiem doel dienen en 3) noodzakelijk zijn voor dat doel, oftewel proportioneel handelen opleveren. Die wettelijke basis is er bij een auteursrechtclaim, en dat het een legitiem doel dient dat staat ook wel vast. Auteursrechten zijn namelijk óók (soort van) een mensenrecht, beter gezegd een stukje ‘eigendom’ in de zin van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (Anheuser Busch-arrest). Hoewel volgens datzelfde verdrag ook pensioenaanspraken ‘eigendom’ zijn, dus of je daar nu écht uit moet afleiden dat auteursrecht==eigendom, weet ik niet. Maar goed, het Europese Hof doet het dus we zullen wel mee moeten.

Komen we bij de noodzaak oftewel proportionaliteit. Een maatregel kan in de wet staan en legitiem zijn maar tóch te ver gaan. Heel internet afschaffen bijvoorbeeld vanwege één inbreukmakende foto gaat te ver, maar één site-eigenaar opdragen die foto te verwijderen moet geen probleem zijn. In essentie komt dit criterium neer op een belangenafweging: hoe belangrijk is het voor de verspreider van de foto’s om dat te moeten doen en hoe belangrijk is het voor de rechthebbende om daartegen op te kunnen treden. (Vergelijk de discussie vorige maand over schotelantennes versus eigendom.)

De foto’s in dit geval hadden eigenlijk alleen een commercieel doel, en dergelijke uitingen worden al snel als minder belangrijk gezien dan inhoudelijk relevante meningen. Daarbij komt dat wanneer het gaat om een botsing tussen grondrechten (‘eigendom’ en uitingsvrijheid) de rechter een brede mate van eigen inzicht (“margin of appreciation”) mag gebruiken. Hij mag niet zomaar besluiten “auteursrecht wint het altijd” (of juist “torrenten moet altijd kunnen”) maar zodra hij iets van een inhoudelijke afweging neerlegt, is het al snel goed van het Hof.

De cirkelredenering waar Falkvinge bang voor is (“wetten handhaven is noodzakelijk dús elke auteursrechthandhaving is legaal”) gaat er niet komen maar het is wél goed denkbaar dat de afweging in de toekomst tóch in het voordeel van auteursrechthandhavers gaat uitpakken. En dat komt omdat zij wél een stevig inhoudelijk argument hebben, namelijk gemiste inkomsten. “Gewoon willen downloaden”, “het zijn dinosaurus-businessmodellen” of zelfs “ze zijn te duur” is niet genoeg als tegenargument. Heel misschien is het herpubliceren van weeswerken of het torrenten van hele oude films nu te rechtvaardigen: als we dat niet doen dan verliest de wereld toegang tot deze werken. Dát klinkt wel als een stevig belang.

Overigens is dit niet de allereerste keer dat auteursrechtinbreuk wordt gerechtvaardigd met een beroep op de uitingsvrijheid. De hele rechtspraak rond linksites, torrentsites en dergelijke is ervan doordrongen, met name omdat er eigenlijk geen ander argument is. Het is wel nieuw dat deze hoogste rechter nu zo expliciet zegt dat die belangenafweging zo moet worden gedaan, maar op zich zie je ook die afweging steeds terugkomen in onze rechtspraak. Neem het XS4All/Ziggo-vonnis:

Voor zover die abonnees van plan waren om via The Pirate Bay illegaal materiaal te gaan uitwisselen en daarbij inbreuk te maken, is dat geen rechtens te respecteren belang. … Dat beperkte belang [op toegang tot legaal aanbod op TPB] weegt niet op tegen de bescherming van de partijen die bij Brein zijn aangesloten tegen de in aantal omvangrijke inbreuken op hun rechten via The Pirate Bay die door toewijzing van de blokkade kunnen worden voorkomen.

Of je het nu eens bent met de redenering an sich, dit is het soort redenering dat nodig is om te bepalen of de blokkade “noodzakelijk” is. En met de platitude dat uitingsvrijheid een grondrecht is, kom je er niet. Auteursrecht is dat óók,en waarom moet dat wijken voor de uitingsvrijheid?

De enige case waar dit daadwerkelijk in het voordeel van de uitingsvrijheid uitpakte, was de Scientology-zaak. Daar moest het auteursrecht wijken, omdat het belang om kritiek op de Scientologybeweging uit te kunnen oefenen (en onderbouwen met citaten uit Scientology-copyrighted stukken) een zwaarwegende maatschappelijke kwestie was. Maar daaruit concluderen dat dus torrentsites ook mogen, gaat te ver.

Een argument waar ik dan wél wat in zie, is als volgt: de maatregel moet noodzakelijk oftewel proportioneel zijn, en dat betekent dat als er twee maatregelen zijn die hetzelfde doel bereiken, degene gekozen moet worden die de minste schade aan de uitingsvrijheid oplevert. Een uiting onder voorwaarden toestaan doet minder schade dan die uiting verbieden, dus dat geniet de voorkeur. Oftewel: sta torrenten toe maar verplicht torrenters tot betaling van een redelijke vergoeding.

Arnoud