Rechter fluit OM terug wegens stiekem lezen e-mails van advocaten

talhakhalil007 / Pixabay

De rechtbank in Den Bosch heeft het Openbaar Ministerie (OM) dinsdag hard op de vingers getikt, meldde het FD onlangs. Een opsporingsteam kreeg in een strafzaak tegen een vermogensbeheerder inzage in duizenden e-mails tussen advocaten en hun cliënten. Dat is keihard onrechtmatig vanwege het verschoningsrecht.

Het betrof de zogeheten Castor-zaak, een fraudezaak tegen vermogensbeheerder Box, die onder meer werkt voor het Koninklijk Huis. Meer dan drieduizend mails van advocaten bleken bij het OM op diverse plekken op te duiken, onder meer in tuchtklachten tegen diezelfde advocaten. Dat is heel erg niet de bedoeling, het verschoningsrecht (in Amerikaanse series: privileged communication) is een belangrijk deel van de bijzondere rol van advocaten.

In het Box-onderzoek zijn hele bergen met e-mails gevorderd bij de provider, Winvision. Dat kan, en daar kunnen dan ook natuurlijk mails onder verschoningsrecht tussen zitten. Daar houd je als opsporingsambtenaar rekening mee, bijvoorbeeld door te filteren op de naam van bekende advocaten in de zaak en door, als je dan toch iets ziet, direct de officier van justitie in te lichten en de boel verder te laten liggen. Dat gebeurde hier niet: men ging zelf wat filteren en intern overleggen, kreeg het advies dat alle 3000 mails vernietigd moesten worden maar besloot dat niet op te volgen, waarna 875 van die mails bij het opsporingsteam terecht kwamen. Eh, wat.

Dit terwijl de schending van het verschoningsrecht in het onderzoek Castor bij de kennisname van de Winvision gegevens op eenvoudige wijze grotendeels op voorhand voorkomen had kunnen worden. Immers, aangezien de Staat al meer dan vijf maanden voordat Winvision werd bevolen om alle e-mails van Box c.s. aan de FIOD en het Openbaar Ministerie af te geven, in de wetenschap verkeerde dat [eisers] voor Box c.s. optraden, had de Staat Winvision kunnen opdragen slechts die digitale gegevens te verstrekken die niet afkomstig waren van of gericht waren aan (rechtstreeks dan wel in cc) één van de betrokken advocaten.
De rechter verbiedt justitie voortaan om e-mails te lezen van advocaten die bij de zaak betrokken zijn. Men krijgt een concreet stappenplan omdat kennelijk niet duidelijk was hoe te handelen: niet vragen om mails met deze personen in To, From of CC, als je die namen aantreft dan de mails vernietigen, en in een proces-verbaal vastleggen hoe dit alles is verlopen. Je zou zeggen dat dit vanzelfsprekend was.

Dan nog even een kleine pet peeve over die cc. Dat is weer iets uit Amerikaanse series, dat informatie privileged is zodra er een advocaat in cc staat. Iets dat de Bad Guy dan triomfantelijk in het gezicht van onze held kan smeren. Dat is dus niet zo. Waar het om gaat, is of sprake is van communicatie met de advocaat in die specifieke rol, bijvoorbeeld een juridische vraag, een advies van de advocaat, juridische stukken ter controle, dat soort dingen. Mails met mijn compagnon over het oplichten van een klant blijven te vorderen als bewijs, ook al cc ik elke keer mijn advocaat.

Arnoud

Moet je als jurist leren programmeren? #legaltechtuesday

Code as law. Met dat mantra is de toon gezet: steeds vaker speelt software en online dienstverlening een steeds belangrijker rol in de juridische praktijk. Software maakt beslissingen, software selecteert of wijst af. Of functioneert anderszins op onnavolgbare wijze. Ga er maar aan staan met een juridische analyse of claim: de mindset die hoort bij software en ICT ontwerpen, is een hele andere dan die hoort bij een aansprakelijkheidsstelling formuleren of een dagvaarding opstellen. Vandaar dat je steeds vaker leest dat advocaten en juristen moeten leren programmeren. Maar is dat wel echt zo nuttig?

Vooropgesteld: programmeren is gewoon leuk. Het is puzzelen, in logische volgorde instructies uitwerken en rekening houden met randgevallen waar niemand aan gedacht heeft. Wie wel eens een Lego Mindstorms robot heeft ingesteld, begrijpt meteen wat ik bedoel. (Zoekt u nog een Sint- of Kerstcadeau voor uw kind of neefje/nichtje?)

En het mooie is, programmeren lijkt ergens wel op contracteren of juridisch puzzelen. Want ook daar moeten logische stappen genomen worden, hindernissen geëlimineerd, randzaken ingeperkt en risico’s afgedekt. Dat het bij programmeren gaat om het risico dat een temperatuursensor 4000 graden aangeeft en bij contracteren dat een opdrachtnemer ziek wordt, dat is een inhoudelijk detail.

Toch zijn er ook wel verschillen. Juristen leren denken binnen het redelijke en billijke (art. 6:2 en 6:248 BW, bijvoorbeeld). Als een uitkomst al te bizar is, dan weet iedere jurist dat deze kan worden bijgesteld. Een boeteclausule die op zes ton uitkomt voor een overtreding van een half uur, dat wordt gegarandeerd gematigd. Bij de menselijke rechter inderdaad, want het contract komt op zes ton. En als je dit in software doet, dan komt daar ook gewoon spijkerhard zes ton uit. Computers zijn niet redelijk, zij rekenen alleen maar.

Deze verschillen maken dat het best interessant kan lijken om als jurist een cursus programmeren te doen. Als jurist en programmeur kan ik u vertellen: dat is ook zeker de moeite waard, alleen moet u wel vooraf bedenken wat u zou willen kunnen. Je hebt namelijk programmeren en programmeren: gaat het om het begrijpen van de basics, wilt u doorgronden hoe algoritmes (stappenplannen) opgebouwd worden en welke valkuilen daarbij komen kijken, wilt u een juridische dienst of app opzetten of iets anders? Dit zijn namelijk zeer verschillende cursussen.

Voor mij staat voorop dat de skill van het programmeren zelf niet zo heel belangrijk is. Programmeren is namelijk geen handeling op zich, zoals bijvoorbeeld schilderen of fotograferen. Het is een activiteit binnen een groter kader, namelijk applicatie- of dienstontwikkeling. Onderhoud en meegaan met nieuwe ontwikkelingen zijn essentieel. Tenzij je het dus houdt bij Mindstorms robots. Maar programmeren is niet iets dat je leert en daarna altijd onder je riem hebt; je moet het altijd bijhouden en opnieuw toepassen.

Wat je wél kunt leren van een korte cursus, zijn algemene skills en vaardigheden uit dit digitale domein. Een specifieke skill is bijvoorbeeld hoe je een groot algemeen probleem opdeelt in kleine blokjes, en daarna ieder deelprobleem oplost op een manier dat het aansluit bij het vorige en het volgende deelprobleem. Ook helpt programmeren u data beter te begrijpen – een waardevolle skill als u met zogenaamde artificial intelligence aan de slag gaat. Want u kunt wel om een verkeerde komma heen lezen in een dossier, uw robot paralegal slaat onverbiddelijk op hol van zo’n onnozele fout. Ook leert u door programmeren meer projectmatig denken, want software ontwerpen is te groot om even snel op een middag te doen.

Een alternatief dat steeds meer aan populariteit wint, is het zogeheten no-code programmeren. Hierbij hoeft de programmeur geen details van programmeertalen te kennen, maar heeft zhij een visuele interface waarmee dingen aan elkaar te knopen zijn. De computer heeft de benodigde programmeercode op de achtergrond paraat, maar valt u daar niet mee lastig.

Een heel simpel voorbeeld? Probeert u dan IFTTT (if this then dat) eens, een dienst waarmee u van alles aan elkaar kunt knopen. Van agenda’s tot e-mail tot Onenote of zelfs uw wasmachine, als die dat ondersteunt. Dat vereist enig logisch nadenken over wat u precies wilt, en vooral: omzetten naar specifieke, concrete instructies. Zo zou ik op warme dagen graag willen dat mijn zonwering op tijd dicht gaat. Vertalen naar instructies: Als de temperatuur om 13uur boven de 26 graden is, doe dan de zonwering omlaag. Tenzij in mijn agenda “afwezig” staat. Tenzij het regent. Tenzij … kijk, daar voelt u al een programmeur in uzelf omhoog komen.

Overweegt u programmeerervaring op te doen? Vraag u dan eerst af wat u eigenlijk zou willen bereiken. Koop een Mindstorms robot, puzzel met een no-code dienst zoals IFTTT en ga eens puzzelen wat uw eigen robot paralegal zou moeten doen. En beslis daarna.

Arnoud

De werkelijkheid van het tv-cliche van de cc naar je advocaat

Het verschoningsrecht voor advocaten en notarissen geldt net zo goed voor correspondentie in cc-mails. Dat las ik bij MR online. Die uitspraak kwam in reactie op de opstelling van het Openbaar Ministerie dat ze mails met de advocaat in cc wel degelijk mogen inzien, dergelijke mails zijn niet geheim (attorney-client privileged, als je Amerikaanse series kijkt). Steeds vaker worden bij e-maildoorzoekingen mails met een cc naar de advocaat aangetroffen die het OM dan gewoon gaat lezen, iets waar advocaten begrijpelijkerwijs boos over worden want de geheimhouding van communicatie tussen advocaat en cliënt is een groot goed en wie daaraan tornt, maakt een effectieve verdediging van die cliënt vrijwel onmogelijk. (Wie wil er niet meelezen met wat de wederpartij in vertrouwen overlegt immers?)

Ik kan tegenwoordig alleen nog Amerikaanse rechtbankseries kijken met mijn schoenen uit, want de juridische dingen zijn té tenenkrommend om gewoon te kijken. Met name ergerlijk is hoe men omgaat met privilege, vaak getoond als ergerlijke truc waarmee de overduidelijk schuldige verdachte glibberig het bewijs uit handen van hardwerkende politieagenten weet te houden. Het cliché* is dan dat de boef al zijn incriminerende correspondentie in cc naar de advocaat stuurde, zodat alles haha lekker puh geheim is. Zo werkt het niet, niet in Nederland en niet in Amerika.

In 2006 oordeelde de HR dat berichten die in CC naar een geheimhouder (advocaat of notaris) worden gestuurd, niet “reeds daarom” aangemerkt kunnen worden als vertrouwelijke stukken. Wat op zich logisch is, het gaat immers om strekking en doel van het bericht. Maar het OM blijkt deze uitspraak te lezen als “de advocaat stond in cc dus het telt niet”. Wat dan weer een stuk beperkter is.

Heel formeel is de cc header ooit bedoeld om mensen een informatieve kopie (carbon copy, ik typte ze ooit nog) te geven. Vanuit dat standpunt zou je kunnen zeggen dat de informatie niet bedoeld was voor vertrouwelijk overleg met je advocaat, dit is dan niet iets dat je hemhaar wilt vragen of voorleggen. Je stuurt een kopietje voor het dossier, maar verder verwacht je geen actie.

Maar het gaat uiteindelijk om de praktijk, en die is volgens mij dat mensen cc relatief willekeurig gebruiken. Soms sta je in de cc en krijg je toch een actiepunt, of is de mail wel degelijk meer dan slechts “ter informatie”. En het is die praktijk die de doorslag geeft. Het verschoningsrecht kan dus prima gelden voor mails in cc, je moet naar de inhoud en doel van de mail kijken. Die boef met zijn “alles gaat cc naar de advocaat haha” gaat dus te kort door de bocht, maar de officier met zijn “ik zie cc dus ik mag het lezen” net zo goed.

Arnoud
* De directie stelt zich niet aansprakelijk voor het tijdverlies als gevolg van klikken van deze link

Dekens gaan koppelsites advocaten controleren

vind-advocaatAdvocaten die hun diensten via koppelsites aanbieden, kunnen vanaf 4 april hun zaakjes maar beter op orde hebben, las ik bij de Telegraaf. Eerst dacht ik dat het om Google Adwords ging, maar het gaat om sites waar je advocaten kunt zoeken met een doorverwijzing naar kantoren. Die kantoren betalen de sites voor deze leads, en dat mag niet van de gedragsregels in de advocatuur.

Het provisieverbod voor advocaten bestaat al langer. Het is advocaten verboden “een beloning of provisie toe te kennen of te ontvangen voor het aanbrengen van opdrachten”. Geen internetspecifieke regel dus, gewoon een maatregel om te zorgen dat advocaten geen belang krijgen bij aangedragen zaken of andere gekke dingen gaan doen omdat ze iemand provisie moeten betalen voor een cliënt.

Dat wil natuurlijk niet zeggen dat een advocaat geen reclame mag maken. Ook betalen per klik voor aangedragen bezoek is geen probleem. Waar het misgaat, is als er een bedrag wordt betaald dat afhankelijk is van de hoogte van de factuur aan de cliënt. Dan ontstaat er een rare situatie (in de visie van de Orde van Advocaten) waarin de advocaat niet meer onafhankelijk is.

Ik snap het zelf ook niet precies, en ik sta niet alleen: ik vond deze tirade die het verbod een “rottende stomp” noemt en de basis daarvoor een “axioma”. Ook lees ik dat andere Europese landen dit verbod niet kennen, in ieder geval lang niet zo streng als bij ons. Dus waarom men dit verbod juist nu wil gaan handhaven, ontgaat mij volledig.

Arnoud

Gastpost: Mogen advocaten bloggen en reclame maken?

bonaparteOmdat ik met vakantie ben deze week een aantal bijdragen van vaste bezoekers. Vandaag jurist Rogier Pieters over een vraag die ik ook wel eens heb: waarom maken advocaten zo weinig (online) reclame, mogen ze dat soms niet?

Een maand geleden was ik op bezoek bij mijn oud-professor Arno Lodder. Enthousiast vertelde ik hem dat ik advocaten en juristen help met internet marketing. “Oh, mogen advocaten dat eigenlijk wel doen?”, vroeg hij. “Ja”, antwoordde ik zonder het fijne ervan te weten. Maar hoe zit dat nu eigenlijk?

Voordat ik inga op die vraag, wil ik eerst een onderscheid maken tussen marketing en reclame. Marketing is een containerbegrip. Waarbij het naar mijn mening – er zijn veel definities – draait om: het verbinden van de behoefte van de consument en het aanbod van de leverancier. De behoefte van cliënten verplaatst zich naar online, maar het aanbod van de advocatenkantoren sluit daar nog niet op aan. Tenminste van de meeste kantoren… Arnoud was daar al vroeg achter!

Reclame is communicatie met als doel om klanten over te halen tot het kopen van de product of dienst. Voorbeelden van online reclame zijn AdWords (adverteren bij Google’s zoekresultaten), adverteren op social media en natuurlijk banners.

Na keizerlijk decreet van 19 december 1810 van Napoleon waren de regels voor advocaten op dit gebied strict. Tot 1980 golden de Ereregelen voor de Advocaten 1968 (en vergelijkbare regelgeving sinds de tijd van Napoleon). Regel 7 luidde: “De advocaat behoort de opdracht van de cliënt af te wachten en noch direct, noch indirect zijn diensten aan te bieden”. Regel 8 lid 1: “Het maken van reclame, in welke vorm ook, is ontoelaatbaar”. En regel 9 lid 1: “Het is de advocaat verboden mede te werken aan of toe te stemmen in enige publiciteit waarin de aandacht wordt gevestigd op zijn optreden als advocaat”.

In de huidige tijd, waarin sommige advocaten zaken (cliënten) kiezen op basis van de hoeveelheid media aandacht, is dat bijna niet voor te stellen. In die tijd maakten advocaten echter deel uit van de sociale bovenlaag. De intellectuele activiteit woog veel zwaarder dan de commerciële kant. Via het netwerk van de vaak individueel opererende advocaten kwamen de zaken binnen. De inkomsten waren geen loon, maar een honorarium. Advocaten waren geen echte ondernemers, dus was reclame ook niet nodig. Geen Moszkowicz, Spong, of Plasman dus.

Als bloggen mogelijk was geweest in die tijd, dan was dat volgens mij toegestaan. Immers het delen van kennis viel niet onder het verbod. Maar dan moest het bloggen wel terughoudend geschieden: nooit actief de diensten aanbieden en niets over lopende zaken of cliënten delen.

Pas sinds 1989 is het voor advocaten toegestaan om te adverteren en de publiciteit op te zoeken. In de Gedragsregels van de Nederlandse Orde van Advocaten 1992 zijn deze regels zelfs weggelaten, waarmee de toestemming nog ruimer werd. Alleen als de cliënt niet in de publiciteit wil, dan is publiciteit (een ruimer begrip dan reclame) niet toegestaan (regel 10).

Deze achtergrond is, denk ik, een belangrijke reden waarom relatief weinig advocaten bloggen. Er wordt sowieso weinig aan marketing gedaan en dan valt bloggen al snel buiten de boot. Toch denk ik dat er meer achter zit. Immers advocaten schrijven verder juist wel veel: natuurlijk beroepsmatig, maar ook voor juridische tijdschriften en columns.

Van de dappere advocaten die wel een blog zijn begonnen, zijn er vooral veel verlaten ruïnes over. In het begin is het leuk om aan iets nieuws te beginnen. Maar om het vol te houden, moet er iets tegenover staan. Bij juridische tijdschriften en columns zijn dat de uitgevers (die het faciliteren) en de lezers (er is al een publiek). Bij een blog ontbreken beide. Er zijn andere stimulansen, zoals toenemende bezoekersaantallen, reacties op de blog en meer cliënten. Dat kun je inzichtelijk maken, maar de meeste advocaten zijn geen marketeers en al helemaal geen online marketeers. Ik vermoed dat het gebrek aan ondersteuning, de advocaten hier opbreekt.

Kortom, advocaten mogen al ruim 20 jaar reclame maken. Toch zien we nog geen “Amerikaanse toestanden”. Sterker nog, buiten het opzoeken van kranten en televisie, zien we eigenlijk helemaal niet zoveel promotie. Ik zou dolgraag meer bloggende advocaten en juristen willen zien. Welke andere redenen zouden hiervoor kunnen zijn? En zouden advocaten juist meer of minder aan marketing moeten doen?

Rogier Pieters is internet consultant en jurist. Hij is de oprichter van Pieters van der Heide*. Afbeelding: ”LouisBonaparte Holland”. Licensed under Public domain via <a href=http://commons.wikimedia.org/wiki/File:LouisBonaparte_Holland.jpg” target=”_blank”>Wikimedia Commons

Mag ik citeren uit blafbrieven?

Regelmatig krijg ik mails van mensen die boze brieven ontvangen van advocaten of zich benadeeld voelende partijen. Soms zijn die terecht, soms niet. En de ontvanger wil dan vaak het geschil delen met zijn publiek, en knalt die brieven dan online. Maar mag dat zomaar?

Een brief (of mail) is bedoeld als privécorrespondentie. Die online zetten is dan niet direct de bedoeling, maar automatisch onrechtmatig is het ook weer niet. Een privacybelang (het standaardargument bij brieven en mails) zal niet snel aanwezig zijn, het gaat immers om een zakelijke brief. Wel zul je zaken als telefoonnummers en afzendermailadressen moeten weghalen.

Wel moet er enige rechtvaardiging zijn waarom je de brief integraal online zet in plaats van eruit te citeren of in je eigen woorden te vertellen dát je zo’n brief hebt gehad. Enkel “ik wil mijn dossier compleet hebben” is niet genoeg. Waaróm moet dat dossier compleet online?

Een blafbrief kan auteursrechtelijk beschermd zijn. In het hoger beroep van de Nijntje-parodie-zaak riep de eiser wel van alles hierover, maar kwam dit niet tot een uitspraak.

In april vorig jaar verbood de rechter een partij bij een geschil om zijn dossier te publiceren omdat daar stukken van de wederpartij in zaten waar hij geen toestemming voor had. Daarbij miste ik wel enige afweging van de nieuwswaarde van die stukken, wat óók moet als het gaat om auteursrechtschending.

Een disclaimer of geheimhoudingszin onderaan die mail verandert hier niets aan overigens; zo’n tekst is niet juridisch bindend, ook niet als deze van een advocaat afkomstig is. Alleen correspondentie tussen advocaten onderling is wettelijk beschermd en mag niet zomaar online.

In de VS bestaat het Chilling Effects project, dat als doel heeft alle DMCA claims te publiceren. Dat kan daar, omdat de DMCA alléén geldt voor auteursrechtclaims en er zelden een privacy- of vergelijkbaar belang te bedenken is tegen het publiceren van een auteursrechtclaim. En auteursrecht op de notice is naar Amerikaans recht moeilijk voorstelbaar, nog even afgezien van een fair use-claim bij het publiceren. Maar in Nederland kun je takedownclaims doen op álle soorten gronden, ook smaad of privacyschending. En het automatisch publiceren van claims is dan ook iets moeilijker, want voor je het weet publiceer je intieme details waarin naar wordt verwezen in de claimbrief.

Arnoud

Al te hard blaffen = geen proceskostenvergoeding

Onlangs kwam ik een kantonzaak uit Groningen tegen waarin de eisende jurist wel heel hard blafte: u pleegt plagiaat, u schendt de auteurswet, cliënt heeft de mogelijkheid om een civiele procedure tot veroordeling tot staking van de inbreukmakende handeling en/of betaling van schadevergoeding en/of een strafrechtelijke procedure aanhangig te maken. Bovendien zou aangifte worden gedaan.

Maar wat nu precies overgenomen was en waarom dat inbreuk zou zijn, bleek niet uit die brief. De gedaagde vroeg om verduidelijking: om welke teksten of passages zou het gaan en dan zou ze dat aanpassen. Het antwoord: woef, maar dan juridisch – u moet alle teksten weghalen binnen een week anders gaan we aangifte doen en een rechtszaak beginnen.

Uiteindelijk kwamen er dan toch twee stukjes tekst boven tafel die inbreukmakend zouden zijn. Die werden verwijderd, en toen (woef!) kwam er een schadeclaim van 2000 euro voor de overname en 1785 euro aan kosten voor juridische bijstand.

Daar maakt de kantonrechter in zijn vonnis gelukkig korte metten mee. Allereerst staat niet vast dat de betreffende teksten auteursrechtelijk beschermd zijn. De gebruikte woorden en frases (geluk, hoop, liefde, verdriet, etc) zijn zo gebruikelijk bij dit soort diensten dat er geen stempel van de maker (pardon, eigen intellectuele schepping) in de overgenomen tekstjes te herkennen is.

Belangrijker: de blaffende jurist krijgt zijn kosten niet vergoed. Want:

Om voor vergoeding in aanmerking te komen is het criterium of het maken van die kosten redelijkerwijs verantwoord was. De kantonrechter verstaat onder redelijkerwijs ondermeer dat men aan de wederpartij duidelijk maakt wat men van haar verlangt en haar in de gelegenheid stelt daaraan te voldoen voordat men kosten gaat maken. Uit de gang van zaken blijkt dat [gedaagde] zich van het begin af aan bereid heeft verklaard om de teksten aan te passen, maar dat [Eiser], nog voordat zij aan [gedaagde] had duidelijk gemaakt wat zij gewijzigd wilde zien de zaak ter behandeling aan [jurist] had overgedragen. Daar komt bij dat de eerste twee brieven van [jurist] wel dreigementen bevatten maar geen duidelijkheid gaven hoewel [gedaagde] daar uitdrukkelijk naar had gevraagd.

De eiser mag dus zelf de 2000 euro voor deze jurist betalen.

Een goeie zaak, wat mij betreft. De regels voor proceskostenvergoeding bij auteursrechtzaken is me al lang een doorn in het oog. In tegenstelling tot ‘gewone’ rechtszaken krijg je als verliezer bij een auteursrechtzaak namelijk de werkelijke rekening van de advocaat van de andere partij gepresenteerd. En dat pakt zuur uit bij veel bloggers die (al dan niet uit onwetendheid) een plaatje of tekst overnemen. Hoewel de schadevergoeding misschien beperkt kan worden vanwege bv. het kleine aantal bezoekers, blijven de advocaatkosten torenhoog. Dit maakt het bijzonder moeilijk om tot een fatsoenlijke schikking te komen. Elk uur onderhandelen is immers voor je eigen rekening als inbreukmaker.

Arnoud

De waarde van de blafbrief

blafbrief-boze-hond.pngHalf februari ontdekte About:Blank dat collega-blog Spraakloos in zijn geheel offline was gegaan. Spraakloos bleek een aanvaring met de Orde der Transformanten te hebben gehad, waarbij het blog door de advocaat van de orde aansprakelijk werd gesteld voor reacties op de blog. Naar aanleiding hiervan schreef ik een gastbijdrage voor About:Blank in hun Linkdump revisited, die ik maar even hier herpost.

Arnoud, stel dat je een brief van een advocaat krijgt, zoals bij Spraakloos gebeurd is, waarin je gesommeerd wordt je weblog te sluiten, alles over een bepaald onderwerp offline te halen of waarin gedreigd wordt dat je hoge sommen geld moet gaan betalen, kan je zo’n blafbrief beter meteen gehoorzamen of heb je nog tijd om eerst een en ander uit te zoeken?

Ah, blafbrieven. Altijd leuk, zo’n rijtje met juridische clichés.

“Tot mij wendde zich de heer X, cliënt”. “Hierbij verzoek – en voor zover nodig sommeer – ik u om”. En de mooie afsluiter “onder behoud van alle rechten en weren” waarvan geen advocaat eigenlijk meer weet waarom hij nodig is. Het klinkt bijzonder dreigend, en dat is ook precies de bedoeling. Wie wel eens een brief heeft gehad met zulke teksten erin, weet waar het om gaat: er is iemand boos en er is een advocaat op gezet. De eerste stap die zo’n advocaat neemt is het uitsturen van een blafbrief, een brief in boze juridische taal, waarmee hij hoopt de ontvanger zo bang te maken dat deze meteen doet wat er staat.

In theorie is een blafbrief bedoeld om de ontvanger een kans te geven om tot een minnelijke schikking te komen, om zo een voor beide partijen dure en tijdrovende rechtszaak te kunnen voorkomen. Helaas blijkt dat sommige advocaten misbruik maken van de status van hun briefhoofd en hun kennis van imposante juridische frases om nergens op gebaseerde eisen neer te kunnen leggen.

Waar je blafbrieven vaak aan herkent, is het gebruik van algemene verwijzingen naar generieke wetsartikelen. Een juridisch steekhoudend argument is te onderbouwen met feiten en specifieke wetsartikelen. Een argument waarbij alleen een algemeen wetsartikel wordt genoemd, is dan ook verdacht. “Uw domeinnaam is in strijd met artikel 5a Handelsnaamwet, omdat zij slechts één letter verschilt met de handelsnaam van cliënt en u in dezelfde branche actief bent” is een sterk argument. “Uw uitlating schendt de privacy van cliënt, welke krachtens wetten, Grondwet en internationale verdragen beschermd is (o.a. art. 8 EVRM)” is dat niet.

Een ander typisch kenmerk zijn de korte deadlines. Wie in een zwakke positie staat als blafbriefschrijver kiest vaak voor een korte deadline, liefst gevolgd door vage dreigementen. Daarmee hoopt de schrijver dat de ontvanger eieren voor zijn geld kiest en de eis maar gaat uitvoeren, in plaats van eerst juridisch advies in te winnen. Geen rechter die je echter zal aankijken op het niet halen van een onredelijk korte termijn.

Verder ontbreekt vaak iedere ruimte voor onderhandeling. Als je een geschil snel wilt oplossen, geef je de wederpartij de mogelijkheid om zelf met een oplossing te komen. Een goede jurist denkt ook mee met de tegenpartij. Botte eisen, zoals het moeten sluiten van een website of het weghalen van een hele pagina, nodigen niet uit tot onderhandelen. Dergelijke eisen kun je dus in eerste instantie gewoon naast je neerleggen en beantwoorden met een tegenbod dat je zelf redelijk voorkomt.

Een brief van een advocaat is trouwens bij lange na geen vonnis. Papier is geduldig, ook met duur briefhoofd met vijf lange achternamen en een Vrouwe Justitia erop. Het is dus zeker geen uitgemaakte zaak dat de advocaat gelijk heeft met zijn claims of eisen. Blijf dus altijd kritisch en win juridisch advies in voordat je inhoudelijk reageert. Dat recht heb je, en korte deadlines of welk argument dan ook veranderen daar niets aan.

De grap over blaffende advocaten mag u zelf invullen, maar ik hoop hiermee een beetje verduidelijkt te hebben dat een boze brief van een advocaat lang niet altijd zo dwingend is als ze zelf doen voorkomen. Laat je niet overbluffen en blijf kritisch.

Arnoud