Bijtertjesblog 925 daagt haarklovende advocaten van Permission Machine uit voor auteursrechtzaak

Hoi haarklovende advocaten van Permission Machine, komt u naar de zitting op 23 maart. Aldus werkendemannenblog 925. De site is tegen een bekend internetprobleem aangelopen: je hebt als internetpublicatie veel beeldmateriaal nodig, en als je dan een keer niet oplet dan krijg je gelijk een hap van een advocaat die geld wil zien namens een fotograaf die zich ernstig in zijn exclusieve rechten getast voelt. In dit geval een hap van maar liefst € 840.011, maar iets gebruikelijker zijn bedragen van enkele honderden tot een paar duizend euro. Exclusief advocaatkosten, want dat komt er dan ook nog eens bovenop.

Wie deze blog al wat langer volgt, weet van deze problematiek. Internet is gegroeid op het idee dat foto’s vrij beschikbaar zijn, en fotografen zijn er relatief laat achter gekomen dat het internet dat vond. Dat heeft tot een héle serie aan claims en ruzies geleid, waarbij elke keer de conclusie was dat de Auteurswet nu eenmaal streng is en dat je (zeker bij zakelijk gebruik) gewoon moet betalen als je iemands foto overneemt. Dat je niet wist van de rechten of dat je terecht meende rechtenvrije foto’s te hebben, of welk argument dan ook, deed daar niet aan af.

Veel bedrijven zien daar op zich het punt wel van in, maar verslikken zich vervolgens in de hoogte van de claim. Want waar je rechtenvrij beeld normaal koopt voor hooguit enkele tientjes, blijkt zo’n overgenomen foto altijd minstens 255 euro te kosten en als je niet uitkijkt 999. En daar bovenop komt dan nog eens de scrabbleclaim: 2x of 3x de beeldwaarde omdat dat in de algemene voorwaarden staat of “omdat overnemen zonder toestemming niet beloond moet worden”, onder verwijzing naar stapels jurisprudentie (of, met een beetje pech, Mr. Reid, John Reid) die dat zou legaliseren.

De claim tegen 925 maakt het wel erg bont met dik acht ton, maar van facturen van 5000 euro voor één foto van 300×300 pixels kijk ik werkelijk niet meer op. Wat er uiteindelijk van overblijft bij de rechter blijft vooralsnog een spannende, al is mijn ervaring dat wie ernstig overvraagt vaak het deksel op de neus krijgt. Desondanks, frustrerend blijft het om te zien hoe dit elke keer maar mis en mis blijft gaan.

Arnoud

Moet je een .nl domeinnaam afstaan als een Amerikaanse merkhouder dat vraagt?

ok-benzine-domeinnaamEen lezer vroeg me:

Ik heb al tien jaar een .nl domeinnaam geregistreerd maar nooit gebruikt. Nu krijg ik een brief van een Amerikaans bedrijf dat naar Nederland wil komen en ‘mijn’ domeinnaam al jaren als bedrijfsnaam voert in de VS. “Under current domain name jurisprudence we own the rights to the Domain Name” schrijven ze, en ik moet deze nu afstaan. Doe ik dat niet binnen een week, dan gaan ze 8000 euro schade bij me vorderen. Wat nu?

Deze claim is echt onzin, een typisch voorbeeld van een blafbrief: veel geblaf, weinig specifieke onderbouwing, korte deadlines en zware dreigementen als je niet meteen meewerkt. Oh, en steeds vaker: gebruik van in wollige taal omschreven termen waarin van alles bij gehaald wordt (hierna te noemen: “Dreigend Klinkende Definities”) zodat men verderop met deze Dreigend Klinkende Definities extra scherp door de bocht kan gaan.

Het is onjuist dat iemand met een merknaam ergens ter wereld automatisch alle domeinnamen in alle landen kan opeisen. Op zijn minst is dan nodig dat je in het land waar die domeinnaam bestaat, een ouder merk of handelsnaam hebt. En dat is niet genoeg, want er moet óók sprake zijn van iets dat inbreuk pleegt op het merk of de handelsnaam.

In maart zagen we dit bij een rechtszaak over OK.nl. Deze domeinnaam was al 15 jaar in handen van de gedaagde, en eiser Fuelplaza (handelsnaam: OK) wilde deze opeisen omdat men zelf met een onhandiger domeinnaam moest werken en de gedaagde er al jaren niets mee deed. Bovendien had men een merk én een handelsnaam, en nog in Nederland ook. Dus inbreuk, en inleveren graag.

Zo snel gaat dat niet, aldus de rechtbank: er moet wel iets gebeuren dat als inbreukmakende handeling aan te merken is. Enkel het hébben van een domeinnaam is nog geen inbreuk, want welke handeling verricht je dan? Worden er producten geadverteerd van de concurrent? Wordt er verwezen naar benzinestations of iets anders waardoor mensen kunnen denken “hee, heeft de OK een nieuwe website” (onjuiste associatie, verwarring) of “nou, wat een prutsers daar bij OK” (afbreuk aan reputatie).

Als restcategorie is er dan nog “misbruik van recht” waar ooit 112.nl het op verloor. Als je iets doet zonder legitiem doel en een ander heeft er nadeel van, dan kan dat misbruik van je recht om dat te doen opleveren. Maar ook dat vereist meer dan alleen het registreren van een domeinnaam of het weigeren die af te staan(!).

Ik snap dat het voor een merkhouder erg vervelend is om niets te kunnen doen tegen domeinslapers, maar soms heb je gewoon pech.

Arnoud

Mag je een merknaam noemen in een kritisch artikel over een bedrijf?

logo-startersleningOh noes, las ik bij Das Kapital. De financiëlenieuwssite kreeg een blafbrief van een internetondernemer omdat men in een kritisch artikel het had gewaagd een screenshot te tonen, de geregistreerde merk- en handelsnaam te noemen en ook nog eens te línken naar de site. Een tactiek die ik vaker zie: in plaats van inhoudelijk in te gaan op de kritiek, beroept men zich op een auteursrecht of merkrecht in de hoop zo de hoster of uitgever te laten schrikken en snel actie te nemen.

Het artikel van Das Kapital zette vraagtekens bij een SBS6-programma waarin de diensten van Starterslening.nl aan de orde kwamen. Zo wordt er verwezen naar de leningen middels de term ‘subsidie’, en wordt gesteld dat kopen goedkoper is dan huren. Das Kapital kwam met argumenten, en tegen argumenten zijn natuurlijk altijd tegenargumenten in te brengen, maar in plaats van tegenargumenten kwam er bij de provider van Das Kapital een notice/takedownbrief die spreekt van “illegale content en inbreuk op onze merk- en handelsrechten”.

Wat er precies illegaal is aan de content van DK is me onduidelijk; het enige dat ik uit de brief kan halen is dat een screenshot van de video van Starterslening.nl wordt gebruikt en dat de handelsnaam wordt genoemd. Ook spreekt de brief van merknamen, maar een woordmerk van Starterslening kan ik niet ontdekken bij het BBIE. Het enige merk dat ik vond, is het hiernaast getoonde beeldmerk. En niet voor niets is dit een beeldmerk: een generieke kreet als “starterslening” voor, eh, leningen aan starters, krijg je echt niet als merk vastgelegd. Zo’n huisje op zich wel, maar geeft geen rechten op een generieke term die bij het huisje geschreven is.

Maar Arnoud, mag jij dan dat gedeponeerde Merk® daar wel tonen zonder uitdrukkelijke voorafgaande schriftelijke toestemming van de directie van Starterslening.nl®TM©? Ja, dat mag ik, en wel om dezelfde reden als dat Das Kapital een screenshot uit de reclamevideo mag tonen: het citaatrecht. Ter illustratie of onderbouwing van een betoog mag je tekst of beeld van derden gebruiken, ook als dat als merk is vastgelegd. Het merkenrecht is bedoeld om te verhinderen dat concurrenten bij je naam (of logo) gaan aanhaken, niet om te verhinderen dat mensen over je praten. Dat Das Kapitaal een advertentiegesponsorde uitgave is, is daarbij niet relevant.

Waarom gebruiken mensen dit soort tactieken? Tsja. Mijn gedachte daarbij is dat sommige mensen denken dat een merk of auteursrecht een absoluut recht is – logisch, want die term staat in de juridische handboeken. Alleen betekent hij daar “een recht dat je tegen iedereen kunt inzetten, en niet alleen tegen één specifiek persoon (een relatief recht)”. En niet “een recht dat zonder nuance te allen tijde boven alle andere rechten gaat”. Oftewel: een merk/auteursrecht zou je een juridische joker geven waarmee je elke discussie wint: hela, je noemt mijn Merk®, dat mag niet, haal maar weg. En door dat op te fleuren met wat juridische taal heb je dan een reële kans dat de wederpartij denkt, oh jee, weghalen dus maar. Zeker als je naar een hoster mailt, waar niet per se juridische kennis aanwezig is en niet iedereen zin heeft in discussies met blafbriefschrijvers.

Maar het is onzin. Serieus. Kritiek leveren mag, mits die kritiek natuurlijk voldoende basis in de feiten heeft. Is de kritiek voldoende onderbouwd, dan mag ook de naam van de betrokken partij worden genoemd of relevante screenshots/teksten/citaten worden opgevoerd. Vaak is dat zelfs onvermijdelijk: de onderbouwing veréist meestal dat je man en paard noemt, omdat deze anders niet verifieerbaar is.

En over dat linkverbod kan ik kort zijn: linken is legaal, punt.

Arnoud

Gaat een merk boven een voornaam?

no-name-street-naam-handelsnaam.pngVia Twitter een intrigerende: journalist Marie-Claire van den Berg had een domeinnaam geregistreerd met haar voornaam erin, en kreeg meteen een blafbrief van de Franse tijdschriftuitgever: ‘clearly an operation of cyber squatting’, meteen inleveren die domeinnaam en ongetwijfeld ook nog advocaatkosten geclaimd. Maar zo zegt ze op twitter, ze wilde er alleen een persoonlijke homepage van maken. Hoe kan dat merkinbreuk zijn? En bovendien, het is haar náám en zou ze die dan niet mogen gebruiken?

Nee, je mag je eigen naam niet gebruiken om producten of diensten mee aan te duiden als iemand anders daar al een merk op heeft. Tenminste, als de producten of diensten overlappen. Heet je toevallig Philips en wil je LED-lampen gaan verkopen, dan zul je écht een andere naam moeten verzinnen dan “Philips Ledlampenfabriek”. Lemnis Lighting bijvoorbeeld.

De merkenwet houdt maar héél weinig rekening met de belangen van iemands naam. Veel verder dan een uitzondering dat je je naam en adres mag noemen ook als daarin een merk zit, komt het niet. Die jongens van Lemnis mogen dus gevestigd zijn aan de Anton Philipslaan in Eindhoven. Wie nu héél creatief wil doen, kan zeggen dat een domeinnaam tegenwoordig valt onder “adres” zoals bedoeld in de merkenwet. Mevrouw Van den Berg is gevéstigd op die domeinnaam, net zoals ik gevestigd ben op blog.iusmentis.com. Toch? En heel misschien komt dat ook nog voorbij de giecheltoets, mits je maar zorgt dat de site verder overal duidelijk is dat het journalist Van den Berg betreft en niet “de online Marie-Claire”.

Ook is er een verbod op nietcommercieel gebruik dat afbreuk doet aan het onderscheidend vermogen of de reputatie van het merk. In een roman zeggen dat je de luxaflexen dichtdoet, kan door Luxaflex® worden aangepakt – je doet verticale lamellen dicht, en die zijn al of niet van het merk Luxaflex. Ook als je de roman gratis weggeeft. Maar dat lijkt me niet echt aan de orde bij de site van Marie-Claire.

Het argument van de persoonlijke homepage is sterker. De merkenwet is immers alleen bedoeld tegen commercieel gebruik, en een persoonlijke homepage is dat in principe niet. Hoewel? Als je er jezelf aanprijst als freelance journalist, zit er dan niet toch een indirect commercieel motief?

Arnoud

Mag ik citeren uit blafbrieven?

Regelmatig krijg ik mails van mensen die boze brieven ontvangen van advocaten of zich benadeeld voelende partijen. Soms zijn die terecht, soms niet. En de ontvanger wil dan vaak het geschil delen met zijn publiek, en knalt die brieven dan online. Maar mag dat zomaar?

Een brief (of mail) is bedoeld als privécorrespondentie. Die online zetten is dan niet direct de bedoeling, maar automatisch onrechtmatig is het ook weer niet. Een privacybelang (het standaardargument bij brieven en mails) zal niet snel aanwezig zijn, het gaat immers om een zakelijke brief. Wel zul je zaken als telefoonnummers en afzendermailadressen moeten weghalen.

Wel moet er enige rechtvaardiging zijn waarom je de brief integraal online zet in plaats van eruit te citeren of in je eigen woorden te vertellen dát je zo’n brief hebt gehad. Enkel “ik wil mijn dossier compleet hebben” is niet genoeg. Waaróm moet dat dossier compleet online?

Een blafbrief kan auteursrechtelijk beschermd zijn. In het hoger beroep van de Nijntje-parodie-zaak riep de eiser wel van alles hierover, maar kwam dit niet tot een uitspraak.

In april vorig jaar verbood de rechter een partij bij een geschil om zijn dossier te publiceren omdat daar stukken van de wederpartij in zaten waar hij geen toestemming voor had. Daarbij miste ik wel enige afweging van de nieuwswaarde van die stukken, wat óók moet als het gaat om auteursrechtschending.

Een disclaimer of geheimhoudingszin onderaan die mail verandert hier niets aan overigens; zo’n tekst is niet juridisch bindend, ook niet als deze van een advocaat afkomstig is. Alleen correspondentie tussen advocaten onderling is wettelijk beschermd en mag niet zomaar online.

In de VS bestaat het Chilling Effects project, dat als doel heeft alle DMCA claims te publiceren. Dat kan daar, omdat de DMCA alléén geldt voor auteursrechtclaims en er zelden een privacy- of vergelijkbaar belang te bedenken is tegen het publiceren van een auteursrechtclaim. En auteursrecht op de notice is naar Amerikaans recht moeilijk voorstelbaar, nog even afgezien van een fair use-claim bij het publiceren. Maar in Nederland kun je takedownclaims doen op álle soorten gronden, ook smaad of privacyschending. En het automatisch publiceren van claims is dan ook iets moeilijker, want voor je het weet publiceer je intieme details waarin naar wordt verwezen in de claimbrief.

Arnoud

Ben je aansprakelijk voor gegeven advies op een blog?

Gisteren las ik op GoT een leuke vraag:

Ik schrijf in de Nederlandse taal op mijn persoonlijke blog over ICT gerelateerde zaken. Hierbij komt het wel eens voor dat ik aanbevelingen doe, bijvoorbeeld om op bepaalde wijze te handelen of een bepaald product te gebruiken. Dit doe ik naar beste weten en met de beste intenties.

Mocht iemand deze adviezen opvolgen en hierbij schade ondervinden, kan ik hiervoor juridisch aansprakelijk gesteld worden?

Ik kan me ook werkelijk niet voorstellen dat iemand je aansprakelijk kan houden voor advies dat je geeft op een website of blog. Iedereen begrijpt dat zulke adviezen altijd generiek zullen zijn, zodat je altijd nader onderzoek moet doen voordat je er op af mag gaan. Een disclaimer zou twijfelgevallen kunnen oplossen maar over het algemeen lijkt me dat weinig uit te maken.

Natuurlijk heb je als deskundige wel énige zorgplicht om geen al te blatende onwaarheden te ventileren. Maar dat is m.i. meer een kwestie van je eigen geloofwaardigheid dan dat er dan iemand komt sue-en. Ik denk wel dat als je concrete stappenplannen geeft, dat je dan altijd wel iets moet opnemen over randvoorwaarden. Dus als je mensen gaat uitleggen hoe ze geheugenmodules in hun PC kunnen vervangen, zet er dan even bij dat ze geen wollen trui moeten dragen.

En ik geef al gratis juridisch advies sinds zo ongeveer 2005 en ben nog nimmer gesued daarvoor. Ja, wel wat dreigementen in die richting maar dat was eigenlijk altijd over vermeende smaad.

Een lastiger punt is dat iemand die kwaad wil, ook een volstrekt kansloos punt kan aangrijpen om een procedure te beginnen. En dan ben je toch tijd, geld en moeite kwijt om dat te weerleggen. Dergelijke blafbrieven zijn zeer kwalijk, maar een disclaimer (of wat dan ook aan tegenmaatregelen) helpt daar niets aan. Als een advocaat zich leent voor een kansloze procedure, dan ga je voor het hekje en dan kost het je tijd en geld. Ook al staan er duizend disclaimers en is je advies zo keurig als maar kan. En ja ik ken daar voorbeelden van. Eigenlijk zou je een klacht tegen zulke advocaten moeten indienen, maar als je niet zijn cliënt bent dan is dat best lastig.

Update (13 januari): via column bij Judex dit vonnis waarin een gemeente aansprakelijk was voor gratis en onverplicht gegeven assistentie:

Dat een bepaalde serviceverlening door een organisatie “onverplicht en gratis” is, rechtvaardigt niet de uitsluiting van in dat kader gebruikte (gebrekkige) roerende zaken van de werking van artikel 6:181 lid 1 BW. Immers, een organisatie die in de uitoefening van haar bedrijf roerende zaken gebruikt is de eerst aangewezene om doeltreffende maatregelen te nemen om zoveel mogelijk te voorkomen dat die zaken mogelijk gebrekkig zijn, met name indien gebrekkigheid van dergelijke zaken ernstig gevaar voor derden zou kunnen opleveren.
en ook op grond van het algemene artikel 6:162 BW:
Doordat de havenmeester de door een derde achtergelaten loopplank – zonder enige controle op de deugdelijkheid daarvan uit te oefenen – aan [eiser] ter beschikking heeft gesteld, is – hoezeer ook met de beste bedoelingen – in de omstandigheden van dit geval gehandeld in strijd met hetgeen volgens omschreven recht in het maatschappelijk verkeer betaamt.

Arnoud

Al te hard blaffen = geen proceskostenvergoeding

Onlangs kwam ik een kantonzaak uit Groningen tegen waarin de eisende jurist wel heel hard blafte: u pleegt plagiaat, u schendt de auteurswet, cliënt heeft de mogelijkheid om een civiele procedure tot veroordeling tot staking van de inbreukmakende handeling en/of betaling van schadevergoeding en/of een strafrechtelijke procedure aanhangig te maken. Bovendien zou aangifte worden gedaan.

Maar wat nu precies overgenomen was en waarom dat inbreuk zou zijn, bleek niet uit die brief. De gedaagde vroeg om verduidelijking: om welke teksten of passages zou het gaan en dan zou ze dat aanpassen. Het antwoord: woef, maar dan juridisch – u moet alle teksten weghalen binnen een week anders gaan we aangifte doen en een rechtszaak beginnen.

Uiteindelijk kwamen er dan toch twee stukjes tekst boven tafel die inbreukmakend zouden zijn. Die werden verwijderd, en toen (woef!) kwam er een schadeclaim van 2000 euro voor de overname en 1785 euro aan kosten voor juridische bijstand.

Daar maakt de kantonrechter in zijn vonnis gelukkig korte metten mee. Allereerst staat niet vast dat de betreffende teksten auteursrechtelijk beschermd zijn. De gebruikte woorden en frases (geluk, hoop, liefde, verdriet, etc) zijn zo gebruikelijk bij dit soort diensten dat er geen stempel van de maker (pardon, eigen intellectuele schepping) in de overgenomen tekstjes te herkennen is.

Belangrijker: de blaffende jurist krijgt zijn kosten niet vergoed. Want:

Om voor vergoeding in aanmerking te komen is het criterium of het maken van die kosten redelijkerwijs verantwoord was. De kantonrechter verstaat onder redelijkerwijs ondermeer dat men aan de wederpartij duidelijk maakt wat men van haar verlangt en haar in de gelegenheid stelt daaraan te voldoen voordat men kosten gaat maken. Uit de gang van zaken blijkt dat [gedaagde] zich van het begin af aan bereid heeft verklaard om de teksten aan te passen, maar dat [Eiser], nog voordat zij aan [gedaagde] had duidelijk gemaakt wat zij gewijzigd wilde zien de zaak ter behandeling aan [jurist] had overgedragen. Daar komt bij dat de eerste twee brieven van [jurist] wel dreigementen bevatten maar geen duidelijkheid gaven hoewel [gedaagde] daar uitdrukkelijk naar had gevraagd.

De eiser mag dus zelf de 2000 euro voor deze jurist betalen.

Een goeie zaak, wat mij betreft. De regels voor proceskostenvergoeding bij auteursrechtzaken is me al lang een doorn in het oog. In tegenstelling tot ‘gewone’ rechtszaken krijg je als verliezer bij een auteursrechtzaak namelijk de werkelijke rekening van de advocaat van de andere partij gepresenteerd. En dat pakt zuur uit bij veel bloggers die (al dan niet uit onwetendheid) een plaatje of tekst overnemen. Hoewel de schadevergoeding misschien beperkt kan worden vanwege bv. het kleine aantal bezoekers, blijven de advocaatkosten torenhoog. Dit maakt het bijzonder moeilijk om tot een fatsoenlijke schikking te komen. Elk uur onderhandelen is immers voor je eigen rekening als inbreukmaker.

Arnoud

Communitysites geven te gemakkelijk toe bij auteursrechtclaims

Communitysites zoals Hyves, Web-log en Myspace geven veel te makkelijk toe aan claims van derden over inbreuk op auteursrechten. Zonder enig overleg met de gebruiker of zelfs maar controle van de juistheid van de claim verwijderen de beheerders materiaal waarover geklaagd wordt. Dat blijkt uit een onderzoek (PDF) onder de zeven belangrijkste communitysites dat (mijn) juridisch adviesbureau ICTRecht in maart en april 2009 heeft uitgevoerd. Ook te lezen op Nu.nl.

Zie het persbericht op de ICTRecht blog voor alle details; hieronder een samenvatting.

We plaatsten het Peter Pan-verhaal ‘The Little White Bird‘, waarvan de auteursrechten vervallen waren, op weblogs en profielpagina’s aangemaakt bij communitysites Web-log.nl, punt.nl, Netlog.com, Hyves.nl, WaarBenJij.Nu, Blogger.com en Myspace.com. Vervolgens stuurden we een sommatie namens de fictieve ‘Peter Pan Heritage Foundation’ om verwijdering van deze berichten te eisen.

Vrijwel alle sites, inclusief marktleider Hyves, reageerden direct door het bericht, of zelfs de gehele weblog of profiel, te verwijderen. Het eigen beleid over dergelijke klachten werd niet gevolgd. Klachten van de houder van de weblog/profiel mochten niet baten: er was een claim over auteursrecht, dus de pagina moest weg. “Auteursrecht kan niet zomaar vervallen lijkt me”, aldus een helpdeskmedewerker. Alleen Blogger.com en Punt.nl verwijderden het materiaal niet, om procedurele redenen.

Notice en takedown is een leuk idee, maar in de praktijk blijkt het veel te makkelijk voor een zogenaamde rechthebbende om van alles weg te krijgen. Ik vind dat bijzonder ernstig. Het laat maar weer eens zien hoe makkelijk rechthebbenden het hebben en hoe weinig tegengas ze krijgen. Tussenpersonen zoals providers of hosters van communitysites zouden meer op moeten komen voor de belangen van hun gebruikers, ook als die mogelijk rechten schenden.

(Uiteraard waren we geïnspireerd door het Multatuli-project van burgerrechtenorganisatie Bits of Freedom uit 2004.)

Arnoud

De waarde van de blafbrief

blafbrief-boze-hond.pngHalf februari ontdekte About:Blank dat collega-blog Spraakloos in zijn geheel offline was gegaan. Spraakloos bleek een aanvaring met de Orde der Transformanten te hebben gehad, waarbij het blog door de advocaat van de orde aansprakelijk werd gesteld voor reacties op de blog. Naar aanleiding hiervan schreef ik een gastbijdrage voor About:Blank in hun Linkdump revisited, die ik maar even hier herpost.

Arnoud, stel dat je een brief van een advocaat krijgt, zoals bij Spraakloos gebeurd is, waarin je gesommeerd wordt je weblog te sluiten, alles over een bepaald onderwerp offline te halen of waarin gedreigd wordt dat je hoge sommen geld moet gaan betalen, kan je zo’n blafbrief beter meteen gehoorzamen of heb je nog tijd om eerst een en ander uit te zoeken?

Ah, blafbrieven. Altijd leuk, zo’n rijtje met juridische clichés.

“Tot mij wendde zich de heer X, cliënt”. “Hierbij verzoek – en voor zover nodig sommeer – ik u om”. En de mooie afsluiter “onder behoud van alle rechten en weren” waarvan geen advocaat eigenlijk meer weet waarom hij nodig is. Het klinkt bijzonder dreigend, en dat is ook precies de bedoeling. Wie wel eens een brief heeft gehad met zulke teksten erin, weet waar het om gaat: er is iemand boos en er is een advocaat op gezet. De eerste stap die zo’n advocaat neemt is het uitsturen van een blafbrief, een brief in boze juridische taal, waarmee hij hoopt de ontvanger zo bang te maken dat deze meteen doet wat er staat.

In theorie is een blafbrief bedoeld om de ontvanger een kans te geven om tot een minnelijke schikking te komen, om zo een voor beide partijen dure en tijdrovende rechtszaak te kunnen voorkomen. Helaas blijkt dat sommige advocaten misbruik maken van de status van hun briefhoofd en hun kennis van imposante juridische frases om nergens op gebaseerde eisen neer te kunnen leggen.

Waar je blafbrieven vaak aan herkent, is het gebruik van algemene verwijzingen naar generieke wetsartikelen. Een juridisch steekhoudend argument is te onderbouwen met feiten en specifieke wetsartikelen. Een argument waarbij alleen een algemeen wetsartikel wordt genoemd, is dan ook verdacht. “Uw domeinnaam is in strijd met artikel 5a Handelsnaamwet, omdat zij slechts één letter verschilt met de handelsnaam van cliënt en u in dezelfde branche actief bent” is een sterk argument. “Uw uitlating schendt de privacy van cliënt, welke krachtens wetten, Grondwet en internationale verdragen beschermd is (o.a. art. 8 EVRM)” is dat niet.

Een ander typisch kenmerk zijn de korte deadlines. Wie in een zwakke positie staat als blafbriefschrijver kiest vaak voor een korte deadline, liefst gevolgd door vage dreigementen. Daarmee hoopt de schrijver dat de ontvanger eieren voor zijn geld kiest en de eis maar gaat uitvoeren, in plaats van eerst juridisch advies in te winnen. Geen rechter die je echter zal aankijken op het niet halen van een onredelijk korte termijn.

Verder ontbreekt vaak iedere ruimte voor onderhandeling. Als je een geschil snel wilt oplossen, geef je de wederpartij de mogelijkheid om zelf met een oplossing te komen. Een goede jurist denkt ook mee met de tegenpartij. Botte eisen, zoals het moeten sluiten van een website of het weghalen van een hele pagina, nodigen niet uit tot onderhandelen. Dergelijke eisen kun je dus in eerste instantie gewoon naast je neerleggen en beantwoorden met een tegenbod dat je zelf redelijk voorkomt.

Een brief van een advocaat is trouwens bij lange na geen vonnis. Papier is geduldig, ook met duur briefhoofd met vijf lange achternamen en een Vrouwe Justitia erop. Het is dus zeker geen uitgemaakte zaak dat de advocaat gelijk heeft met zijn claims of eisen. Blijf dus altijd kritisch en win juridisch advies in voordat je inhoudelijk reageert. Dat recht heb je, en korte deadlines of welk argument dan ook veranderen daar niets aan.

De grap over blaffende advocaten mag u zelf invullen, maar ik hoop hiermee een beetje verduidelijkt te hebben dat een boze brief van een advocaat lang niet altijd zo dwingend is als ze zelf doen voorkomen. Laat je niet overbluffen en blijf kritisch.

Arnoud