De teniet gegane hardware

hardware-software-computer-gollem-huh.jpgHardware komt pas tot leven als het in een systeem wordt verwerkt en met software gevoed. Deze prachtige formulering vond ik via ITenRecht.nl in een vonnis uit 1999 dat kennelijk pas recent online kwam. Het ging hier om wat ITenRecht de “angst van iedere rechthebbende” noemt: een curator die je spullen niet teruggeeft terwijl je nog een euroton aan facturen open hebt staan.

In deze zaak had het failliet geraakte bedrijf QTecQ computers en bijbehorende software besteld bij leverancier ABB. Deze waren onder eigendomsvoorbehoud geleverd, wat wil zeggen dat QTecQ pas eigenaar zou worden nadat alle facturen waren betaald. Op zich een standaardmanier om die angst te bestrijden. Immers, wat geen eigendom is van de failliet kun je gewoon opeisen bij de curator.

De curator stelde in deze zaak echter dat afgifte niet hoefde omdat de hardware en software onderdeel was geworden van het grotere geheel van de sluiscomputers van QTecQ. En dan is er sprake van zaaksvorming:

Indien iemand voor zichzelf een zaak vormt of doet vormen uit of mede uit een of meer hem niet toebehorende roerende zaken, wordt hij eigenaar van de nieuwe zaak, tenzij de kosten van de vorming dit wegens hun geringe omvang niet rechtvaardigen.

En ja, dat betekent dat het eigendom van de oorspronkelijke eigenaar of eigenaren teniet gaat. Een standaardvoorbeeld: plaats je een dak op andermans huis, dan zijn de dakpannen niet meer je eigendom want ze zijn nu onderdeel van dat huis. Dat geldt ook als je ze had geleverd onder een eigendomsvoorbehoud. Natuurlijk heb je nog wel recht op betaling van je factuur voor de dakpannen (of het leggen van het dak), maar je kunt je dakpannen niet meer terugvorderen bij wanbetaling want het zijn je dakpannen niet meer.

Gaat dat ook op als je een stapel besturingscomputers ergens naar binnen rolt en aansluit? De president beschrijft de apparatuur zoals hij die ter plekke heeft mogen waarnemen:

De door ABB geleverde hardware bestaat uit tientallen componenten. De opstelling bij QtecQ omvat enkele manshoge en tenminste meterbrede metalen kasten, eigendom van QtecQ, waarin de hardwarecomponenten van ABB zijn bevestigd. De bezichtiging laat kasten zien die van onder tot boven zijn volgepakt met electronische apparatuur, de hardware, gemonteerd op bevestigingssystemen en onderling verbonden met veel bedrading. Voorts omvat de opstelling personal computers, beeldschermen en printers. Niet in geschil is dat de onderdelen van de opstelling zonder beschadiging uit de kasten kunnen worden gedemonteerd.

De functie van het systeem zal zijn om de computerbesturing van de sluizen mogelijk te maken, voegt hij daaraan toe. En dan komt die mooie zin over de hardware die tot leven komt. Want:

Indien de hardware van ABB uit het systeem wordt verwijderd is het zonder meer incompleet. Zonder hardware kan de functie van het systeem, besturing van de sluizen, niet worden verwezenlijkt. Het totaal van de aangeleverde onderdelen is door QtecQ samengevoegd tot een nieuw geheel met een specifieke functie.

En daarom acht men het systeem nu een nieuwe zaak, in plaats van een kamer waar toevallig wat apparatuur van QTecQ naar binnen geschoven is. Alles werkt met elkaar samen voor één doel, die sluizen besturen. En daarom geldt de wet over zaaksvorming: we vinden dit een nieuw systeem en dus is het een nieuw systeem. De hardware van ABB bestaat niet meer, en dus kan die ook niet meer worden teruggeëist.

Arnoud

Auteursrecht op voorgeïnstalleerde software uitgeput

Weer eens een leuk vonnis over software dat tegen de vastgeroeste opinie van leveranciers aanschopt: het kopen van hardware met voorgeïnstalleerde software is toegestaan, ook als in de licentie staat dat dat niet mag. Dat vonniste de Rechtbank Dordrecht onlangs. De auteursrechten op die software zijn uitgeput zoals dat heet, en de auteursrechthebbende kan dan niet meer optreden tegen doorlevering van die exemplaren. (Wel tegen nieuwe kopieën natuurlijk.)

Het bedrijf Nelcon (later hernoemd tot Kalmar) had een aantal werkstations met voorgeïnstalleerde CAD-software aangeschaft. Bij de verkoop van een deel van haar bedrijf zouden deze werkstations met software ook worden overgedragen, maar de leverancier (Han Dataport) daarvan verzette zich daartegen. In de voorwaarden stond namelijk deze (redelijk standaard)riedel:

Verkoper verleent koper voor de geleverde programma’s en bijbehorende documentatie een niet-exclusief en niet overdraagbaar gebruiksrecht voor intern gebruik, voor de doeleinden waarvoor deze producten geleverd worden. Koper is ervoor verantwoordelijk dat deze programma’s en documentatie zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van verkoper niet voor derden toegankelijk zijn.

Tijdens de discussie of de overdracht wel of niet mocht meldde de leverancier nog dit:

Want zoals je weet heeft Nelcon weliswaar gebruikslicenties van CAD400 maar dit houdt onder geen beding in dat Nelcon het recht heeft om deze gebruikslicenties aan derden over te dragen, uit te lenen, te verkopen etc.

De rechtbank verwerpt deze stelling echter: als je rechtmatige verkrijger van software bent, dan heb je een wettelijk gebruiksrecht (hela!) en dat kan de leverancier niet zomaar ongeldig verklaren.

De vraag is dan dus: ben je rechtmatig verkrijger als je een bedrijfsonderdeel overneemt inclusief hardware en software? En maakt het uit of in de EULA staat dat de software niet mag worden overgedragen?

De rechtbank constateert terecht dat in de wet niet staat wat een “rechtmatige verkrijger” is. Degene die de software van de rechthebbende (of zoals hier, van een wederverkoper) heeft gekregen, is in ieder geval rechtmatig verkrijger. En, zo zegt de rechtbank: ook de opvolgende verkrijgers van exemplaren ten aanzien waarvan het verspreidingsrecht is uitgeput.

Oftewel, de concrete exemplaren die legaal op de markt zijn gebracht, kunnen worden doorgeleverd en daar kan de rechthebbende niets aan doen. En daarom gaat het hier precies goed voor Nelcon, want die hebben de hardware mèt de voorgeïnstalleerde software doorverkocht.

En de voorwaarden dan, die dit verbieden? Daar heeft de ontvanger van de software niets mee te maken, want die heeft ze niet geaccepteerd. En bovendien gaat voor haar het uitputtingsrecht boven zo’n licentietekst.

[De leverancier] stelt weliswaar dat uit de algemene voorwaarden voortvloeit dat de software niet zonder toestemming van Han Dataport mocht worden overgedragen of aan een ander in gebruik gegeven. Dat baat haar in het auteursrechtelijke kader echter niet. Een dergelijk verbod van verdere overdracht staat immers haaks op de wettelijke uitputtingsregel.

Wel kan het wanprestatie (contractschending) zijn van de originele verkrijger, zo zegt de rechtbank. Die had zich immers verplicht de software niet over te dragen maar heeft dat toch gedaan. Ik moet zeggen dat ik daar wel moeite mee heb: als het wettelijk uitputtingsrecht geldt in zo’n situatie, dan zie ik niet waarom de licentienemer wanprestatie zou plegen. Maar goed, dat was een opmerking terzijde.

Menno Weij van Solv Advocaten wijst erop dat de rechtbank wel erg makkelijk tot deze conclusie komt. Een uitgemaakte zaak onder juristen is het niet, maar daarvan zie je niets terug in dit vonnis. Ik sluit me daarbij aan, het is een leuke uitspraak maar ik zou er niet meteen heel hard van willen gaan roepen dat doorverkopen van software nu dus altijd mag.

Arnoud

Executiegeschil over al of niet gemaild domeinnaamverhuisformulier

Executiegeschillen. Het klinkt pijnlijker dan het is, hoewel je er als rechter liever niet te veel mee te maken krijgt. Dit zijn geschillen over de tenuitvoerligging of executie van een eerder vonnis. Oftewel: doet hij wel op tijd wat hij moest, en zo niet heb ik dan recht op dwangsommen? Afhankelijk van hoe het vonnis is geformuleerd en hoe hard Murphy toesloeg bij de uitvoering, kan dat tot heel complexe situaties leiden. Maar soms doen partijen zelf ook nodeloos moeilijk, zoals ik tussen de regels opmaak in dit vonnis over de overdracht van een domeinnaam.

In de eerdere zaak (zo te zien niet gepubliceerd – grom) was de eigenaar van een domeinnaam veroordeeld om de domeinnaam naar de andere partij over te dragen. Of, beter gezegd: “binnen 24 uur na betekening van dit arrest al datgene te doen wat nodig is om [nieuwe eigenaar] bij SIDN als enige rechthebbende geregistreerd te laten zijn”. Het arrest was van 9 maart, en op 10 maart stuurde de domeinnaamhouder een mail naar de andere partij met het door hem ingevulde SIDN-formulier voor de houderwijziging. Even tekenen en dan kon dat door naar SIDN. Alleen: daar kwam geen reactie op. Op 16 maart werd nagebeld, en de mail bleek niet te zijn aangekomen.

Vervolgens ontstond er enige discussie over of dat formulier nog wel gebruikt kon worden, want er stond immers 10 maart onder de handtekening en dat zou 16 maart moeten zijn. (“Antedateren” schijnt iets heel stouts te zijn maar in deze context zie ik het probleem niet – en de rechter ook niet trouwens: “Voor zover [nieuwe eigenaar] vreesde zich schuldig te maken aan antedatering, had zij dit immers eenvoudig kunnen oplossen door op het formulier bij haar ondertekening de datum 16 maart 2010 te noteren.”)

Uiteindelijk loste de domeinnaamhouder het zelf op met een ’truc’: hij deed zich zich via een derde-provider voor als de verkrijger van de domeinnaam en autoriseerde zo de overdracht. Niet netjes maar de domeinnaam was nu wel over. Opgelost dus, zou je zeggen. Maar dit is een executiegeschil, en dus ging de andere partij moeilijk doen: dit duurde allemaal te lang dus graag de dwangsommen uitgekeerd.

Daarbij krijgen beide partijen ongelijk. Allereerst oordeelt de rechter dat de domeinnaamhouder genoeg gedaan heeft door dat formulier in te vullen en op te sturen. Andere manieren, met name die truc, kunnen dan niet geëist worden:

Gegeven het feit dat SIDN een speciaal formulier hanteert voor het doorgeven van een wijziging in de domeinnaamhouder, lag het immers zozeer voor de hand de overdracht langs die weg te bewerkstelligen dat van [de domeinnaamhouder] redelijkerwijs niet kon worden verlangd dat hij (daarnaast ook) andere wegen zou bewandelen.

Vervolgens gaat de domeinnaamhouder toch nog onderuit, want op 10 maart mailen en pas op 16 maart nabellen was in deze context veel te traag. Hij was verplicht “alles” te doen om te zorgen dat die domeinnaam over ging, en daaronder valt dan ook dat je er bovenop zit en reageert als er niet meteen een reactie komt:

Onder die omstandigheden kon [domeinnaamhouder] er niet mee volstaan het formulier per e-mail aan [nieuwe eigenaar] toe te sturen zonder rekening te houden met de mogelijkheid dat het bericht door wat voor oorzaak ook niet was aangekomen of in het ongerede was geraakt. [domeinnaamhouder] had zich tijdig ervan moeten vergewissen dat het formulier in goede orde door [nieuwe eigenaar] was ontvangen en van de inhoud kennis was genomen. Nu hij dit heeft nagelaten en [nieuwe eigenaar] stelt dat zij het mailbericht van 10 maart 2010 niet heeft ontvangen en het SIDN formulier pas op 16 maart 2010 in haar bezit heeft gekregen, kan niet worden gezegd dat [domeinnaamhouder] reeds op 10 maart 2010 aan de veroordeling van het gerechtshof ” om al datgene te doen wat nodig is ” heeft voldaan.

De domeinnaamhouder mocht dan ook 12.000 euro aan dwangsommen overmaken. En ja, dat is een consequentie van mail gebruiken: als de wederpartij zegt niks gehad te hebben, heb je een levensgroot bewijsprobleem.

Overigens perfect getimed: op 10 maart meldde de SIDN de formulieren afgeschaft te hebben.

Arnoud

Wat moet de TU/e met IE-rechten van haar studenten?

tue-logo.pngSjonge, en ik heb er nog gestudeerd ook. De Technische Universiteit Eindhoven (TU/e, ja met streepje) blijkt bij haar inschrijvingsformulier voor studenten de plicht te hanteren dat je al je auteursrechten, octrooirechten en andere rechten van intellectuele eigendom afdraagt aan de universiteit:

Door akkoord te gaan met je inschrijving aan de TU/e doe je afstand ten behoeve van de TU/e van alle intellectuele eigendomsrechten op door jouw gemaakte werken, modellen, tekeningen of gedane uitvindingen in het kader van je studie (en in het kader van door de TU/e of derden uitgevoerde projecten waarbij je betrokken bent) gedurende de periode dat je als student bij de TU/e ingeschreven staat (of anderszins voor of met de TU/e werkzaam is).

Bij Mitopics wordt de vraag gesteld of dit terecht is. Ik zou niet weten waarom. Waarom kan de TU/e niet volstaan met een licentie ten behoeve van onderwijs en onderzoek?

Het lijkt me dan ook dat deze verplichting als een onredelijk bezwarende algemene voorwaarde van tafel krijgt.

Verder is er nog de meer juridisch-theoretische vraag of je wel met zo’n zin toekomstige auteursrechten kunt opeisen. Overdracht van auteursrecht kan, maar je moet in de akte specifiek omschrijven welke rechten worden overgedragen en om welke werken het gaat. Hier wordt breedweg gesproken van ‘alle’ rechten, zonder dat duidelijk is of het nu gaat om bv. scripties, papers en werkstukken of ook om e-mails die je tijdens je studie verstuurt of websites die je onder college bouwt (al dan niet als opdracht).

Ik heb de vraag voorgelegd aan de communicatie-afdeling van de TU/e waarom zij voor deze insteek hebben gekozen. (Ja, ik doe aan wederhoor tegenwoordig! Journalistiek hè?) Het antwoord:

Wanneer de student buiten zijn opleiding om bijv. software ontwikkelt, dan staat dit buiten de verklaring die hij heeft ondertekend ten tijde van zijn inschrijving. Zoals op de website staat vermeld gaat het om door de student gemaakte werken, modellen, tekeningen of uitvindingen in het kader van de studie (en in het kader van door de TU/e of derden uitgevoerde projecten waarbij de student betrokken is geweest) gedurende de periode dat de student bij de TU/e ingeschreven staat (of anderszins voor of met de TU/e werkzaam is).

De reden:

Het speelt veelal in projecten die de TU/e uitvoert met of in opdracht van derden en waarin studenten worden ingezet voor het uitvoeren van bepaalde werkzaamheden, welke werkzaamheden de student weer uitvoert in het kader van zijn opleiding aan de TU/e. Het is daarbij van belang dat er geen tegenstrijdige contractuele afspraken zijn.

De bedoeling is dus te voorkomen dat een student dwars kan liggen als deze bij een bedrijf of instelling werkzaam is en die derde het resultaat commercieel wil exploiteren.

Via de Regeling octrooien en vindingen TU/e kan de student bovendien de rechten terugvragen als hij zelf het werk wil exploiteren.

Kent iemand meer instellingen waar dit soort dingen worden geëist?

Arnoud