Pleeg je merkinbreuk als Google je advertenties aanvult met iemands merk?

| AE 7532 | Ondernemingsvrijheid | 8 reacties

keyword-insertion-google-adwordsIs sprake van merkinbreuk wanneer Google een keyword in je advertentie aanvult met iemands merknaam? Voor die vraag stond de rechter in Overijssel onlangs.

Het bedrijf Serbo is eigenaar van het merk “Luminus” voor dakconstructies, lichtkoepels en dergelijke. En tot hun verbazing verscheen op zeker moment een advertentie van een ander bedrijf, Luxlight, wanneer je zocht op “Luminus”. En in die advertentie stond prominent in de titelregel “Luminus lichtstraat? specialist in lichtstraten – luxlight.nl”. Aanschrijven die merkenschenders dus.

Tot minstens even veel verbazing ontving Luxlight de claim. Zij verkochten geen Luminus en hadden ook niet op dat woord geadverteerd. Na enig spitten ontdekte men dat de betreffende advertentie een zogeheten ‘Keyword Insertion’ advertentie was, waarbij je Google een term uit de zoekopdracht laat invullen in je advertentie. En Google had in dit geval bedacht dat “luminus” de beste term was voor de advertentie met “{keyword} lichtstraat?”. Auw.

Kun je dit Luxlight verwijten? Nee, zegt de rechter. Luxlight gebruikt het merk niet in de advertentie; ze hebben het woord er niet zelf ingezet en ook niet specifiek Google geïnstrueerd de advertentie dat woord te laten zien als mensen zoeken op Luxlight.

En zelfs als ze het merk gebruikten, is er niets aan de hand: het is vaste rechtspraak dat het toegestaan is andermans merknaam te gebruiken in een advertentie, tenzij de advertentie onduidelijk is over de relatie tussen merkhouder en adverteerder. Deze advertentie was niet onduidelijk. De naam Luxlight staat er meteen duidelijk in.

Alles bij elkaar is de rechter dan ook snel klaar: geen merkinbreuk, eiser mag de proceskosten van de gedaagde vergoeden, volgende zaak. En op zich is dat ook logisch. Hoewel cynische ikke zich bij zulke advertenties wel vaker afvraagt in hoeverre men nu echt niet kon aan zien komen dat de merknaam van de concurrent zou opduiken.

Arnoud

Is een hashtag merkinbreuk?

| AE 5931 | Ondernemingsvrijheid | 11 reacties

hashtag-merkinbreukEen lezer vroeg me:

Ik vroeg mij af of het is toegestaan om voor marketingdoeleinden een #merknaam te gebruiken in je twitter/facebook/instagram bericht. Zou zoiets als: ‘Kom bij ons benzine tanken, Basisweg 2 #tankstation #shell #BP’, mogen?

De merkenwet noemt nergens specifiek de hashtag maar dat wil niet zeggen dat je dus in hashtags alles mag zetten. De merkenwet gaat in feite over elk soort commercieel gebruik van merken. Het kanaal of de techniek is in principe niet relevant. Een logo op je winkelruit schilderen is juridisch hetzelfde als een woord opnemen op je webpagina of een slogan in je tweets.

Het Europese Hof van Justitie bepaalde onlangs (zaak C-657/11) dat het gebruik van een merk in een metatag op een website reclame is. Hoewel ze daarvoor iets meer woorden nodig hadden dan ik:

Aangezien het gebruik – in de programmeertaal van een website – van metatags die met de namen van de producten van een concurrent en met diens handelsnaam overeenkomen, er dus toe leidt dat aan de internetgebruiker die een van deze productnamen of die handelsnaam als zoekwoord invoert, wordt gesuggereerd dat deze website verband houdt met zijn opsporing, dient een dergelijk gebruik als een mededeling in de zin van artikel 2, punt 1, van richtlijn 84/450 en artikel 2, sub a, van richtlijn 2006/114 te worden beschouwd.

De kerngedachte hierachter is dat je door het gebruik van die productnamen in feite zegt “zoek je X, kom dan bij mij”. En of dat mag, hangt af van wat je aan het verkopen bent. Je mag merkproducten verkopen en dan het merk noemen (ook bij parallelimport), of daarmee compatibele producten promoten. Verkoop je heel andere producten die toevallig ook zo heten, dan mag je natuurlijk ook het merk gebruiken. En als derde is het legaal om jezelf als alternatief te presenteren wanneer iemand zoekt naar een merk. “Heeft u Coca-Cola?” “Nee, wel Pepsi” is legaal merkgebruik.

De vraag komt dus neer op, wat betekent #shell als je dat in een commerciële tweet opneemt. Formeel is een hashtag een categorie-aanduiding: deze tweet heeft iets met Shell te maken (en met BP en een tankstation). Nu is de twitteraar reclame aan het maken voor zijn tankstation aan de Basisweg en hij wil daarbij duidelijk mensen die graag bij Shell of BP tanken naar zijn pomp lokken.

Dat is dus die derde categorie: de twitteraar biedt een alternatief voor het merkproduct. Dat mag dus zolang hij maar eerlijk is dát hij een alternatief biedt, en niet de indruk wekt dat hij een Shell- dan wel BP-station is. Dat laatste zou merkinbreuk zijn.

Het mag dus in principe maar het hangt wel heel erg af van hoe je het opschrijft. Ik dénk dat de voorbeeldtweet van de vraagsteller nog net mag: er worden twee merken genoemd en geen officiële merkpomphouder die dat doet. Maar de naam van het tankstation staat er niet in, en zwijgen over je afkomst wordt al snel uitgelegd als stilzwijgende poging tot misleiding. Je wil dan dat mensen denken dat je van Shell bent, want dat is dan de enige genoemde merknaam en dan zal dat dus wel de uitbater zijn.

Wel mooi hoe elk juridisch onderwerp bij iedere nieuwe dienst weer terugkomt. Eerst waren het domeinnamen, toen metatags, daarna Adwords en nu Twitterhashtags. What’s next?

Arnoud

Profiteren van andermans bedrijfsnaam

| AE 4574 | Intellectuele rechten, Ondernemingsvrijheid | 15 reacties

zoek-bedrijf-handelsnaam.pngHet profiteren van de naam van een concurrent is niet verboden, tenzij je handelsnaam- of merkinbreuk pleegt. Dat is kort gezegd wat het Hof Leeuwarden eerder deze maand bepaalde in een zaak over de term “scheidingsplanner”. Er is geen algemene regel in de wet dat je andermans bedrijfsnaam niet mag noemen. Daarmee wordt het vonnis uit 2011 ongedaan gemaakt.

Een scheidingsbemiddelingsbureau had advertenties (Adwords) gekocht bij Google voor het trefwoord “scheidingsplanner”. De concurrent De Scheidingsplanner had daar bezwaar tegen, omdat zij een beeldmerk en een handelsnaam had voor dat woord.

Nadat in eerste instantie de rechter had bepaald dat de advertenties te onduidelijk waren (wat merkinbreuk oplevert), vindt het gerechtshof de advertenties nu wél door de beugel kunnen.

Op zich is gebruik van iemands woordmerk in een advertentie inderdaad al snel merkinbreuk, wanneer je daarmee de indruk wekt dat je tot de merkhouder behoort. Maar dat ging hier niet op: het woordmerk was volgens het Hof eigenlijk gewoon beschrijvend voor de dienst, het plannen (uitwerken, begeleiden) van scheidingen. En beschrijvende termen mogen niet als merk worden gedeponeerd.

Een mooie grafische voorstelling van dat woord kan natuurlijk wél prima een merk zijn, maar dat wil niet zeggen dat dus het woord an sich via de achterdeur alsnog beschermd is. Een beschrijvende term mag je gebruiken, dus een beroep op het beeldmerk met die term erin gaat niet slagen (net zoals in de Cruisetravel/Cruise Factory-zaak).

Blijft over het handelsnaamrecht. Een beschrijvende term kan best een handelsnaam zijn, want de Handelsnaamwet eist geen “onderscheidend vermogen” of creativiteit. Maar je kunt je dan alleen verzetten tegen gebruik als handelsnaam door je concurrent. Het enkele opnemen van een naam in een advertentie of ergens op een site is géén handelsnaaminbreuk. Pas als je met die naam naar buiten treedt alsof je de handelsnaamhouder bent, kan sprake zijn van inbreuk.

Auteursrecht op (de formule van) de Scheidingsplanner wordt ook afgewezen want zelfs al is die formule beschermd, dan nog kun je daarmee niet het overnemen van twee woorden daaruit verhinderen.

Als laatste redmiddel had de Scheidingsplanner dan nog het gewone onrechtmatig handelen aangegrepen. Het is toch bepaald niet netjes, oftewel in strijd met de ongeschreven maatschappelijke zorgvuldigheid, dat je zomaar andermans naam gaat gebruiken voor welk doel dan ook?

Daar is het Hof snel klaar mee:

Voorop staat dat het profiteren van de naam van een concurrent, zonder dat dit in strijd is met een absoluut intellectueel eigendomsrecht, op zichzelf niet onrechtmatig is, ook niet als dit nadeel aan die ander toebrengt. Slechts op grond van bijkomende omstandigheden, kan tot onrechtmatigheid worden geconcludeerd.

Terecht, lijkt me. We hebben niet voor niet een systeem van registratie bij merken, en het is niet de bedoeling dat je zonder merk alsnog zou kunnen profiteren van bescherming die op hetzelfde neerkomt.

Welke bijkomstige omstandigheden zouden dan wel genoeg kunnen zijn? Daar gaat het Hof niet diep op in. Men merkt op dat zelfs als vast zou staan dat de concurrent opzettelijk die naam zo gekozen heeft en zo wilde aanleunen bij de bekendheid van De Scheidingsplanner, dat dan nog niet genoeg zou zijn.

Er moet echt meer zijn, bijvoorbeeld duidelijke verwarring bij klanten over met wie ze te maken hebben. Dat was in de Just-eat/Thuisbezorgd-zaak bijvoorbeeld genoeg om tot overdracht van domeinnamen met de handelsnaam van de concurrent erin over te gaan. En dáár heb ik dan weer moeite mee want dan creëer je toch weer een pseudo-merkbescherming. Maar goed.

Arnoud

“Google verdient aan illegaal verkooppunt Olympische Spelen”

| AE 2863 | Ondernemingsvrijheid | 7 reacties

Tendentieus en ongefundeerd. Dat was het eerste dat in me opkwam toen ik dit bericht bij Nu.nl lees. “Google heeft geld verdiend aan een gesponsorde link naar een bedrijf die illegaal kaartjes voor de Olympische Spelen 2012 verkocht.” Ohòòh. En ze gaan het geld nog hóuden ook, stelletje gemeneriken. Nee, serieus. Kom op zeg. Sinds… Lees verder

“Google verdient aan illegaal verkooppunt Olympische Spelen”

| AE 4544 | Ondernemingsvrijheid | 7 reacties

Tendentieus en ongefundeerd. Dat was het eerste dat in me opkwam toen ik dit bericht bij Nu.nl lees. “Google heeft geld verdiend aan een gesponsorde link naar een bedrijf die illegaal kaartjes voor de Olympische Spelen 2012 verkocht.” Ohòòh. En ze gaan het geld nog hóuden ook, stelletje gemeneriken. Nee, serieus. Kom op zeg. Sinds… Lees verder

Adwords-arrest: “Travel card” beschrijvend voor tankpas, “Travelcard niet”

| AE 2399 | Ondernemingsvrijheid | 17 reacties

Dat gaat lekker zo met die Adwords-rechtszaken. Vorige week deed het Gerechtshof Amsterdam uitspraak in het hoger beroep van de TravelCard-zaak: is er sprake van merkinbreuk als je adverteert op “travel” en “card” voor een kaart die concurreert met TravelCard? Adverteren op merken kan merkinbreuk zijn, zo weten we sinds het Google/Vuitton-arrest. Het hoeft niet:… Lees verder

Adwords en beschrijvende merken in hoger beroep

| AE 2371 | Ondernemingsvrijheid | 4 reacties

De term “cruise travel” is beschrijvend voor de dienst “cruisereizen”, dus het bedrijf Cruise Travel kan niet verbieden dat anderen Adwords-advertenties kopen op die term als ze hun cruisereizen willen promoten. Ook niet op grond van haar beeldmerk waar dat woord in staat. Dat oordeelde het Gerechtshof Amsterdam gisteren in het hoger beroep van de… Lees verder

Adverteren bij Google voor tweedehands merkproducten mag

| AE 2150 | Ondernemingsvrijheid | 13 reacties

Adverteren bij Google voor tweedehands merkproducten mag, zolang je advertentie maar duidelijk is over jouw relatie tot de merkhouder. Dat blijkt uit het Europese arrest C-558/08 in de Portakabin/Primakabin-zaak (via) waarover onze eigen Hoge Raad vragen had gesteld. Het Hof van Justitie komt nu met nadere regels over wanneer de uitzonderingen op het merkrecht opgaan… Lees verder

Merkinbreuk door AdWords: adverteerders wel, Google niet

| AE 2030 | Ondernemingsvrijheid | 27 reacties

Daar zijn we dan: het langverwachte Adwords-arrest, meldt Boek9.nl. Naar aanleiding van een Franse rechtszaak heeft het Europese Hof van Justitie nu eindelijk uitsluitsel gegeven in haar arrest C-236/08 tot en met C-238/08. Kort gezegd: Google pleegt geen merkinbreuk als mensen adverteren op merknamen, maar moet wel ingrijpen als de merkhouder een klacht indient over… Lees verder