Oh jee, bijna alle softwarepatenten zijn nu écht ongeldig in Amerika

En dan eigenlijk niet alleen alle softwarepatenten, maar eigenlijk álle patenten. Althans, als ik Gene Quinn van IP Watchdog mag geloven, en de afgelopen vijftien jaar deed ik dat altijd. “[N]othing of importance or value [is] patent eligible. In fact, the Federal Circuit actually ruled that a drive shaft is not patent eligible because the operation of the drive shaft fundamentally relies on Hooke’s law.” Dan blijft er inderdaad wel héél erg weinig over. Ik begrijp de reactie op de enorm brede (en kwalitatief slechte) verlenings-spree uit de jaren negentig en nul, maar dit is dan weer het andere uiterste.

Voor wie het nog niet wist: softwarepatenten in Amerika kan al lang niet meer. In 2014 deed de Supreme Court uitspraak over de vraag wanneer een software-uitvinding nu voor octrooi in aanmerking komt. Men trok in deze Alice-uitspraak een lijn door die in 2012 ingezet was met de Mayo-uitspraak: een natuurwet of abstract principe kan niet geoctrooieerd worden, de uitvinding moet significant meer zijn dan enkel dat principe. Enkel de toevoeging van een generieke computerimplementatie is niet genoeg, net zo min als een beperking tot een specifiek toepassingsgebied. De uitspraak benoemt echter niet in detail wat dan wél genoeg is, afgezien van een generieke verwijzing naar “improving the computer itself” en “an improvement in any other technology or technical field.”

Sinds Alice zijn er op softwaregebied nauwelijks nog nieuwe octrooien verleend, en wie een softwareoctrooi probeerde te handhaven kreeg bij de rechter vrijwel altijd een nietigverklaring mee naar huis. Dat was vervelend voor softwareoctrooihouders (en goed nieuws voor IT-ontwikkelaars) maar bij overige technologiegebieden leek het weinig impact te hebben. Maar dat is dus ondertussen wel anders:

A three-judge Federal Circuit panel voted 2-1 to invalidate American Axle’s patent after finding that it covered a simple application of Hooke’s law, a physics principle. … Dissenting judges said the panel’s decision could threaten “most every invention for which a patent has ever been granted,” and that the court’s eligibility rulings had turned the patent system into a “litigation gamble.”
De uitvinding betrof een aandrijfas voor auto’s met een afgestemde bekleding (‘liner’) zodat de as minder geluid maakte. Klinkt als iets waar je in principe octrooi voor moet krijgen, zou ik zeggen als gemachtigde. En natuurlijk: wat heeft dit met software te maken? Nou ja, dat laatste komt dus doordat de Alice uitspraak niet specifiek voor software is maar een algemene regel formuleert die toevallig heel goed uitkwam in de software-wereld. De algemene regel is dus “er moet meer zijn dan de toepassing van een natuurwet of een abstract principe”. En dat is dus breder toepasbaar, zodat er nu veel meer zaken sneuvelen dan oorspronkelijk werd gedacht.

Arnoud

Nokia, bestaat dat nog? Ja, juist! Dankzij patenten

Slepende patentruzies zijn al lang niet meer het exclusieve domein van smartphonefabrikanten en chipmakers. Dat meldde NRC laatst. Alles wat ‘smart’ is, kan inzet worden van juridische strijd. Dat schaadt de mededinging, vinden critici. De aloude patentendiscussie is terug, met een nieuw ICT-jasje want nu gaat het om ‘smart’ apparaten. Maar stiekem gaat het om macht in standaardisatie, en dat is volstrekt niet nieuw.

Wie deze blog al langer volgt, weet dat softwarepatenten erg gevoelig liggen in de ICT. Daar zijn vele redenen voor: jarenlang zijn zonder al te veel controle duizenden octrooien toegewezen in softwaregebied, volstrekte trivialiteiten werden ineens basispatenten, interoperabiliteit werd gehinderd en er was nul bewijs dat het überhaupt iets zou toevoegen. (En wie dat niet weet, leest mijn Puinhopen-artikel maar eens.)

Kern van het probleem zit hem volgens mij in het feit dat het octrooisysteem komt uit een wereld waarin uitvindingen op zichzelf staan. Ik heb de fiets uitgevonden, jij de step: wij gaan beiden de markt op en zien wie er wint, maar slaafse namaak kunnen we allebei weren. Jij vindt de bel uit, ik moet een licentie kopen bij jou of volstaan met een claxon.

In de ICT hangen alle diensten van de interoperabiliteit aan elkaar. Bestanden lezen uit andermans pakket, je uitvoer doorsturen naar andermans software of gewoon een pakket maken dat diverse dingen kan. Als op elk van die dingen een octrooi zit, dan moet je dus van héél veel mensen een licentie vragen. En als die dat niet willen, dan heb je gewoon een probleem.

Nu is er heel veel discussie (en sinds een paar jaar ook strenge grenzen) over wat voor software je mag patenteren. Maar dat dat mag bij telecomtechnologie, dat staat wel buiten kijf. En daar gaat het NRC-artikel dan ook over:

Nokia heeft de slag om de consument dan wel verloren, het bedrijf heeft een uitgebreide en nog altijd groeiende portefeuille van bijna 3.000 ‘patentfamilies’ op draadloze technologieën zoals 3G, 4G en 5G, blijkt uit het jongste jaarverslag. Licentievergoedingen voor gebruik van intellectuele eigendom zijn tegenwoordig zelfs de belangrijkste inkomstenbron van het bedrijf, […] Nokia behoort daarmee tot een relatief kleine groep multinationals die het overgrote deel van de octrooien bezitten op cruciale communicatie- en netwerktechnologieën, waaronder 3G, 4G, 5G en wifi.
Geld halen uit zulke octrooien is natuurlijk heel lucratief. Inbreuk hoef je niet te bewijzen, een alternatief kan men niet kiezen, dus mogen wij even vangen? Het aantal rechtszaken over patenten die betrekking hebben op cruciale communicatie- en netwerktechnologieën loopt inmiddels in de duizenden, aldus onderzoek. En dat komt dus weer vanwege al die ‘smart’ kastjes, die namelijk 3/4/5G of wifi nodig hebben om persoonsgegevens te lekken, pardon om toegevoegdewaardediensten te leveren. Wie daar patenten op heeft, kan dus flink binnenlopen. Of dwarszitten.

Moet dat bij zulke essentiële standaarden wel kunnen? De consensus is, nou nee eigenlijk niet. Een redelijke vergoeding is tot daar aan toe, maar die moet wel fair, redelijk en niet-discriminatoir zijn:

Het meest concrete voorstel dat op tafel ligt, komt van een onderzoeksgroep onder leiding van hoogleraar Rudi Bekkers. In opdracht van de Europese Commissie onderzocht die groep de haalbaarheid van een onafhankelijk instituut om te beoordelen welke patenten daadwerkelijk „essentieel” zijn voor technologische standaarden. Zo’n beoordeling is een monsterklus, gezien de onmetelijke lijst van patenten die onder de loep moeten worden genomen. Maar het kan, concludeerden Bekkers en zijn collega’s. En het is nodig.
In mijn ervaring is het zo goed als onmogelijk om die klus voor elkaar te krijgen, dus ik ben héél benieuwd wat de uitkomsten gaan zijn. Het zou ontzettend mooi zijn als die wél laat zien wat er essentieel is.

De volgende stap is natuurlijk vaststellen wat dan een eerlijk bedrag moet zijn. Hoe meet je de bijdrage van één octrooi in de 5G standaard? Welk bedrag koppel je daar aan? Daar zie ik vooralsnog geen antwoord op.

Arnoud

Hoe kan ik mijn algoritme zo goed mogelijk anti-patent publiceren?

Een lezer vroeg me:

Ik heb een algoritme ontwikkeld waarvan ik verwacht dat het patenteerbaar is, maar dat ik beschikbaar wil stellen in het publiek domein. Ik wil voorkomen dat iemand anders er patent op aanvraagt. Welke eisen gelden er dan aan de publicatie? Kan ik het gewoon op mijn Linkedin-feed publiceren, is dat publiek genoeg?

Wie wil voorkomen dat zijn uitvinding door een ander gepatenteerd wordt, moet deze publiceren. Een octrooi wordt volgens de wet niet verleend op een uitvinding die al bekend was (het nieuwheidsvereiste). Aan ‘bekendheid’ worden geen hoge eisen gesteld, het gaat er eigenlijk alleen maar om dat het publiek toegang had tot de publicatie op de dag voordat het octrooi werd aangevraagd.

In theorie kun je de uitvinding dus op een briefje schrijven en in de lokale bibliotheek ophangen. Praktisch gezien is dat niet handig, want octrooiverlenende instanties kijken daar niet en zullen dus het octrooi gewoon verlenen. Dan moet je achteraf gaan bewijzen dat je dat briefje daar opgehangen had en wat er precies in stond.

Beter is dus een publicatie op een plek waarvan je weet dat die instanties (zoals het EPO of het USPTO) ze lezen. Je komt dan bij de zogeheten defensive publication-uitgevers terecht. Deze spannen zich in om bijdragen van derden doorzoekbaar te maken voor octrooiverlenende instanties, zodat deze de publicatie gebruiken om meteen aanvragen af te wijzen.

Een mooie die ik zelf zou aanraden is Defensive Publications, een initiatief van onder meer patentalliantie Open Invention Network en het Software Freedom Law Center (dat weer gelieerd is aan de Free Software Foundation). Een andere is de Prior Art Search Database van IP.com.

Belangrijk voor mij zou nog zijn om zo veel mogelijk steekwoorden en patentterminologie toe te voegen, en vooral de uitleg in gewone taal te doen. Niet alleen broncode of een wiskundige beschrijving. Daar kun je namelijk niet op zoeken.

Arnoud

Kan Google iets patenteren dat de uitvinder al in het publiek domein had gestopt?

Internetgigant Google probeert een patent te krijgen op een compressietechniek die asymmetrische numerieke systemen (ANS) heet. Dat is opmerkelijk, zo las ik bij Ars Technica, omdat het in 2014 al bedacht is en door haar uitvinder (Jarek Duda) toen in het publiek domein is geplaatst en al diverse bedrijven (waaronder Facebook, Apple en Google) hier implementaties van in gebruik hebben. Dus hoe kan Google dan nu in 2018 een octrooiaanvraag hebben op deze innovatie?

Meelezende octrooigemachtigden denken nu waarschijnlijk, Google was vast eerder met de aanvraag. Immers, het is mogelijk dat bedrijf A iets aanvraagt en dat daarna persoon B het opnieuw uitvindt en publiceert in het publiek domein. De octrooiaanvraag van A is dan eerder dan B’s publicatie, en dan kan er gewoon rechtsgeldig octrooi verleend worden. Maar nee: Googles aanvraag is uit 2015 en Duda’s publicatie is van november 2013. Sterker nog, Googles aanvraag nóemt Dudek gewoon als prior art (alinea 92). Geen twijfel dus, Duda was eerder.

Het lijkt erop dat Google een oude truc in stelling heeft gebracht. Het is namelijk mogelijk om binnen een reeds gedane uitvinding een octrooi te vestigen op een specifiek aspect of een bijzondere implementatie. Dat iemand een bepaalde uitvinding heeft gepubliceerd, betekent namelijk niet dat het gehele idee in al zijn mogelijkheden en alternatieven nu vrij van rechten is. Als iemand een truc daarbinnen weet te verzinnen, dan kan die nog steeds worden geoctrooieerd.

In dit geval lijkt Google te zeggen dat zij twee varianten van Duda’s uitvinding heeft gecombineerd, de zogeheten Boolean ANS en symbolische ANS encoders. Ieder blokje input wordt door beide encoders verwerkt, en afhankelijk van de resultaten wordt het ene dan wel het andere verwerkte blokje opgeslagen in de output. De details ontgaan me een beetje maar het idee lijkt te zijn dat je zo kunt kiezen wat de handigste, snelste of beste encoding geeft. Daarmee encodeer je net wat beter dan wanneer je een van de twee gebruikt voor de hele datastroom.

Heel spannend lijkt het me niet, maar het past binnen het idee dat je een verbetering op andermans uitvinding in principe mag octrooieren. Natuurlijk moet je verbetering dan wel inventief zijn ten opzichte van het basisidee, en het Europees Octrooibureau vond alvast dat dat niet het geval is. Ook het USPTO zal naar mijn inschatting erg streng zijn, vanwege de Alice-uitspraak waarmee vrijwel ieder software-patent nu naar de prullenbak verwezen wordt.

Arnoud

Jatten werkt: Instagram verplettert Snapchat met zijn Stories

Een jaar geleden kopieerde Instagram de belangrijkste functie van Snapchat: de verdwijnende fotoverhalen, genaamd Stories. En met succes, las ik bij RTL Z. Beter goed gejat dan slecht bedacht, leken ze bij Instagram te hebben gedacht. En ja, dat is volkomen legaal, zo een feature overnemen van een concurrerende dienst. Er is weinig tot niets te doen aan het ‘jatten’ van ideeën of concepten voor je nieuwe internetdienst.

Ongeveer wekelijks krijg ik van mensen vragen hoe ze hun idee kunnen vastleggen, of voorkomen dat een ander hun concept gaat overnemen en tot een groter succes gaat maken. Het korte antwoord: vergeet het maar, juridisch gezien is er niets aan te doen.

Natuurlijk zijn er juridische rechten, zoals het auteursrecht, merkenrecht of octrooirecht. Maar die gaan je weinig helpen. Een merkrecht helpt je alleen tegen gebruik van de náám van je dienst. Kwestie dus van andere naam verzinnen. Ook het auteursrecht zal niet helpen, want dat beschermt tegen overname van de broncode van je software, en die kan je concurrent toch al niet te pakken krijgen.

Patenten oftewel octrooien zijn het aangewezen middel om features van een product te beschermen, ook als ze geheel onafhankelijk zijn gebouwd en onder eigen naam op de markt komen. Maar specifiek in de ICT sector is ook dat erg moeilijk. Ik hoef maar ‘softwarepatent’ te zeggen en de halve sector begint te schuimbekken, en met reden want er zijn me een partij idiote patenten verleend op totale trivialiteiten, volslagen bekende ideeën en ga zo maar door. Dat kon ook allemaal door steeds ruimere jurisprudentie, met name in de VS.

Recent lijkt daar een kentering in te zijn gekomen door het Alice-arrest uit 2014, waarin grofweg werd gezegd dat bekende dingen automatiseren niet patenteerbaar is en dat je voor een uitvinding toch echt een stukje technische, hardwarematige verbetering nodig hebt. 99% van de lopende softwarepatenten voldoet daar niet aan. Langzaam maar zeker begint het softwarepatent dan ook ten onder te gaan.

Praktisch gezien zie ik dan ook weinig tot niets dat je kunt doen tegen zulk ‘jatwerk’ van je concurrenten. Ja, één ding: zorgen dat je steeds blijft innoveren, zodat men altijd twee features achterloopt. Ergens wel grappig, want het is dus juist het gebrek aan patenten in deze wereld dat zorgt voor de innovatie.

Arnoud

Amazon-patent moet prijsvergelijken via wifi van winkel tegenhouden

Amazon heeft onlangs goedkeuring ontvangen voor een patent, waarin een methode is beschreven om het vergelijken van prijzen via de wifi-verbinding van fysieke winkels tegen te gaan. Dat meldde Tweakers vorige week. Doel van die methode is te zorgen dat je niet snel online bestelt wat je zojuist in de winkel hebt gezien. Maar het patent noemt ook de optie van een tegenbod door de winkel, wat commercieel iets slimmer lijkt. Denk je dat ze na de ophef over 1-click patenteren iets geleerd hebben, tsja.

Uiteraard wil het weinig zeggen dat een bedrijf ergens patent op krijgt. Dat betekent alleen maar dat de patentverlenende instantie geen bezwaren zag, met name niet ten aanzien van nieuwheid (bestond dit al), inventiviteit (is het meer dan een triviale variatie) en technisch karakter (is dit significant meer dan een wiskundig of economisch principe). Het is zeer zeker geen voornemen of teken dat een bedrijf dit wil doen – en ook geen erkenning dat het iets bijzonders is, wat sommige uitvinders nog wel eens lijken te denken.

Het ligt echter wel in de lijn van Amazons nieuwste tak van sport: het fysiek laten winkelen van mensen, gekoppeld aan een online afrekenproces. Je hoeft zo niet meer langs een kassa, alles gaat via je telefoon behalve het dingen in je mandje leggen. En dit is ook waarom “huh, dan gebruik je toch gewoon je 4g verbinding” niet werkt: het afrekenproces vereist dat je via het lokale wifi-netwerk verbonden bent met Amazon. Daarmee hebben ze je.

Het octrooi is alleen in de VS verleend, dus in Europa hoeven we hier niet voor te vrezen. Het verbaast me sowieso al dat het in de VS is toegekend – mij lijkt dit een vrij duidelijk voorbeeld van een sinds Alice niet meer octrooieerbaar softwarepatent. Uit het verleningsdossier haal ik dat het argument hem erin zat dat een browser wordt bestuurd, en dat dat meer zo zijn dan enkel het idee “ze mogen de prijzen niet zien”. Meh.

Bij Tweakers las ik nog de vraag hoe zich dit zou verhouden tot netneutraliteit. Het is nogal een forse ingreep en direct gericht op commercieel voordeel van de aanbieder. Maar onder de Europese Netneutraliteitsverordening gelden die regels alleen voor aanbieders van openbare internettoegang, en daar vallen winkels met wifi niet onder.

Arnoud

Kan een prior art generator alle patenten ongeldig maken?

US patent 167841Wat te doen tegen patenttrollen die met dubieuze octrooien op vage ideeën claims leggen? Er zijn allerlei plannen voorgesteld, maar de creatiefste tot nu toe vind ik wel het project All Prior Art van Alexander Reben. Een tekstgenerator die voor alles prior art genereert, zodat octrooien makkelijker onderuit gehaald worden. Gaat dat werken?

In het verleden had je ook wel ideegeneratoren, maar die kwamen niet verder dan willekeurig wat woorden aan elkaar plakken (“een flexibele broeksriem met regendetector”). Dat gaat niet werken; om als prior art te gelden moet je echt uitleggen hóe de uitvinding werkt. Alleen maar een idee poneren is niet genoeg voor prior art – en ook niet voor een patent trouwens.

Deze generator doet het anders. Het ding wordt gevoed met eerdere patenten, waaruit middels tekstalgoritmes bestaande zinnen worden omgevormd tot nieuwe teksten. Dan krijg je bijvoorbeeld dit:

A wearable electric device includes a main body with a circuit module inside and at least a detachable battery strap with a battery module inside, and the main body and the detachable battery strap are detachably fastened together. The test device includes an addressable memory. Responsive to one of the plurality of processes attempting to access a late binding object by its identifier, a determination is made as to which late binding object is associated with the process. The composition may be applied to soil to control a population of a deleterious organism.

Oké, dat klinkt typisch des patents maar veel logica zit er niet in. De zinnen staan te evident los van elkaar, en hier valt niets van te bouwen. Te veel gaten in hoe het aan elkaar moet hangen.

(Terzijde: ik denk niet dat dat tekstmixen auteursrechtelijk mag, en professor Quaedvlieg ook niet hoewel zijn argumentatie veel te moeilijk doet. Maar in de VS ligt dat wellicht anders.)

Maar wie weet, levert het ooit een wél coherente tekst op. Zou dat werken?

Misschien. Een uitvinding hoeft niet daadwerkelijk gebouwd te zijn om als prior art te tellen. Waar het om gaat, is dat een gemiddelde vakman met de gebruikelijke kennis uit het vakgebied in staat is de uitvinding in de praktijk te brengen aan de hand van de beschrijving. Volgens de overlevering zou dat dan ook hebben gezorgd dat een Donald Duck-aflevering prior art was tegen een Nederlandse octrooiaanvraag, omdat de strip genoeg technische details beschreef. En de HAL-interface uit de film 2001 werd ooit als prior art geciteerd

De site heeft nu meer dan 4,2 miljoen beschrijvingen gegenereerd, en er is geen enkele reden waarom er niet nog een paar miljoen extra bij kunnen komen. Per jaar worden er zo’n 300.000 Amerikaanse patenten verleend en zo’n 60.000 Europese. (Ja, die vertaalkosten hakken erin.) Dus als zelfs maar 1% van de beschrijvingen zinnig is en relevant voor een patent, dan sneuvelt er al een flinke berg patenten. Maar het zou me verbazen.

De eerste tien mensen die een coherente en voor ICT relevante disclosure vinden, winnen een kopie van het boek Software.

Arnoud

Wanneer mag je een auteursrechtelijk beschermde standaard toepassen?

standard-standaardEen lezer vroeg me:

Hoe zit het nu met auteursrecht en patent op standaarden? Ik had altijd begrepen dat het vrij simpel is; je hebt auteursrecht op de tekst van de standaard, en daarnaast heb je eventueel octrooi op de implementatie. Maar nu hoor ik dat er daarnaast ook nog het intellectueel eigendom is, het onderliggende idee, en dat je daar toestemming voor nodig hebt los van het auteursrecht. Hoe zit dat nu?

Standaarden an sich zijn alleen via auteursrecht te beschermen, en dat raakt dan alleen de tekst. Die mag je niet kopiëren of herpubliceren. Implementeren van een standaard is altijd toegestaan, tenzij er patent zit op de implementatie. Dus ook bij “vastgelegde” methodes, cursussen, procedures of technieken. Alleen een patent of octrooi kan toepassen van iets verbieden. (en merk kan je dwingen een andere naam te kiezen, en een modelrecht kan je verplichten andere hulpmiddelen te ontwikkelen.)

Sommige patenten zijn zo breed dat ze álle implementaties afdekken, en daar komt de hele discussie vandaan over open standaarden: met zo’n essentieel octrooi kan niemand de standaard toepassen zonder schatplichtig te zijn aan de patenthouder. Maar het principe blijft hetzelfde: het patent gaat over implementatie – toevallig alle implementaties, maar nog steeds over implementatie.

Een veelgehoord misverstand is dat er zoiets is als “intellectueel eigendom”. Of nou ja, dat is er wel maar dat is een rechtsgebied net zoals arbeidsrecht of internetrecht. Je kunt dat bestuderen, je kunt je erin specialiseren en zelfs een universitaire vakgroep voor oprichten, maar het is geen ding dat je hébt. Ik beroep mij niet op mijn arbeidsrecht naar mijn werkgever toe, en ik zet niet een internetrecht in wanneer ik een claim krijg. Net zo min als ik het intellectueel eigendom heb op een tekst of foto (of technische innovatie). Ik ga bínnen die rechtsgebieden op zoek naar een manier om een recht te halen (of onderuit te halen).

De oorzaak van dat misverstand is denk ik de term “IE-recht”, suggererend dat er een recht is op dingen van intellectuele eigendom. Derhalve zullen die dingen ook wel iets zijn. Maar dat klopt dus niet. Een IE-recht is een vakterm uit dat vakgebied IE over het soort rechten dat ze daar behandelen. Het is geen recht op een IE. Rechten op intellectuele creaties an sich bestaan niet.

Je ziet dit misverstand ook wel eens in contractuele afspraken over bijvoorbeeld een boek. Dan wordt er gezegd, het auteursrecht gaat over naar de klant maar het IE blijft bij de auteur. Dat is dus juridisch onzinnig, waarom zou een vakgebied ergens blijven? (Wat mensen dénken dat ze hiermee bedoelen, is me overigens ook nog steeds niet duidelijk.)

Dus nee. Het maakt niet uit hoe je de standaard opschrijft, wat voor teksten je erin zet en hoe vaak je deze deponeert of registreert bij welke “bescherm uw idee”-club ook. Je hebt alleen een auteursrecht op je tekst, misschien heb je de naam als merk vastgelegd en heel misschien heb je patent op (een) dan wel alle uitvoering(en) daarvan. Maar dat is het, meer is er niet.

Arnoud

Moet ik nu wel of niet naar octrooien zoeken?

patent-fiets.pngEen lezer vroeg me:

Ik wil een eigen SaaS-bedrijf beginnen, en maak me zorgen dat ik iets ga doen dat geoctrooieerd is. Nu hoor ik verschillende verhalen: de een zegt dat ik dat vooral moet controleren, de ander dat ik absoluut niet in octrooiregisters moet kijken omdat ik me dan blootstel aan gigantische claims. Wat is wijsheid?

Het is inderdaad nogal een debat of je een octrooivrijgave – zoals dit in het jargon heet – moet doen of niet. Moet je nagaan of er octrooien zijn waar jouw dienst nu of in de toekomst last van heeft?

In theorie is dit een oplosbaar probleem. Lees gewoon elk octrooi en bepaal of je het schendt. Echter, het gaat om mogelijk duizenden octrooien (in de IT) en voor elk octrooi heb je eigenlijk een specialist nodig. Daarbij komt dat elke week er nieuwe octrooien verleend worden, dus je blijft bezig. In de IT vind ik het dus ondoenlijk een octrooivrijgave (de vakterm) te doen.

Daarbij komt dat je wel iets moet dóen na een check waarbij je een octrooi vindt. En dan moet je het alternatief dat je dan invoert, ook weer checken. Dus ook dan: je blijft bezig.

Vind je een octrooi en doe je niets, dan heb je een probleem. In ieder geval in de VS: dan vinden ze dat je willens en wetens inbreuk staat te maken en dan staat in de wet dat de schadevergoeding maal 3 moet. Stevig risico dus, en vandaar die mensen die zeggen dat je niet mag kijken naar andermans octrooi.

Octrooien negeren dus maar? Dat is een risico. Schend je een octrooi, dan kan de houder eisen dat je daarmee stopt plus eisen dat je zijn schade vergoedt. Schade kan gelijk worden gesteld aan de winst die jij hebt gemaakt door de inbreuk, maar ook aan zijn gemiste eigen winst. Plus je moet zijn advocaat betalen (werkelijke proceskosten). Ze hoeven niet eerst te waarschuwen, niet eerst te eisen dat je aanpast of van de markt gaat. Een octrooi schenden is hetzelfde als een auto bekrassen of een vaas omstoten: schade vergoeden.

Daar staat tegenover dat 95% van de octrooien nooit in de rechtszaak ingezet wordt. De kans is dus relatief klein dat een startend bedrijf als gedaagde in zo’n zaak komt te staan.

Een startup adviseer ik gewoonlijk om octrooien van anderen te negeren. Ga er niet naar zoeken, dat is verspilling van tijd. Overweeg er eentje aan te vragen (mijn kachel moet ook draaien; nee flauw, het kan nuttig zijn voor investeerders of de toekomst) maar dat zou het moeten zijn.

Arnoud

Amerikaans Supreme Court deelt gevoelige klap uit aan softwareoctrooien

us-software-patents“Doe het per computer”-octrooien zijn in de VS niet meer mogelijk. In een unanieme uitspraak beslist het Amerikaanse Hooggerechtshof (Supreme Court) dat abstracte ideeën en uitvindingen niet octrooieerbaar zijn, ook niet als je de claim aankleedt met een computer zodat het er ineens fysiek uitziet. Met deze uitspraak (Alice Corp. v. CLS Bank) lijkt het Amerikaanse tij van flauwekulsoftwareoctrooien gekeerd: de regels lijken nu sterk op de Europese.

Al sinds midden jaren negentig is er stevige kritiek op het Amerikaanse beleid rond softwareoctrooien (software patents). Ze zijn te breed geformuleerd, te triviaal en vooral veel te makkelijk te krijgen. Pak iets simpels, zeg er in moeilijke taal bij “doe dit per computer” en je krijgt een patent waar je iedereen mee kunt blokkeren of uit kunt schudden.

Die insteek komt uit de nogal formalistische opstelling die de rechtspraak vroeger aannam. Je mocht producten en machines octrooieren, en een computer is nu eenmaal een machine ook als hij slechts veranderd is door een nieuwe reeks bits op de harde schijf. Je kon met deze redenering dus ook dingen patenteren die op zichzelf uitgesloten zijn, zoals abstracte ideeën, zakelijke technieken (business methods) en ander vaag spul.

Daar kwam bij dat een dergelijk octrooi lastig aan te vallen was, omdat je eigenlijk alleen kon winnen door te bewijzen dat uit literatuur bekend was om die dingen in combinatie met een computer te doen. En dergelijke literatuur is er maar zelden. Nu heb je als aangesproken partij een sterker argument: uw octrooi is slechts een abstract idee met een computer eraan gehangen, dat is niet octrooieerbaar, ga weg. Op zijn minst bespaar je nu op de kosten van een literatuuronderzoek.

Het Supreme Court verklaart nu deze aanpak ongeldig. Iets wordt niet octrooieerbaar enkel omdat je het per computer doet of omdat je ergens vermeldt dat er instructies in een geheugen staan. Maar ze gaan niet zó ver dat elk noemen van software het octrooi ongeldig verklaart. Je moet naar de uitvinding zelf kijken, en als die abstract is dan is het octrooi ongeldig. De aan- of afwezigheid van standaard computerspul is daarbij irrelevant. Heb je echter een uitvinding die een computer beter maakt, of een slimme technische computergeïmplementeerde oplossing realiseert, dan is dat wél gewoon geldig. Dat is immers geen “doe het per computer” maar een “zo doe je het béter”-uitvinding.

Die aanpak van “de computer beter maken” of een slimme technische computergeïmplementeerde oplossing is precies hoe het in Europa werkt. Daar zijn “computerprogramma’s als zodanig” niet octrooieerbaar, maar een technische uitvinding die toevallig met software is gebouwd (computergeïmplementeerd) wel. Men kijkt naar de uitvinding als geheel, niet naar de aan- of afwezigheid van software. En wat mij betreft is dat ook de enige manier om uitvindingen te beoordelen op octrooieerbaarheid.

De uitspraak is in zoverre teleurstellend dat men niet definieert wat nu “abstract” is. Men merkt expliciet op dat dat niet nodig is omdat het hier evident om iets abstracts gaat, maar voor de toekomst zou een expliciete definitie of zelfs een vuistregel wel erg handig zijn geweest. Ditzelfde probleem hebben we in Europa waar het begrip “techniek”/”technologie” centraal staat maar geen definitie heeft. Wie er eentje weet, ik houd me aanbevolen.

Arnoud<br/> PS: meer weten over octrooien en software? Volg mijn webinars!