Nee, MIDI muziek is nu niet allemaal plotsklaps publiek domein geworden, maar leuk bedacht was het wel

Twee Amerikaanse muzikanten hebben alle technisch mogelijke melodieën gegenereerd op een synthesizer, daar copyright op aangevraagd en vervolgens de hele bups aan het publiek domein geschonken. Dat meldde Vice onlangs, overigens het enige online medium dat me tegelijk knappe én tenenkrommende artikelen voorschotelt. De gedachte achter het experiment was de kans op rechtszaken over gelijkende muziek te verkleinen, omdat iedereen nu kan zeggen dat hun melodie afgeleid is van deze publieke deuntjes en dus niet van de geldbeluste concurrent die drie noten meende te herkennen. Zo werkt het helaas niet, maar het idee is zeer nobel.

Muziekauteursrecht is een lastig ding, omdat het daar vaak gaat om of dingen “gelijkend klinken” en dat is niet hetzelfde als dat het bladmuziekschema overgetypt is. In België had je ooit die zaak dat Madonna’s Frozen inbreuk maakte op een Belgisch muziekwerk (wat later weer anders bleek te liggen), en in de VS is het nog extremer: daar is zo ongeveer het klinkt conceptueel hetzelfde juridisch genoeg om van inbreuk te mogen spreken. Een buitengewoon vage toestand, die zeker in sue-happy USA snel leiden tot dure schikkingen.

Muzikanten Damien Riehl and Noah Rubin hadden daar een mooie brute force oplossing voor:

To determine the finite nature of melodies, Riehl and Rubin developed an algorithm that recorded every possible 8-note, 12-beat melody combo. This used the same basic tactic some hackers use to guess passwords: Churning through every possible combination of notes until none remained. Riehl says this algorithm works at a rate of 300,000 melodies per second.

Het resultaat werd geregistreerd bij het US Copyright Office (wat in de VS moet om statutory damages te claimen, maar formeel geen vereiste is voor het hebben van een copyright, maar goed tot 1978 werkte dat anders en juristen zijn nu eenmaal ouderwets) en daarna verklaarde men het werk publiek domein. (Klik hier voor archief.) Dus nu kan iedereen die melodieën pakken en ermee doen wat men wil. Eventuele claims dat men andermans rechten schendt door gelijkenis van melodie zijn dus eenvoudig te pareren, want er is gewoon uit dat publiek domein geput.

Nou ja, niet helemaal. Inbreuk gaat niet alleen maar over gelijkenis, en een verweer moet meer zijn dan “ik had het ook uit die publiek domein set van Riehl en Rubin kunnen pakken”. Als jouw werk veel lijkt op dat van een ander, dan moet je aantonen dat je het echt hébt ontleend uit die set van die twee. En het is goed mogelijk dat die ander die melodie net even wat had bewerkt en daar een eigen auteursrecht op heeft, zoals bij de Nokia Tune die één noot verschilt met een publiek domein werk maar écht wel eigen creativiteit kent.

Een tikje jeuk krijg ik van de redenering van Riehl en Rubin dat omdat MIDI bestanden nummers zijn:

“Under copyright law, numbers are facts, and under copyright law, facts either have thin copyright, almost no copyright, or no copyright at all,” Riehl explained in the talk. “So maybe if these numbers have existed since the beginning of time and we’re just plucking them out, maybe melodies are just math, which is just facts, which is not copyrightable.”

Nee, zo werkt het niet. Een boek is ook maar een getal als je ‘m als PDF opslaat, maar toch zit er auteursrecht op een boek. Een melodie is gewoon auteursrechtelijk beschermd omdat er creativiteit in het samenstellen daarvan is gaan zitten.

De tentamenvraag is dan ook: zit er creativiteit in het brute force verzamelen van alle melodieën?

Arnoud

Hoe kan ik mijn algoritme zo goed mogelijk anti-patent publiceren?

Een lezer vroeg me:

Ik heb een algoritme ontwikkeld waarvan ik verwacht dat het patenteerbaar is, maar dat ik beschikbaar wil stellen in het publiek domein. Ik wil voorkomen dat iemand anders er patent op aanvraagt. Welke eisen gelden er dan aan de publicatie? Kan ik het gewoon op mijn Linkedin-feed publiceren, is dat publiek genoeg?

Wie wil voorkomen dat zijn uitvinding door een ander gepatenteerd wordt, moet deze publiceren. Een octrooi wordt volgens de wet niet verleend op een uitvinding die al bekend was (het nieuwheidsvereiste). Aan ‘bekendheid’ worden geen hoge eisen gesteld, het gaat er eigenlijk alleen maar om dat het publiek toegang had tot de publicatie op de dag voordat het octrooi werd aangevraagd.

In theorie kun je de uitvinding dus op een briefje schrijven en in de lokale bibliotheek ophangen. Praktisch gezien is dat niet handig, want octrooiverlenende instanties kijken daar niet en zullen dus het octrooi gewoon verlenen. Dan moet je achteraf gaan bewijzen dat je dat briefje daar opgehangen had en wat er precies in stond.

Beter is dus een publicatie op een plek waarvan je weet dat die instanties (zoals het EPO of het USPTO) ze lezen. Je komt dan bij de zogeheten defensive publication-uitgevers terecht. Deze spannen zich in om bijdragen van derden doorzoekbaar te maken voor octrooiverlenende instanties, zodat deze de publicatie gebruiken om meteen aanvragen af te wijzen.

Een mooie die ik zelf zou aanraden is Defensive Publications, een initiatief van onder meer patentalliantie Open Invention Network en het Software Freedom Law Center (dat weer gelieerd is aan de Free Software Foundation). Een andere is de Prior Art Search Database van IP.com.

Belangrijk voor mij zou nog zijn om zo veel mogelijk steekwoorden en patentterminologie toe te voegen, en vooral de uitleg in gewone taal te doen. Niet alleen broncode of een wiskundige beschrijving. Daar kun je namelijk niet op zoeken.

Arnoud

Kan Google iets patenteren dat de uitvinder al in het publiek domein had gestopt?

Internetgigant Google probeert een patent te krijgen op een compressietechniek die asymmetrische numerieke systemen (ANS) heet. Dat is opmerkelijk, zo las ik bij Ars Technica, omdat het in 2014 al bedacht is en door haar uitvinder (Jarek Duda) toen in het publiek domein is geplaatst en al diverse bedrijven (waaronder Facebook, Apple en Google) hier implementaties van in gebruik hebben. Dus hoe kan Google dan nu in 2018 een octrooiaanvraag hebben op deze innovatie?

Meelezende octrooigemachtigden denken nu waarschijnlijk, Google was vast eerder met de aanvraag. Immers, het is mogelijk dat bedrijf A iets aanvraagt en dat daarna persoon B het opnieuw uitvindt en publiceert in het publiek domein. De octrooiaanvraag van A is dan eerder dan B’s publicatie, en dan kan er gewoon rechtsgeldig octrooi verleend worden. Maar nee: Googles aanvraag is uit 2015 en Duda’s publicatie is van november 2013. Sterker nog, Googles aanvraag nóemt Dudek gewoon als prior art (alinea 92). Geen twijfel dus, Duda was eerder.

Het lijkt erop dat Google een oude truc in stelling heeft gebracht. Het is namelijk mogelijk om binnen een reeds gedane uitvinding een octrooi te vestigen op een specifiek aspect of een bijzondere implementatie. Dat iemand een bepaalde uitvinding heeft gepubliceerd, betekent namelijk niet dat het gehele idee in al zijn mogelijkheden en alternatieven nu vrij van rechten is. Als iemand een truc daarbinnen weet te verzinnen, dan kan die nog steeds worden geoctrooieerd.

In dit geval lijkt Google te zeggen dat zij twee varianten van Duda’s uitvinding heeft gecombineerd, de zogeheten Boolean ANS en symbolische ANS encoders. Ieder blokje input wordt door beide encoders verwerkt, en afhankelijk van de resultaten wordt het ene dan wel het andere verwerkte blokje opgeslagen in de output. De details ontgaan me een beetje maar het idee lijkt te zijn dat je zo kunt kiezen wat de handigste, snelste of beste encoding geeft. Daarmee encodeer je net wat beter dan wanneer je een van de twee gebruikt voor de hele datastroom.

Heel spannend lijkt het me niet, maar het past binnen het idee dat je een verbetering op andermans uitvinding in principe mag octrooieren. Natuurlijk moet je verbetering dan wel inventief zijn ten opzichte van het basisidee, en het Europees Octrooibureau vond alvast dat dat niet het geval is. Ook het USPTO zal naar mijn inschatting erg streng zijn, vanwege de Alice-uitspraak waarmee vrijwel ieder software-patent nu naar de prullenbak verwezen wordt.

Arnoud

Oeps, op de wet zit in Georgia inderdaad auteursrecht

Het kopiëren of publiceren van de wet is in de Amerikaanse staat Georgia een inbreuk op auteursrecht, las ik bij Ars Technica. Ik blogde hier in 2015 over: ene Carl Malamud had de wetsteksten van de staat online gezet, en kreeg een claim wegens auteursechtschending aan de broek. Dat is nu bevestigd door de rechter, hoewel hij meteen in hoger beroep is gegaan.

Zowel in Nederland als in de VS geldt dat wetsteksten publiek domein zijn. Het lastige is alleen dat in enkele staten, waaronder Georgia, er geen officiële overheidspublicatie is van de volledige wetsteksten. Dit wordt door commerciële partijen gedaan, waarbij deze tevens annotaties toevoegen zoals verwijzingen naar andere wetsartikelen of relevante jurisprudentie. En die laatste is zeer belangrijk in de common law-rechtscultuur daar, zonder die jurisprudentie is de wet vaak niet te snappen. En het wegknippen van die annotaties is dus ook niet echt te doen.

Bijgevolg is dan onder lokaal recht het wetboek auteursrechtelijk beschermd, zodat Malamud deze niet zomaar mag overnemen. Ook niet met een beroep op fair use:

In the fair use analysis, the judge treated Public.Resource.Org harshly. Story made the extraordinary finding that Public.Resource.Org is engaged in “commercial” copying despite being a nonprofit, stating that the organization “profits” by “the attention, recognition, and contributions it receives in association with its copying and distributing the copyrighted OCGA annotations, and its use was neither nonprofit nor educational.”

Dat is natuurlijk wel érg overdreven en klinkt heel erg als een doelredenering: de wet is beschermd, dus mag het niet fair zijn om deze over te nemen.

In Nederland speelt dit gelukkig niet meer. In 1998 hadden we de zaak Vermande/Bojkovski, waarbij de laatste wetsteksten online zette van een CD-ROM van de uitgever Vermande. Die maakte bezwaar op grond van haar auteursrecht op de kopjes en dergelijke rond de wetsteksten, maar ook geschriftenbescherming (wat toen nog bestond). De rechtbank wees dat af, omdat Bojkovski alleen de wetsteksten zelf had overgenomen en daar geen rechten op zitten. Enige tijd later heeft Nederland besloten alle wetten zelf online te zetten – wetten.overheid.nl. Annotaties en verwijzingen zijn natuurlijk wel beschermd bij ons, maar die vind je in aparte bronnen.

Arnoud

Museum claimt copyright op foto’s van schilderijen zonder auteursrecht

blackboard-zwarte-lijst.jpgSoms denk je: nee, al die rants over auteursrecht, ik overdrijf. Het is gewoon een recht als alle andere, en het is internetgekkigheid waardoor het allemaal zo raar lijkt soms. En dan lees je “Een Duits museum klaagt Wikimedia aan omdat daar foto’s op staan van schilderijen zonder auteursrecht. Het museum is het niet eens met opname van deze foto’s in de Wikimedia Commons, en stelt dat de foto’s wél onder auteursrecht rusten omdat, eh, ja waarom eigenlijk?

Auteursrecht verloopt 70 jaar na de dood van de maker. Wat je daar ook van vindt: een portret uit 1862, geschilderd door de in 1886 overleden Caesar Willich, is nu in het publiek domein. Daar is geen twijfel over mogelijk.

Toch vindt het Mannheimer Museum dat zij rechten heeft op de foto’s die Wikimedia heeft opgenomen. Er zit meer achter dan alleen “auteursrecht want wij verdienen geld in de souvenirshop”: Heise meldt dat men de “Lichtbilder”-regeling uit het Duitse auteursrecht inroept (72 Urhebergesetz) dat bepaalt dat op foto’s een termijn van 50 jaar na eerste publicatie zit. (Dat mag van Berne.) En die foto’s zijn nog geen 50 jaar oud.

Leuk geprobeerd natuurlijk, maar er zit nog wel één voorvraag bij: is er enige creativiteit te ontwaren in de foto? Want zonder eigen intellectuele creatie van de maker is het onmogelijk een auteursrecht te claimen, zo bepaalde het Hof van Justitie alweer een paar jaartjes terug. Onze geschriftenbescherming sneuvelde om die reden – het enige criterium daarvoor was “het staat op schrift” en dat mag niet van het Europese auteursrecht.

Waar is de creativiteit in een foto van een schilderij? De handboekjes auteursrecht roepen bij die vraag standaard enigszins plichtmatig dingen als lichtinval, hoek, schaduw of sluitertijd en dat geloof ik graag maar bij een foto van een schilderij met niets meer of minder dan het schilderij? Een foto die identiek zou zijn aan een vergelijkbare foto van een ander? Nee, dat gaat hem niet worden. Deze foto’s zijn publiek domein, punt.

(RTL zet dan weer © Wikimedia Commons bij een plat screenshot met een foto van een publiekdomeinschilderij, wtf.)

Arnoud

‘Auteursrecht Anne Frank nog jaren van kracht’

copyright-symbol-printed.pngHet auteursrecht op het dagboek van Anne Frank verloopt niet binnenkort, maar is nog decennia van kracht, las ik in de Volkskrant. Het Zwitserse Anne Frank Fonds stelt dat Annes vader Otto medeauteur van het dagboek is, en aangezien Otto Frank pas in 1980 overleed, zou het verval van het auteursrecht pas vanaf die datum berekend worden in plaats van vanaf 1945, Annes overlijdensjaar. Bij Torrentfreak vraagt Falkvinge zich af waarom niemand zich daar boos over maakt. Ja, goeie vraag.

De duur van het auteursrecht is vrijwel iedereen een doorn in het oog. Ik moet de eerste jurist nog tegenkomen die kan uitleggen waarom het een goed idee is dat het auteursrecht zo lang duurt – en de eerste die de verlengingen van die auteursrechtduur kan rechtvaardigen al helemaal. Want met enige regelmaat wordt de duur van het auteursrecht een stukje opgerekt; volgens boze tongen omdat er dan muizen met geld in diverse wetgevende gremia rondspoken.

Dit verhaal riekt naar hetzelfde. Het idéé dat de dagboeken van Anne Frank niet door haar geschreven zijn, of dat haar vader er mede aan geschreven heeft, overleeft de giecheltoets niet. Had dat éven iets eerder gezegd, dan had de wereld geweten dat we niet een oprecht dagboek van een knap schrijvend meisje met een zeer tragisch leven lazen, maar een coproductie. Zoals BoingBoing zeggen ze het zo:

[B]y claiming that Otto Frank is co-author (rather than “compiler” or “editor”) of his daughter’s diaries, the Foundation is arguing that the diaries don’t represent Anne’s views and thoughts, but rather, that they have been intentionally distorted by her father to the point where they can no longer be said to be a faithful rendition of her diaries.

Los daarvan: waarom zeg je dat nú, in plaats van bij alle uitgaven van het dagboek sinds, eh, de eerste uitgave van dat dagboek? Waarom al die tijd Otto Frank zijn auteurschap ontzegd?

En het ergste is – men doet het niet eens uit kwade wil, om het publiek domein te perverteren of de mensen iets af te nemen. Auteursrecht is een mensenrecht, dat boek hóórt gewoon beschermd te worden want zo is er controle op wie er wat mee doet, en ga zo maar door. Het idéé dat er een publiek domein is, en dat het goed is dat werken daarin terechtkomen, dat ontbreekt volledig.

Dit verklaart ook waarom discussies over uitzonderingen op het auteursrecht zo raar lopen. Wie ze verdedigt, is éigenlijk een beetje een piraat en een auteursrechtdief, die met mooie praatjes iets recht wil praten wat krom is. En als er al eens een rechter in meegaat, dan is dat in principe een misslag waar we het bij de volgende zaak nog maar eens over moeten hebben. Zie de continue discussie over de hyperlink-uitzondering van het Hof van Justitie. Terwijl vonnissen waarin iets wél onder het auteursrecht valt, vanaf dag 1 vaste jurisprudentie worden.

Het is dat afgekaderde denken, dat idee dat auteursrecht een vanzelfsprekend recht is waar eigenlijk niet aan getornd kan worden, waar ik me zo aan erger. Auteursrecht ís geen vanzelfsprekendheid. Het is geen natuurrecht zoals eigendom. En kom me niet met het Anhauser Busch-arrest aan dat het eigendom noemt: vergelijkbare arresten noemen ook pensioenaanspraken eigendom. En nee, ook artikel 27 lid 2 UVRM beslecht dat pleit niet. Grondrechten zijn principes, goede ideeën die nader uitgewerkt moeten worden. Geen harde regels.

Maar goed. Ik voel me weer cynisch worden, en daar wordt het meestal niet gezelliger van. Het is een discussie waar je niet uitkomt. Ik zou graag de nuance zoeken, hoe vullen we een auteursrecht in zodat recht wordt gedaan aan de auteur én het publiek kan profiteren van werken die dankzij het auteursrecht worden geschapen. Maar (zoals trouwens bij vrijwel elke politieke discussie tegenwoordig) ruimte voor die nuance is er gewoon niet. Je bent óf maximalist óf auteursrechtafschaffende piraat. En dat is een bloody shame.

Arnoud

Staat Georgia eist verwijdering van online wetboek

wetboek-strafvordering-2009-2010.pngDe Amerikaanse staat Georgia gaat de beheerder van public.knowledge.org aanklagen vanwege het publiceren van de Georgiaanse wetgeving, meldde The Register onlangs. In de aanklacht wordt hij een terrorist genoemd, dit naar aanleiding van een blog waarin hij zich een “standards terrorist” noemt. Georgia stelt dat zij auteursrecht heeft op de geannoteerde wetgeving zoals door haar via een betaalsite toegankelijk gemaakt.

Zowel in Nederland als in de VS geldt dat wetsteksten publiek domein zijn. Ons eerste geschil op internet daarover dateert uit 1998: in de zaak Vermande/Bojkovski zette de laatste wetsteksten online van een CD-ROM van de uitgever Vermande. Die maakte bezwaar op grond van haar auteursrecht op de kopjes en dergelijke rond de wetsteksten, maar ook geschriftenbescherming (wat toen nog bestond). De rechtbank wees dat af, omdat Bojkovski alleen de wetsteksten zelf had overgenomen en daar geen rechten op zitten. Enige tijd later heeft Nederland besloten alle wetten zelf online te zetten – wetten.overheid.nl.

Ook in Georgia staan wetten online. Het ligt daar alleen iets complexer dan bij ons. Amerikaans recht bestaat namelijk niet alleen uit wetten in het wetboek. Uitspraken van rechters zijn een minstens zo belangrijk deel van de wet. Daarom heeft de lokale overheid de wetsteksten laten voorzien van annotaties, die verwijzen naar relevante uitspraken. Alleen zo kun je effectief de gehele wet lezen en plaatsen. En het zijn die annotaties waar Georgia auteursrecht op claimt.

Voor de duidelijkheid, het gaat wel om iets meer dan enkel een zaaknummer van een vonnis:

Dit soort samenvattingen vergen zeker wel creatieve inspanningen, dus juridisch-theoretisch klopt het: er zit een auteursrecht op, en omdat het door een private partij is geschreven (het ingehuurde LexisNexis) geldt niet de Amerikaanse regel dat het een overheidswerk betreft dat publiek domein is.

Echter, volgens Public Knowledge zou het wel publiek domein moeten zijn. De reden is simpel: Georgia gaat er vanuit dat mensen de geannoteerde versie kennen, en baseert overheidsbeslissingen en beleid op dingen die in die annotaties terug te vinden zijn. Dat doet een beetje denken aan onze discussie over auteursrecht op normen die vanuit de wet worden voorgeschreven. Onze Hoge Raad bepaalde dat dat legaal is, omdat de norm dan formeel geen wet is. Dat je de norm móet kennen in voorkomende gevallen, doet daaraan niet af.

Georgia lijkt dezelfde insteek te kiezen, en met ongeveer dezelfde motivatie: het kost geld om normen te maken, en ook om annotaties te maken. Dat geld moet worden terugverdiend, en men vindt het dan logischer dat de gebruikers dit betalen dan dat het omgeslagen wordt naar alle belastingbetalers. Dat is een heel praktisch argument, waar dan alleen het principiële “iedereen moet de wet kunnen kennen” argument tegenover staat.

Een verschil met onze normen is dat die vooral voor professionals bedoeld zijn, en dat je van professionals eerder mag verwachten dat die betalen voor kennis of kunde dan een gemiddelde burger. Die moet de basisregels gewoon gratis kunnen opzoeken. Dat je voor complexe technische installaties of goedkeuringen moet betalen, is dan acceptabel omdat dat slechts een beperkte groep raakt. Daarmee zou de Georgiaanse situatie niet billijk meer zijn: men verbiedt nu immers iedere burger om de betaalde annotaties gratis af te nemen, en daarmee om de wet te kennen zonder ervoor te betalen.

Arnoud

Heeft het Hof van Justitie internet in het publiek domein geplaatst?

Het is niemand opgevallen, maar vorig jaar heeft het Hof van Justitie verklaard dat heel internet publiek domein is. Dat concludeert althans Rick Falkvinge op basis van het Svensson-arrest, waar de meeste juristen niet meer uit haalden dan dat je mag hyperlinken en embedden. Mogen we nu werkelijk heel internet kopiëren en herpubliceren?

In het auteursrecht zijn er twee rechten die je als rechthebbende hebt:

  1. Het maken van kopieën van het werk
  2. Het communiceren aan het publiek van het werk

Die tweede noemen wij “openbaarmaking” maar eigenlijk zouden we die term moeten vervangen door “communication to the public” want het Hof vult dat net wat anders in dan wij altijd deden. En het Hof van Justitie heeft uiteindelijk het laatste woord.

Je schendt recht twee als je werken aan het publiek mededeelt, aldus het Hof. Daarvan is sprake als jij het werk beschikbaar laat komen voor een nieuw publiek, oftewel een publiek dat de rechthebbende niet beoogd had. Maar welk publiek is dat, als het gaat om internet? Nou, simpel:

The public targeted by the initial communication consisted of all potential visitors to the site concerned, since, given that access to the works on that site was not subject to any restrictive measures, all Internet users could therefore have free access to them.

Heel internet dus, tenzij je expliciet betaalmuren of andere kijkrestricties inbouwt. (En nee, contractuele afspraken veranderen dat niet, je moet technisch een hindernis opbouwen tegen wereldwijd lezen van je content.)

Als je op internet publiceert, is heel internet je publiek. Een herpublicatie op internet levert dus geen nieuw publiek op, het is immers dezelfde groep van alle internetgebruikers. Daarom is zo’n herpublicatie geen inbreuk op het auteursrecht.

Op zich klopt dat, alleen gaat Falkvinge hier nog net een stapje verder: volgens hem mag je nu het werk herpubliceren op je eigen site, dan bereik je nog steeds geen nieuw publiek. Daarmee is het werk effectief in het publiek domein (althans wat internet betreft maar wat boeit de offline wereld nog).

Dat gaat mij even net te snel. Ik mis met name in de analyse het eerste recht: het maken van kopieën van het werk. Falkvinge opent daar weliswaar mee, maar hij heeft het dan over “physical copies” en hij concludeert volgens mij daardoor dat dit voor internet irrelevant is. Internetkopieën zijn immers niet fysiek. Echter, nergens in de wet of eerdere rechtspraak kan ik vinden dat “the making of copies” alleen het maken van fysieke kopieën zou betreffen. De Auteursrechtrichtlijn spreekt (art. 2) van “reproduction by any means and in any form”, en volgens mij valt een niet-tastbare reproductie daar ook onder.

Maak je echter géén reproductie van het werk, dan is het inderdaad legaal om dit te herpubliceren elders op internet. Dit is waarom embedden en framen legaal is: je maakt dan geen kopie maar verwijst op een handige manier naar het werk. Weliswaar wek je de illusie dat het werk gekopieerd is in je eigen site, maar technisch komt de afbeelding of tekst niet van jou dus reproduceer jij deze niet.

Dus nee, leuk geprobeerd maar zo werkt het niet.

Arnoud

Het (auteurs-)recht van de beeldbank versus het publiek domein

beeldbank-amsterdam-foto-publiek-domeinIk had het al vaker gezien maar nu een lezer me er ook op wees, ga ik er toch eens wat van zeggen. De lezer had de Beeldbank Stadsarchief Amsterdam gevonden en ontdekt dat daar een auteursrechtvoorbehoud werd gemaakt. Dat terwijl er toch ook evident publiekdomeinfoto’s in dat archief staan (zoals van fotograaf Jacob Olie, overleden in 1905, van het plaatje hiernaast). Wat krijgen we nou?

De auteursrechtvermelding staat niet heel prominent in beeld, ik zie linksonder “© Stadsarchief Amsterdam” en een link naar een colofon. Mijn eerste gedachte is dan ook, dat is gewoon een generiek tekstje dat men in het sjabloon heeft opgenomen. De auteursrechtvermelding slaat dan op de layout van de site en/of dient als een aanduiding van wie de uitgever/rechthebbende van de site is. En je moet dan per foto maar uitzoeken wie er auteursrechten heeft.

Ook apart vond ik deze in het colofon:

Iedere poging de watermerken uit de afbeeldingen te verwijderen is uitdrukkelijk verboden.

Dit lijkt te zijn geïnspireerd door artikel 29b Auteurswet, dat het verwijderen van makersaanduidingen verbiedt. Want het is volgens lid 1 verboden “informatie betreffende het beheer van rechten” te verwijderen, en

Onder «informatie betreffende het beheer van rechten» wordt in dit artikel verstaan alle door de maker of zijn rechtverkrijgenden verstrekte informatie welke verbonden is met een verveelvoudiging van een werk of bij de openbaarmaking van een werk bekend wordt gemaakt, die dient ter identificatie van het werk, dan wel van de maker of zijn rechtverkrijgenden, of informatie betreffende de voorwaarden voor het gebruik van het werk, alsmede de cijfers of codes waarin die informatie is vervat.

Een watermerk met makersaanduiding zou hieronder vallen. Echter, dit verbod geldt dus alleen ten aanzien van nog beschermde foto’s.

Gezien deze FAQ van de Gemeente pretendeert men niet zelf auteursrechten te claimen op deze foto’s. Er wordt hier wel gesproken van toestemming vragen, maar zo te zien gaat het dan meer om een voorwaarde gekoppeld aan de dienst van het uitleveren van een hoge-resolutieversie van de foto’s. Op zich mag dat, hoewel ik het persoonlijk wat onsympathiek vind, zeker als het een beeldbank van een overheidsdienst is. Een publieke dienst moet het publieke domein publiek houden, lijkt me.

Arnoud

Mag je geld vragen voor foto’s in het publiek domein?

grenscontrole-marechaussee-foto-haagedoorn.jpgEen lezer vroeg me:

Vele musea, beeldbanken, archieven, bibliotheken e.d vragen forse vergoedingen om foto’s te mogen gebruiken op bv. een website. Kunnen ze dat op basis van louter de eigendom van een betreffend beeld, voorwerp of document, als er geen auteursrecht op berust? Het zijn immers veelal openbare archieven met hele oude foto’s.

Het auteursrecht op een foto verloopt zeventig jaar na de dood van de maker. Iets preciezer: op 1 januari van het jaar 70 jaar na het sterfjaar. Van een fotograaf die op 3 mei 1934 overleed, zijn de auteursrechten dus per 1 januari 2005 verlopen. Niet 3 of 4 mei 2004 al dus.

Als het auteursrecht is verlopen, mag iedereen de foto’s verveelvoudigen en openbaarmaken oftewel alles doen dat de Auteurswet normaal verbiedt. Alleen: dan moet je wel beschikken over de foto’s. En daar zit hem hier de kneep, want het museum is de enige met een exemplaar.

Op grond van je eigendomsrecht mag je in principe alles eisen dat je wilt. Dit is bijvoorbeeld hoe de KNVB en de voetbalclubs regels kunnen stellen over uitzendrechten van voetbalwedstrijden: wie die niet accepteert, mag het privégrondgebied van de voetbalclubs (het stadion) niet betreden om te filmen. Alleen: digitale data is geen iets dat je in eigendom kunt hebben. Dus kun je, mag je dan wel regels stellen over de digitale data op je website?

In januari stelde onze HR prejudiciële vragen (zeg maar een juridische hulplijn) aan het Europese Hof over precies deze materie, hoewel dan in de context van databankenrecht. Vliegboer Ryanair wilde niet dat haar prijsinformatie door een online prijsvergelijker werd overgenomen, en beriep zich op het databankenrecht, auteursrecht en haar gebruiksvoorwaarden. Die rechten werden vrij snel van tafel geveegd, maar het Hof van Justitie moet nu zeggen of je (gebruiks-)voorwaarden mag stellen aan het gebruik van een databank waar geen databankrecht op rust, enkel omdat het op jouw server draait.

Ik zou het zelf bijzonder storend vinden als ik een publiek-domeinfoto ergens vandaan pluk en dan een sommatie (of factuur) krijg van een museum of beeldbank. Het hele idee van publiek domein is nou juist dat, eh, het hele publiek hierbij mag.

Arnoud