Hoe publiceer je legaal een werk waar geen auteursrechten opzitten?
Er zit een paradox in die vraag. Als er geen auteursrechten op een werk zitten, mag je het in het algemeen publiceren. Kom er tegenwoordig echter maar eens achter of er nog rechten op een werk zitten: dat is steeds lastiger.
De Verenigde Staten hadden eind 19e eeuw een goed werkend auteursrechtsysteem. Wie een auteursrecht wilde hebben, moest daar moeite voor doen (door middel van registratie en copyrightvermelding op het werk), en kreeg vervolgens zo’n recht voor een overzichtelijke termijn. Uitgevers konden ervan uitgaan dat als er geen copyrightvermelding op een werk stond, het werk vrij te gebruiken was. En omdat de helft van de werken publiek domein waren, kon je als uitgever daarmee nauwelijks de boot in gaan.
De logica achter dit systeem was simpel: degene die geld ging verdienen met het werk, de auteursrechthouder, was ook degene die erbij gebaat was kosten te maken. Als gevolg hiervan zaten er alleen auteursrechten op werken die ook echt werden uitgebaat.
Die tijd is voorbij. Tegenwoordig is de verhouding tussen werken met auteursrechten en rechtenvrije werken behoorlijk scheefgetrokken in het voordeel van de eerste groep. Er zijn ook steeds meer werken die niet meer worden uitgebaat, maar waar nog wel rechten op zitten. (Auteursrechten beschermen werken? In welk opzicht?)
Als je een commerciële uitgever bent, dan is de oplossing simpel. Je stapt naar de partij toe die claimt rechten te bezitten, en betaalt die partij een licentie: ongeacht of het werk al dan niet in het publiek domein is. Het is namelijk een stuk goedkoper voorafgaand een relatief laag bedrag te betalen dan er later achter te komen dat degene die je niet hebt betaald toch een of ander raar recht in handen heeft.
Non-profits en kleine bedrijven hebben die luxe niet. De e-booksite Blackmask — immens populair onder de lezers van elektronische boeken, omdat de uitbater in tegenstelling tot veel van zijn concurrenten de markt van elektronische boeken begrijpt — kreeg enige tijd terug flink het deksel op de neus. Uitgever Conde Nast gebruikte een DMCA-nastygram om de hele site uit de lucht te halen nadat er vanuit Hollywood signalen kwamen dat men de Doc Savage-serie pulpboekjes wilde gaan verfilmen. Conde Nast had namelijk altijd op het standpunt gestaan de rechten tot die serie te bezitten, en Blackmask had de serie gedigitaliseerd en online gezet. Een probleem was ook dat dit een open and shut case leek: Blackmask kon daardoor naar eigen zeggen geen goede advocaat vinden die het bedrijf wilde vertegenwoordigen.
Het is mij niet duidelijk of Blackmask auteursrechtenonderzoek heeft gedaan. Dat zou overigens—voor een organisatie die de boeken gratis verspreidt—tamelijk prijzig kunnen zijn geworden. Er zijn namelijk geen renewal records van Doc Savage-boeken beschikbaar; voor de tijdschrift-renewals kon je destijds niet de online records voor tijdschriften raadplegen, want daar zaten de records voor Doc Savage nog niet tussen; in plaats daarvan moest je de records opzoeken in de spreekwoordelijke kelder achter de spreekwoordelijk kast achter het spreekwoordelijke bordje “pas op voor de loslopende tijger”. De goedkoopste oplossing is in zo’n geval het Copyright Office zelf het onderzoek laten uitvoeren à 150 dollar per uur.
Project Gutenberg, waar ik een vrijwilliger van ben, is een elektronische bibliotheek maar ook een organisatie voor rechtenonderzoek. Want als er één inbreukmakend boek zit tussen de tienduizenden die we publiceren, dan hebben we een serieus probleem. Project Gutenberg is een Amerikaanse organisatie, en zogeheten statutory damages in de V.S. zijn niet mals (maximaal 150.000 dollar per inbreuk). Het aanmoedigen van het digitaliseren van werken en het hosten van vrij verspreidbare werken is weliswaar ook belangrijk, maar dat kan desnoods worden uitbesteed (en dat gebeurt dan ook: digitalisatie aan Distributed Proofreaders, hosting aan Ibiblio.org).
Een copyright clearance voor Project Gutenberg, dat wil zeggen de controle of een werk wel in het publiek domein is, begint bij de vrijwilliger die het boek moet inscannen. Of een boek wel in het publiek domein is, zal deze scan provider eerst zelf moeten uitzoeken. Voor Amerikaanse boeken is dat vrij simpel: staat er een copyrightdatum in, dan weet je meestal genoeg.
Vervolgens maakt de scan provider scans van pagina’s die PG nodig heeft om zijn eigen onderzoek in te stellen. Vaak is dat de titelpagina, soms ook de verso (achterkant van de titelpagina) of de laatste pagina van het voorwoord bij de laatste druk. Dit zijn de pagina’s die informatie bevatten over de auteur en de publicatiedatum.
Zolang een boek voor 1923 is gepubliceerd, is voor PG eigenlijk alleen de copyrightdatum relevant. Uitzonderingsgevallen zijn bijvoorbeeld moderne uitgaven, maar puur om praktische redenen: vaak is een oude uitgave niet makkelijk te krijgen, omdat de weinige exemplaren die bestaan wel ingekeken mogen worden, maar niet op een scanner of kopieerapparaat mogen worden gelegd. Als je dan aannemelijk kunt maken dat grote delen van de nieuwe uitgave die samen een compleet werk vormen (bijvoorbeeld: een roman zonder het apparaat dat de moderne uitgever er door literatuurwetenschappers bij laat schrijven), overeenkomen met de oude uitgave, wil PG een copyright clearance in behandeling nemen.
De volledige verzameling clearance-regels staat hier. Onze regel nummer 6 is zelfs tamelijk beroemd, en dat hebben we te danken aan twee dingen: dat we het lef hebben moderne werken te herpubliceren ondanks dat het onmogelijk is een negatief te bewijzen (namelijk dat er geen auteursrecht meer op een werk zit), en aan ons harde werk om de Amerikaanse rechtendatabase voor romans te digitaliseren.
Mocht PG concluderen dat een werk inderdaad in het publiek domein is, dan worden er twee mailtjes verstuurd. Eén aan de scan provider, met daarin een unieke sleutel die kan worden gebruikt om een volledig werk te uploaden, en één aan David Price, wiens enige taak is een gigantische, publieke lijst met gereserveerde werken bij te houden, zodat vrijwilligers elkaar geen vliegen afvangen.
Het scanproces zelf kan nogal wat tijd kosten. Er is maar één consumentenscanner die pagina’s redelijk snel scant, de Plustek Opticbook, en die is met een prijskaartje van rond de 300 dollar een beetje duur voor de gemiddelde vrijwilliger. Ikzelf gebruik een goedkope scanner die circa 40 seconden over een A4-tje doet. Met nabewerking en dergelijke ben ik ongeveer anderhalve minuut per pagina kwijt. Een boek is gemiddeld zo’n 250 pagina’s lang. Al die mailtjes aan David Price besparen op deze manier heel wat vrijwilligersuren.
Voor Nederlandse vrijwilligers is een en ander een stuk lastiger, want zij moeten zich naar zowel Nederlands als Amerikaans recht richten. Dat Nederlandse uitgevers vaak geen publicatiedatum vermeldden maakt de zaken er niet makkelijker op.
Wat Blackmask is overkomen is niet uitzonderlijk. Zo krijgt Project Gutenberg regelmatig juridische dreigbrieven, en is de muziekbibliotheek IMSLP een tijd uit de lucht geweest na dreiging van een rechtszaak. Je kunt je afvragen hoezeer de dreiging van juridische repercussies burgers ervan weerhoudt volop gebruik te maken van het kleine beetje publiek domein wat ons rest. Dat de politiek zich hier geen zorgen over maakt, bevreemdt.
Branko Collin
is een vrijwilliger van Project Gutenberg, de digitale bibliotheek
van boeken die (voor het grootste deel) tot het publiek domein zijn
teruggekeerd. Net als de oprichter van het project, Michael Hart,
vindt hij dat hij veel minder van het auteursrecht afweet dan zou
moeten, en veel meer dan hij wil. Tien jaar geleden vond Branko het
document “10 Big Myths about copyright explained” van Brad Templeton
briljant, nu achterhaald.