Het nut van trage wetgeving voor innovatie

trabant-innovatie-vooruitgang-ddr-communisme-baard.jpgDe wet kan de technologische innovatie niet meer bijhouden, en dat is een goed ding. Dat las ik bij Newsweek. Wetten worden altijd aangepast aan nieuwe ontwikkelingen, maar als je dat te snel doet dan hebben ze de neiging dingen dood te slaan. Als dat ook zo had gewerkt met ICT en innovatie, dan zaten we nu nog in te bellen bij Compuserve.

Wetten zijn bedoeld om de status quo te codificeren. Het komt slechts zeer zelden voor dat een wet wordt gemaakt expliciet om nieuw gedrag te stimuleren. Dat zou vereisen dat de wetgever weet welke kant een maatschappelijke ontwikkeling op moet, en dat is zeker in de technologie eigenlijk een onmogelijke eis.

Wanneer een technologie zich begint te ontwikkelen, kun je op zeker moment vaak wel zien waar het heen gaat. Met name omdat de gevestigde orde er last van begint te krijgen en gaat piepen dat er wat aan moet worden gedaan. En dan moet je wat als wetgever. Je kunt het gaan verbieden, of juist toestaan. Meestal laat de wet het een paar jaar op zijn beloop, waarna de rechtspraak probeert er wat van te maken. Op basis van die uitspraken wordt dan vaak uiteindelijk de wet gemaakt. Een prima mechanisme op zich, die rechtspraak identificeert de pijnpunten en mogelijke oplossingen, en dat werk je dan netjes uit.

De recente technologische innovaties hebben een bijzondere eigenschap: ze raken héél erg aan businessmodellen, die verstoord worden en daarmee grote problemen verzorgen in de sector. Het is vaak niet eens dat er geen wet is; er is wel een wet maar die is niet geschreven voor het nieuwe en verbiedt wat men van plan is. Filesharing, AirBNB, Uber, drones, internetgokken, noem maar op. Meestal is dat verbieden niet expliciet geregeld, zodat er mazen genoeg zijn om althans voorlopig vooruit te kunnen. Handhaving is ook zeldzaam, want de toezichthouder heeft wel wat anders aan het hoofd.

Een nieuwe wet is dan de oplossing – vanuit de status-quo gedachte in ieder geval. Verbieden die hap, roepen ze dan vanuit de gevestigde orde. En, uniek aan de huidige situatie: tegen de tijd dat we daaraan toekomen, is de technologie al zo ver dat er weinig anders meer te doen is dan het legaliseren. Want nu ineens zeggen, AirBNB mag alleen bij hotels, Uber wordt verboden zonder taxivergunning, filesharing is illegaal en drones alleen met pilotenbrevet, je maakt je alleen maar belachelijk. De maatschappij is er al aan gewend, je kunt niet meer terug.

De volgende vraag is wélke wet je moet maken. We zagen dit laatst nog in de discussie over zelfrijdende auto’s. Wat voor wet ga je maken, welk algoritmisch gedrag ga je goedkeuren. Dat valt niet mee. Er is altijd een stevige lobby vanuit de incumbents om het zo veel mogelijk te laten wat het is. En vanuit de innovators is de wens meestal om geen nieuwe wetgeving te krijgen, omdat ze in het huidige systeem prima kan concurreren – vaak omdat zij net buiten de wettelijke regels valt die wel gelden voor de incumbents.

Is dit een probleem? Ja, ergens wel. Het is goed dat nieuwe dingen een tijd een kans krijgen om zichzelf te bewijzen ondanks bestaande wetgeving. Maar al te lang moet dat niet duren, want meestal is die wetgeving ook op een bepaald nuttig doel of streven gebaseerd, en verwacht de maatschappij dat ook de nieuwe daaraan moet voldoen. Niet te snel, want meestal sla je dan dingen dood. Maar zoals het nu gaat duurt het vaak wel érg lang.

Arnoud

Denk je een tip te geven, krijg je een knorrige bedrijfsjurist op je dak

grumpy-cat-no-nee-weigering-juristAls je de directeur van AT&T een tip durft te geven, dan krijg je een knorrige bedrijfsjurist op je dak, las ik bij Ars Technica (dank, tipgevers!). “AT&T has a policy of not entertaining unsolicited offers to adopt, analyze, develop, license or purchase third-party intellectual property… from members of the general public,” zo klonk het korzelig in reactie op een eenvoudige suggestie om een nieuwe abonnementsvorm in te voeren. Stapte hier iemand met het verkeerde been uit bed, of is dit beleid? Het is beleid.

Ene Alfred Valrie had de CEO gemaild op het mailadres dat al jaren publiek geadverteerd wordt, om te suggereren dat het bedrijf een all-you-can-download DSL-abonnement zou moeten introduceren en bij voorkeur ook beperkte SMS-bundels voor mensen die zelden SMS’en. De bedrijfsjurist reageerde meteen, maar niuet zoals Alfred had verwacht:

AT&T has a policy of not entertaining unsolicited offers to adopt, analyze, develop, license or purchase third-party intellectual property… from members of the general public, … Therefore, we respectfully decline to consider your suggestion.

Bedrijven doen dit omdat er in de VS een angst heerst dat als je iemands idee aanneemt, ze achteraf schadeclaims gaan indienen omdat het “hun IP” is. Dat is juridisch onzin – op ideeën als zodanig kún je geen intellectueel-eigendomsrecht claimen. Maar praktisch gezien moet je dan toch weer van die rechtszaak af, en dat gaat tijd en geld kosten. Het is dan beter (vanuit bedrijfsjuridisch perspectief) om dit voor te zijn en meteen “lalala wij willen u niet horen, ga weg” te roepen. Dat dit bepaald onvriendelijk is, is dan een secundaire factor.

Eigenlijk zou die jurist dus een analyse moeten maken, kán men hier rechten op claimen, en als dat niet zo is, de directeur lekker enthousiast laten reageren. Alleen, ook in dat geval blijft er het risico van een claim. Mensen kunnen immers frivole claims indienen, en dat blijft dan toch boven je bedrijf hangen. Dus wat moet je anders als jurist?

Arnoud

Mag ik IKEA-accessoires printen?

ikeashop.jpgEen lezer wees me op de Shapeways shop IKEAshop waar je 3D geprinte onderdelen van de bekende blauwgele Zweedse meubelhandel kon betrekken. Het gaat zo te zien om kleine dopjes en piefjes die je er altijd bij krijgt en die lastig te vervangen zijn. Typisch dus iets waar je 3D printen voor inzet: download even het juiste CAD model en printen maar. En er zijn meer sites: op Thingiverse vind ik naast vervangende onderdelen ook aanvullende onderdelen, zoals een haakje om de bestekbakken op te hangen of een knikkergeleiderail voor de Malm-kast. Mag dat allemaal zo?

Het eerste wat in me opkomt is het merk IKEA dat hierbij gebruikt wordt. Het is toegestaan om aan te geven dat je product ergens compatible mee is, bijvoorbeeld dat de Lack-tafel prima een 19″-server kan dragen. De merkenwet kent een uitzondering voor het aangeven van de bestemming of het doel van de waar, dat mag altijd, mits je het maar eerlijk doet.

De Thingiverse voorbeelden zien er prima uit, en ook de LackRack geeft voor mij geen problemen. Maar de IkeaShop vind ik iets lastiger: nergens staat wie deze opereert of wat de relatie tot Ikea is. Door dat in het midden te laten, wordt stilzwijgend de indruk gewekt dat de shop van Ikea zelf is. Daar kan het bedrijf dus een juridisch punt van maken. Hoewel daar meteen tegenover staat dat de huisstijl compleet anders is en de strekking wel duidelijk is: aanbieden van reserveonderdelen door een enthousiaste klant.

Waar het gaat om reserveonderdelen printen, kun je ook nog te maken krijgen met het auteursrecht of modelrecht van Ikea op die onderdelen. Bij de getoonde onderdelen lijkt me dat sterk, dat gaat puur om functionele dingetjes en daar kan ik me auteursrecht moeilijk bij voorstellen. Ook modelrecht speelt volgens mij niet; ik zie geen enkele vorm van design daar.

Letterlijk een kopie van de Billy als 3D object aanbieden is wel een probleem. Daar zie ik wel auteursrecht op zitten, en dan is het aanbieden van een 3D CAD bestand een vorm van verveelvoudiging in gewijzigde vorm. Dat mag niet.

Het printen wel, voor eigen gebruik, want dát is ook toegestaan uit illegale bron. Nou ja, totdat het Europese Hof daar een ei over gelegd heeft in ieder geval. En of je dat moet willen is vers 2, want volgens mij is het printen van een dergelijke grote kast aan materiaal duurder dan het origineel. Maar goed, proof of concept zullen we maar zeggen.

Arnoud

Gastpost: Mosterd na de maaltijd voor gamers

game-voucher.jpgOmdat ik met vakantie ben deze week nog enkele gastblogs. Vandaag een gastblog van Tim van Maarseveld over de gamingindustrie en hoe deze (in tegenstelling tot zekere andere contentindustrieën) wél snel omgaat met veranderingen in de markt.

Arnoud heeft er eerder over geschreven op zijn blog: de volgens ITenRecht baanbrekende uitspraak van het Hof van Justitie inzake tweedehands verkoop van software. Volgens het Hof is het toegestaan gedownloade software door te verkopen. Voor tweedehands softwareverkopers is dit ongetwijfeld fijn nieuws. Maar de software branche bestaat uit meer dan operating systems en office pakketten. Games zijn ook een groot onderdeel van de softwaremarkt. Kopers en verkoper van tweedehands games zullen in eerste instantie verheugd zijn, maar de praktijk is echter een stuk weerbarstiger.

Games worden nog steeds via fysieke gegevensdragers (dvd’s/blu-ray) aangeboden, maar er is ook een stijging in het aantal games dat via digitale distributieplatforms zoals Steam, Origin en Xbox Live wordt aangeboden. Naast de reguliere retail verkoop van games is er ook een levendig handel in tweedehands spellen. Ondanks dat de prijzen van eerstehands games na ongeveer een jaar met 50% afnemen, blijft dit voor veel jeugdige gamers (10 tot en met 25 jaar) toch nog een behoorlijk hoog bedrag. Daarom zoeken deze gamers hun heil op de tweedehands markt, waar de games, vaak met wat vertraging, een stuk goedkoper te verkrijgen zijn.

De gamesindustrie is groot en nog steeds groeiende. Men beweert zelfs dat de gamesindustrie groter is dan Hollywood. Met een omzet van 6 miljard dollar voor een van de bekendste game-franchises dit niet moeilijk te geloven. De gamesindustrie claimt al een aantal jaar dat het verlies ondervindt van deze tweedehands handel.

Nu er zoveel geld mee gemoeid is, heeft de industrie een paar jaar terug als reactie op de tweedehands markt vouchers bij haar spellen gevoegd. Deze voucher krijgt een koper bij zijn nieuw aangeschafte game. Zo’n voucher geeft recht op extra content of toegang tot online functionaliteit om gezamenlijk met andere gamers via internet te kunnen gamen). Deze vouchers zijn eenmalig bruikbaar en kopers krijgen er maar 1 van bij hun spel. Bij tweedehands doorverkoop van een spel is een gebruikte voucher nutteloos.

Naast de tendens tot het uitgeven van vouchers is er een andere tendens te zien in de gamemarkt. Games worden meer als dienst in de markt gezet dan als product. Tegenwoordig zijn er namelijk steeds meer spellen waar je voor een bepaalde speeltijd, extra content of bepaalde voorwerpen (micropayments) in het spel geld betaald. Het traditionele business model van eenmalig betalen en onbeperkt gebruiksgenot is langzaam aan het verdwijnen. Daarvoor in de plaats wordt ‘gaming’ meer als dienst in de markt gezet, dan als product.

Uit het bovenstaande valt te concluderen dat de industrie snel en adequaat reageert op veranderingen in haar omzet en de markt.

Juristen zullen op basis van de uitspraak van het Hof beargumenteren dat deze voucherconstructie tegen het wettelijke gebruiksrecht van de tweedehands koper ingaat, omdat de game in zijn totaliteit (voucher en game) gekocht is voor een vast eenmalig bedrag wat recht geeft op onbeperkt (qua tijd) gebruik.

Toch denk ik dat deze uitspraak weinig effect voor de tweedehandsmarkt voor games zal hebben. Ten eerste is het voor de consument penny wise, pound foolish om te procederen over het kunnen doorverkopen van een game. Ten tweede heeft de gamesindustrie al laten blijken snel en adequaat te kunnen reageren op veranderingen in de markt. En als laatste zijn al alternatieve modellen voor de voucherconstructie in de vorm van micropayments en het aanbieden van games als diensten.

Zetten deze tendensen voort dan zal, naar mijn mening, de vraag naar tweedehands spellen dalen en als resultaat de tweedehandsmarkt voor games krimpen tot een nichemarkt voor verzamelaars voor de koop en verkoop van oude spellen.

En om in de stijl van Arnoud af te sluiten met een vraag:

Hoe zien jullie de toekomst van de gamesindustrie en de rechten van de gamer?

Tim van Maarseveen is Consultant bij Thauris BV. Als jurist afgestudeerd in informatierecht, maar ook als IT’er en gamer volgt hij de gamesindustrie op de voet.

Moeha: “Pinnen buiten Europa vastleggen is mijn vastgelegde idee”

Oh echt: de antiskimmaatregel van de Rabobank is mogelijk plagiaat, meldde Nu.nl woensdag. Bij het FD had ene Jan Meurs geklaagd dat zijn “juridisch vastgelegde idee” nageaapt zou zijn door de Rabobank. Hij gaat via een advocaat de bank aansprakelijk stellen, hoewel niet wordt gemeld welk bedrag.

Ik ben héél benieuwd wat de juridische grondslag wordt van die aansprakelijkheidsstelling. Plagiaat is namelijk legaal – beter gezegd, het is niet verboden een aan jou gemeld idee over te nemen en te implementeren. Ook hoef je daar niets voor te betalen.

Dat het idee “juridisch vastgelegd” is, maakt daarbij geen ene bal uit. Dat bewijst alleen dat het idee toen bestond, maar creëert geen eigendomsaanspraken of exclusiviteit. Wie dat wil hebben, moet écht een octrooi aanvragen. En ik kan geen octrooi vinden op naam van Jan Meurs dat ook maar iets te maken heeft met security. En het idee zoals ik dat uit het FD-artikel haal, is volstrekt niet patenteerbaar.

Auteursrecht dan? Ja, kan, als hij bv. software heeft beschikbaar gesteld die de Rabobank heeft gecopypaste. Maar het artikel in het FD maakt duidelijk dat het meneer gaat om het idéé dat de bank namaakt, en niet een stuk software dat ze hebben gekopieerd. Auteursrecht op zijn beschrijving zou kunnen, maar dan moet de bank wel concrete creatieve elementen uit de beschrijving hebben overgenomen. En dat waag ik ten zeerste te betwijfelen.

De enige echte manier om in deze situatie een claim te kunnen leggen, is door de bank eerst een geheimhoudingsovereenkomst (NDA) te laten accepteren waar je een stevig boetebeding in hebt gestopt. Als men tekent voor geheimhouding en voor geen gebruik van het idee zonder toestemming, dan kun je ze daaraan houden natuurlijk. Afspraak is afspraak. Maar ik gok zomaar dat dat niet is gebeurd.

Ik hoop écht dat meneer doorzet en naar de rechter stapt. Want dan krijgen we eindelijk weer eens een uitspraak dat ideeën niet te beschermen zijn zodat ik iedereen die pretendeert van wel (hoi BBIE) daarmee om de oren kan slaan.

Verder begin ik steeds meer te denken dat iedereen die roept dat ideeën te beschermen zijn door vastlegging een boete voor misleidende handelspraktijken moet krijgen.

Update (22 mei 2012) in een andere zaak werd geen bescherming voor het “concept ChampCamp” aangenomen (onder verwijzing naar Hof Den Haag 8 januari 1998, BIE 1999/23):

En zelfs al zou juist zijn dat SC Heerenveen door de presentatie van Pootentieel op het idee is gebracht, dan nog is het gebruik van dat (onbeschermde) idee en de over de uitwerking daarvan verschafte informatie op zichzelf beschouwd niet onrechtmatig, nu er geen geheimhoudingsovereenkomst tussen partijen is gesloten.

Ik herhaal: moeha.

Arnoud

Netneutraliteit en cookiewet zijn een feit

neutral.jpgNederland is netneutraal, juichte Bits of Freedom gisteren. De Eerste Kamer besliste gisteren dat het in Nederland wettelijk verboden gaat worden om internettoegang te filteren of beperken. Ook is de bij marketeers omstreden cookiewet aangenomen (die was deel van hetzelfde wetsvoorstel namelijk). Voor cookies is nu ondubbelzinnige browsergebaseerde impliciete uitdrukkelijke (argh) toestemming nodig en tenzij de site het tegendeel bewijst, is een cookie een verwerking van persoonsgegevens zodat de Wbp daarop losgelaten kan worden. De wet treedt op 1 juli 2012 in werking, hoewel het cookiestuk pas gehandhaafd zou moeten gaan worden vanaf volgend jaar.

De netneutraliteitswet zet een dikke streep door alle pogingen van providers om geld te verdienen met iets anders dan afrekenen per megabyte of op basis van bandbreedte. Skype blokkeren, WhatsApp filteren of Youtube tegen premiumtarief: vergeet het maar. Een provider is een neutraal doorgeefluik; wie internet aanbiedt, moet internet aanbieden en niet een halfslachtig soort semi-internet, of traag internet met upselling naar “echt” internet.

De uitzonderingen zijn beperkt en vooral gericht op het technisch goed laten werken van de diensten. Zo mag men blokkeren of filteren om congestie tegen te gaan, maar dan wel neutraal (dus niet specifiek Youtube blokkeren onder het mom “veroorzaakt congestie”). Het tegenhouden van virussen en andere rommel mag ook, maar als dat bij eigen klanten gebeurt (vanaf hun besmette PC) dan moeten zij eerst gewaarschuwd worden. Spam tegenhouden als provider mag, maar alleen met voorafgaande toestemming. Oh, en als de rechter het zegt dan móet een dienst of site worden geblokkeerd. Dus nee, de Pirate Bay blokkade gaat er niet af vanwege netneutraliteit.

Eén opmerkelijke uitzondering is het “SGP-filter”, een op het laatste moment door de Tweede Kamer aangenomen uitzondering die zegt dat een provider content mag filteren op verzoek van de klant vanwege diens ideologische motieven. Deze uitzondering werd aangenomen om te zorgen dat enkele providers (Solcon, Kliksafe) hun specifiek op de streng-christelijke markt toegesneden internetpakketten konden blijven aanbieden. Deze providers weren actief onchristelijke sites, waar niet-Bijbelcompatible informatie te vinden is, zoals pornografie, afbeeldingen van God of uitleg over homoseksualiteit. Op grond van de netneutraliteit mogen ze dit blijven doen, hoeweer een reparatiewetje in de lucht hangt die dit ongedaan wil maken.

De cookiewet bepaalt dat vanaf 1 juli dus toestemming moet worden gevraagd voor cookies, tenzij deze alleen maar bedoeld zijn voor het technisch goed laten werken van een dienst. Een winkelwagentje mag dus met cookies blijven werken, en ingelogd blijven dankzij een sessiecookie is en blijft prima zonder aparte toestemming. Maar een cookie dat ingezet wordt om bij te houden wat je voorkeuren of interesses zijn, mag vanaf 1 juli alleen nog met toestemming.

Het grote debat (met name bij marketeers die de bui wel zagen hangen dat dit nooit zou gaan werken) is hoe je die toestemming krijgt. Je zou met browserinstellingen kunnen werken, alleen zijn die veel te grofmazig – je kunt cookies aan en uit zetten, en dat is het wel zo’n beetje. Geen enkele browser biedt vandaag de dag een optie om te kunnen zeggen “Ga weg met je DoubleClick cookie, maar ach Sanoma mag me best volgen”. En dat is wat volgens de wet nodig is bij een browsergebaseerde toestemming.

Dat wordt dus nog een leuke. Ik zie dat Drupal alvast cookie compliance ingebouwd heeft, en andere CMS-en zullen wel gaan volgen. Ook verwacht ik browserplugins die wél de benodigde toestemming kunnen faciliteren. Misschien een leuk projectje voor de marketingbranche om te gaan sponsoren?

Arnoud

Wat gebeurt er met digitale data en accounts na je overlijden?

Een lezer wees me (dank!) op een artikel in The Economist waarin ik onder meer zag dat er zo’n 14 miljard aan digitale mp3’tjes rondzwerft in Groot-Brittannië. Maar wat gebeurt daarmee als je dood bent? Van mailboxen tot social media accounts en opgeslagen content, het is een open kwestie die maar nauwelijks geregeld is.

In Nederland (noch bij mijn weten in de VS) is er een expliciete regel over toegang tot of eigendom van een account na overlijden van de houder. We hebben alleen enigszins indirect de regel dat bij een “overeenkomst van opdracht”, een contract waarbij iemand belooft een dienst voor je te verrichten, deze alleen eindigt bij de dood van de opdrachtgever als dat volgt uit het contract (dus als het er staat) én de dienstverlener in kennis is gesteld van het overlijden (art. 7:410 BW).

Er moet dus iets in de regels staan over overgang van een contract en/of toegang na overlijden. Dit verschilt van dienst tot dienst en kan zelfs van dag tot dag veranderen als men de voorwaarden weer eens gezellig aanpast. Ik zocht een paar voorbeelden, en dat viel nog niet mee. Facebook heeft niets over accounttoegang bij overlijden, en tussen de regels door lijkt er te staan dat je het account kwijtraakt zodra men doorkrijgt dat je dood bent. Maar ze hebben dan weer wél een speciaal formulier waarmee een account om te zetten is naar een digitaal gedenkteken.

Ook Hyves zegt niets in de voorwaarden over overlijden van de hyver. Maar ook zij hebben een In Memoriam-optie.

Bij Google zeggen ze niets over licenties of eigendom, of over toegang na overlijden. De Gmailbox of Google-Drivedata zal niet zomaar worden weggegooid, maar of je toegang krijgt als erfgenaam is een open vraag. In 2004 had Yahoo! een akkefietje hierover: de vader van een overleden soldaat wilde bij zijn zoons mailbox. Yahoo! had daar wel een regeling voor, maar je moest dan binnen 90 dagen bij de rechter toestemming voor contractsovername halen. Zo niet, ging je account de digitale prullenbak in. Pijnlijk.

Flickr! (van Yahoo!) zegt! expliciet! dat! je! account! opgeheven! wordt! na! je! dood! Leuk is dat, daar gaan je foto’s dus. En dat terwijl foto’s zo’n beetje het enige zijn waar wél duidelijk rechten van blijven bestaan na overlijden: auteursrechten zijn deel van de boedel, en gaan dus bij overlijden als deel van de erfenis over.

De voorwaarden van Linkedin (die er expliciet menen bij te moeten zeggen dat een contract juridisch bindend is, argh) vermeldt helemaal niets over overlijden, maar bepaalt wél dat jij eigenaar bent van al je data. Je zou daarmee dus als erfgenaam (of voormalig werkgever van de overleden werknemer) toegang kunnen eisen. Linkedin heeft een contactformulier voor nabestaanden, dat wel vereist dat je toegang hebt tot een mailbox die aan het account gekoppeld is.

Ook Twitter zegt niets over accounts van overleden twitteraars. Wel hebben ze regels over het deactiveren van accounts in die situatie.

Merkwaardig wel. Zou iedereen gewoon vergeten dat je in de voorwaarden óók iets moet zeggen als je zo’n regeling op gaat zetten? En waarom zou de regeling zo vaak zijn “wij heffen het account op” en alleen bij de grote profielenboeren “we kunnen er een In Memoriam van maken”?

En even heel praktisch: hoe hebben jullie de toegang tot al je accounts geregeld bij overlijden? Kán iemand je account overnemen en bv. je vrienden of contacten inseinen? Wil je dat?

Update (8 mei) in de comments meldt Matthias over Multiscope-onderzoek waaruit blijkt dat 66% van de Nederlands nog nooit over dit onderwerp heeft nagedacht. Als ze dat wel doen dan wil ruim 6 van de 10 mensen gelijk alles (laten) verwijderen. Ook op deze link een “social media testament” waarin je kan aangeven waar je geregistreerd bent en wat er mee moet gebeuren na je overlijden. Creatief!

Arnoud

Nee, vastleggen van je idee in een i-depot gaat je écht niet helpen

idepot-vastleggen.pngNatuurlijk wil je voorkomen dat een ander je idee steelt en daarom wil je het beschermen, las ik bij “Goed idee – iDepot”. Maar hoe doe je dat, vraagt de site zich retorisch af. Nou, met een i-Depot natuurlijk. Want als je je idee maar opschrijft op een bierviltje, dan kun je “aantonen dat het idee op dat moment al in jouw bezit was.” Ehh, ja. En wanneer is dat ook alweer praktisch relevant?

Even verderop:

Na het indienen van je i-DEPOT kun je over je idee gaan praten met bijvoorbeeld een potentiële partner of investeerder. Je hebt immers jouw gedetailleerde omschrijving van een uitvinding, idee of concept in een i-DEPOT vastgelegd. Je kunt dus altijd aantonen dat het idee op dat moment al in jouw bezit was.

Maar het ZEGT HELEMAAL NIETS DAT HET IDEE IN JOUW BEZIT WAS. Juridisch is dat VOLSTREKT irrelevant. Een idee kun je op honderd manieren gedeponeerd hebben, maar ideeën zijn vrij en MOGEN dus worden overgenomen ook als je ze van een ander hoort. En ook als ze bij het BBIE in een envelop liggen.

Het enig juiste advies staat een zin verderop: “Het is wel verstandig om daarnaast ook een geheimhoudingsverklaring te laten tekenen.” maar ik zou nog verder willen gaan: het is niet verstándig maar het is veréist om een geheimhoudingsverklaring (sponsored link) te laten tekenen als je ook maar iets van bescherming voor je idee wil. Want als je afspreekt een idee niet verder te vertellen, dan mag je dat niet – ook niet als het idee zelf niet beschermd is.

Natuurlijk, een uitgewerkt idee (niveau draaiboek) is wél beschermd als auteursrechtelijk werk. Men mag dan dat werk niet nabootsen, verveelvoudigen of openbaarmaken. Alleen: als het in de kluis bij het BBIE ligt in zo’n i-depot envelop, dan is het best moeilijk nabootsen. En wie het idee onafhankelijk opnieuw bedenkt en uitwerkt, schendt nimmer het auteursrecht.

Je kunt een uitgewerkt technisch idee beschermen via een octrooi, maar dat is een dure grap. En een i-depot voegt daar niets aan toe, behalve in de zeer specifieke situatie van voorgebruik misschien. Maar dat zal bij deze doelgroep in 99% van de gevallen niet spelen.

Ik maak me hier regelmatig kwaad om commerciële depotdiensten die roepen “bescherm je idee” en de indruk wekken dat een recht ontstaat om anderen je idee te ontzeggen als je bij hen nu maar het idee vastlegt. Het i-Depot is van een overheidsinstantie en werd altijd keurig neutraal in de markt gezet: wij zetten er een stempel op en wensen u veel succes. Deze promotiedienst schoot me dan ook flink in het verkeerde keelgat. Nu wekt potverdorie het Benelux-Bureau voor de Intellectuele Eigendom de indruk dat het deponeren van ideeën je een recht geeft waar je wat aan hebt!

Goed. Tijd voor koffie.

Update (2 maart) ik lees bij IE Forum dat i-Depot een elektronische handtekening is en daarom “als bewijsmiddel in gerechtelijke procedures wordt toegelaten in alle 27 landen van de Europese Unie”. Gast. Echt. Om mijn bloeddruk onder controle te houden zeg ik daar niet meer over dan dat ook documenten zónder handtekening worden toegelaten als bewijsmiddel.

Arnoud

Waarom zou je een idee deponeren?

brievenbus-deponeren-idee.jpgVele, vele lezers vragen me:

Ik heb een geweldig idee voor [iets] en dat wil ik graag beschermen. Ik las dat je het bij de Belastingdienst, het BBIE of de notaris kunt deponeren, dus dat heb ik gedaan. Ben ik nu beschermd of kan ik nog meer doen?

Nee, met een depot bij een van die diensten (of bij een commerciële club zoals File-reg) ben je niet beschermd. Je krijgt géén wettelijk recht dan waarmee je anderen kunt verbieden je idee te gebruiken.

Dat kan ook helemaal niet, want ideeën zijn niet beschermbaar.

Een uitgewerkt idee kan beschermd zijn via het auteursrecht, en als het een technisch idee is dan is een octrooi (dat wél moet worden aangevraagd) wellicht een optie. Met auteursrecht of octrooi kun je verbieden dat anderen hetzelfde gaan doen. Maar voor die rechten is deponeren bij zo’n dienst niet nodig.

Als je een idee wilt beschermen naar een specifieke partij toe, dan kun je dat onder geheimhouding doen. Je sluit dan een geheimhoudingsovereenkomst (NDA) met de wederpartij en vertelt hem dan wat je wilt delen.

De enige reden om een idee, een tekst of iets dergelijks te deponeren is om sterker bewijs te vergaren dat het idee bestond op de datum van depot. Een datum van een onafhankelijke derde heeft meer waarde dan een zelfgeschreven datum op het origineel. Alleen: dergelijk bewijs is zelden nodig. Je ziet vrijwel nooit discussie over “wanneer bestond dit”. Heel soms bij informatie onder NDA, omdat van geheimhouding uitgezonderd is informatie die de ontvanger zelf al had voordat de NDA werd getekend.

Discussie over “wie heeft het bedacht” speelt iets vaker, en daarbij kan een datum van een deponeringsdienst handig zijn. Alleen, formeel bewijst dat depot niets: ik kan bij elk van die diensten, en bij elke commerciële dateringsdienst, een kopie van de nieuwste Harry Potter deponeren en daar zetten zij dan braaf een datum op. En iedere dateringsdienstverlener die vertelt dat zijn dienst wél iets van bescherming pretendeert, faalt op dit punt.

Arnoud

Blaffen met het databankenrecht

Er zal recent wel een cursus databankenrecht voor juristen zijn gegeven of zo, want ik kreeg het de afgelopen weken opmerkelijk vaak: mensen met blafbrieven van advocaten tot wie zich wendden diverse site-eigenaren wiens gegevens werden overgenomen. Het overnemen van die gegevens zou onrechtmatig zijn (“en mogelijk zelfs strafbaar”) en dit dient onmiddellijk gestaakt te worden. Voorts dienen in het bijzijn van een notaris of forensisch IT-expert alle gegevens onomkeerbaar gewist te worden, plus nog eens enkele duizenden euro’s advocaatkostenvergoeding. In de meeste gevallen zijn die claims aperte onzin, en wel hierom.

Wie substantieel investeert in het opbouwen van een databank, heeft daarop een databankrecht. Dit recht is eind jaren negentig ingevoerd om producenten daarvan te beschermen tegen overname. Op een databank rust namelijk meestal geen auteursrecht, omdat het op een rijtje zetten van feiten niet ‘creatief’ is in de zin van de Auteurswet. Een databank maken kan wel hard werk zijn of veel geld kosten, maar dat zijn auteursrechtelijk geen relevante criteria.

Hard werk of veel geld zijn nadrukkelijk wél de criteria voor het krijgen van een databankrecht. Wie “substantieel investeert” in opbouw of onderhoud van een databank, heeft daar bescherming voor. Wat ‘substantieel” is, staat niet in de wet, maar 1,9 miljoen euro voor de Autotrack-site werd in november 2007 als substantieel aangemerkt.

Er is echter een belangrijke grens. De enige investering die je mag meetellen, is de investering op de databank zelf. Investeringen in een andere activiteit tellen niet mee. Anders gezegd: als je databank een bijproduct is van een andere activiteit, dan is deze niet beschermd. Dat blijkt uit het William Hill-arrest, dat bepaalde dat de lijsten met uitslagen van paardenraces geen beschermde databank waren omdat ze een bijproduct waren van het organiseren van die races. De investeringen waren gericht op dat organiseren, en niet op het maken van de lijstjes als zodanig. En een databankrecht krijg je als beloning voor het bouwen van een databank omdat je de substantiële investering dáárvoor anders niet terug kunt verdienen.

In Nederland komt dat ook gewoon terug in de rechtspraak. Zo weten we uit het Zoekallehuizen-arrest dat databanken van makelaars niet beschermd zijn. Post.nl verloor eind vorig jaar een rechtszaak over het eigendom van de postcodes, hoewel daarbij de rechter nu juist niet inging op het databankrecht. Wél beschermd was Autotrack.nl, maar ik vind het opbouwen van een databank met aangeleverde advertenties wel iets anders dan het naar HTML exporteren van een bestaande databank.

Niet dat zo’n arrest een beetje advocaat hindert bij het sturen van boze brieven zoals in de opening geschetst. Zo blogde ik eerder over de de app Trein en de RTL Gemist applicatie die inbreuk op databankrechten zouden maken, maar dat niet doen. Trein bestaat nog steeds, de Gemist app is vanwege angst voor legale stappen uit de lucht. En per mail heb ik er (binair geteld) nog een kleine hand vol langs zien komen.

Opmerkelijk vaak zie ik het van sportbonden, die het niet leuk vinden dat anderen applicaties gaan bouwen om ‘hun’ wedstrijden en standen in kaart te brengen. Want zij hebben het databankrecht op die uitslagen en wedstrijdschema’s – zeggen ze. Maar wie in William Hill de term ‘paardenrace’ vervangt door ‘voetbal/hockey/korfbal/tenniswedstrijd’, krijgt volgens mij precies te horen waar die bonden aan toe zijn: geen databankrecht natuurlijk.

Ook verbaasde ik me hogelijk (nou ja, eigenlijk niet) dat 9292ov databankrecht claimt op de dienstregeling van het openbaar vervoer. Is het organiseren van busroutes wezenlijk wat anders dan het organiseren van voetbalwedstrijden of paardenraces?

Een buitengewoon ergerlijke ontwikkeling. Juridisch blaffen terwijl je wéét dat er rechtspraak ligt die je standpunt onderuit gaat halen is buitengewoon ongepast. Maar vanwege de hoge kosten die je moet maken om terug te blaffen, komt men er vaak ongestraft mee weg.

Arnoud