Mag Wordfeud eigenlijk wel van Scrabble?

Winkeliers zijn dolblij met Wordfeud. Dankzij de hype rond de letterlegapp vliegt het originele Scrabble over de toonbank, meldde Metro. Of Mattel, de spellenfirma achter Scrabble®, daar ook blij mee is, is niet bekend. Maar stel dat ze dat niet zijn, kunnen ze dan wat doen tegen Wordfeud?

In principe kan er auteursrecht op een spel rusten. Het moet dan gaan om een creatief en origineel uitgewerkt ontwerp, en daarvan zal bij een bordspel al snel sprake zijn. De bordlayout, icoontjes, poppetjes en dergelijke zijn vrijwel altijd creatief lijkt me zo. In het arrest MB/Impag werd dat met zo veel woorden bevestigd. Een abstract spelconcept of idee is niet beschermd, de concrete vormgeving of uitwerking daarvan is dat wel.

Rust er auteursrecht op Scrabble? De bedenker is nog geen 70 jaar overleden, dus dat is goed mogelijk. Het bord is ook een creatief, origineel werk, want dat ontwerpen is zeker niet triviaal. Ook de uitgewerkte spelregels lijken me wel creatief, hoewel je daar goed over kunt twisten: waar ligt de grens tussen het idee “letters leggen” en de spelregels van Scrabble?

De punten die aan de letters worden toegekend, lijken me echter niet creatief. Die punten volgen uit de frequentie waarmee de letters in de Nederlandse taal voorkomen en zijn daarmee vooral een weerslag van feitelijke kennis. Je kunt voor een spelconcept met letters leggen niet anders dan de E maar één punt laten zijn en de Q tien. Net zo voor de woordenlijst: dat is een lijst met zo veel mogelijk Nederlandse woorden, en volgens het Van Dale/Romme-arrest is die niet beschermd.

Leggen we nu de Scrabble- en Wordfeud-borden naast elkaar, dan zie je zeker enige gelijkenis maar ook genoeg verschillen:

scrabble-wordfeud-vergeleken.png

Het voornaamste verschil is dat de vakjes met dubbele of drievoudige letter- of woordwaarde in een ander patroon liggen. Daarmee is de grootste angel vermeden: de layout van het bord is het grootste deel van het creatieve werk Scrabble, en die is hier duidelijk anders. De letters en hun punten zijn hetzelfde, maar dat is onvermijdelijk.

Auteursrechtelijk afwijken is echter niet genoeg. Er is ook nog de slaafse nabootsing, en laat daar nu net door Scrabble over geprocedeerd zijn. In 1960 was de vraag of het gezelschapsspel “Board Script” een nabootsing zijn van Scrabble. Auteursrecht stond hier niet ter discussie: de vraag was of Board Script wel genoeg had gedaan om af te wijken van Scrabble.

De Hoge Raad bevestigde in haar arrest nogmaals dat het onrechtmatig is om andermans spel na te maken, óók als daar geen auteursrechten op rusten. Het criterium daarbij is of je zonder technische of functionele problemen ook een andere vorm of keuze had kunnen maken bij het ontwerp van jouw spel. Je hoeft echter niet op álle punten anders te zijn als dat in theorie had gekund. Genoeg is dat je alles doet dat redelijkerwijs nodig is om af te wijken en aldus verwarring te vermijden.

Bij het Board Script-spel was dat zo. Belangrijk voor dat oordeel was dat de layout van de dubbel- en tripelwaardevakjes anders was. Ook kleur en begeleidende tekst was compleet anders. Bepaalde letters hadden daarnaast een andere waarde. En als laatste had het spel duidelijk een eigen naam die ook in de presentatie naar voren kwam. Vergelijk zelf maar:

scrabble-board-script.png

Met al deze verschillen was er voldoende afstand genomen van Scrabble (hoewel ik persoonlijk de grote S wel dubieus vind). Dat het wellicht niet netjes is om andermans spel na te maken, was volgens de Hoge Raad irrelevant. Concurrentie staat iedereen vrij, juridisch gezien. Sindsdien zijn er een hele batterij Scrabble-imitaties op de markt verschenen, en als daartegen geprocedeerd is dan kan ik het niet vinden.

Een Amerikaanse rechtszaak tegen Scrabulous (een soort-van Wordfeud avant la lettre) werd ingetrokken nadat de laatste het spel op een aantal punten had aangepast.

Wordfeud lijkt me dus zonder meer legaal.

Wie wel moeten uitkijken, zijn al die winkeliers die nu Scrabble gaan verkopen en daarbij de merknamen Wordfeud en Scrabble door elkaar gaan gebruiken. Een tekst als “Scrabble, het offline Wordfeud” is merkenrechtelijk dubieus. Net als al die sites die “online scrabbelen” zeggen om Wordfeud (of kloon daar weer van) aan te prijzen. Met Wordfeud wordfeud je, met Scrabble scrabble je. Pardon, speel je een gezelschapsspel waarbij de deelnemers op een bord woorden moeten vormen van losse letters.

Arnoud

Hoe trollerig zijn modelrechten eigenlijk?

ipad-design.pngDiverse lezers wezen me op een analyse bij OSNews over het Gemeenschapsmodelrecht, het intellectuele-eigendomsrecht dat Apple inzet tegen Samsung om de Galaxy Tab van de markt te krijgen. Dit is een in heel Europa geldend recht, gebaseerd op een Verordening, zeg maar een Europese wet. Modellen zijn daarmee in één keer in de hele EU beschermd. Een verbod kan voor de hele EU worden uitgesproken door één rechtbank.

Een modelrecht is min of meer vergelijkbaar met een octrooi (patent): het biedt de houder het recht om alle sterk gelijkende producten van de markt te krijgen. Ook als die ander niet actief afgekeken of nagemaakt heeft. Het enige criterium is of het andere product “geen andere algemene indruk wekt” dan het beschermde model. Het modelrecht beschermt namelijk het uiterlijk van een product, terwijl een octrooi de functie of samenstelling van een product beschermt. (Het modelrecht had ik in het kader van 3D dinsdag al eens kort besproken.)

Octrooien worden uitgebreid onderzocht en getoetst voordat ze worden verleend. En je kunt zeggen wat je wilt over de kwaliteit van dat onderzoek, maar het is meer dan ze bij modelrechten doen: die worden in het geheel niet onderzocht op nieuwheid of creativiteit. Je kunt dus prima een bestaand product deponeren en dat zal dan worden ingeschreven als modelrecht. Pas bij de rechter wordt getoetst of het model echt nieuw is.

Als er maar weinig rechtszaken zijn (en dat is zo bij modelrechten) dan is dat een prima systeem. Waarom tienduizenden depots controleren als er slechts 1 of 2 in een procedure komen? Met die reden is bij het Nederlandse octrooi ook het vooronderzoek afgeschaft. Je kunt dus in Nederland octrooi op het wiel krijgen, alleen is zo’n octrooi natuurlijk waardeloos want de prior art is zo boven tafel.

Bij modelrechten zit er echter een gekke kronkel in de Verordening: modellen worden geacht nieuw te zijn tenzij de wederpartij bewijs levert dat het model al bestond:

In een procedure inzake een rechtsvordering betreffende inbreuk of dreigende inbreuk van een ingeschreven Gemeenschapsmodel gaat de rechtbank voor het Gemeenschapsmodel ervan uit dat het Gemeenschapsmodel rechtsgeldig is. De rechtsgeldigheid kan slechts worden aangevochten bij wege van een reconventionele vordering tot nietigverklaring.

Dat stelt een modelrechthebbende natuurlijk wel in een heel voordelige positie. En als je dat combineert met het onding dat ex parte procedure heet, dan komt het inderdaad neer op een vrijbrief om zonder weerwoord te schieten op andermans product. Natuurlijk zitten er wel consequenties aan onterechte ex parte claims. De getroffen partij kan een schadeclaim indienen voor de gemiste omzet, en Samsung zal dat ongetwijfeld ook gaan doen. Een klein bedrijfje zie ik dat echter nog niet doen. Bovendien: de werkelijke schade is de gemiste marktintroductie en het geurtje van “namaak” dat vanaf nu zal blijven hangen aan de Galaxy Tab.

Nu patenttrollen een paar gevoelige tikken hebben gehad van de rechter, is het wellicht denkbaar dat zij hun werkterrein naar het modellenrecht verplaatsen. Aan de andere kant: een patenttrol is effectief omdat aanvechten zo duur is. Bij een modelrechtprocedure bij de rechter ben je goedkoper uit, dus als trol moet je dan wel érg laag inzetten om nog je bedrijfsmodel overeind te houden.

Wie durft er te voorspellen wat de uitkomst van Apple vs. Samsung zal zijn? Oh, en wie kocht er een Galaxy Tab vanwege deze procedures? 🙂

Arnoud<br/> Afbeelding: Apple’s design 181607 dat zij tegen Samsung inzet.

Mag Skype worden gereverse engineered?

see-figure-one.pngEen beveiligingsonderzoeker heeft het gedrag van de VoIP-software Skype onderzocht. Op basis van die reverse engineering heeft hij een groot deel van de code achterhaald, meldde Webwereld vrijdag. Daarop, zo meldde Phoronix, vloog Skype meteen in de tegenaanval, met gestrekt been, Zidane-kopstoot én kruistrap:

This unauthorized use of our application for malicious activities like spamming/phishing infringes on Skype’s intellectual property. We are taking all necessary steps to prevent/defeat nefarious attempts to subvert Skype’s experience. Skype takes its users’ safety and security seriously and we work tirelessly to ensure each individual has the best possible experience.

Nu kun je natuurlijk “gatver wat een rotopmerking” zeggen, maar we zijn hier een keurig juridisch blog (niet lachen daar achterin), dus laten we eens kijken naar de achterliggende vraag: mag je Skype reverse engineeren en daarmee je eigen Voice-over-IP-client op de markt brengen?

Reverse engineeren is een algemene term voor het uit elkaar halen van een product (of software) om te zien hoe dit opgebouwd is. Specifiek voor software worden ook wel termen als disassembleren of decompileren gebruikt, maar algemeen gesproken komen ze op hetzelfde neer: de software wordt uit elkaar geplozen en geanalyseerd om te zien hoe deze werkt. Omdat hierbij een kopie van de software wordt gemaakt, valt dit in principe onder het auteursrecht.

De Auteurswet zegt dat software mag worden gereverse-engineerd om interoperabiliteit van zelf ontwikkelde software met andere software tot stand te brengen. Zo mag een ontwikkelaar een eigen driver maken om de (embedded) software in de grafische kaart te kunnen besturen. Hij mag daarvoor de bestaande driver pakken en deze disassembleren: de binaire code uit elkaar halen om zo in één keer te zien wat de driver allemaal voor commando’s kan versturen en ontvangen. Ook mag hij het communicatieprotocol observeren en daarmee achterhalen hoe zijn eigen software moet werken.

Een lastige beperking aan het recht om te reverse engineeren is dat het moet gaan om het interoperabel maken van eigen software. In veel gevallen is het doel van reverse engineering eerder het maken van eigen software die hetzelfde doet als de software die uit elkaar wordt gehaald. Het “klonen” van software via reverse engineering is echter expliciet verboden. Het voorbeeld van de driver hierboven is een grensgeval: weliswaar wordt de driver een soort van gekloond, maar het doel is om de eigen software met de software in de kaart te laten werken.

In de praktijk is dit lastig werkbaar: wie een driver disassembleert en dan een nieuwe driver maakt, zal al héél snel ” bewust of onbewust ” auteursrechtelijk beschermde delen overnemen. Als best practice geldt daarom het principe van de “Chinese muur”, waarbij twee teams samenwerken bij de ontwikkeling van software op basis van reverse engineering. Team A haalt de oorspronkelijke software uit elkaar en documenteert de functionaliteit. Team B ontvangt alleen deze documentatie en krijgt geen toegang tot de oorspronkelijke software. Daarmee kan team B zelf software maken zonder “besmet” te zijn met de gereverse-engineerde broncode.

Speciaal voor protocollen ligt het net weer anders: je mag netwerkverkeer observeren en daaruit achterhalen hoe een protocol werkt. Als je dan zonder andermans client of server te bekijken je eigen implementatie van dat protocol maakt, is er juridisch niets aan de hand. Dat reverse engineeren van een protocol is niet waar de Auteurswet op doelt. Maar in het Skype-geval is niet alleen netwerkverkeer geanalyseerd maar ook de client van Skype zelf.

Arnoud<br/> Afbeelding: Revealing Skype Traffic: When Randomness Plays with You, Dario Bonfiglio et al., SIGCOMM”07, August 27″31, 2007, Kyoto, Japan.

3D dinsdag: Zou een 3D Pirate bay legaal zijn?

oculos-mane-entoform.pngWorden 3D-printers de nieuwe Napster? Met die vraag in het achterhoofd bespreek ik elke dinsdag een aspect van het intellectueel eigendomsrecht en waar dat botst met de mogelijkheden van 3D printen. Op basis van deze blogs en jullie feedback daarop wil ik hier uiteindelijk een boek van maken. En natuurlijk publiceer ik dan geen comments van jullie daarin zonder aparte toestemming.

In deze serie hebben we het gehad over de verschillende IE-rechten (octrooien, modellen, merken en auteursrecht) zouden kunnen botsen met 3D printen. Vorige week besprak ik de vraag of je producten mag scannen. In alweer de laatste aflevering van 3D dinsdag dan nog één grote vraag: hoe zit het met een website (3dpiratebay.org?) die scans of handgemaakte 3D CAD bestanden aanbiedt? Mag dat eigenlijk wel van het intellectueel eigendomsrecht?

De meeste IE-rechten zijn gericht op fysieke producten. Alleen het auteursrecht houdt zich expliciet ook bezig met digitale producten. Vroeger werden rechten als octrooien, merken en tekeningen/modellen dan ook wel “industrieel eigendom” genoemd, en werd “intellectueel eigendom” alleen gebruikt voor de creatieve sector die met auteursrechten (en naburige rechten) en dergelijke bezig was. De industriële-eigendomshouder had alleen belang bij optreden tegen industrieel geproduceerde namaak, vandaar dat die rechten expliciet eisen dat sprake is van beroeps- of bedrijfsmatig gebruik van de uitvinding, dat de tekening of het model in een product zit of dat het merk in het economisch verkeer wordt gebruikt.

Vanuit die optiek is het begrijpelijk dat er geen expliciete regels in de IE-wetgeving staat over CAD-bestanden waarmee digitale producten kunnen worden geprint. Heel misschien kom je er met het verhaal van “indirecte inbreuk” of “middelen betreffende een wezenlijk bestanddeel”, maar de kans daarop lijkt me klein zonder wetswijziging.

Het auteursrecht heeft echter laten zien dat er altijd wel een mouw aan te passen is aan zo’n maas in de wet. Want ik noemde niet voor niets 3dpiratebay.org: sites als deze zullen snel weggezet worden als piratensites, of ze dat nu zijn of niet. En als ze niet direct als inbreukmaker aan te pakken zijn, dan is er altijd nog wel het argument van de “maatschappelijke zorgvuldigheid”. Met name stichting BREIN heeft met dit instrument heel wat bereikt: van linksites tot torrentsites en discussiefora met verwijzingen, ze zijn allemaal maatschappelijk onzorgvuldig bezig als ze op een of andere manier structureel behulpzaam zijn bij schendingen van auteursrechten. Ook al stond dat nergens in de auteurswet. Waarom zou dat anders zijn bij een site met CAD-bestanden voor zeg Nike-schoenen of LEGO-steentjes of iPhone-covers?

Zolang 3D printen in de experimentele fase zit waar we nu zijn, zal dit niet gaan spelen. Maar net zoals up- en downloaden van muziek ineens doorbrak toen Napster begon, kan ook 3D printen zomaar ineens ontploffen tot een groot maatschappelijk fenomeen. En de beeldvorming die direct op dat moment ontstaat, zal beslissend zijn voor de vraag of we ze als piraten dan wel als zakenpartners van de IE-industrie gaan zien. De vraag is dus: hoe kunnen we op voorhand zorgen dat dat laatste gebeurt?

Update (23 januari 2012) de Pirate Bay is cadbestanden voor 3D objecten gaan indexeren.

Arnoud<br/> De afbeelding boven is oculos mane van Entoforms, een Creative Commons kunstproject rond 3D printen. Doneert u ook een euro?

3D dinsdag: Mag ik producten scannen?

3d-scan-print-trimensional.pngWorden 3D-printers de nieuwe Napster? Met die vraag in het achterhoofd bespreek ik elke dinsdag een aspect van het intellectueel eigendomsrecht en waar dat botst met de mogelijkheden van 3D printen. Op basis van deze blogs en jullie feedback daarop wil ik hier uiteindelijk een boek van maken. En natuurlijk publiceer ik dan geen comments van jullie daarin zonder aparte toestemming.

Tot nu toe hebben we het in deze serie steeds gehad over het printen van IE-beschermde producten, en of dat wel of niet mag onder de verschillende IE-rechten. Maar er is een aspect dat essentieel is voor elk printje: het bestand met de data waar de printer mee aan de slag gaat. Hoe kom je daaraan, als de IE-houder niet zelf een bestand beschikbaar stelt? Dan zul je een zelf verkregen exemplaar moeten scannen.

Hiervoor zijn allerlei producten beschikbaar. Zo is er de goedkope DAVID laserscanner, die met een speciale opstelling en laserlicht werkt om een scan te maken. Een wat duurder alternatief is de Next Engine. Maar het schijnt ook te kunnen met je iPhone of zelfs met een gewone camera en voldoende foto’s, die door speciale software aan elkaar geknoopt worden tot een 3D model.

De vraag is dan, mag je zo’n scan wel maken? Bij Gizmodo merkten ze al bijdehand op:

You may have some trouble snapping 40 photos of something without being detected by the hovering museum curator or shop assistant, to say the least.

Dat is juridisch zeker een probleem. Op grond van het eigendomsrecht mag een bedrijf of instelling regels stellen aan wat je mag doen met camera’s. Ook als er geen IE-recht rust op de objecten die je wilt fotograferen. Is fotograferen verboden, dan moet je camera in de tas blijven. De Hoge Raad bepaalde in 2007 (na het Staat/Den Ouden arrest uit 1987) dat voetbalstadions

uit hoofde van hun eigendoms- of gebruiksrecht van het stadion of het terrein in beginsel de vrijheid [hebben] om aan hun toestemming tot het betreden ervan beperkingen te verbinden, ook met het oog op het tot stand brengen van radio- en/of televisieuitzendingen.

Dat het daarbij ging om nieuwsgaring -toch een grondrecht- kon dit niet anders maken. En als een recht op filmen van een belangwekkende wedstrijd in andermans gebouw niet bestaat, dan een recht op scannen van een belangwekkend object in andermans gebouw al helemaal niet.

Koop of leen je een object, dan staat het je vrij om het object te scannen en zo een bestand te maken waarmee 3D geprint kan worden. Bij een geleend of gehuurd object zouden de algemene voorwaarden van het leen/huurcontract dit wellicht kunnen verbieden, maar bij koop lijkt me een dergelijke contractuele eis op zijn zachtst gezegd ongebruikelijk.

Kun je tegen een IE-recht (octrooien, modellen, merken en auteursrecht) aanlopen bij het scannen? Als particulier niet snel. Een scan maakt namelijk geen nieuw product maar alleen een blauwdruk of foto van het product. Met octrooien, modelrecht of merkenrecht heb je dan niets te maken. Het is wel een inbreuk op het auteursrecht om een werk te fotograferen (en dus ook om het te scannen) maar dat kan worden verexcuseerd onder de thuiskopie-exceptie. Die geldt namelijk ook voor verveelvoudigingen in andere vorm: of je nu muziek van WAV naar MP3 omzet, of een driedimensionaal kunstobject fotografeert of inscant, het is voor strikt eigen gebruik toegestaan.

Een bedrijf dat scandiensten aanbiedt, zal ook weinig last hebben van intellectuele eigendomsrechten. Een scanapparaat is een generieke tool, dat alles scant dat je ervoor zet. Dat is moeilijk op te vatten als een inbreuk op een specifiek intellectueel eigendomsrecht. Heel misschien ontstaat er een zorgplicht voor zo’n bedrijf wanneer ze (moeten) weten dat er structureel en grootschalig beschermde zaken gescand worden, maar dat kan – net als vorige week het printen in opdracht – wederom als “thuiskopie in opdracht” worden gezien. Maar met alle discussies over auteursrechtenfilter- en blokkadeplichten voor internetproviders zou het me niets verbazen als hier toch grenzen aan gesteld gaan worden.

Dan blijft er eigenlijk nog één grote vraag over voor deze reeks: hoe zit het met een website (3dpiratebay.org?) die scans of handgemaakte 3D CAD bestanden aanbiedt? Mag dat eigenlijk wel van het intellectueel eigendomsrecht?

Arnoud<br/> De scan/print rechtsboven is een screenshot van Trimensional, de iPhone scanner-app.

3D dinsdag: Mag ik vervangende onderdelen van producten printen?

3d-printed-replacements.jpgWorden 3D-printers de nieuwe Napster? Met die vraag in het achterhoofd bespreek ik elke dinsdag een aspect van het intellectueel eigendomsrecht en waar dat botst met de mogelijkheden van 3D printen. Op basis van deze blogs en jullie feedback daarop wil ik hier uiteindelijk een boek van maken. En natuurlijk publiceer ik dan geen comments van jullie daarin zonder aparte toestemming.

De afgelopen weken heb ik besproken hoe de verschillende IE-rechten (octrooien, modellen, merken en auteursrecht) zouden kunnen botsen met 3D printen. Een steeds terugkerend thema daarbij was het verschil tussen printen voor eigen, particulier gebruik en het commercieel printen (en verhandelen) van objecten.

De meeste IE-rechten focussen eigenlijk alleen op commercieel/bedrijfsmatig namaken van beschermden objecten. De octrooiwet en modellenwet hebben dit expliciet als beperking opgenomen. Het merkenrecht heeft wel een bepaling over niet-commercieel gebruik, maar dan moet het gaan om gebruik dat de reputatie of kwaliteit van het merk aantast. Het auteursrecht, feature creep dat het is, ziet zowel op privé als op bedrijfsmatige namaak. Maar we hebben een uitzondering voor het niet-commercieel verveelvoudigen van een werk.

Particulieren die een vervangend onderdeel uitprinten voor een product dat ze zelf hebben gekocht, zouden zich dus weinig zorgen hoeven te maken. Bedrijven die als dienst aanbieden het uitprinten van reserveonderdelen lopen iets meer risico, namelijk:

  • als het gaat om een geoctrooieerd onderdeel of een onderdeel dat een “wezenlijk bestanddeel” is van een geoctrooieerd apparaat, want dat is onder de octrooiwet verboden om te maken;
  • als het gaat om een onderdeel waar een merkje of logo op staat, want dat onderdeel zal nooit kwalitatief hetzelfde zijn als het echte merkproduct, en het merk op zo’n slecht vervangend onderdeel zetten is een vorm van merkinbreuk;
  • als de vorm van het product auteursrechtelijk beschermd is, want dan is ook het namaken van een vervangend onderdeel een vorm van niet-toegestaan ‘verveelvoudigen’.

Bij merkproducten zou je wellicht nog weg kunnen komen met een ‘kaal’ vervangen onderdeel, waardoor de associatie met de merkhouder minder wordt. Dat werkt natuurlijk weer niet bij vormmerken, want daar is de vorm het merk en kan de vorm niet worden uitgeprint zonder het merk mee te printen.

Het auteursrecht biedt misschien nog een gaatje in de thuiskopieregeling (artikel 16b Auteurswet). Dat staat namelijk ook toe “het verveelvoudigen [waarvoor de particulier] uitsluitend ten behoeve van zichzelf opdracht geeft.” Een 3D-printlab dat alleen in opdracht print, en dus niet zelf voorraad aanlegt of met specifieke onderdelen reclame maakt, zou daarmee onder deze regeling vrij kunnen lopen van auteursrechteninbreuk.

Onder het modellenrecht is het leveren van een vervangend onderdeel altijd toegestaan, mits dit maar identiek is (qua uiterlijk) aan het origineel. Dit is een unieke bepaling, die m.i. ook best bij octrooi-, merken- en auteursrechten ingevoerd zou kunnen worden. Dat zou een eenvoudige en snelle manier kunnen zijn om 3D printen een steuntje in de rug te geven.

En wie nog meer vragen heeft: stel ze in de comments alsjeblieft!

Arnoud<br/> De foto met geprinte reparatieonderdelen komt van a fablab in your home ” 3D printing for the masses.

3D dinsdag: Het auteursrecht

3d-printed-dewalt-zaag-cc-by.pngWorden 3D-printers de nieuwe Napster? Met die vraag in het achterhoofd bespreek ik elke dinsdag een aspect van het intellectueel eigendomsrecht en waar dat botst met de mogelijkheden van 3D printen. Op basis van deze blogs en jullie feedback daarop wil ik hier uiteindelijk een boek van maken. En natuurlijk publiceer ik dan geen comments van jullie daarin zonder aparte toestemming.

You wouldn’t download a car, zo staat op die shirts die ik verkoop. (Ja, de verkoop is wat ingezakt sinds FTD verloor.) Een auto is een fysiek ding, en auteursrecht beschrijft creatieve werken, geen dingen. Maar toch hebben auteursrecht en 3D printen meer met elkaar te maken dan je zou denken. Ook driedimensionale gebruiksvoorwerpen kunnen namelijk prima door het auteursrecht beschermd zijn. Plus, een blauwdruk is vaak auteursrechtelijk beschermd – en daarmee zijn de CAD bestanden eenvoudiger aan te pakken met auteursrechten dan met octrooien, merken of modellen.

Het auteursrecht begon ooit als bescherming van teksten en tekeningen, maar is langzaam maar zeker opgeschoven naar de beschermer van alle creatieve prestaties die op een of andere manier te omlijnen zijn in enig medium. En dat omvat véél: ook een geur is auteursrechtelijk te beschermen.

Auteursrecht geldt ook voor het uiterlijk van gebruiksvoorwerpen. Daarmee is er overlap met het modelrecht. De grens voor creativiteit ligt wel iets hoger dan bij het modelrecht, maar niet hoger dan bij andere soorten auteursrechtelijke werken. De eis is wel dat het voorwerp geen zuiver functionele vorm heeft. Functionele aspecten moeten via een octrooi beschermd worden (als dat kan gezien de strenge eisen aan nieuwheid en inventiviteit daarbij). Het moet bij auteursrecht gaan om iets creatiefs, en functie staat haaks op creativiteit.

copyright-symbol-printed.pngHet auteursrecht heeft sowieso de grootste feature creep van alle intellectuele-eigendomsrechten. Ook op het gebied van de exclusieve rechten – wat je anderen kunt verbieden – kun je met auteursrechten meer dan andere rechten. Iedere kopie en iedere publicatie, ongeacht verschijningsvorm, valt onder de zeggenschap van de auteur. Er zijn uitzonderingen, zoals citaatrecht en de kopie voor eigen gebruik, maar als die al te populair worden dan wordt de wet daarop aangepast.

Dat recht op een kopie voor eigen gebruik komt overigens weer wel goed uit voor 3D printen: hij maakt het mogelijk om voor jezelf driedimensionale auteursrechtelijk beschermde objecten te printen. Zolang je die niet verhandelt, is er geen probleem. Maar een bedrijf of onderzoeksinstelling kan deze uitzondering niet gebruiken. Die zal voor elk te printen ontwerp toestemming moeten vragen van de maker.

Wie zelf aan de slag gaat met ontwerpen, heeft van auteursrecht minder te vrezen. Een auteursrecht beschermt een concreet ontwerp of product tegen kopiëren. Wie niet kopieert maar zelf ontwerpt, kan per definitie geen auteursrechten schenden. Je hebt alleen wel een probleem als je eigen ontwerp veel lijkt op een bestaand werk, want de rechter mag dan de bewijslast omkeren en jou laten aantonen dat je ontwerp écht zelf gemaakt is en niet onbewust stiekem toch afgekeken.

drakenhoofd-geprint.pngIn de vorige afleveringen besprak ik de problemen die octrooi-, model- of merkhouders- zouden hebben als ze CAD-bestanden willen aanpakken waarmee hun beschermde producten nagemaakt kunnen worden. Die problemen hebben auteursrechthebbenden niet: een bestand met instructies hoe een creatief product eruit ziet, is namelijk een ‘verveelvoudiging’ oftewel kopie van dat product. En die is net zo goed beschermd als een driedimensionaal nagemaakte versie.

In tegenstelling tot octrooien of modellen zijn er geen specifieke uitzonderingen voor onderzoek of het repareren van producten. De discussie zal eigenlijk alleen gaan over of de objecten in kwestie zelf wel beschermd zijn, en dat zal al snel het geval zijn. Dat drakenhoofd hiernaast is bijvoorbeeld zonder meer auteursrechtelijk beschermd – en op de korte termijn zullen het vooral dit soort decoratieve objecten zijn die geprint gaan worden. Het auteursrecht heeft daarmee de beste kaarten om het 3D printen aan banden te leggen.

Arnoud<br/> Foto: 3D geprinte Dewalt-motorzaag door Creative Tools. Het copyrightsymbool komt uit de krochten van Google Afbeeldingenis gekocht bij iStockphoto.com. Het drakenhoofd is van jabella, Flickr, CC-BY 2.0.

3D dinsdag: Het merkenrecht

3d-printed-dewalt-zaag-cc-by.pngWorden 3D-printers de nieuwe Napster? Met die vraag in het achterhoofd bespreek ik elke dinsdag een aspect van het intellectueel eigendomsrecht en waar dat botst met de mogelijkheden van 3D printen. Op basis van deze blogs en jullie feedback daarop wil ik hier uiteindelijk een boek van maken. En natuurlijk publiceer ik dan geen comments van jullie daarin zonder aparte toestemming.

Na het octrooirecht en de week daarna het modellenrecht, is het nu tijd voor een ietwat vreemde eend in de 3D-printbijt: het merkenrecht. Vreemd, omdat het merkenrecht gaat om namen, logo’s en dergelijke van producten en diensten. Een naam of logo 3D printen kan, maar dat lijkt niet echt een zeer relevante situatie. Toch voorzie ik wel een paar mogelijkheden.

vormmerk-coca-cola.pngHet merkenrecht beschermt gebruik van een “onderscheidingsteken” tegen misbruik door anderen. Een onderscheidingsteken is bijvoorbeeld de naam of het logo van een product of dienst, maar ook driedimensionale tekens kunnen worden beschermd als merk. Zelfs een geur of een melodie is onder omstandigheden als merk te deponeren. Het bekendste voorbeeld van een vormmerk is het Coca-Colaflesje, zie de afbeelding hiernaast. Andere vormmerken zijn het Yakult-flesje of de driehoekvormige Toblerone-chocola.

Bij het merkenrecht geldt net als bij het octrooi- en modellenrecht de beperking dat er alleen bij commercieel (bedrijfsmatig) gebruik inbreuk kan worden gepleegd op een merk. Niet-commercieel namaken of voeren van een merk zou dus geen inbreuk moeten zijn. Wie echter merkproducten uitprint en verkoopt of verhandelt, ook op beperkte schaal, pleegt inbreuk.

Er geldt wel een belangrijke uitzondering: wanneer het niet-commercieel gebruik ongerechtvaardigd voordeel trekt uit het merk of afbreuk doet aan het onderscheidend vermogen of de reputatie van het merk, is het gebruik alsnog verboden. Met deze uitzondering kan een merkhouder bijvoorbeeld optreden tegen mensen die zijn merknaam als soortnaam gebruiken.

Een tijdschrift dat het heeft over twitteren als synoniem voor microbloggen, kan een boze brief van Twitter, Inc. verwachten. Ook kritiek leveren op een merkhouder kan via dit artikel worden bestreden, hoewel dat al snel op gespannen voet met de vrije meningsuiting zal staan. Die kan als “geldige reden” alsnog het merkrecht pareren. En de merkenparodie bevindt zich in grijs gebied. Voor 3D printen lijkt dit me echter niet snel aan de orde.

Wel relevant voor 3D printen lijkt me de situatie dat mensen eigen producten printen en die voorzien van de merknaam of het logo. Ik zou mijn eigen sportschoenen kunnen ontwerpen en deze voorzien van de drie Adidas-strepen of de Nike-swoosh. Omdat ik waarschijnlijk niet dezelfde kwaliteit als Adidas of Nike lever, kan dat reputatieschade opleveren voor deze merkhouders. Zij kunnen dan mijn schoenen opeisen en laten vernietigen wegens merkinbreuk. Ook als ik ze niet verhandel. En let wel: niet alleen als het product namaak is van het echte merkproduct. Ook als het een geheel zelfverzonnen product is, een Nike-schaakset bijvoorbeeld.

Is dit vergezocht? Ik denk het niet. Merken en logo’s zijn belangrijk in onze maatschappij. Een product is niet ‘af’ of niet ‘echt’ als er geen merk op staat. En wat is er dan logischer dan die swoosh op je unieke sportschoenen plakken? Of goede sier maken met een zelfgeprinte Rolex?

driekops-shaver.pngEen vorm kan een merk zijn wanneer deze het product laat onderscheiden van producten van de concurrent. Met die Coca-Colafles lukt dat prima. Het LEGO-blokje bleek echter geen merk Het blokje is “functioneel bepaald”, oftewel dat blokje moet nu eenmaal die vorm hebben om ermee te kunnen bouwen. Die vorm kan dan niet als merk worden gebruikt. Dit bleek al eerder uit het Philips/Remington-arrest. Daar ging de discussie over de vorm van het driekopsscheerapparaat van Remington. Philips claimde een merkrecht op deze vorm: zij zou de enige zijn die de drie scheerkoppen in deze constellatie op de markt mocht brengen (zie plaatje hiernaast). Het Europese Hof oordeelde echter dat alleen de uiterlijke kenmerken die niets te maken hebben met de deugdelijkheid en bruikbaarheid van het product als merk vastgelegd kunnen worden. De versiering dus.

De Europese rechter is in het algemeen streng voor vormmerken. Kort gezegd kan een vorm alleen als merk beschermd worden als een gemiddelde consument zou weten dat die vorm bedoeld is als merk. Oftewel, is die vorm iets waar je als consument op let: “waar liggen de driekopsscheerapparaten, want ik wil Philips”? Zo niet, dan kan de vorm geen merk zijn ook al is ‘ie duidelijk versiering.

Een naam of logo kan gemakkelijker beschermd zijn als merk. Niemand mag dan producten maken van dezelfde soort als waarvoor het merk is gedeponeerd. Het merk moet dan wel geaccepteerd worden door het Benelux- of Europese merkenbureau, en daarbij vindt altijd een inhoudelijke toetsing plaats. Een naam die zuiver beschrijvend is, wordt niet geaccepteerd als merk. Een bekende truc is dan om je naam in een mooi lettertype als logo te deponeren, want dat lukt vrijwel altijd. Of anderen dan ook die naam niet meer mogen gebruiken, is discutabel.

Hoewel er vaak wordt gesproken van ‘merkproducten’, kan het merkenrecht niet verhinderen dat mensen de producten als zodanig namaken. Een product is een merkproduct als het merk er op staat. Zolang het merk of logo zelf dus niet wordt overgenomen, is reproductie toegestaan onder het merkenrecht. De eigenaar van het origineel zal op zoek moeten naar een ander intellectueel-eigendomsrecht, zoals octrooi of modelrecht, om dit tegen te kunnen houden.

Een lastige is nog of een tekening of CAD-bestand dat aangeeft hoe een merkproduct geprint moet worden, ook onder het merkenrecht valt. Dat bestand is op zichzelf geen product, lijkt me. En zolang het materiaal maar neutraal wordt aangeboden (dus niet “De grote print-je-eigen-Nikes-site”), lijkt het me lastig zo’n site via het merkenrecht aan te pakken.

Arnoud

3D dinsdag: Het modellenrecht

3d-printed-dewalt-zaag-cc-by.pngWorden 3D-printers de nieuwe Napster? Met die vraag in het achterhoofd bespreek ik elke dinsdag een aspect van het intellectueel eigendomsrecht en waar dat botst met de mogelijkheden van 3D printen. Op basis van deze blogs en jullie feedback daarop wil ik hier uiteindelijk een boek van maken. En natuurlijk publiceer ik dan geen comments van jullie daarin zonder aparte toestemming.

Vorige week besprak ik het octrooirecht, dat technische uitvindingen beschermt tegen namaak en imitatie. Verwant aan het octrooirecht is het tekeningen- en modellenrecht, dat het uiterlijk van producten beschermt. Denk hierbij aan de lijnen, de omtrek, de kleuren, de vorm, de tekstuur of de versiering van een product. Grof gezegd: octrooien gaan over de binnenkant en het modellenrecht over de buitenkant van producten.

Een voorbeeld van een bekend product met een beschermd uiterlijk:

tomtom-modeldepot.png

Dit modellenrecht gaat over het driedimensionale uiterlijk van het product. Ook tweedimensionale aspecten van uiterlijk (zoals een patroon, opdruk of tekening) kunnen onder dit recht vallen – dat zijn dus de ’tekeningen’ uit het tekeningen- en modellenrecht. Ik houd het in deze blog voor het gemak op “modellenrecht”, maar overal waar ik het heb over een model kan het dus gaan om een driedimensionaal ding met een bepaalde vorm als een tweedimensionale versiering van dat ding.

Het modellenrecht zal eerder relevant worden voor 3D printen dan het octrooirecht. Immers, het is veel eenvoudiger het uiterlijk van een product na te maken met een 3D-print dan een bewegende technische constructie. En ja, het in plastic printen van een mockup van een product kán onder het modellenrecht vallen als dat product beschermd is. Ook als het product zelf functioneel is en de mockup niet.

Een product hoeft echter niet functioneel te zijn (iets te doen). Het uiterlijk van een sierproduct zoals een vaas of een schilderijlijst kan prima beschermd worden als model. Ook een onderdeel van een product kan afzonderlijk beschermd zijn. Wel moet dat onderdeel dan bij normaal gebruik zichtbaar zijn. Denk aan een spoiler bij een auto of een custom cover voor de iPhone. Zulke 3D-geprinte covers zijn overigens al te koop bij Apple.

lego.pngEen uiterlijk van een product is beschermd als model wanneer het nieuw is en een eigen karakter heeft. Nieuw wil zeggen “was nog niet gepubliceerd of op de markt”. Dat is redelijk eenvoudig vast te stellen (pak de oude productcatalogi er maar bij). Het eigen-karaktercriterium is lastiger. Juristen gebruiken de toets of “de algemene indruk die bij de gebruiker wordt gewekt” anders is dan wat er in al die oude catalogi te vinden is. Er moet een ‘duidelijk verschil’ zijn met het bekende om een beschermd model te kunnen krijgen. Details kunnen het verschil maken, maar je mag niet alléén naar de details kijken: het moet uiteindelijk een andere totaalindruk zijn.

De hiernaast getoonde lego-boogstenen hebben bijvoorbeeld een verschillende totaalindruk, hoewel ze grofweg dezelfde vorm en structuur (en doel) hebben. Een steen die alleen maar een andere kleur zou hebben, zou geen andere totaalindruk maken. Een steen die dezelfde vorm heeft maar twee noppen breder is, is een twijfelgeval maar ik denk dat die ook geen andere totaalindruk zou maken. Al was het maar omdat je dan het argument krijgt dat de aanpassing alleen functioneel van aard is. En functionele aspecten mogen niet meegewogen worden bij de vraag of sprake is van een nieuwe totaalindruk. Deze behoren onder het octrooirecht beoordeeld te worden.

Het modellenrecht heeft daarmee een lagere grens dan het auteursrecht. Auteursrecht eist een eigen intellectuele prestatie van de maker (voorheen het persoonlijk stempel). De eis van een “eigen karakter” is lager. Die lego-boogstenen zijn nauwelijks een intellectuele prestatie te noemen, maar omdat ze wél een andere totaalindruk maken dan bestaande stenen kunnen ze wel als model beschermd worden. Een ontwerp dat zowel een eigen karakter heeft als een eigen intellectuele prestatie van de maker is, is met zowel een auteursrecht als een modellenrecht te beschermen.

Om een modellenrecht te krijgen, is een aanvraag verplicht. Dit kan zowel bij het Benelux-Bureau voor de Intellectuele Eigendom als bij het Europese Bureau voor de Harmonisatie van de Interne Markt, de instelling met de onwaarschijnlijkste naam in de Europese Unie. Bij deze aanvraag moet een afbeelding van het model worden gedeponeerd. Irritant is daarbij dat geen onderzoek of beoordeling wordt gedaan naar nieuwheid of eigen karakter. Pas als het tot een rechtszaak komt, kan het modellenrecht ongeldig worden verklaard. De inschrijving is vijf jaar geldig, maar kan worden verlengd tot maximaal 25 jaar.

Gedeponeerde modellen kunnen online worden ingezien. Je kunt dus in theorie nagaan of wat je wilt printen beschermd is, maar de praktijk is lastig: hoe zoek je in vredesnaam op uiterlijke kenmerken van producten in een databank met plaatjes? Er zijn classificatiecodes, maar echt over houdt het allemaal niet.

Om het allemaal nog wat lastiger te maken, is er óók een modellenrecht voor niet-gedeponeerde modellen. De eisen hiervoor zijn hetzelfde (nieuw en eigen karakter), maar dit kan pas bij de rechter worden getoetst. Wel is de bescherming voor een niet-gedeponeerd model beperkt tot ontlening, oftewel afkijken. Het toevallig gelijken van twee producten is dus geen inbreuk op het ongeregistreerde modellenrecht. Verder is de beschermingstermijn van niet-gedeponeerde modellen beperkt tot drie jaar vanaf het moment dat het model op de Europese(!) markt is gekomen.

makerbot-fluitje.pngAls een model beschermd is, mogen anderen dat uiterlijk niet gebruiken in hun producten. Ook producten die op ondergeschikte punten afwijken maar geen andere algemene indruk wekken, vallen onder de bescherming en zijn dus verboden. De wet noemt “het vervaardigen, aanbieden, in de handel brengen, verkopen, leveren, verhuren, invoeren, uitvoeren, tentoonstellen, gebruiken of in voorraad hebben” als verboden handelingen. Daarbij is -net als bij octrooien- niet relevant of het ontwerp is afgekeken of dat de gelijkenis toevallig is. Waar het om gaat, is of de algemene indruk van de twee producten is dat ze hetzelfde zijn.

Ook net als bij octrooien zijn “handelingen in de particuliere sfeer en voor niet-commerciële doeleinden” uitgesloten van de bescherming. Een particulier mag dus voor zichzelf beschermde modellen uitprinten en gebruiken, mits hij deze maar niet verhandelt (ook niet aan de buurman). Experimenteren in het kader van het onderwijs (zoals hiernaast waar een werkend fluitje wordt geprint door een groep scholieren) is ook toegestaan. De op school geprinte modellen mogen echter niet worden verhandeld.

Expliciet toegestaan is het maken van een vervangend onderdeel of het repareren van het beschermde product “met de bedoeling het zijn oorspronkelijke uiterlijk terug te geven.” Dit is opgenomen in de wet om te voorkomen dat met een modelrecht de markt voor reserveonderdelen geblokkeerd kan worden. Op deze grond werd in 2010 bijvoorbeeld het maken van vervangende injecteerschijven legaal geacht. De rechter stipte hier tevens de “behoefte aan standaardisatie” aan, iets waarvan de Hoge Raad oordeelde in een zaak over Legosteentjes dat dit een legitieme reden kan zijn voor het namaken van producten.

Een consument die voor eigen gebruik beschermde modellen wil printen en gebruiken, hoeft zich weinig zorgen te maken over modellenrechten. Een bedrijf dat modellen print op bestelling, zal wel voorzichtiger moeten zijn. Zij kan wellicht een beroep doen op die reparatieclausule als het gaat om vervangende onderdelen. Maar of deze clausule ook geldt bij alleen maar alternatieve onderdelen (een nieuw hoesje, een ander kleurtje voor de cover) zal vrees ik alleen na een hele serie rechtszaken worden uitgemaakt.

Er is wettelijk niets geregeld over CAD-bestanden waarmee beschermde modellen via 3D-printen kunnen worden nagemaakt. De wet gaat primair over het verhandelen en gebruiken van producten, niet computerbestanden en blauwdrukken. En dat geldt ook bij een tweedimensionaal model (een tekening): ook dat moet wel op een product aangebracht zijn voordat het tekeningen- en modellenrecht in stelling gebracht kan worden. Er is geen expliciet verbod op “middelen” om een beschermde tekening of model na te maken. De enige escape is hetzelfde als wat BREIN bij het auteursrecht heeft uitgehaald: de algemene regel van onrechtmatige daad (“maatschappelijk onzorgvuldig handelen”) wordt in stelling gebracht om te kunnen verbieden wat de specifieke wet niet verboden heeft. Oftewel: het staat wel nergens maar dit moeten we niet willen met z’n allen.

Arnoud<br/> Foto: 3D geprinte Dewalt-motorzaag door Creative Tools en Solid Edge designtool door Siemens PLM Software, beiden CC-BY 2.0. De navigatie-unit is de TomTom GO 300 (foto van TomTom zelf) met daarnaast een afbeelding uit internationaal modeldepot 000267968-0001. De Lego-gewelfsteen is internationaal model 000183629-0001. De MakerBot-foto komt van Seevic College.

3D dinsdag: Het octrooirecht

3d-printed-dewalt-zaag-cc-by.pngWorden 3D-printers de nieuwe Napster? Met die vraag in het achterhoofd bespreek ik elke dinsdag een aspect van het intellectueel eigendomsrecht en waar dat botst met de mogelijkheden van 3D printen. Op basis van deze blogs en jullie feedback daarop wil ik hier uiteindelijk een boek van maken. En natuurlijk publiceer ik dan geen comments van jullie daarin zonder aparte toestemming.

3D printers en hun mogelijkheden zijn een geweldige technologische innovatie. En als we het over intellectueel eigendom bij innovatie hebben, dan komen we meteen bij octrooien uit. Octrooien (ook wel patenten) zijn namelijk bedoeld om namaak van technische uitvindingen tegen te gaan. Met een octrooi kun je iedereen verbieden de uitvinding na te maken, te verhandelen of in gebruik te hebben.

Er zit wel een belangrijke grens aan het octrooirecht: je kunt alleen optreden tegen bedrijfsmatig of zakelijk gebruik of productie van de uitvinding. Een particulier die je uitvinding namaakt, pleegt per definitie geen inbreuk. Omdat in de meeste gevallen er geprint wordt door particulieren, lijkt het octrooirecht minder van belang. Echter, bedrijven die op bestelling 3D printen, plegen wél inbreuk wanneer ze een geoctrooieerd object printen. Ook als dat door een particulier besteld wordt. De vraag is wel hoe een octrooihouder daar achter komt. Hij zou dan de hele dag naast de printer moeten staan en zien wat er wordt geproduceerd.

Een uitvinding moet in een technologisch vakgebied liggen. Abstracte ideeën, spellen, medische behandelwijzen, computerprogramma ’s en werkwijzen voor het zakendoen zijn in principe uitgesloten van octrooi. (Ja, bij software is er nogal wat gedoe over dat principe.) Voor 3D-objecten lijkt me dit niet vaak een hindernis. Een 3D object dat iets doet, en dus niet puur een ornament of kunstwerk is, voldoet al snel aan de eis van een technologische vinding. Een schakeling, een mechanische constructie of een 3D printer als zodanig: allemaal in principe octrooieerbaar.

Wel moet zo’n uitvinding nieuw en inventief zijn. Oftewel, de uitvinding mag nog niet bestaan en mag geen triviale variatie op het bekende zijn. Dat niet bestaan is nog wel te meten – het is het niet-triviaal zijn waar de problemen beginnen. Want zó moeilijk is het niet om iets erdoor te krijgen als zijnde inventief/niet-triviaal.

De nieuwheid en inventiviteit van een uitvinding wordt afgemeten aan de claims. Deze bevatten een definitie in juridische taal van wat er onder de uitvinding wordt verstaan. Alleen deze definitie bepaalt of sprake is van inbreuk. De titel, het abstract, de figuren en de beschrijving: allemaal heel leuk maar juridisch gezien gaat het om die claims. Wie wel eens een nieuwsbericht over octrooien leest: als octrooigemachtigde kan ik je vertellen dat in 99% van de berichten de journalist alleen de titel of abstract gebruikt om aan te geven waar het octrooi over gaat. Fout dus.

patent-fiets.pngEen octrooi is geldig voor 20 jaar vanaf de dag van aanvraag en kan niet worden verlengd. (Ok ok, er is een trucje met één jaar extra middels een prioriteitsaanvraag en bij octrooi op medicijnen kun je een aanvullend beschermingscertificaat verkrijgen.) Een veel gebruikte truc om hier omheen te komen, is een relatief kleine verbetering octrooieren. Dan heb je weer 20 jaar voor je verbetering, en als die maar interessant genoeg is, wil niemand meer je originele uitvinding gebruiken.

Het grote probleem bij octrooien is echter te weten komen op welke octrooien je inbreuk kan plegen, zodat je die kunt omzeilen. Er zijn octrooidatabanken natuurlijk, maar om daarin met succes iets te kunnen zoeken moet je wel specialist zijn. (Ik ben specialist en vind het nog steeds lastig.) En zo’n vrijgaveonderzoek is cruciaal, want volgens de octrooiwet kun je ook een octrooi schenden als je geen idee had dat het octrooi bestond. Je hoeft niet het originele product of het octrooi bekeken te hebben (zoals bij auteursrecht wel een vereiste is). Iemand die zich 10 jaar in de kelder terugtrekt en een pracht van een klapschaats maakt, pleegt inbreuk op de octrooien die daarop rusten.

Soms worden producten voorzien van aanduidingen als “Patent pending” of “US 1,234,567”. Die geven aan dat er een octrooiaanvraag loopt of dat de producent meent dat zijn patent met nummer 1.234.567 geschonden wordt als je dat product namaakt. Formeel verandert dat niets – zonder die aanduidingen pleeg je óók inbreuk – maar het kan de schadeclaims fors verhogen als je een product met zo’n aanduiding erop namaakt.

Alles bij elkaar kun je bij 3D printen van objecten in theorie zeker tegen octrooien aanlopen, maar ik verwacht dat dat in de praktijk niet snel gaat gebeuren. Particulieren plegen per definitie geen inbreuk, en 3D-printbedrijven doen zó veel verschillende producten dat geen octrooihouder daar effectief toezicht op kan houden. Misschien dat dit probleem aanleiding kan geven voor notice/takedown-achtige wetgeving: een octrooihouder kan dan zijn product en octrooi aanmelden waarna een 3D-printbedrijf hier geen prints meer van mag maken zonder aparte toestemming.

solid-edge-design-3d.pngWaarschijnlijker lijkt me echter dat de CAD-bestanden op de korrel genomen worden. Een CAD bestand vertelt de printer hoe het object opgebouwd moet worden. Op zichzelf is een CAD bestand geen uitvinding maar slechts een blauwdruk, en blauwdrukken vallen niet onder octrooien want het zijn geen concrete dingen.

Er is echter een uitzondering in de octrooiwet: ook het namaken of produceren van “middelen betreffende een wezenlijk bestanddeel” van een uitvinding valt onder het octrooirecht, wanneer die gebruikt gaan worden om vervolgens de uitvinding zelf na te maken. Dit wordt ook wel indirecte inbreuk genoemd. Daarbij is vereist dat de namaker “gezien de omstandigheden duidelijk is, dat die middelen voor die toepassing geschikt en bestemd zijn”. Dit vanwege handige jongens die een geoctrooieerd apparaat namaken en als bouwpakket op de markt brengen.

Niet elk onderdeeltje van een geoctrooieerde uitvinding valt onder de definitie van “wezenlijk bestanddeel”. Het enkele feit dat een item gebruikt kan worden om de uitvinding na te maken, is niet genoeg. Maar waar de grens ligt, is een heel lastige vraag, zoals in het Senseopads-arrest bleek. Specifiek uitgezonderd zijn “algemeen in de handel verkrijgbare produkten”. Daarmee is dus uitgesloten dat een octrooihouder de leverancier van grondstoffen voor 3D-printen (of de printers zelf) aanpakt met als argument dat die zo’n wezenlijk bestanddeel betreffen.

Of een CAD-bestand met louter instructies voor het produceren van de uitvinding hieronder valt, is een open vraag. Tot dusverre zijn er alleen rechtszaken geweest over fysieke onderdelen die al of niet middelen voor inbreuk opleverden. Maar het ligt voor de hand dat als particulieren thuis uitvindingen printen en handelaren alleen printers en grondstoffen verkopen, de aanbieders van CAD-bestanden wegens middellijke inbreuk worden aangesproken. En de positie van CAD-bestandsaanbieders zal ook bij de andere IE-rechten essentieel blijken.

Arnoud<br/> Foto: 3D geprinte Dewalt-motorzaag door Creative Tools en Solid Edge designtool door Siemens PLM Software, beiden CC-BY 2.0. Het octrooi is US 4,502,705 uit 1985 voor een inventieve tandemfiets.