Kun je een e-mailadres meenemen als de dienstverlener stopt?

email-e-mail-elektronische-post-envelopIk had het nieuws ook gemist maar internetprovider Knoware is overgenomen door Telfort en het domein gaat binnenkort uit de lucht. Dat gaf allerlei klachten zo lees ik van mensen die graag hun jarenlange mailadres @knoware.nl willen behouden. Dat “kan niet” volgens de helpdesk. Maar er is kunnen en willen, volgens mij.

Technisch zie ik op zich geen bezwaren. Het doorsturen van mail op adres A naar adres B is een standaardfunctie van mailservers, en als dat eenmaal ingesteld is dan kan dat tot in de eeuwigheid (of het afschaffen van e-mail) gewoon blijven draaien. (Heren en dames mailadmins, mis ik iets?)

Of je het moet willen is vers twee. Je bent afhankelijk van twéé maildienstverleners nu, beiden kunnen spamfilters, storingen en configuratiefouten hebben dan daarmee vergroot je de kans op verloren e-mail. En je hebt dubbele kosten natuurlijk want verlangen dat men grátis een dienst actief houdt, lijkt me niet helemaal redelijk. Maar beiden zouden je eigen keuze moeten zijn.

Alleen wat nu als de dienstverlener er gewoon geen trek meer in heeft, ook niet voor $veel geld? Ik vrees dat je dan gewoon pech hebt.

De wet kent nergens een regel dat een overeenkomst tot dienstverlening eeuwig moet kunnen worden voortgezet als de klant daarom vraagt. Logisch op zich, een bedrijf moet kunnen stoppen zou je zeggen. Zolang alle lopende contractstermijnen worden uitgediend, en er dus tijdig wordt opgezegd, is dat niet meer dan logisch. Het probleem lost zichzelf dan op: in de voorwaarden staat dat het jaarlijks opgezegd kan worden, dus dan heb je een jaar om je voor te bereiden op een overstap.

Toch wringt dit voor mij een beetje. Een e-mailadres is geen onderhoudscontract voor je CV-ketel. Overstappen naar een ander impliceert gedoe welhaast vergelijkbaar met een fysieke verhuizing. En zou het vanwege dát gedoe niet redelijk zijn dat je nog een tijd een forward mag verwachten, of misschien zelfs levenslang?

Arnoud

Een contractswijziging die automatisch een jaarcontract oplevert

stilte-stilzwijgen-verlengen.jpgEen lezer vroeg me:

Een half jaar terug heb ik mijn contract van mijn telecomaanbieder laten wijzigen: een groter en sneller pakket. Heel mooi, maar ik wil nu overstappen naar een nóg betere aanbieder. Dus ik dacht, ik zeg even op (Wet Van Dam immers) maar nu zeggen zij dat ik met die wijziging een nieuw jaarcontract heb afgesloten. Klopt dat? Dat hadden ze dan wel even mogen zeggen!

Dat hadden ze inderdaad wel even mogen zeggen maar in principe kan het. Meestal dan; het hangt af van de voorwaarden. (Deze vraag krijg ik overigens ook over sportscholen en allerlei andere abonnementsaanbieders.)

Een contract wijzigen kan niet zomaar, dat vereist instemming van beide partijen. Die instemming kan in algemene voorwaarden worden opgeëist, maar of dat rechtsgeldig is, is niet 1-2-3 te zeggen. Je mag zeker naar consumenten toe niet zomaar het gehele contract even eenzijdig veranderen via een regeltje in je algemene voorwaarden. Dat staat op de zogeheten zwarte lijst (art. 6:236 sub a BW).

Wat je wél altijd kunt doen, is samen besluiten dat het huidige contract opgezegd wordt en dat je een nieuw contract sluit. Dat hoeft niet eens in de voorwaarden te staan. Je mag namelijk samen álles besluiten over een lopend contract, zelfs als je besluit 100% ingaat tegen wat in dat contract staat. (Als je opschrijft “wij verbieden onszelf dit contract tussentijds op te zeggen” dan wordt het interessant.)

Wel kun je je natuurlijk afvragen of een consument die belt om een pakketuitbreiding, zich bewust is van het feit dat hij een nieuw contract gaat afsluiten. Als hij dat niet is, en de wederpartij had dat moeten weten, dan is verdedigbaar dat er géén nieuw contract is. Voor contractsluiting is namelijk nodig dat je dat wilde.

Sommige dienstverleners regelen het alsnog via de algemene voorwaarden. Zo zit ik zelf bij UPC voor televisie en internet. Zij zeggen in de AV

Voor de nieuwe dienst gaat vanaf de activering een nieuwe minimum looptijd in tegen de tarieven die op dat moment gelden.

Een stukje eerder lees ik de algemenere regel:

Indien een nieuwe looptijd voor digitale tvdienst, internetdienst of telefoniedienst ingaat vanwege een aanpassing of uitbreiding van uw overeenkomst, is de looptijd ten aanzien van het UPC Standaardpakket Radio/TV automatisch verlengd voor dezelfde bepaalde tijd.

Daarmee wordt dus de dienstwijziging geconstrueerd als een wijziging van het huidige contract. Ik denk dat ook dat wel verdedigbaar is, zeker in situaties waarin de basisdienst nódig is om de nieuwe dienst te leveren. Je kunt geen HBO afnemen als je geen digitale tv hebt.

Als je het via zo’n algemene voorwaarde doet, dan hoef je het formeel niet meer te melden. Het ís al gemeld – in die AV. Maar echt netjes is het niet tegenover je klant, want de consequenties zijn voor hem aanzienlijk en de moeite voor jou als provider is klein.

Arnoud

Argh! Waar staan we nu met de Wet Van Dam?

Ok, argh. Heb je net een half jaar besteed aan uitleggen hoe de Wet Van Dam in elkaar steekt en een hoop in paniek geraakte klanten uitgelegd wat er nog wél kan, gaat ineens het hele ding op de schop. Althans, het reparatiewetje is aangehouden vanwege “nieuwe informatie” over de betekenis van de Overgangswet Nieuw BW. En dus gaan alle bedrijven nu roepen dat de Wet Van Dam is uitgesteld.

Om maar met dat laatste te beginnen: nee, dat is niet waar, de Wet Van Dam is en blijft per vandaag van kracht. Een contract met stilzwijgende verlenging dat vanaf nu wordt aangegaan is alleen nog rechtsgeldig als dat na die verlenging op elk moment met een maand kan worden opgezegd. En dus zonder kosten of boetes.

Het discussiepunt zit hem in hoe de wet nu geldt voor al eerder aangegane contracten. Want hoewel Van Dam bij invoering in de memorie van toelichting had gezegd

Deze wijziging voorziet niet in overgangsrecht. Daardoor is deze wijziging ook van toepassing op reeds gesloten overeenkomsten.

werd er in de afgelopen maanden toch flink geroepen dat er wél overgangsrecht geldt. Er is immers de Overgangswet Nieuw Burgerlijk Wetboek, die in 1969 (ja, 69) is aangenomen om de overgang van het ‘oude’ BW naar wat we nu hebben mogelijk te maken. In die wet werd geregeld hoe de nieuwe wet zou uitpakken voor bestaande contracten en andere zaken. Prima, dat was nodig destijds, maar is die wet werkelijk ook geldig voor álle wijzigingen van het BW die na 1969 doorgevoerd werden?

Natuurlijk, roepen alle uitgevers en sportschoolhouders, want die Overgangswet is een essentieel deel van de democratische samenleving. Wij moeten ons immers kunnen voorbereiden op de nieuwe wet, en een rechtsgeldige overeenkomst met eerlijk stilzwijgend gesloten verlenging van een jaar kan toch niet zomaar worden aangetast door een nieuwe wet?

Mijn sarcastische toon maakt wel duidelijk dat ik vind dat dit een onhoudbaar standpunt is. En gelukkig bleek prof. Loos het met me eens toen hij in een gastblog hier schreef

Het lijkt dan ook in strijd met de uitdrukkelijke bedoeling van de wetgever om na de uitgestelde werking van een jaar, aan de uitgevers op basis van het overgangsrecht een extra termijn van een jaar toe te kennen. Het moge zo zijn dat gezien het ontbreken van een aanpassing van art. 191 Overgangswet NBW deze wet zich verzet tegen directe toepasselijkheid van de nieuwe bepalingen van de zwarte en grijze lijst op bestaande abonnementen. Niets verzet zich echter tegen anticiperende interpretatie van art. 6:233 sub a BW. Sterker nog: gezien de onmiskenbare bedoeling van de wetgever lijkt mij een dergelijke anticiperende interpretatie nogal voor de hand liggen.

Van Dam introduceerde vervolgens een reparatiewetje om nog eens expliciet die Overgangswet buiten toepassing te verklaren, maar verwees daarbij uitsluitend naar artikel 191. Dat artikel bepaalt dat je pas een jaar na inwerkingtreding van de wet je kunt beroepen op enige bepaling daaruit voor bestaande contracten. De reparatiewet zou dit artikel uitschakelen, zodat vast zou staan dat je ook bij bestaande contracten de Wet Van Dam kunt inroepen.

Otto Volgenant van Kennedy Van der Laan wees erop dat er óók nog een artikel 79 is, dat zegt dat reeds aangegane verlengingen niet kunnen worden opgezegd met een beroep op de Wet Van Dam. En dat artikel werd dus niet genoemd in de reparatiewet.

Waarom precies Van Dam de reparatiewet nu heeft aangehouden, kan ik niet zeggen. Het plaatst ons nu wel in een lastige situatie.

Enerzijds is goed verdedigbaar dat die expliciete zin uit de memorie van toelichting duidelijk maakt dat er géén overgangsrecht geldt, ook niet op grond van die Overgangswet. Iedereen had dit een jaar geleden kunnen zien aankomen, dus niet meer piepen nu.

Anderzijds was die reparatiewet kennelijk ergens voor nodig, en het openbreken van bestaande stilzwijgende verlengingen is iets waar uitgevers niet op hoefden te rekenen vanwege die overgangswet uit 1969.

Veel bedrijven waren zich al aan het voorbereiden op de Wet, en hebben zelfs hun voorwaarden al aangepast. Ik verwacht niet dat ze dat nu weer terug gaan draaien. Maar er zullen genoeg bedrijven zijn die nu nog hun oude voorwaarden hanteren en dat dus vrolijk in 2012 blijven doen – en mogelijk in 2013 ook nog, met een beroep op die overgangswet.

Buitengewoon frustrerend allemaal. Want ik verwacht niet dat er veel consumenten nu naar de rechter gaan stappen, en de Consumentenautoriteit lijkt in dezen ook niet echt een consumentvriendelijke interpretatie van de wet in te nemen. Grmbl.

Update (1 mei 2014) Gerechtshof ‘s-Hertogenbosch zegt dat de Wet Van Dam wél zou gelden op bestaande overeenkomsten:

Nu de onderhavige overeenkomst dus vóór de inwerkingtreding van deze wet was uitgewerkt, kan de overeenkomst naar het oordeel van het hof niet meer onder de Wet-Van Dam vallen. Dit zou anders zijn indien de overeenkomst tussen partijen nog op 1 december 2011, zijnde de datum waarop de wet in werking trad, voortduurde.

Arnoud

Mogen proefabonnementen nu wel of niet stilzwijgend verlengd worden?

stilte-stilzwijgen-verlengen.jpgEen lezer vroeg me:

Recent werd ik lid van een dienst waarbij je elke dag gratis een proefmonstertje van een schoonheidsproduct toegezonden krijgt. Je moet dan op een website invullen hoe dat bevalt, maar het kost niets. Dacht ik, want in de laatste week las ik het contract nog eens door en op pagina 6 stond dat als ik niet deed, het contract zou worden omgezet in een jaarcontract waarbij de producten ineens wél geld zouden kosten. Ik was nog net op tijd met opzeggen. Maar is dat eigenlijk wel legaal, zo mensen iets gratis beloven en ze dan aan een jaarcontract hangen?

Of proefabonnementen stilzwijgend verlengd mogen worden, is onder de huidige wet onduidelijk. Veel rechtspraak lijkt van mening dat stilzwijgende omzetting van een proefabonnement niet redelijk is, maar een uitgemaakte zaak is het niet. Meestal verliest de abonnementsgever het omdat de omzetting te zeer verstopt is om bindend te zijn, of omdat de spelregels wel héél eenzijdig zijn opgesteld (“als u niet binnen 3 werkdagen na het eerste product van de 12 een notariële akte laat beteken door een deurwaarder die Feng Shui-gecertificeerd is, wordt het abonnement omgezet in een jaarcontract”).

Met de Wet Van Dam komt daar per 1 december verandering in. Proefabonnementen van dag-, nieuws, weekbladen en tijdschriften mogen niet langer automatisch tot verlenging leiden maar dienen na de proeftijd automatisch te eindigen. Het stilzwijgend omzetten van zo’n proefabonnement staat op de zwarte lijst: zo’n beding is dus altijd te vernietigen, ongeacht de reden waarom het bedrijf dit beding zou willen gebruiken. (Wel mag men natuurlijk vrágen of u het proefabonnement beviel en of u door wilt gaan, dat is geen stilzwijgende verlenging.)

Voor proefabonnementen in andere gevallen (bv. wekelijkse toezending van beautyproducten of een betaalwebsite) geldt dat zij wél stilzwijgend verlengd mogen worden. Echter, na stilzwijgende verlenging gelden de gewone regels uit deze nieuwe consumentenwet: de consument mag deze elke dag opzeggen, met een opzegtermijn van maximaal een maand.

En eventjes commercieel: met onze Wet Van Dam-generator maak je snel en voor slechts 45 euro algemene voorwaarden die Van Dam-conform zijn én rekening houden met bovenstaande regel over proefabonnementen.

Arnoud

Per wanneer geldt de wet-Van Dam voor bestaande contracten?

Op 1 december treedt de “wet-Van Dam” in werking: contracten en abonnementen mogen niet meer stilzwijgend verlengd worden met een jaar. Als een contract na 1 december stilzwijgend verlengd wordt, geldt daarbij een opzegtermijn van één maand. Dit zal veel stof doen opwerpen, met name wat er gebeurt met bestaande contracten die nog vermelden dat er met een jaar verlengd wordt.

In deze gastbijdrage licht professor Marco Loos, hoogleraar Privaatrecht, in het bijzonder Europees consumentenrecht, aan de Universiteit van Amsterdam, toe waarom de wet-Van Dam óók per 1 december geldt op bestaande contracten.

Update (2 oktober) Zoals beloofd: onze factsheet over de Wet Van Dam met concrete uitleg over de nieuwe regels over stilzwijgende verlenging.

Na langdurige parlementaire behandeling treedt vanaf 1 januari 2012 de zogenaamde wet-Van Dam in werking.1 Deze wet beoogt de stilzwijgende verlenging van lidmaatschappen van verenigingen, abonnementen en overige overeenkomsten aan banden te leggen. De wet is het resultaat van een initiatief-wetsvoorstel van het kamerlid Van Dam en het voormalig kamerlid Crone.2

De inwerkingtreding van de nieuwe wet is voorwerp van uitgebreide bespreking gebleken. Artikel III van de wet bepaalt dat de wet met ingang van de eerste dag van de dertiende kalendermaand na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin zij wordt geplaatst. De wet is opgenomen in het Staatsblad van 30 november 2010. De dertiende kalendermaand na die datum is december 2011. Dat zou betekenen dat de wet vanaf 1 december 2011 in werking treedt.3 De wet bevat verder geen uitdrukkelijke bepaling over de toepasselijkheid ervan op bestaande overeenkomsten.

Dat lijkt mee te brengen dat het overgangsrecht bepaald wordt door de Overgangswet NBW.4 Met betrekking tot het lidmaatschap van verenigingen bepaalt art. 45 Overgangswet NBW dat ten aanzien van op het moment van inwerkingtreding al bestaande verenigingen, de wet niet van toepassing is op feiten die zijn voorgevallen voordat 3 jaren zijn verstreken na de inwerkingtreding. Ten aanzien van de algemenevoorwaardenregeling bepaalt art. 191 Overgangswet NBW dat afdeling 6.5.3 BW op algemene voorwaarden die op het tijdstip van inwerkingtreding van de wet reeds door een partij in haar overeenkomsten wordt gebruikt, pas van toepassing wordt nadat een jaar is verstreken na de inwerkingtreding van de wet. Hetzelfde geldt voor al bestaande algemene voorwaarden die na de inwerkingtreding van de wet worden gewijzigd.

Naar verluid stelt het Ministerie van Veiligheid en Justitie zich op het standpunt dat deze bepalingen ook van toepassing zijn op de Wet-Van Dam.5 Art. 45 Overgangswet NBW heeft, zo deze bepaling al van toepassing is op de te vermelden informatie, feitelijk geen betekenis, omdat moeilijk denkbaar is dat de voor nieuwe leden wel van 1 december 2011 verplicht te vermelden informatie afgeschermd zou kunnen worden voor oude leden.

Dat ligt anders voor bestaande abonnementen: als de Overgangswet inderdaad van toepassing zou zijn, betekent dat voor al gesloten overeenkomsten een beding waarmee een abonnement op een tijdschrift stilzwijgend verlengd wordt met meer dan 3 maanden, nog tot en met 30 november 2012 niet zonder meer verboden is.6 Als de algemene voorwaarden van de uitgever bijvoorbeeld bepalen dat het abonnement jaarlijks op 1 september stilzwijgend met een jaar wordt verlengd, is dat beding in 2012 nog effectief. Pas bij de nieuwe verlenging, per 1 september 2013, gaat het dan om een onredelijk bezwarend beding (art. 6:236 sub p BW).

De vraag rijst of de toepassing van de bepalingen van de Overgangswet in dit geval wel juist is. Dat is niet het geval wanneer de nieuwe wet (hier: de Wet-Van Dam) zelf regelt wat het overgangsrechtelijke regime is, want dan gaat die regeling natuurlijk als lex specialis voor. Artikel III van de Wet-Van Dam gaat uitdrukkelijk uit van uitgestelde werking met ruim een jaar. Daarmee lijkt verdedigbaar dat het artikel niet alleen de inwerkingtreding regelt, maar ook ter vervanging van het overgangsrecht dient. Is dat het geval? De artikelgewijze toelichting bij het oorspronkelijke wetsontwerp lijkt in eerste instantie op het tegendeel te wijzen. Deze stelt letterlijk:

“Deze wijziging voorziet niet in overgangsrecht. Daardoor is deze wijziging ook van toepassing op reeds gesloten overeenkomsten.”7

De toepassing van de wet op bestaande overeenkomsten is echter wel degelijk voorwerp van discussie geweest. In het oorspronkelijke wetsvoorstel werd bepaald dat de wet in werking zou treden “met ingang van de eerste dag van de derde kalendermaand na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin zij wordt geplaatst.”8 De Raad van State stelde daarop dat het wetsvoorstel in die vorm gebruikers van algemene voorwaarden slechts twee tot drie maanden de gelegenheid laat tot aanpassing. De Raad vervolgt:

“Nu de looptijd van overeenkomsten als de onderhavige veelal een jaar is, en nu artikel 191 Overgangswet Nieuw BW het Nieuw BW (eerst) na een jaar van toepassing verklaarde op algemene voorwaarden die ten tijde van de inwerkingtreding waren overeengekomen, adviseert de Raad de termijn tot een jaar te verlengen, dan wel een overgangsbepaling in de Overgangswet Nieuw BW op te nemen waarmee wordt voorzien in een overgangsperiode van een jaar.”9

In reactie daarop hebben Crone en Van Dam

“het wetsvoorstel zodanig aangepast, dat voorzien is in een overgangstermijn van een jaar.”10

In de aangepaste Memorie van Toelichting wordt het aangepaste Artikel III als volgt toegelicht:

“Deze wijziging voorziet niet in overgangsrecht. De wet zal namelijk in werking treden met ingang van de eerste dag van de dertiende kalendermaand na de uitgifte van het Staatsblad waarin zij wordt geplaatst. Dit geeft betrokkenen een jaar de tijd om zich aan de nieuwe bepalingen aan te passen, hetgeen overgangsrecht overbodig maakt.”

Met de gewijzigde datum van inwerkingtreding hebben Crone en Van Dam ” op advies van de Raad van State ” dus aan de gebruikers van algemene voorwaarden een termijn van een jaar willen geven om hun algemene voorwaarden aan de nieuwe wettelijke regeling aan te passen. Dit uitgangspunt is vervolgens tijdens de parlementaire behandeling van het wetsvoorstel ook niet bestreden.

Het lijkt dan ook in strijd met de uitdrukkelijke bedoeling van de wetgever om na de uitgestelde werking van een jaar, aan de uitgevers op basis van het overgangsrecht een extra termijn van een jaar toe te kennen. Het moge zo zijn dat gezien het ontbreken van een aanpassing van art. 191 Overgangswet NBW deze wet zich verzet tegen directe toepasselijkheid van de nieuwe bepalingen van de zwarte en grijze lijst op bestaande abonnementen. Niets verzet zich echter tegen anticiperende interpretatie van art. 6:233 sub a BW. Sterker nog: gezien de onmiskenbare bedoeling van de wetgever lijkt mij een dergelijke anticiperende interpretatie nogal voor de hand liggen.

Noten<br/>

  1. Wet van 26 november 2010, houdende wijziging van Boek 2 en Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek (stilzwijgende verlenging en opzegtermijn bij lidmaatschappen, abonnementen en overige overeenkomsten), Stb. 2010, 789.
  2. Voorstel van wet van de leden Crone en Van Dam houdende wijziging van Boek 2 en Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek (stilzwijgende verlenging en opzegtermijn bij lidmaatschappen, abonnementen en overige overeenkomsten), Bijl. H.TK. 2005-2006, 30520, nrs. 1-3.
  3. Deze datum lijkt te berusten op een fout bij het Ministerie van Veiligheid en Justitie. Volgens kabinetsbeleid kan wet- en regelgeving in beginsel slechts op twee momenten in het jaar in werking treden: op 1 januari en op 1 juli. Bedoeling hiervan is het voorkomen van overmatige administratieve lasten voor het bedrijfsleven, zie Bijl. H.TK. 2006″2007, 29 515, nr. 181. De Staatssecretaris van (toen nog) Economische Zaken heeft de indiener van het wetsvoorstel verzocht eraan mee te werken dat de wet op een van die data in werking zou treden, zie Bijl. H.TK. 2009″2010, 30 520, nr. 18, p. 6. De indiener van het wetsvoorstel heeft in reactie op vragen van de Eerste Kamer laten weten hieraan mee te willen werken door een gerichte plaatsing in het Staatsblad, zie Bijl. H.EK. 2009″2010, 30 520, nr. C, p. 6. Met de aanvaarding van het wetsvoorstel door de Eerste Kamer op 5 oktober 2010 en de formele ondertekening van de wet door het staatshoofd op 26 november 2010 leek de gewenste datum van inwerkingtreding ook geen probleem op te zullen leveren. Door de plaatsing van de wet in het Staatsblad van 30 november 2010 in plaats van het eerstvolgende nummer van het Staatsblad is de datum van inwerkingtreding echter 1 december 2011 in plaats van 1 januari 2012 geworden.
  4. Wet van 3 april 1989, Stb. 1969, 167, zoals nadien gewijzigd.
  5. Zie ook de door B. Wessels, “Overgangsrecht in ontwikkeling”, NTBR 2001/1, p. 44, geciteerde opmerkingen in de brief van het Ministerie van (thans) Veiligheid en Justitie van 11 mei 1999: “De Ow bestrijkt (uiteraard) aanvullingen van de Boeken 3-8. De Ow bestrijkt echter ook wijzigingen van reeds bestaande bepalingen uit deze Boeken.

  6. Het is uiteraard niet uitgesloten dat een dergelijk beding bij toetsing aan de open norm van art. 6:233 sub a BW alsnog onredelijk bezwarend wordt geoordeeld.
  7. Bijl. H.TK. 2005″2006, 30 520, nr. 3, p. 6.
  8. Zie art. III van het oorspronkelijke ontwerp, Bijl.H.TK. 2005″2006, 30 520, nr. 2.
  9. Bijl. H.TK. 2005″2006, 30 520, nr. 4, p. 5.
  10. Idem.

Deze bijdrage is ontleend aan een eind dit jaar te verschijnen redactioneel artikel voor het Tijdschrift voor Consumentenrecht en handelspraktijken.

Stilzwijgende verlenging van een proefabonnement, mag dat?

Regelmatig krijg ik vragen over proefabonnementen op van alles en nog wat (maar opvallend vaak websites voor volwassenen). De term “proefabonnement” wekt de indruk dat je gedurende een korte tijd het gebodene mag uitproberen, en daarna kunt beslissen of je verder wilt. Maar in de praktijk staat er vaak in de kleine lettertjes dat zonder tegenbericht het proefabonnement wordt omgezet in een volledig en betaald abonnement. En dat lijkt toch meestal niet te kunnen, zo blijkt uit de rechtspraak die ik vond.

Veel rechtspraak lijkt van mening dat stilzwijgende omzetting van een proefabonnement niet redelijk is. Zo oordeelde de rechtbank Alkmaar bij herhaling dat

Het zogeheten Try-out Membership wordt uitdrukkelijk gepresenteerd als een korte, gratis proefperiode. Bij een dergelijk abonnement hoeft de geïnteresseerde in het algemeen niet erop bedacht te zijn dat wanneer niet binnen de looptijd van dit proefabonnement wordt opgezegd een vast doch niet kosteloos abonnement wordt aangegaan.

In een andere zaak vernietigde de rechtbank Utrecht de algemene voorwaarden die stilzwijgende verlenging bepaalden, omdat deze onredelijk bezwarend waren (mede omdat je per aangetekende brief moest opzeggen). Hetzelfde in een andere zaak waarbij de indruk werd gewekt dat het proefabonnement op zich stond en daarmee de wederpartij erop mocht vertrouwen dat er geen sprake was van verlenging.

De kantonrechter in Eindhoven deed in 2006 (9 maart 2006, zaaknr. 423665, rolnr. 10534/05, niet gepubliceerd) hetzelfde in zeer scherpe bewoordingen:

4.3 In aanmerking genomen echter dat de eerste tien dagen een proeftijd zijn is de voorwaarde van automatische verlening onredelijk bezwarend.<br/> 4.4 Immers: met die voorwaarde maakt Lis het zichzelf gemakkelijk, zonder daar een rechtens te beschermen belang bij te hebben: van zo’n belang is althans niet gebleken. Daartegenover is het de klant juist moeilijk gemaakt; die moet maar zien dat hij het nodige doet om het abonnement op tijd opgezegd te krijgen, terwijl hij toch het rechtens te beschermen belang heeft dat hem niet als hij even niet oplet, en dus ongewild, een voortzetting van het abonnement aangesmeerd wordt.<br/> 4.5 Ten overvloede wordt overwogen dat de uitkomst van het gegeven oordeel in overeenstemming is met het proeftijdkarakter van de eerste tien dagen. Een proeftijd is bedoeld om de gunst van de klant te winnen; daarbij past dat de aanbieder vervolgens moeite doet om een contract te bemachtigen; niet dat de klant moeite moet doen een contract te voorkomen.

De rechtbank Rotterdam vond een try-outmembership van één maand dat omgezet werd in een jaarabonnement (Platinum Membership) echter niet onredelijk. Daarbij werd vooral gekeken naar de grijze en zwarte lijsten, die verlenging van meer dan een jaar en opzegtermijnen van meer dan drie maanden verbieden. Dat is niet helemaal zoals het hoort: een voorwaarde kan ook onredelijk zijn zonder dat deze op de grijze of zwarte lijst staat.

Props nog voor rechtbank Zwolle die een onredelijk geacht omzettingsbeding vernietigde en expliciet niet vertaalde naar iets dat wellicht wel redelijk zou zijn:

Voor conversie, waarmee een dergelijk beding niet nadelig hoeft uit te pakken voor degene die zich van zo’n onheus beding bedient, behoort geen plaats te zijn. Daarom is het gehele verlengingsbeding vernietigbaar en behoeft [gedaagde] niets te betalen.

Wie onredelijke bedingen schrijft, behoort als straf het gehele beding kwijt te raken en niet een geconverteerd of redelijk alternatief te mogen hanteren. Update (14 februari 2013) het Hof van Justitie bepaalt dat conversie of reductie van vernietigde algemene voorwaarden inderdaad niet is toegestaan.

Een verlenging kan ook worden vernietigd als de opzegprocedure niet duidelijk is (zie ook deze en deze zaken over de wettelijk verplichte bevestiging):

Omdat [eiseres] niet heeft gesteld dat in maart 2002 de door haar overgelegde algemene voorwaarden via het internet te verkrijgen waren en [gedaagde] onweersproken heeft gesteld en heeft aangetoond dat de door hem overgelegde algemene voorwaarden wel via het internet zijn verkregen, houdt de kantonrechter het ervoor dat de door [gedaagde] overgelegde algemene voorwaarden van toepassing waren en derhalve aan [gedaagde] onvoldoende duidelijk is gemaakt op welke wijze hij zijn proefabonnement kon opzeggen. Hieruit volgt dat [eiseres] er ten onrechte vanuit is gegaan dat, omdat geen opzegging van [gedaagde] werd ontvangen, een abonnement (Platinum Membership) van één jaar tot stand is gekomen.

Wel moet je meteen reageren na je eerste factuur. In 2003 liet een man het op de incassoprocedure aankomen en ging onderuit:

Het had op de weg van [gedaagde] gelegen om, nadat hij de eerste factuur van ” 150,00 ontving, na te gaan waarom hij deze verschuldigd was. [gedaagde] heeft dit kennelijk niet gedaan en pas in november/december 2002 na incassomaatregelen actie ondernomen. Dit was te laat, zoals hierna blijkt.

In 2012 zal dit allemaal een stuk duidelijker worden. Het wetsvoorstel-Van Dam dat stilzwijgende verlenging aan banden legt, bevat namelijk ook een verbod op stilzwijgende verlenging van proefabonnementen. Op de zwarte lijst van algemene voorwaarden zal dan komen te staan

[een beding] dat in geval van een overeenkomst met beperkte duur tot het geregeld ter kennismaking afleveren van dag-, nieuws-, weekbladen en tijdschriften leidt tot voortzetting van de overeenkomst.

Bovendien zou áls er al verlengd mocht worden, die verlenging per maand opgezegd mogen worden.

Arnoud

De kwijtgeraakte opzegmail

Bij webhostingtalk.nl las ik over een webhostingbedrijf dat eiste dat je per e-mail je mededeling van opzegging moest doen. Dat roept natuurlijk de vraag op: wat nou als het bedrijf vervolgens meldt de mail niet gehad te hebben? Heb je dan opgezegd of niet?

Opzeggen van een overeenkomst kan normaal op elke manier (brief, fax, mail, sms, rooksignalen) zolang je er maar voor zorgt dat de wederpartij je mededeling van opzegging ontvangt. Veel bedrijven nemen in hun algemene voorwaarden regels op over hoe zij die opzegging willen hebben, en dan ben je als wederpartij verplicht die methode te gebruiken. Bij contracten met consumenten geldt daarbij wel de beperking dat men niet méér mag eisen dan een aangetekende brief, maar bij contracten tussen bedrijven onderling mag zo’n beetje elk ritueel worden voorgeschreven.

Als een bedrijf een bepaalde opzegmanier voorschrijft, en die manier blijkt een bepaald risico te hebben dat het bericht niet aankomt, dan zou ik zeggen dat dat bedrijf daarvan de gevolgen moet dragen. Het alternatief zou namelijk zijn dat het bedrijf gewoon achterover kan leunen en claimen dat ze nooit wat gehad hebben (“sorry uw rooksignalen hebben wij nooit gezien, het was wat bewolkt hier”). Dat lijkt mij in strijd met de redelijkheid en billijkheid.

Wel moet je als wederpartij kunnen bewijzen dat je de mail verzonden hebt. Bewaar dus altijd kopieën van dergelijke mails, en cc ze als het even kan naar een extern adres (bv. je administrateur). Dat is een eenvoudige manier om wat extra bewijs te genereren.

Arnoud

Mijn provider factureert per drie maanden vooruit, mag dat?

Een lezer wees me erop dat diverse providers niet per maand maar per kwartaal factureren. Zo staat in de UPC voorwaarden:

UPC kan per maand, kwartaal of andere termijnen factureren, afhankelijk van de dienst en het product.

Sinds juli 2009 hebben we artikel 7.2a Telecommunicatiewet, dat regelt hoe een internet- of telefoniecontract met een consument opgezegd kan worden. Kort gezegd: als het abonnement voor onbepaalde tijd is, dan mag je op elk moment opzeggen. Als het abonnement voor bepaalde tijd is, dan mag je na de eerste verlenging steeds per maand opzeggen.

Hiervan mag niet in algemene voorwaarden worden afgeweken, dus als zo’n contract drie maanden opzegtermijn hanteert dan is dat gewoon ongeldig en blijft één maand opzegtermijn gelden.

Dit artikel sluit echter niet uit dat je een verlenging voor langere termijn dan één maand krijgt. Op zich is het dus legaal om iemands contract per jaar of kwartaal te verlengen – mits hij er maar per maand vanaf kan. Heb je vooruit betaald voor perioden van na de opzegging, dan moet je dat geld terugkrijgen. Maar ik zie niet hoe je kunt verbieden dat je per drie maanden moet betalen.

Arnoud

Domeinnaam opgezegd; toch in rekening gebracht

Een lezer schreef me:

Ik was klant bij een ISP die aankondigde te stoppen met haar bedrijf. Ik had daar een aantal domeinnamen, maar na een kritische blik besloot ik deze maar gewoon te laten verlopen want ik deed er eigenlijk niets meer mee. Ik heb toen in het beheerpaneel de .nl’s, .com’s etc op Niet Verlengen gezet, in de veronderstelling dat ze daarmee automatisch zouden verlopen nadat men haar activiteiten zou stopzetten. Echter, enige tijd later bleek een ander bedrijf de klanten overgekocht te hebben, en toen kreeg ik ineens een rekening van het nieuwe bedrijf dat mijn domeinnamen in haar systeem had geïmporteerd. Maar ik had ze toch op “niet verlengen” gezet?

Het is op zich mogelijk dat een contract wordt overgenomen als een bedrijf ermee stopt. Daarmee gaan alle rechten en plichten over naar die koper. Aparte toestemming is daarvoor niet nodig, hoewel consumenten bij zo’n overname het recht hebben het contract op te zeggen als het wordt overgenomen. Maar bij bedrijven kan dit, mits het maar in het contract staat.

Dit betekent dus dat de domeinnamen blijven bestaan tot het einde van de normale periode. Ze mogen niet verlengd worden, want dat had de vraagsteller aangegeven. Dus een rekening lijkt me niet de bedoeling.

Ik vermoed dat de koper simpelweg een lijst met domeinnamen heeft gekregen, en niet alle informatie uit dat beheerpaneel overgenomen heeft. Dat is erg slordig. Dat paneel was de door de oude provider aangewezen manier om een domeinnaamcontract op te zeggen of te verlengen. En de nieuwe provider moet daar dan naar kijken voordat hij rekeningen gaat sturen.

Ik zou ze dus zeggen: ik heb op dd/mm deze domeinen via het beheerpaneel bij oude ISP X op “niet verlengen” gezet en daarmee gemeld de overeenkomst op te willen zeggen. Dat was de aangewezen manier, dus dat had u moeten lezen of navragen. Dat u dat niet gedaan hebben, moet voor uw rekening komen (3:37 lid 3 BW).

Arnoud

Stilzwijgende verlenging aan banden gelegd?

Lidmaatschappen en abonnementen kunnen binnenkort niet meer stilzwijgend verlengd worden, meldde Nu.nl donderdag. Een initiatiefswetsvoorstel van PvdA-Tweede Kamerlid Martijn van Dam heeft als doel die praktijken sterk aan banden te leggen. Het voorstel moet nog door Tweede en Eerste Kamers, maar er zit in ieder geval schot in. Een goede zaak lijkt mij. Volgens onderzoek van Maurice de Hond ergert 54% zich aan jaarlijkse stilzwijgende verlenging en heeft 40% een abonnement waar men eigenlijk al vanaf had gewild.

Update: (6 juli) Let op, dit wetsvoorstel is nog niet in werking! Er is wel een speciale regeling voor internet- en telefoniecontracten, maar die geldt niet voor sportscholen, tijdschriften. Daarbij is dus nog geen snelle opzegmogelijkheid!

Update: (3 september) het wetsvoorstel is nu door de Tweede Kamer heen maar treedt op zijn vroegst pas in 2011 in werking.

Update: (25 oktober 2011) de wet treedt per 1 december 2011 in werking. Lees onze factsheet en veelgestelde vragen voor meer informatie. Of genereer passende voorwaarden voor uw bedrijf.

Het gaat om wetsvoorstel 30520. Concreet komen de voorgestelde maatregelen op het volgende neer:

  • Op de zwarte lijst van verboden algemene voorwaarden (6:236 BW) komt een verbod op stilzwijgende verlenging of vernieuwing met meer dan drie maanden, behalve als het contract wordt omgezet in een contract voor onbepaalde tijd.
  • Op de grijze lijst van vervelende maar niet per se verboden algemene voorwaarden (6:237 BW) komt een bepaling over contracten die langer dan een jaar lopen. Deze moeten per maand opzegbaar zijn.
  • Op de grijze lijst komt verder een verbod op opzegtermijnen die langer zijn dan een jaar.
  • op de zwarte lijst komt verder een verbod op het eisen dat mensen aangetekend op moeten zeggen. Wie elektronisch een contract aangaat, moet dat elektronisch kunnen opzeggen.

Je hebt dus als leverancier van diensten aan consumenten straks nog maar een beperkte keuzevrijheid. Je kunt je klant hooguit houden aan een stilzwijgende verlenging van drie maanden. Het enige alternatief is het contract voor onbepaalde tijd laten aangaan, waarbij een opzegtermijn van 1 maand geldt.

Bij ISPam maakt men zich zorgen over wat dit kan betekenen voor hosters (naast het specifieke verbod voor telecomcontracten). Ook zij leveren vaak contracten met stilzwijgende verlenging. Een terecht punt is wat er gaat gebeuren met domeinnamen die door particulieren worden geregistreerd: die contracten gaan per jaar, maar dat mag niet meer.

Persoonlijk vind ik dit wel een goede oplossing. Je kunt moeilijk van consumenten verwachten dat ze van elk contract bijhouden wanneer het afloopt. Hoewel ik ook wel wat had gezien in een informatieplicht: jaarlijkse verlenging zou dan alleen mogen als het bedrijf tijdig een brief stuurt om je daarop te wijzen en meteen aan te geven hoe je mag opzeggen. Wat zouden jullie het liefst hebben?

Arnoud