Hoe verwijder je sneller maar wel eerlijk ongewenste content van internet?

Voor mensen die geconfronteerd worden met onrechtmatige content op het internet is het moeilijk om deze snel verwijderd te krijgen, zo opent het WODC in een nieuwsbericht over deze lastige problematiek (via). 15 procent van de Nederlanders heeft direct of indirect ervaring met schadelijke, en mogelijk onrechtmatige, content die hen persoonlijk raakt, zoals bedreigingen, privacy-inbreuken en wraakporno. Daarvan overweegt slechts 1,4 procent juridische stappen te zetten. Het WODC deed onderzoek naar oplossingen voor dit probleem die óók recht doen aan de positie van de plaatser en de tussenpersoon.

Het onderzoek is uitgevoerd door het Instituut voor Informatierecht als onderdeel van het speerpunt van de Minister voor Rechtsbescherming om de positie van slachtoffers van onrechtmatige uitingen op het internet te verbeteren. De kern van het probleem is natuurlijk dat er nooit één partij is die je gewoon met één rechtsgang aanspreekt, zoals je zou doen wanneer iemand op een zeepkist gaat staan en wat over jou gaat roepen. Er zijn vele routes met voor- en nadelen, zoals dit schema uit het onderzoek laat zien:

(klik voor schema)

Er zijn enerzijds procedurele routes die snel, laagdrempelig en schaalbaar zijn, en anderzijds procedures die optimale rechtstatelijke waarborgen bieden. Een combinatie van al deze kwaliteiten in één procedure lijkt uitgesloten, aldus het rapport. Dat vind ik ook niet gek gezien de verschillende partijen en hun belangen in dit proces.

Wat voor mij met name wringt, is de lage waarborgen bij de notice&takedown procedure, die voor mij toch de eerst aangewezen stap zou moeten zijn. Snel en effectief, en volgens de wet inclusief een beoordeling door de tussenpersoon die de notice krijgt of de eis wel terecht is. Maar daar gaat het dus vaak mis:

Dit alles bijeengenomen maakt dat mogelijk veel rechtmatige en toegestane uitingen verwijderd worden. Vervolgens wordt degene die de vermeend onrechtmatige content geplaatst heeft, niet altijd de mogelijkheid geboden zich te verdedigen of zich na verwijdering te verzetten. Ook bleek uit de bovenstaande uiteenzetting over de transparency reports dat het nog zeer moeilijk is zicht te krijgen op het daadwerkelijk functioneren van de Notice and Takedown-procedures van de verschillende grote internetdiensten.
Een belangrijke factor is daarbij dat veel takedowns automatisch plaatsvinden. Dat komt denk ik met name omdat dat het goedkoopste en snelste is, en vanuit de Amerikaanse achtergrond het meest logisch: onder de DMCA Notice & Takedown procedure is het weghalen na klacht de verplichte stap, en pas daarna ga je de discussie voeren. Die discussie verzandt vaak in standaardantwoorden, maar het materiaal is dan al weg. Eigenlijk moet de discussie inhoudelijk worden gevoerd (“nee, dit was legitieme kritiek” bijvoorbeeld) vóórdat de tussenpersoon besluit het materiaal weg te halen. Maar als je systeem gebouwd is volgens de Amerikaanse norm, dan gebeurt dat dus niet.

Hoe moet het dan wel? Het rapport doet een aantal voorstellen. Allereerst het verder normeren en codificeren van Notice and Takedown-procedures en het daarvoor geldende afwegingskader, bijvoorbeeld dus door expliciet op te schrijven dat een takedown niet automatisch op klacht mag gebeuren. Een simpele verbeterstap daarbij is providers verplichten op duidelijke en eenvoudige manier te publiceren hoe een takedown verzoek gedaan kan worden en wat er dan gebeurt, iets dat nu al geldt als best practice bij hostingproviders. Een experimentele opzet bij de kantonrechter (een soort supersnelrecht) vond ik ook een hele leuke, dan heb je wel gerechtelijke toetsing maar heel laagdrempelig. Hierbij speelt natuurlijk wel dat je vervolgens dan ook snel het vonnis bij de tussenpersoon uitgevoerd moet kunnen krijgen.

Het rapport gaat niet in op wat volgens mij een hele belangrijke factor is: de anonimiteit en daarmee onbereikbaarheid van de plaatser van de content. Logisch gezien de scope, maar wel meteen een sterk complicerende factor. Tegelijk besef ik ook dat een plaatser vaak internationaal kan zijn, zodat de naam en woonplaats weinig toevoegen.

Arnoud

Een rechtbank mag providers (en dus ook Facebook) tot notice en *stay* down verplichten

Het Hof van Justitie in Luxemburg heeft bepaald dat er geen EU-regels zijn die zich verzetten tegen een verplichting voor hostingproviders als Facebook om commentaren te verwijderen die sterk gerelateerd zijn aan eerdere onwettig verklaarde commentaren. Dat las ik bij Tweakers. Nogal een omweg om te zeggen dat rechters providers kunnen verplichten om onrechtmatig verklaarde inhoud ook werkelijk down te hóuden, bijvoorbeeld door met filters te herkennen dat iets vrij sterk lijkt op eerder, geweerd commentaar. Maar ze moesten wel, want er is geen EU-regel die letterlijk zegt dat rechters dit mogen doen. Daarmee is eindelijk een grondslag gekomen voor wat in het jargon notice and stay down heet; je hoeft niet apart een procedure te voeren over iedere repost met een toegevoegde komma of een zin “hear hear” er boven geplakt.

Wanneer iemand een onrechtmatige uiting plaatst op een platform zoals een website of een Facebookpagina, kun je een klacht indienen bij de beheerder. Die moet dan (als de klacht evident juist is) de uiting weghalen. Dat is notice & takedown zoals we dat al bijna 20 jaar kennen. Maar vaak speelt dan het probleem dat die content dan weer opnieuw wordt geplaatst door een ander, eventueel met kleine aanpassingen zodat het niet direct opvalt. Dan moet je als klager dus wéér aan de bak en die hele notice&takedown procedure doorlopen.

In een Oostenrijkse zaak had de eisende partij (dus de klager) tegen Facebook geëist dat deze stay down maatregelen zou nemen om een smadelijk bericht blijvend offline te houden. De rechter aldaar vond het belangrijk genoeg om dit aan het Hof van Justitie voor te leggen, dat dus niet alleen bevestigt dat die maatregelen er moeten komen maar ook dat de rechtbank mag vonnissen dat dat wereldwijd gevolg moet hebben.

En dus dat het ook moet gelden voor inhoudelijk grofweg dezelfde teksten. Dit omdat je anders nog steeds aan de gang blijft; iedere trol weet dat je een komma weg kunt halen of een zin toevoegen en dan een simpel algoritme kunt omzeilen. Het gaat alleen niet zo ver dat ieder bericht van gelijke strekking automatisch geweerd moet worden, ik denk echt dat het beperkt is tot tekstuele aanpassingen op het bericht, zeg maar even als we het plagiaat zouden noemen. Dit omdat de reden achter deze uitspraak is dat een verbod op herpublicatie niet te eenvoudig omzeild moet worden. Een volledig nieuwe tekst valt sowieso niet onder dat verbod, immers.

Bijzonder is nog dat het Hof expliciet zegt dat de rechter zo’n verbod ook wereldwijd mag opleggen. Althans, dat niets in het Europese recht zegt dat dat niet mag. Een paar weken terug zei het Hof nog wat anders bij het vergeetrecht. Maar het verschil is dat in die zaak de Europese wetgever vrij duidelijk niet aangedurfd had om een wereldwijd vergeetrecht aan te nemen. Bij dit soort klachten is er überhaupt weinig Europees recht, landen mogen dus zelf uitzoeken of zo’n vonnis wereldwijde werking mag hebben. Daarom kan de Europese rechter daar geen uitspraak over doen.

Arnoud

Fair use moet je meewegen bij een notice/takedownverzoek

Een Youtube-gebruiker die een video van haar dansende baby online zette en werd aangeklaagd door het platenlabel van zanger Prince heeft een slag gewonnen in haar auteursrechtenzaak, las ik bij Nu.nl. In 2007 uploadde zij een video van 29 seconden van haar peuter die danste op het liedje Let’s go crazy van Prince. Youtube haalde de video echter weg toen men een DMCA takedownclaim kreeg van Universal Music Group, omdat deze ongeautoriseerde publicatie inbreuk op auteursrechten zou zijn. De rechtbank in hoger beroep oordeelt nu dat dit onterecht was: Universal had rekening moeten houden met ‘fair use’ voordat zij de claim deed.

Het gebeurt zeer, zeer regelmatig dat rechthebbenden verzoeken doen om materiaal weg te laten halen dat hun werk bevat, terwijl er toch op zijn minst een begin van een argument is dat dit gebruik een citaat, parodie of Amerikaansrechtelijk ‘fair use’ oplevert. Denk aan een remix van een muziekwerk, een flits uit een film in een commentaar of zoals hier een achtergronddeuntje bij een toevallige opname.

Jarenlang is het argument geweest dat zo’n fair use-verweer niet relevant is. De wet zegt immers alleen, als je als rechthebbende een schending ziet, kun je dat werk laten weghalen. Is men het daar niet mee eens, dan kan men een tegenclaim indienen waarin eventuele fair use-bezwaren worden onderbouwd. Dat had wisselend succes, zeker als een rechthebbende gewoon bleef zeggen “volgens ons is het inbreuk”. Veel mensen lieten het er dan bij zitten, want een rechtszaak over zo’n situatie is het geld niet waard.

Deze uitspraak maakt de zaak wat lastiger voor rechthebbenden. Het Hof zegt namelijk dat men bij het opstellen van de claim al direct moet nadenken over fair use, en dat het verboden is om claims in te dienen wanneer dat niet is gebeurd. Dat is niet hetzelfde als “je mag geen claim indienen als fair use in theorie mogelijk is” of “je mag geen claim indienen totdat je fair use volledig weerlegd hebt”. De eis uit de wet is dat men “in good faith” oftewel te goeder trouw mocht denken dat de video de rechten van Universal schond. En dat betekent:

Universal faces liability if it knowingly misrepresented in the takedown notification that it had formed a good faith belief the video was not authorized by the law, i.e., did not constitute fair use.

In dit geval was duidelijk dat Universal in het geheel niet had nagedacht over fair use; in hun visie was dat immers iets dat pas bij de tegenclaim of bij de rechter überhaupt een issue kon zijn. Dat is dus fout, aldus het Hof, je moet als rechthebbende wel íets van een evaluatie doen voordat je een claim indient. Dus laat maar zien, Universal, waaruit blijkt welke evaluatie je hebt gedaan.

Intrigerend is nog dat het Hof vervolgens opmerkt dat het best mogelijk moet zijn zo’n evaluatie te automatiseren. Als je automatisch werken kunt herkennen (en erover klagen) dan kun je vast ook iets inbouwen waardoor je automatisch kunt zeggen “dat zou fair use kunnen zijn, skip”. Code as law, dus.

Ik ben alleen heel benieuwd hoe dat eruit moet gaan zien. Het punt van fair use is namelijk dat het geen simpel trucje is. Er zijn vier factoren:

  1. Het doel en karakter van het gebruik, inclusief de vraag of het gebruik commercieel is of educatief en non-profit;
  2. De aard van het beschermde werk;
  3. De omvang en de scope van het overgenomen deel in verhouding tot het beschermde werk als geheel; en
  4. Het effect van het gebruik op de potentiële markt voor of waarde van het beschermde werk.

Je kunt dus niet zeggen “minder dan 30 seconden dus fair/meer dan 30 dus unfair”. Alle vier de factoren moeten worden langsgelopen. Lengte en commerciële intenties wegen mee maar bijvoorbeeld óók hoe transformerend jouw gebruik van het werk is. Letterlijk het hele werk herpubliceren voor geldelijk gewin is zelden fair use, een nauwelijks herkenbaar fragmentje in een privéfilmpje vrijwel altijd.

Maar misschien zijn er toch shortcuts te verzinnen. Het gaat immers niet om een algoritme dat fair use bewijst of weerlegt, maar om een algoritme waarmee je te goeder trouw kunt zeggen “fair use is onwaarschijnlijk, takedown die hap”. Het Hof suggereert dat dat bijvoorbeeld kan door te kijken welk deel van het werk is gebruikt: hoe kleiner het deel, hoe groter de kans op fair use. Ook kun je kijken naar de website, staan er advertenties op of wordt er toegang tot het werk verkocht? (Ik ben benieuwd welke jullie nog zouden weten.)

In ieder geval is het niet meer mogelijk om gewoon botweg te zeggen “ons algoritme detecteert een fragment dat van ons is, takedown die hap”. En dat is alvast een heel stuk winst.

Arnoud

Automatische auteursrechtaansprakelijkheidsclaims

computer-says-no.jpgMicrosoft eist Google-ban op BBC, Wikipedia en Bing, meldde Webwereld maandag. Het bedrijf had via automatisch gegenereerde DMCA notice/takedownberichten de verwijdering geëist van zo’n vijf miljoen webpagina’s, volgens TorrentFreak omdat deze het getal “45” bevatten dat kennelijk iets met Windows 8 te maken heeft. Eh, oeps.

Het idee achter de DMCA was een simpel wettelijk systeem te bieden waarmee rechthebbenden materiaal kunnen laten weghalen dat in strijd is met hun auteursrechten. Omdat ze in Amerika houden van duidelijke regels, was het nogal zwartwit opgezet: een rechthebbende klaagt over een publicatie, de site moet het offline halen maar mag wel de gebruiker informeren. En als die stelt dat de klacht onterecht is, dan moet het teruggezet en dan mogen gebruiker en rechthebbende samen bij de rechter gaan klagen. Omdat iedereen alles on penalty of perjury moet verklaren, en je niet willens en wetens valse claims mag indienen, zit het systeem wel snor met misbruik.

Dacht iedereen. Want de laatste jaren is de volautomatische blokkade sterk in opmars. Het was dus eigenlijk afwachten totdat we een keer zo’n foutje zouden zien als dat van Microsoft. En het zal de laatste keer ook niet zijn. Omdat het op internet wemelt van de illegale uploads, is het niet zo gek dat rechthebbenden met grof geschut gaan schieten en niet elke keer een advocaat in bloed veertien pagina’s plus kopie identiteitsbewijs van een tekenbevoegde directeur willen laten aanleveren. Oh sorry, ik ben weer even cynisch over hoe dat mooie idee van beperkte aansprakelijkheid voor internetdienstverleners compleet is mislukt.

Een aanverwant recent voorbeeld is Youtube. Deze videosite heeft volautomatische herkenning van muziek met hun ContentID algoritme. Als dit algoritme in een upload muziek herkent die bekend staat als beschermd, dan wordt de audiotrack weggehaald. En herkende video’s worden zelfs compleet verwijderd.

Na veel kritiek over de onduidelijke klachtprocedure die hierbij hoort, had Youtube recent haar systeem aangepast. Kort gezegd wordt een tegenklacht (van de gebruiker) automatisch teruggestuurd, waarna de rechthebbende óf zijn keutel moet intrekken óf een formele DMCA notice moet indienen met dus dat “op straffe van meineed” verklaren dat je zeker weet dat de videouploader fout zit.

Leuk bedacht, maar gaat het écht werken? Want de eerste uploader die daadwerkelijk een klager aanpakt wegens meineed in die verklaring moet ik nog tegenkomen. De bewijslast is namelijk hoog: men moet willens en wetens een valse klacht hebben gedaan. Niet alleen maar “er valt over te twisten of die video mocht”, maar “er was geen twijfel dat die video wel mocht”. En omdat ze in de VS de vage open norm van fair use hanteren, is er eigenlijk áltijd wel een twistpuntje van te maken.

Dat, en het feit dat in de triviale gevallen de claim gewoon juist is (en we ook allemaal wéten dat er vele juiste claims tussen zitten) maakt dat er weinig tot geen incentive is om iets te gaan doen aan dit systeem. Dus we hobbelen gewoon nog een paar jaar rond, met regelmatig weer een leuk relletje over de Marslanders wiens livestream offline gehaald worden of dergelijke flauwekul, maar niemand die een wetswijziging gaat bepleiten waar we wat aan hebben. En ja daar word ik écht cynisch van.

Arnoud

EBay moet filteren op inbreukmakende advertenties

oreal-ebay.jpgHet langverwachte arrest in L’Oréal/Ebay over merkenrechtelijke aansprakelijkheid van exploitanten van online marktplaatsen als eBay, zo noemde Boek 9 het. Het Hof van Justitie bepaalt dat eBay aan te spreken is wanneer haar gebruikers illegale import of namaakproducten verkopen via de wereldwijde elektronische marktplaats, mits eBay ‘actief’ betrokken is bij plaatsen of optimaliseren van de advertentie. De rechtbank kan een site als eBay vervolgens verplichten proactief te filteren op dergelijke advertenties.

Op de marktplaats van eBay werden L”Oréal producten verkocht, waaronder producten die van buiten de EU waren geïmporteerd plus monstertjes die ooit gratis waren uitgedeeld door erkende handelaren. Het Hof oordeelt dat dergelijke handel merkinbreuk is – ook die monstertjes, want die waren nooit echt “op de markt” gebracht. Een merkhouder moet daar dus tegen op kunnen treden. Wel wordt daarbij de beperking aangebracht dat een particulier die iets in de verkoop doet, niet aangesproken kan worden. Pas als uit volume, frequentie of andere kenmerken blijkt dat de handel buiten de sfeer van een privéactiviteit valt, kan er überhaupt sprake zijn van merkinbreuk.

Op zich niet heel verrassend, maar het ging natuurlijk om de vraag of je ook de marktplaatshouder eBay mag aanspreken in die gevallen. Kort gezegd: ja.

Het Hof formuleert een strenge norm, maar erkent wel het principe dat een beheerder van een elektronische marktplaats aangesproken kan worden voor advertenties geplaatst door gebruikers. Advertenties bij eBay kunnen worden verboden door merkhouders wanneer

die advertentie het de normaal geïnformeerde en redelijk oplettende internetgebruiker onmogelijk of moeilijk maakt om te weten of genoemde waren afkomstig zijn van de merkhouder of een economisch met hem verbonden onderneming, dan wel, integendeel, van een derde.

Het is dus niet zonder meer verboden om te adverteren dat je L’Oréal producten verkoopt. Wel verboden is de indruk wekken dat je een band hebt met L’Oréal. Ook verboden is producten te koop aanprijzen die niet met toestemming van de merkhouder in de EU op de markt zijn gekomen.

Dit kan dus betekenen dat eBay moet optreden bij advertenties voor L’Oréal producten als daarbij onvoldoende duidelijk is waar de producten vandaan komen of wat de adverteerder met L’Oréal te maken heeft. En nee, een disclaimertje “zelf gekocht, geen banden met Oreal” is echt niet genoeg daarvoor.

Net als Google is eBay in principe tussenpersoon voor de advertenties die haar gebruikers plaatsen. Zij slaat gegevens op voor haar gebruikers en geeft die door (in een mooi template) wanneer mensen daarom vragen. Maar wanneer eBay “een actieve rol heeft waardoor hij kennis heeft van of controle heeft over die gegevens” bij het doorgeven, dan is ze méér dan hostingprovider.

Het Hof ziet die actieve rol onder meer in advies over “de wijze waarop de verkoopaanbiedingen worden getoond te optimaliseren of deze aanbiedingen te bevorderen”. Dit lijkt in lijn met wat we in Nederland al hebben gezien: sites als Mininova of 123video die zelf uploads categoriseren of de kwaliteit controleren, werden geen rol als tussenpersoon gegund. Oftewel: wie modereert, aanvaardt aansprakelijkheid voor de inhoud. Ik blijf erbij dat dit onacceptabel is: wie adequaat modereert, mag niet aansprakelijk worden voor het er toch nog tussendoor geglipte.

Verder wijst het Hof er nog op dat eBay moet optreden wanneer ze kennis heeft van onrechtmatige advertenties. Dat is natuurlijk bekend uit de notice&takedown procedures die iedere zichzelf respecterende site moet hebben. Maar notice&takedown is niet de enige manier om op de hoogte gesteld te worden. Ook wanneer de beheerder een onwettige activiteit of informatie ontdekt na een op eigen initiatief verricht onderzoek, moet hij optreden. En dat haakt weer in op die actieve rol: een site die advertenties screent, moet dus echt optreden als ze wat zien.

Wanneer eBay weet van inbreuk, kan ze daarnaast door de rechter worden verplicht om niet alleen deze inbreuk te verwijderen of blokkeren maar ook om nieuwe gelijksoortige inbreuken te voorkomen. Jaja, preventief filteren dus. Of NAW-gegevens afgeven, want ook dat kan een plicht worden onder deze omstandigheden. Wel moet er nog een belangenafweging plaatsvinden (Promusicae-arrest, zoals bij ons al eerder in het Lycos/Pessers-arrest bepaald). Maar het Hof laat doorschermen dat professionele handelaren daar weinig van moeten verwachten: hun adres moet al bekend zijn op grond van de e-commercewetgeving, dus afgifte aan een merkhouder met een klacht is eigenlijk altijd wel terecht.

Dat preventief filteren betekent niet dat advertenties het woord “l’Oréal” niet meer mogen bevatten. Een algemeen permanent verbod om op die marktplaats producten van dat merk te koop aan te bieden, is in strijd met de Richtlijn. Bovendien zou het betekenen dat ook legitieme tweedehands of import van binnen de EU niet meer geadverteerd kan worden, en dat is natuurlijk niet de bedoeling.

De grote vraag voor mij nu: wat voor filter kun je implementeren dat inbreukmakende advertenties weert maar legitieme advertenties laat staan? Verder dan blokkeren van een identieke kopie (witruimte negerend bij de vergelijking) van een verboden advertentie, kom ik niet. Jullie wel?

Arnoud

Waarom verwijdert Google zoekresultaten op grond van de DMCA?

dmca-removed.pngEen lezer vroeg me wat het betekende als hij bij een Google-zoektocht het volgende tegen komt:

Als reactie op een klacht die we hebben ontvangen in het kader van de Amerikaanse DMCA (Digital Millennium Copyright Act), hebben we 1 resulta(a)t(en) van de pagina verwijderd. Indien gewenst, kunt u op ChillingEffects.org de DMCA-klacht lezen op basis waarvan de resultaten zijn verwijderd.

De DMCA is het stuk van de Amerikaanse auteurswet waarin de regels over aansprakelijkheid voor tussenpersonen opgenomen zijn. Kort gezegd is een tussenpersoon niet aansprakelijk voor auteursrechtschendingen mits ze maar materiaal verwijderen nadat daar een legitiem uitziende klacht over komt. Daarna moet men de plaatser informeren, en als deze stelt dat de klacht onjuist is, moet het materiaal weer terug. Dit heet notice en takedown (en wij hebben ook zoiets natuurlijk).

Iedere tussenpersoon die zijn aansprakelijkheid wil beperken, moet een DMCA procedure hebben. Ook Google heeft een DMCA procedure. Google gaat daarbij echter nog een stapje verder. Elke DMCA klacht die ze ontvangen, wordt doorgestuurd naar www.ChillingEffects.org, waar deze wordt gepubliceerd. Zo kan iedereen nalezen wie de klacht indiende en waarom. Doel hiervan is chilling effects oftewel zelfcensuur tegen te gaan, omdat er nu geen stiekeme weghaalacties meer mogelijk zijn.

En ja, Google kan aansprakelijk zijn voor inbreukmakende inhoud die ze in zoekresultaatpagina’s laten staan. In theorie dan, want dit is nog nooit getest bij een Amerikaanse rechter.

In Nederland zou zo’n Chilling Effects-site misschien geen gek idee zijn. Alleen krijg je dan wel meteen boze advocaten die met hun auteursrechten gaan zwaaien, dus je zult een stevige terugblafdienst moeten hebben. Plus, bij ons kun je ook over andere zaken dan auteursrechten klagen in een notice-en-takedownprocedure, en bij bijvoorbeeld een smaad- of privacyzaak is publicatie van de klacht misschien minder gepast.

Arnoud

Politie vraagt verwijdering opruiende tekst, mag dat wel?

politie-verzoek-verwijderen-bevelDe Nationale Recherche eist dat Publicintelligence.net stopt met het publiceren van het magazine Inspire, meldde Webwereld gisteren. De site zou opruiende informatie publiceren, die volgens de KLPD tegen de wet is. Als de publicatie niet vrijwillig gestaakt wordt, zal de server offline gehaald worden, dreigt de brief. Alleen: dat mag de politie helemaal niet.

In de takedownbrief (stijlloze spiegel) is te lezen dat het gaat om een magazine “Inspire” dat opruiende inhoud gerelateerd aan Al-Qa’ida zou hebben. Dergelijke inhoud kan strafbaar zijn, als deze concreet aanzet of oproept tot geweld. In 2007 werd een vrouw veroordeeld voor opruiing omdat ze had gelinkt naar vergelijkbare teksten.

Zoals al bij de Crimesite-zaak van januari aan de orde kwam: de politie mag niet vrijwillig vragen om dingen te verwijderen of af te geven. Haar bevoegdheden (en die van het OM) zijn geregeld in de strafwet, en ze moeten daar gebruik van maken. Vrijwillig vragen om iets dat ze niet mogen vorderen botst daarmee. Dat blijkt onder meer uit een arrest uit 2007 van de Hoge Raad. (Toegegeven, dat ging om persoonsgegevens en niet om publicaties, maar het gaat om het principe.)

In dit geval is de enige grondslag artikel 54a Strafrecht, dat de Officier van Justitie (na machtiging van de rechter-commissaris) de bevoegdheid geeft verwijdering te eisen. De politie heeft géén bevoegdheid om dit te doen. En wat ze niet mag vorderen, mag ze ook niet vragen. Terecht dan ook dat hostingpartij EuroVPS weigert de site te sluiten.

Arnoud

Zonder aangifte geen takedown

politie-bordje-logo-aangifte-bureau.jpgToevallig las ik het laatst op webhostingtalk.nl maar ik zie het veel vaker bij hosters: er komt een klacht binnen over content van een klant, en die wordt afgewezen omdat er geen aangifte is gedaan. Pas als er een aangifte ligt, is de provider bereid de klacht te onderzoeken.

Met alle respect: dat is echt niet de juiste manier van werken.

Iedereen kan aangifte doen van een vermeend misdrijf en de politie is verplicht dat op te schrijven. Een agent toetst daarbij niet of het in de aangifte verklaarde ook juist is. Een aangifte is dus geen bewijs dat iets echt zo is, laat staan dat een overheidsinstantie dat onderzocht heeft. Het enige dat je dus krijgt op die manier zijn mensen die zelf overtuigd zijn van hun gelijk of die bereid zijn te liegen onder ede (plus dat ze een agent kunnen overtuigen dat ‘ie echt moet gaan typen).

De eis voor een provider is dat deze optreedt als de klacht onmiskenbaar juist is. Bij die inschatting is aangifte niet nodig. Een vonnis van een rechter natuurlijk wel: als de rechter het zegt, dan is het juist en dan moet het weg. Maar een aangifte (of een dagvaarding) is slechts de bewering van één partij en daarmee op zichzelf niet genoeg.

Hoofdregel is dat je moet uitgaan van het materiaal zoals het daar staat, plus de feitelijke informatie (voor zover verifieerbaar) uit de klacht. In twijfelgevallen vraag je de klant om input, en die neem je dan ook mee. Omdat je alleen onmiskenbaar juiste klachten moet weghalen, zou er niet veel informatie op tafel moeten liggen zodat het allemaal overzichtelijk blijft. Sterker nog, mijn vuistregel is dat als er tientallen mails met bijlagen komen het meteen niet meer onmiskenbaar is en de provider dus de klacht kan afwijzen.

En ja, dat betekent dat je als provider op de stoel van de rechter moet gaan zitten om te oordelen of er sprake is van een legale of illegale uiting. Dat is een lastige positie, maar je moet er toch echt gaan zitten. Zeggen “wij doen niets zonder aangifte” of zelfs “pas na een vonnis halen wij weg” is te passief.

Arnoud

Adverteren bij Google voor tweedehands merkproducten mag

portakabin-primakabin-adwords.pngAdverteren bij Google voor tweedehands merkproducten mag, zolang je advertentie maar duidelijk is over jouw relatie tot de merkhouder. Dat blijkt uit het Europese arrest C-558/08 in de Portakabin/Primakabin-zaak (via) waarover onze eigen Hoge Raad vragen had gesteld. Het Hof van Justitie komt nu met nadere regels over wanneer de uitzonderingen op het merkrecht opgaan bij advertenties gekoppeld aan de merknaam als zoekwoord.

Na het onlangs gewezen arrest Google/Vuitton doet het Europese Hof nu ook uitspraak over de Portakabin/Primakabin-zaak. Hier stonden de advertenties van het bedrijf Primakabin centraal. Zij adverteerde voor “gebruikte portakabins”, wat na een sommatie van Portakabin veranderd werd in “gebruikte Portakabin units”. Tot aan de Hoge Raad werd doorgeprocedeerd of dit wel mocht, en die verwees de zaak door naar het Europese Hof omdat merkenrecht nu eenmaal Europees geregeld is.

Het Europese merkrecht kent grofweg twee redenen om een merk te gebruiken: om te verwijzen naar de soort, kwaliteit, bestemming etcetera van het eigen product en om te adverteren met een legitiem op de markt gebracht product. Bij ‘soort, bestemming etcetera’ moet je denken aan een vermelding “Past in de Philips THX1138 stofzuiger”.

In het arrest wordt de regel bevestigd uit het Google/Vuitton-arrest: advertenties met merknamen erin (of gekoppeld aan merknamen) zijn gewoon keihard merkinbreuk als “de normaal geïnformeerde en redelijk oplettende internetgebruiker” niet meer kan zien of er een band is tussen de adverteerder en de merkhouder.

Daarna besluit het Hof dat die verwijzings-uitzondering in principe niet kan opgaan bij advertenties bij zoekmachines. Er is normaal geen reden om te verwijzen naar andermans product – tenzij je dus stofzuigerzakken voor de Philips THX1138 stofzuiger wilt verkopen. De rechter moet dit van geval tot geval onderzoeken, maar moet daarbij voorop stellen dat het gebruik niet toegestaan.

Een verkoper kan wél adverteren met merknamen als hij gewoon legaal verkregen merkproducten wil doorverkopen. Dit is al decennia vaste rechtspraak: het merkrecht is ‘uitgeput’ wanneer de merkhouder zelf het product in Europa op de markt brengt. Anderen mogen dat dan doorverkopen, en mogen ook reclame maken met de merknaam in hun advertenties over dat doorverkopen. (Je zou zeggen dat dat logisch is maar er is vele malen tot aan dit Europese Hof over geprocedeerd, want volgens merkhouders is tweedehands doorverkoop toch wel een schandalig stukje piraterij en merkmisbruik.)

Als je die vaste rechtspraak doortrekt naar advertenties, dan wordt de hoofdregel

dat de houder van een merk een adverteerder niet kan verbieden om, op basis van een zoekwoord dat gelijk is aan of overeenstemt met dat merk en dat deze adverteerder zonder toestemming van die houder heeft geselecteerd in het kader van een zoekmachineadvertentiedienst op internet, reclame te maken voor de wederverkoop van tweedehands waren die oorspronkelijk door de merkhouder of met zijn toestemming onder dit merk in de EER in de handel zijn gebracht

Natuurlijk zijn daar uitzonderingen op. Als de merkhouder een “gegronde reden” heeft, dan mag hij nog steeds bezwaar maken.

Het Hof noemt een aantal voorbeelden van wanneer er zo’n gegronde reden is:

  • als de advertentie de reputatie van het merk ernstig schaadt;
  • als de adverteerder de indruk wekt dat er een economische band bestaat tussen hem en de merkhouder, bijvoorbeeld door te suggereren dat hij tot het distributienet van de merkhouder behoort (geautoriseerd dealer is);
  • als de adverteerder de merkproducten van hun merkaanduiding ontdoet (“debranding”) en er zijn eigen merkje opplakt.

Daar staat tegenover dat er níet meteen al sprake is van een gegronde reden als

  • je de merknaam combineert met het woord “gebruikt” of “tweedehands”
  • <li>de reclame jouw imago versterkt ("sjonge, hij verkoopt Dior, nou dan zal het wel een goeie zijn")</li>
    
    <li>je ook andere (tweedehands of nieuwe) producten verkoopt, tenzij die andere producten "het imago dat de houder voor zijn merk heeft weten te creëren" ernstig zou kunnen schaden (dus geen Dior parfum tussen de vuilniszakken)</li>
    

Ik zou dus zeggen dat hieruit volgt dat je mag adverteren met merkproducten die je tweedehands verkoopt, als

  1. je die producten legaal in Europa ingekocht hebt,
  2. je er netjes bij meldt dat ze tweedehands of gebruikt zijn als dat zo is,
  3. je je eigen bedrijfsnaam noemt in de advertentie,
  4. geen bijdehante of dubbelzinnige opmerkingen opneemt die suggereren dat je toestemming hebt van de merkhouder, en
  5. je de merknamen en logo’s op het product niet gaat overplakken.

In het kader van de giecheltoets: “wettelijk geautoriseerd dealer” noemen en dan zeggen “van de wet ben ik geautoriseerd om te dealen in tweedehands producten” mag dus niet.

Heel verrassend is dit arrest niet, maar het is goed om het zo op een rijtje te hebben staan want zoals gezegd willen merkhouders nog wel eens over de rooie gaan omdat iemand hun merkproducten durft door te verkopen en dat nog waagt te adverteren ook.

Arnoud

Merkinbreuk door AdWords: adverteerders wel, Google niet

Daar zijn we dan: het langverwachte Adwords-arrest, meldt Boek9.nl. Naar aanleiding van een Franse rechtszaak heeft het Europese Hof van Justitie nu eindelijk uitsluitsel gegeven in haar arrest C-236/08 tot en met C-238/08. Kort gezegd: Google pleegt geen merkinbreuk als mensen adverteren op merknamen, maar moet wel ingrijpen als de merkhouder een klacht indient over een inbreukmakende advertentie. Adverteerders zijn zelf wel aansprakelijk voor merkinbreuk bij de advertenties die ze opgeven.

Centraal stond hier de vraag of je Adwords mag kopen op merknamen als je daarmee concurrerende producten wilt aanprijzen, en in het bijzonder als je daarmee “authentieke namaak” wilt verkopen.

Hoofdregel is volgens het Hof dat je wel degelijk een merknaam gebruikt in de zin van het merkenrecht als je advertenties laat verschijnen bij zoekresultaten (SERPs) waarbij de merknaam als zoekopdracht is opgegeven. Dat geldt echter alleen voor de adverteerder zelf, en niet voor Google.

Het feit dat iemand zorgt voor de technische voorzieningen die nodig zijn voor het gebruik van een teken, en daarvoor wordt vergoed, betekent immers niet dat degene die deze dienst verleent, zelf het teken gebruikt.

Dat is een belangrijke conclusie, omdat Google nu niet op grond van het merkenrecht kan worden aangesproken als er een inbreukmakende advertentie verschijnt bij Google-zoekresultaten.

De adverteerder loopt dus wel een risico: als zijn advertentie afbreuk doet aan wat juridisch de “herkomstaanduidingsfunctie” heet, dan pleegt hij merkinbreuk. Die herkomstaanduidingsfunctie is in feite waar het merkenrecht om draait; het doel van een merk is dat mensen het merkproduct kunnen onderscheiden van andere producten. Wie kort gezegd dat doel doorkruist, pleegt merkinbreuk. Daarvan is sprake wanneer

de advertentie het voor de normaal geïnformeerde en redelijk oplettende internetgebruiker onmogelijk of moeilijk maakt om te weten of de waren of diensten waarop de advertentie betrekking heeft, afkomstig zijn van de merkhouder of een economisch met hem verbonden onderneming

Zo’n internetgebruiker kan zich vergissen, aldus het Hof, wanneer hij een advertentie ziet verschijnen nadat hij een merknaam heeft ingetoetst. Het is immers logisch dat zo’n advertentie het merkproduct betreft. Daarom moet de merkhouder kunnen verbieden dat advertenties van derden worden weergegeven waarvan internetgebruikers ten onrechte kunnen denken dat zij van de merkhouder afkomstig zijn.

Ook als de advertentie duidelijk is dat er niet zo’n band is, kan er sprake zijn van merkinbreuk. Dat is het geval als de adverteerder “zo vaag blijft over de herkomst van de betrokken waren of diensten” dat die internetgebruiker uit de advertentie niet kan opmaken of de adverteerder een derde is of gelieerd aan de merkhouder.

Er is dus ruimte om te adverteren op merken, maar je zult het wel absoluut duidelijk moeten maken wie jij bent en wat je relatie tot de merkhouder is. Daarover zullen nog wel de nodige processen worden gevoerd. Eén ding staat al wel vast: de “authentic fakes”-advertenties mogen niet, hoe duidelijk je ook bent over het nep zijn van de producten.

Omgekeerd is het niet genoeg om van merkinbreuk te spreken zodra andere mensen gaan bieden op het merkwoord om daar Adwords-advertenties mee te laten verschijnen. Dit valt onder de “reclamefunctie” van het merk, wat inhoudt gebruik “als element ter bevordering van de verkoop of als handelsstrategisch instrument”. De merkhouder moet dan misschien meer betalen om zijn eigen advertenties bovenaan te laten komen, maar daarmee staat nog niet vast dat sprake is van merkinbreuk.

Als laatste oordeelt het Hof nog dat de Adwords-dienst van Google onder het beschermingsregime voor internettussenpersonen (providers) valt. Deze geldt voor dienstverleners die informatie van anderen (hier: advertenties en bijbehorende trefwoorden) opslaan en vertonen. Zij zijn niet aansprakelijk als ze geen controle op de inhoud of doorgifte hebben. En dat doet Google niet, aldus het Hof: zij selecteren niet zelf welke advertenties waar komen te staan, dat doen de adverteerders – die geven de trefwoorden op en betalen een bedrag dat bepaalt hoe hoog ze scoren. Daarmee is Google slechts een passief doorgeefluik en dus niet aansprakelijk. Ze hoeven dus alleen advertenties te verwijderen als de merkhouder ze wijst op het inbreukmakend karakter daarvan. En Vuitton kletst uit haar nek als ze zegt dat het Hof “denies Google the status of hosting services provider”.

Arnoud