Mag een provider Sedo-advertentiepaginas neerzetten op klantensites?

sedo-parking.pngEen lezer schreef me:

Een site die ik zo af en toe bezoek had vanochtend opeens een “Pagina niet beschikbaar” melding. Dat kan, de site zal wel over haar datalimiet heen zijn of zo. Maar de provider had er allemaal advertenties van Sedoparking eronder geparkeerd, dus ik kon gelijk doorklikken naar allerlei schaarsgeklede dames en andere fraaie onderwerpen die niets met die site te maken hadden.

Mag een hosting provider dit zomaar doen? Het zal ongetwijfeld rechtmatig zijn dat je bij overschrijding van het verbruik de pagina blokkeert maar om dan er maar advertenties met een compleet andere (expliciete) inhoud op te zetten waarvan de inkomsten (if any) ongetwijfeld gewoon naar de hosting provider vloeien is natuurlijk een andere zaak. Nog maar afgezien van potentiële imagoschade door de expliciete content.

Een provider is inderdaad gerechtigd een site te blokkeren (“op zwart” te zetten) wanneer de voorwaarden van het hostingcontract worden overtreden. Er moet dan wel iets komen te staan als mededeling aan bezoekers, al was het maar “Site gesloten ivm overschrijding dataverkeer”. Daar is niets mis mee.

Soms zie je ook dat zo’n site dan wordt doorgeleid naar de homepage van de provider. Ik vind dat al dubieus eerlijk gezegd: als bezoeker kom ik voor die site, niet voor de provider. Als in het winkelcentrum de boekhandel die ik zoek gesloten is, wil ik ook niet meteen doorlopen naar de supermarkt een verdieping lager.

Het lijkt me echt niet kunnen om een pornopagina of zelfs maar een ‘gewone’ Sedo-parkeerpagina met advertenties neer te zetten in de plaats van een website van een klant. Daar is geen enkele rechtvaardigingsgrond voor. Het is de site van de klant en niet van de provider. De site mag op zwart, er mag een zakelijke waarschuwingstekst bij maar geld verdienen met zulke advertenties kan echt niet door de beugel.

Arnoud

Executiegeschil over al of niet gemaild domeinnaamverhuisformulier

Executiegeschillen. Het klinkt pijnlijker dan het is, hoewel je er als rechter liever niet te veel mee te maken krijgt. Dit zijn geschillen over de tenuitvoerligging of executie van een eerder vonnis. Oftewel: doet hij wel op tijd wat hij moest, en zo niet heb ik dan recht op dwangsommen? Afhankelijk van hoe het vonnis is geformuleerd en hoe hard Murphy toesloeg bij de uitvoering, kan dat tot heel complexe situaties leiden. Maar soms doen partijen zelf ook nodeloos moeilijk, zoals ik tussen de regels opmaak in dit vonnis over de overdracht van een domeinnaam.

In de eerdere zaak (zo te zien niet gepubliceerd – grom) was de eigenaar van een domeinnaam veroordeeld om de domeinnaam naar de andere partij over te dragen. Of, beter gezegd: “binnen 24 uur na betekening van dit arrest al datgene te doen wat nodig is om [nieuwe eigenaar] bij SIDN als enige rechthebbende geregistreerd te laten zijn”. Het arrest was van 9 maart, en op 10 maart stuurde de domeinnaamhouder een mail naar de andere partij met het door hem ingevulde SIDN-formulier voor de houderwijziging. Even tekenen en dan kon dat door naar SIDN. Alleen: daar kwam geen reactie op. Op 16 maart werd nagebeld, en de mail bleek niet te zijn aangekomen.

Vervolgens ontstond er enige discussie over of dat formulier nog wel gebruikt kon worden, want er stond immers 10 maart onder de handtekening en dat zou 16 maart moeten zijn. (“Antedateren” schijnt iets heel stouts te zijn maar in deze context zie ik het probleem niet – en de rechter ook niet trouwens: “Voor zover [nieuwe eigenaar] vreesde zich schuldig te maken aan antedatering, had zij dit immers eenvoudig kunnen oplossen door op het formulier bij haar ondertekening de datum 16 maart 2010 te noteren.”)

Uiteindelijk loste de domeinnaamhouder het zelf op met een ’truc’: hij deed zich zich via een derde-provider voor als de verkrijger van de domeinnaam en autoriseerde zo de overdracht. Niet netjes maar de domeinnaam was nu wel over. Opgelost dus, zou je zeggen. Maar dit is een executiegeschil, en dus ging de andere partij moeilijk doen: dit duurde allemaal te lang dus graag de dwangsommen uitgekeerd.

Daarbij krijgen beide partijen ongelijk. Allereerst oordeelt de rechter dat de domeinnaamhouder genoeg gedaan heeft door dat formulier in te vullen en op te sturen. Andere manieren, met name die truc, kunnen dan niet geëist worden:

Gegeven het feit dat SIDN een speciaal formulier hanteert voor het doorgeven van een wijziging in de domeinnaamhouder, lag het immers zozeer voor de hand de overdracht langs die weg te bewerkstelligen dat van [de domeinnaamhouder] redelijkerwijs niet kon worden verlangd dat hij (daarnaast ook) andere wegen zou bewandelen.

Vervolgens gaat de domeinnaamhouder toch nog onderuit, want op 10 maart mailen en pas op 16 maart nabellen was in deze context veel te traag. Hij was verplicht “alles” te doen om te zorgen dat die domeinnaam over ging, en daaronder valt dan ook dat je er bovenop zit en reageert als er niet meteen een reactie komt:

Onder die omstandigheden kon [domeinnaamhouder] er niet mee volstaan het formulier per e-mail aan [nieuwe eigenaar] toe te sturen zonder rekening te houden met de mogelijkheid dat het bericht door wat voor oorzaak ook niet was aangekomen of in het ongerede was geraakt. [domeinnaamhouder] had zich tijdig ervan moeten vergewissen dat het formulier in goede orde door [nieuwe eigenaar] was ontvangen en van de inhoud kennis was genomen. Nu hij dit heeft nagelaten en [nieuwe eigenaar] stelt dat zij het mailbericht van 10 maart 2010 niet heeft ontvangen en het SIDN formulier pas op 16 maart 2010 in haar bezit heeft gekregen, kan niet worden gezegd dat [domeinnaamhouder] reeds op 10 maart 2010 aan de veroordeling van het gerechtshof ” om al datgene te doen wat nodig is ” heeft voldaan.

De domeinnaamhouder mocht dan ook 12.000 euro aan dwangsommen overmaken. En ja, dat is een consequentie van mail gebruiken: als de wederpartij zegt niks gehad te hebben, heb je een levensgroot bewijsprobleem.

Overigens perfect getimed: op 10 maart meldde de SIDN de formulieren afgeschaft te hebben.

Arnoud

Een ampersand als kunstgreep

ampersand.pngRechters hebben niet altijd verstand van techniek, maar ze weten heel goed wanneer iemand bijdehand staat te doen. Zo ook het Europese Hof van Justitie, dat in zaak C-569/08 een .eu-domeinnaamclaim afwijst omdat de aanvrager te kwader trouw heeft gehandeld. Die had, kort gezegd, beschrijvende woorden gedeponeerd als merk met een ampersand tussen elke letter. Met een merk zou hij voorrang krijgen bij de uitgifte van .eu domeinnamen, en zo zou hij dan de beschrijvende domeinnamen kunnen inpikken.

Bij de uitgifte van .eu domeinnamen werd gewerkt met een zogeheten ‘sunrise’, waarbij merkhouders voorrang kregen op het gewone volk dat graag een .eu domeinnaam wilde hebben. Echter, je mocht dan alleen domeinnamen aanvragen die overeenstemden met je merk. Een zuiver beschrijvende naam, bv. “banden” voor een bedrijf dat in banden handelt, kon tijdens de sunrise niet worden aangevraagd.

Het bedrijf Internetportal zag echter mogelijkheden: ze deponeerden een Zweeds merk voor &R&E&I&F&E&N& en claimden vervolgens de domeinnaam reifen.eu. In het DNS is het namelijk niet mogelijk om ampersands in domeinnamen te hanteren, zodat die worden weggelaten bij het bepalen welke domeinnaam je mag krijgen als merkhouder. En dat gaf hier het leuke resultaat dat men nu de domeinnaam voor het beschrijvende woord “Banden” in het ZweedsDuits te pakken had.

Een Benelux-merkhouder maakte bezwaar tegen deze toekenning. Zij wilde zelf deze domeinnaam hebben, op grond van haar merkrecht Reifen voor raamreinigers. En die zaak ging tot aan het Europese Hof, dat oordeelde dat hier sprake was van een merkregistratie te kwader trouw. Het Hof noemt het een kunstgreep om een merk te registreren met “het oogmerk om het merk niet te gebruiken op de markt waarvoor de bescherming is aangevraagd”, zeker als je dat doet voor een groot aantal (180!) met soortnamen overeenstemmende merken tegelijk en ook nog eens kort vóór het begin van de registratie van .eu-topleveldomeinnamen.

Oftewel: leuk geprobeerd maar geen sigaar. En geen domeinnaam.

Arnoud

Welk merkenrecht is van toepassing?

Een lezer vroeg me:

Ik wil een webwinkel beginnen met een mooie .com domeinnaam die ik onlangs heb gekocht. Maar nu kwam ik erachter dat in de VS die naam al als merk is vastgelegd. Kan ik nu wel mijn Nederlandse webwinkel opzetten? Een .com valt toch onder Amerikaans recht?

Nee, een .com valt niet automatisch onder Amerikaans merkenrecht. Merken en domeinnamen zijn niet op die manier gekoppeld.

Je maakt inbreuk op een merk als je in het land waar het merk geldt, economische diensten ontplooit. Een webwinkel die zich op Nederland richt, heeft dus te maken met het Benelux-merkenrecht (BVIE) en het Europees merkenrecht (“gemeenschapsmerken”). Niet met het Amerikaans merkenrecht. Het maakt echt niet uit of de domeinnaam van je webwinkel eindigt op .com, .info, .nl of .tv of welke extensie dan ook.

Wat nu als de Amerikaanse merkhouder op zeker moment ook een Europees merk gaat aanvragen? In principe heb je daar geen last van. Artikel 2.23 lid 2 BVIE zegt dat een merkhouder niet kan optreden tegen “een ouder recht van slechts plaatselijke betekenis”, oftewel een handelsnaam. Hij kan dus niet eisen dat je je bedrijfsnaam aanpast nadat hij een merk heeft gekregen.

Het kan echter slim zijn om je webwinkel-naam als merk vast te leggen. Met een ouder merk sta je sterker tegen zo’n Amerikaan dan met ‘alleen’ een handelsnaam. Maar het is wel duurder.

Arnoud

Op onrechtmatige wijze in verwarring worden gebracht

Goed, ik zal erover ophouden: inbreuk op een domeinnaam kan dus wel. Vorige week nog blogde ik over diverse vonnissen waarin een domeinnaam kon worden opgeëist zonder dat sprake was van merk- of handelsnaaminbreuk. De motivatie was daar dat men onrechtmatig handelde door nodeloos verwarring te stichten. Ik zag en zie niet hoe je dat criterium mag hanteren nu de merkenwet expliciet verbiedt dat je merkenrecht-achtige vorderingen instelt zonder geregistreerd merk, maar nu is er het arrest (via) in het hoger beroep van een vonnis uit 2008 over Taartenwinkel versus GefeliciTAART, en dat arrest bevestigt expliciet dat het toch wel mag.

In deze zaak had GefeliciTAART de domeinnaam taartwinkel.nl geregistreerd, en Taartenwinkel.nl was daar niet blij mee. Mensen die naar haar winkel wilden, kwamen immers nog wel eens terecht bij die van GefeliciTAART. Omdat er geen merk was voor “taartwinkel.nl”, en GefeliciTAART altijd haar eigen handelsnaam voerde, werd de eis in eerste instantie afgewezen.

Het Hof komt daar echter op terug. Ze oordelen net als de rechtbank dat geen sprake is van handelsnaamgebruik als je een domeinnaam alleen laat doorlinken (de 301 redirect, voor de techneuten) naar je echte bedrijfssite en je op die site ook alleen je eigen bedrijfsnaam voert. Dat ging hier goed, want GefeliciTAART noemde zich overal zo en gebruikte taartwinkel.nl alleen in de doorverwijzende domeinnaam.

Toch handelt GefeliciTAART onrechtmatig (artikel 6:162 BW): zij schept nodeloze verwarring door vanaf die sterk gelijkende domeinnaam door te verwijzen naar haar eigen site.

De domeinnaam taartwinkel.nl vertoont zoveel gelijkenis met de handelsnaam (en domeinnaam) Taartenwinkel.nl, dat de kans dat consument, op zoek naar het bedrijf van Taartenwinkel.nl, taartwinkel.nl intypt, aanzienlijk is. GefeliciTAART heeft ook erkend dat haar streven mede is gericht op het, met gebruikmaking van de bekendheid en reputatie van haar concurrenten en de mogelijkheid van vergissing bij het publiek, genereren van zoveel mogelijk internetverkeer naar de eigen website. Dat dit het geval is blijkt ook uit haar registratie van de domeinnamen taartservice.nl en taartland.nl.

Dat “taartwinkel” een beschrijvend woord is, acht het Hof niet relevant: het is namelijk overduidelijk dat wordt aangehaakt bij Taartenwinkel.nl en dat niet zomaar dat woord werd gebruikt.

GefeliciTAART mag deze domeinnaam dan ook niet meer gebruiken. Overdracht hoeft niet, want als GefeliciTAART de domeinnaam niet meer gebruikt, is de verwarring al beëndigd en dan is er geen belang meer bij overdracht. Ik vind de formulering “verbiedt ieder gebruik van taartwinkel.nl als domeinnaam” wel wat apart, wat mag GefeliciTAART dan nog wel? Er e-maildiensten op draaien of zo?

Ze mogen zich trouwens nog wel “dé online taartwinkel” blijven noemen in de over-onspagina (is dat goed Nederlands voor aboutpagina?) want dat kan geen verwarring geven met andere online taartwinkels.

Afijn, ik kan nu wel gaan zeuren dat het hier ging om een beschrijvende naam waardoor het merkenrecht überhaupt niet in beeld komt maar als de rechtspraak zo consequent de andere kant op gaat dan heeft het weinig zin te blijven hameren op dat 2.19 BVIE. Maar als iemand aangeklaagd wordt over dit punt, zet het dan alsjeblieft toch in je verweer! 🙂

Arnoud

Wederom inbreuk op domeinnaam

“Inbreuk op een domeinnaam”, een rare zin vind ik. Het klinkt als “inbreuk op een auto”. Inbreuk pleeg je op rechten, bijvoorbeeld het eigendomsrecht op die auto of een merkrecht op die domeinnaam. Vorig jaar bleek in de Thuisbezorgd/Just-Eat-zaak echter dat je ook zonder handelsnaam of merk kunt optreden wanneer de domeinnaam nodeloos veel verwarring sticht ten opzichte van de jouwe. Deze zelfde redenering kwam in januari terug in de Pintaxi-zaak en nu is er weer een vonnis waarin deze lijn wordt voortgezet.

Eiser en gedaagde opereerden in dezelfde branche (opleidingen en cursussen). De gedaagde had diverse domeinnamen geregistreerd waarin een onderdelen van de naam van de eiser waren verwerkt. (Sorry dat ik zo vaag ben maar alles is geanonimiseerd.)

Net als in de Just-Eat-zaak is de claim gebaseerd op handelsnaamrecht, en net als in die zaak wordt die eis afgewezen. De gedaagde trad niet naar buiten onder die domeinnaam, maar gebruikte deze alleen om door te linken naar haar eigen site waar ze haar eigen naam hanteerde. Dat is geen handelsnaaminbreuk.

Vervolgens wordt het algemene artikel over onrechtmatige daad (art. 6:162 BW) van stal gehaald – het juridisch equivalent van “Ok ze maken nergens inbreuk op maar dit moet toch niet mogen?”. En daar gaat de rechter in mee.

Uitgangspunt bij beantwoording van de vraag of dit het geval is, is dat het profiteren van andermans product, inspanning, kennis of inzicht op zichzelf niet onrechtmatig is, ook niet als dit nadeel aan die ander toebrengt. In het onderhavige geval is de voorzieningenrechter echter voorshands van oordeel dat het publiek in verwarring wordt gebracht omtrent de identiteit van de aanbieder van de online dienst (het aanbieden van cursussen en opleidingen).

En het is dat verwarring zaaien dat onrechtmatig is. Dit doet vagelijk denken aan het criterium van slaafse nabootsing: je mag wel andermans product namaken maar je moet dan wel je best doen om nodeloze gelijkenis te voorkomen als daardoor verwarring kan ontstaan.

Hoewel ik de redenering wel snap, heb ik moeite met deze uitkomst. Het gaat hier namelijk stiekem toch om een merkenclaim: verwarring tussen twee woorden of namen. En het Benelux-merkenverdrag is daar duidelijk in: zo’n claim mag alleen als er een merk is gedeponeerd voor de naam of het woord waar het om gaat. Artikel 2.19 BVIE:

(…) niemand [kan], welke vordering hij ook instelt, in rechte bescherming inroepen voor een teken, dat als merk wordt beschouwd (…) tenzij hij zich kan beroepen op een inschrijving van het door hem gedeponeerde merk.

“Verwarring stichten” tussen een teken en een merk is expliciet genoemd in dit verdrag als iets dat je met een gedeponeerd merk kunt voorkomen. Ik zie daarom geen ruimte om via de gewone onrechtmatige daad alsnog hetzelfde te bereiken.

De reden voor deze uitzondering is dat je in het merkenregister kunt nazoeken of een teken dat jij wilt gebruiken, al als merk is gedeponeerd. Die rechtszekerheid is belangrijk. Bij domeinnamen is zo’n register er niet – WHOIS is alleen geschikt om letterlijk dezelfde naam op te kunnen zoeken, maar variaties daarvan zoeken, of op klasse zoeken is volstrekt onmogelijk. Hoe moet je dan controleren of jouw domeinnaam niet per ongeluk lijkt op die van een ander?

Arnoud

Gekaapte domeinnaam: terugkopen of terugvorderen?

Recht hebben en recht halen zijn twee heel verschillende dingen, en daar loop ik vaak tegenaan als mensen bij me komen omdat ze menen recht te hebben op een domeinnaam. Of het nu een concurrent is, een domeinkaper of een domeinslaper, vaak is er wel een juridische claim te verzinnen gebaseerd op het handelsnaamrecht of een eventueel geregistreerd merk.

Alleen: moet je die weg wel bewandelen? Het is namelijk een dure grap. Wil je naar de geschillenregeling van SIDN, dan kost dat 1500 euro alleen al aan administratieve kosten. De kantonrechter is ook een optie, als het gaat om een handelsnaam. Je bent dan 297 euro griffierechten kwijt. Bij een merk zul je naar de rechtbank moeten, en dan hebben we het over minstens een dikke 300 euro. Maar of je nu de arbiters van SIDN, de kantonrechter of de echte rechtbank neemt: zonder advocaat of jurist sta je een stuk zwakker, maar zo’n deskundige inschakelen is duur.

Wie beschuldigd wordt van inbreuk, weet dat ook, en kan daar gebruik van maken: bied als schikking aan de domeinnaam over te dragen maar vraag daar wel een redelijke vergoeding voor. En die valt dan toevalligerwijs net zo uit dat het zakelijk gezien beter is om er op in te gaan dan om die juridische procedure te gaan doorlopen. Dat is dan ook het advies dat ik meestal geef.

Het voelt niet lekker om zo’n domeinkaper geld te geven voor iets dat in wezen jouw eigendom is. Maar ja, principes kosten geld.

Arnoud

Geen handelsnaaminbreuk, wel domeinnaaminbreuk

pintaxi-ede.pngHoewel er geen sprake is van handelsnaaminbreuk op de naam van PIN Taxi Eindhoven moet het bedrijf Pintaxi Ede haar domeinnaam www.pintaxi-ede.nl toch afgeven aan de Eindhovense bijna-naamgenoot. Deze opmerkelijke conclusie trekt de kantonrechter Arnhem in zijn vonnis van begin december. Het taxizoekende publiek op internet is groter dan het taxizoekende publiek in de plaatsen waar de twee bedrijven werken, en daarmee kan alsnog verwarring ontstaan.

Handelsnaamrecht (het recht op een bedrijfsnaam) is geografisch beperkt. Twee bedrijven in dezelfde geografische locatie en branche mogen niet dezelfde naam hanteren, en ook geen namen die verwarrend veel op elkaar lijken. Liggen de doelgroepen van de bedrijven echter voldoende ver uit elkaar, dan mogen ze wel dezelfde (of sterk lijkende) namen gebruiken. Bakker Jansen uit Amsterdam kan niets doen tegen Bakker Jansen in Eindhoven (of andersom). Maar komt er een bakker Janssen in Amsterdam bij, dan zal deze zijn handelsnaam moeten aanpassen.

De bedrijfsnamen lijken voor een groot deel op elkaar (“Pintaxi”) en het gebruik van de plaatsaanduidingen is op zich niet genoeg om dat anders te maken. Sterker nog, daardoor wek je juist de indruk dat de bedrijven gelieerd zijn: afdeling Eindhoven en Ede van hetzelfde bedrijf. In deze zaak stond echter vast dat beide bedrijven alleen in Eindhoven respectievelijk Ede opereerden. Daarmee was dus sprake van voldoende geografische scheiding, zodat er geen sprake was van handelsnaaminbreuk door het voeren van de bedrijfsnaam “Pintaxi Ede”. Maar:

Waar in de omgeving van Ede en Eindhoven naar het oordeel van de kantonrechter in beginsel geen verwarring zal bestaan, kan voor de bezoeker van het web de schijn bestaan dat de bedrijven aan elkaar gelieerd zijn, waardoor daar wel verwarring kan bestaan. Als [verweerder] de domeinnaam wijzigt, zal die verwarring op het web niet meer te duchten zijn.

Volgens mij wordt hierbij buiten beschouwing gelaten dat van ‘verwarring’ alleen sprake kan zijn “in verband met de aard der beide ondernemingen en de plaats, waar zij gevestigd zijn” zoals artikel 5 Handelsnaamwet zegt. De verwarring waar het hier over gaat, betreft alleen de zoekresultaten in Google – en volgens mij is de plaats waar je in de Google resultaten staat niet een “plaats” zoals de Handelsnaamwet dat bedoelt.

Ook heeft meegewogen dat Pintaxi Ede nog andere domeinnamen had en kennelijk bereid was om daarop over te stappen (ze heten nu www.12taxi.nl). Ik vermoed dus dat de kantonrechter hier een gemakkelijke pragmatische oplossing zag.

Arnoud

Een linkverzameling kan ook handelsnaaminbreuk zijn

electro-online-screenshot.pngHet blijft toch uitkijken met domeinnamen met andermans merk of handelsnaam erin. Afgelopen vrijdag oordeelde de Haarlemse rechtbank dat de site Electroonline.nl inbreuk opleverde op de handelsnaam Elektroonline. Onder het motto “Handig en overzichtelijk zoeken bij alle online electronica zaken voor zowel particulier als professioneel!” bood de site een pagina met links naar elektra-bedrijven en een iframe van Beslist.nl.

De belangrijkste vraag voor het handelsnaamrecht is altijd of hier wel sprake is van gebruik als handelsnaam. Een domeinnaam is nog geen handelsnaam. Je moet kijken naar hoe de naam gebruikt wordt op de site zelf. Zo zou de handelsnaam van deze site eerder “Internetrecht door Arnoud Engelfriet” of “Iusmentis” zijn dan “blog.iusmentis.com”.

In dit geval wordt de domeinnaam als handelsnaam gebruikt:

De website biedt immers aan zowel particuliere als aan professionele gebruikers de mogelijkheid om te zoeken naar online electronica zaken. Daarnaast kan er op de site worden geadverteerd (“Adverteren op deze site? (klik hier!) en vraag naar de mogelijkheden!”). In de zoekbalk en op de webpagina zelf komt bovendien de naam “electroonline.nl” voor, zodat er voorshands vanuit moet worden gegaan dat de website gebruikt wordt ter aanduiding van bedrijfsactiviteiten van F.T. Promotions onder de naam electroonline.nl.

De volgende vraag is dan of er verwarring kan optreden tussen de beide bedrijven. De domeinnaam verschilt slechts één letter, en men richt zich op ongeveer dezelfde markt: “(deels) gelijksoortige handelswaar in de vorm van elektro(tech)nische artikelen aanbieden.” Daarmee is de verwarring gegeven.

Oftewel, een startpagina met advertenties onder een bepaalde naam is handelsnaamgebruik van die naam. Mijn voorbeeld van het TomTomForum zou hier dus ook tegenaan kunnen lopen. Hoewel daar wel de nodige mogelijkheden zijn om verwarring te vermijden, bijvoorbeeld door geen navigatieproducten aan te bieden of een duidelijke disclaimer te voeren.

Opmerkelijk is nog dat de domeinnaam niet hoeft te worden overgedragen. De gedaagde had deze al sinds 2001, en op grond van het principe “wie het eerst komt, die het eerst maalt” hoeft hij deze niet af te staan.

Daarbij is van belang dat de registratie door F.T. Promotions niet met zich brengt dat [eiser] wordt belemmerd om zich met zijn onderneming op het internet te profileren. Weliswaar kan [eiser] niet over de domeinnaam www.electroonline.nl beschikken, maar hij beschikt wel reeds over de domeinnamen www.elektro-online.nl en www.elektroonline.nl.

Dit doet denken aan het Yonex-arrest van 2008, waarin de eigenaar van yonexbadminton.nl deze niet hoefde af te staan aan het bedrijf Yonex. In tegenstelling tot yonexbadminton.nl moet de eigenaar van electroonline.nl de website wel offline halen, omdat die site immers handelsnaaminbreuk oplevert.

Arnoud

Is een website inclusief domeinnaam?

Een lezer vroeg me:

Stel een partij A heeft een website (inclusief domeinnaam) ontwikkeld en verkoopt deze aan B. Er is geen verkoopcontract, maar ze hebben op MSN gezegd dat B de website mag overnemen. B heeft betaald en de logingegevens gekregen. Nu, een maand later, wil B dat de domeinnaam ook op zijn naam komt te staan, maar A zegt dat dat niet bij de koop zat. Een site is wat anders dan een domeinnaam zegt hij. B zegt dat de website zonder die domeinnaam niks waard is, omdat iedereen de site kent onder die naam.

Een verkoop via MSN is ook rechtsgeldig, want er zijn geen eisen aan hoe je een contract (overeenkomst) sluit. Het probleem is alleen dat je dan niet alle afspraken netjes op een rijtje hebt met handtekeningen als bewijs van akkoord eronder.

Nu komen onduidelijkheden wel vaker voor, en er zijn dan ook regels in het recht om te bepalen wat er nu eigenlijk afgesproken is. Juristen kennen dit als de Haviltex-formule. Uitgangspunt is dat niet alleen de tekst van de overeenkomst zelf bindend is, maar dat je ook moet kijken naar welke betekenis de partijen aan de tekst gaven en wat ze over en weer van elkaar mochten verwachten.

In dit geval komt dat dus neer op de vraag wat A en B voor ogen hadden toen ze het contract sloten. Was het de stilzwijgende bedoeling dat de domeinnaam mee zou gaan? Of had B wel door dat A de domeinnaam wilde houden?

Om die vraag te beantwoorden, kun je bijvoorbeeld kijken in de e-mails, chats en dergelijke wat er gezegd is over de site. Heeft B gezegd dat het zo’n mooie domeinnaam is, dan zou dat een aanwijzing kunnen zijn dat de domeinnaam bij de koop zit. Heeft A gezegd dat hij van de site afwil omdat die niet past bij de domeinnaam, dan lijkt me dat een sterke dat de domeinnaam er niet bij hoort.

Een belangrijke aanwijzing kan zijn wie verzocht om de domeintransfer. Als dat A was, dan blijkt daaruit dat hij destijds meende dat B de domeinnaam zou krijgen. (Hoe kan B het eigenlijk overzetten als A geen autorisatie daarvoor geeft?)

Ook kun je kijken naar wat gebruikelijk is in de branche. Als “iedereen” vindt dat de domeinnaam erbij hoort, dan heeft A pech. Op de veemarkt koop je pas een koe als er handjeklap is gedaan, ook al staat de afspraak op papier en ligt dat bij de notaris.

Afijn, de wijze les is dus alles tot in detail op papier zetten. Of laten zetten door een gespecialiseerd jurist kuch 🙂

Arnoud