Is e-mail rechtsgeldig?

Héél, héél veel vragen krijg ik over de rechtsgeldigheid van e-mail. Die variëren van “heb ik een contract als er in e-mail ‘akkoord’ staat” tot “kan ik met deze e-mail aangifte doen van bedreiging/stalking/smaad”. Nou, heel kort: ja, e-mail is rechtsgeldig – behalve in een paar uitzonderlijke gevallen. En, als ik zo vrij mag zijn, die zijn niet relevant voor mijn vraagstellers.

De focus op “rechtsgeldigheid” heeft me altijd verbaasd. Er is nooit discussie geweest of bijvoorbeeld een mondelinge toezegging rechtsgeldig zou zijn. Afspraak is afspraak, zeggen juristen dan. Alleen bewijzen wat er mondeling is afgesproken, ja dat is lastig. Maar bij e-mail schiet ineens iedereen in een juridische stuip want oh jee zou de rechter dat niet categorisch afkeuren omdat het triviaal vervalsbaar is?

Ik vermoed dat dit te maken heeft met een vaag onthouden discussie over de rechtsgeldigheid van faxen. Daar was de vraag of een faxbericht geaccepteerd mocht worden als akte, of dat echt alleen het origineel voor dat doel geschikt was. Ja, ook de akte telt in die situatie, bepaalde de Hoge Raad begin jaren negentig. Een faxapparaat produceert een letterlijke kopie, en indien gewenst kan het papieren origineel altijd worden opgevraagd en vergeleken. Misschien is daaruit het idee ontstaan dat een elektronisch document alleen rechtsgeldig is wanneer er ook een papieren origineel is.

Die rechtspraak ging echter specifiek over ‘aktes’, ondertekende geschriften die bedoeld zijn als bewijs van bijvoorbeeld een koop of erkenning van een schuld. Daarvan eist de wet inderdaad dat ze schriftelijk zijn, maar sinds een paar jaar kan dat ook elektronisch. Het grote probleem bij elektronische akten zit hem dan ook meer in de handtekening, want een elektronische handtekening zetten is een heel gedoe.

Wanneer de wet geen akte eist, dan mag alles als bewijs worden gebruikt. De rechter kijkt niet naar het middel waarin dat bewijs vervat zit, maar kijkt naar wat het bewijs bewijst. Pas als er iemand gaat roepen dat het bewijs vervalst is, dan wordt er gekeken naar hoe waarschijnlijk dat is in dit geschil. Je komt dus niet ver met “dit is mail, iedereen weet dat dat te vervalsen is” – nee, je moet bewijzen dat deze mail vervalst is.

Ook in strafzaken is het geen probleem om e-mail als bewijs te gebruiken. Daar ligt het iets lastiger, want de wet (art. 339 Strafvordering) noemt een beperkt aantal bewijsmiddelen en “e-mail” staat niet in die lijst. Er staat wel “schriftelijke bescheiden”, en dit mag volgens de Hoge Raad worden gelezen als “zolang er maar letters te zien zijn”. Een spandoek en sms-bericht zijn “schriftelijk” verklaard volgens dat oordeel, en e-mail valt er natuurlijk ook onder. In de strafrechtspraak hebben rechters dan ook weinig moeite met bijvoorbeeld bedreigingen per e-mail “schriftelijk” noemen.

Bij digitalisering van officiële stukken gelden er soms ook nog specifieke regels. Als een proces-verbaal schriftelijk moet zijn, mag men dit dan als gescande PDF opslaan en het originele stuk papier shredden? Daar zijn de geleerden het geloof ik nog niet over eens.

Maar in de dagelijkse praktijk durf ik met stelligheid te zeggen: ja e-mail is rechtsgeldig. Waar de meeste mensen e-mail voor gebruiken, gelden geen specifieke regels over het middel e-mail als zodanig. Een koop gesloten per e-mail is rechtsgeldig. Een mededeling per e-mail mag je de rechter laten lezen, en die mag daaruit conclusies trekken. Een e-mail met strafbare inhoud mag je aan de politie geven, en die kan daarmee een strafrechtelijk onderzoek opstarten. En uiteindelijk kan de afzender veroordeeld worden voor het versturen van die mail.

En dat e-mail triviaal te vervalsen is, is volstrekt irrelevant.

Arnoud

Mogen ze bij mij aankloppen als mijn licentie niet klopt?

Een lezer vroeg me:

Wat gebeurt er als ik een werk gebruik dat onder een Creative Commonslicentie wordt aangeboden, en de licentievermelding blijkt onjuist? Kan de originele maker mij dan aanklagen, of mag ik hem verwijzen naar de persoon die mij het werk onder Creative Commons heeft geleverd?

Als je een werk gebruikt zonder toestemming van de rechthebbende, dan kan deze je aanspreken voor auteursrechtinbreuk (tenzij een wettelijke uitzondering geldt natuurlijk). Je kunt tegenover die rechthebbende geen beroep doen op een licentie die je door een ander gegeven zou zijn. Dit is een risico bij Creative Commons, maar ook bij commerciële beeldbanken of willekeurig welke andere bron natuurlijk.

De enige uitzondering is als je mocht denken dat die ander een vertegenwoordiger was van de rechthebbende, en je daarbij een handeling van de rechthebbende kunt aanwijzen die die gedachte ondersteunt (art. 3:61 BW). Als een fotograaf bijvoorbeeld op zijn site meldt Creative Commons te gebruiken en je vindt een foto van hem onder een Creative Commonslicentie, dan denk ik dat je wel kunt stellen dat je mocht vertrouwen op de juistheid van de licentie.

In het algemeen heb je dus een probleem als een fotograaf (of andere rechthebbende) zich meldt wanneer je een werk van hem gebruikt en jij niet kunt bewijzen dat hij de licentie heeft gegeven. Je hebt dan auteursrechtinbreuk gepleegd en hij mag dan zijn schade claimen (maar geen wordfeud-, eh scrabbleclaims natuurlijk). Wél kun je dan de schade verhalen op degene die ten onrechte meldde dat deze licentie gold (art. 3:70 BW).

Je kunt niet als inbreukmaker volstaan met verwijzen naar die onterechte licentiegever. Het mag wel, en als de rechthebbende liever hem aanpakt dan kom je goed weg, maar juridisch heb je geen verweer als de rechthebbende erop staat bij jou de claim neer te leggen.

Mensen vragen me wel eens waarom de wet deze constructie hanteert. Is het wel fair dat jij moet opdraaien voor andermans opzettelijke valse voorstelling van zaken? Dat snap ik wel, maar het alternatief is dat iedereen dan gaat claimen een licentie te hebben gehad van een onbekende man met grote baard die nu zeven jaar in Tibet op retraite is. En om rechthebbenden allemaal naar Tibet te laten sjouwen dan gaat me ook weer wat ver.

Arnoud

Hoe kom je van een falend IT-project af?

fail-faal-it-project-altijd-kat.jpgDe op één na ergste openingszin in mijn inbox is toch wel “een tijd geleden zijn wij een IT-project gestart, maar…” Ik weet niet wat het is, maar het lijkt wel of elk IT-project gruwelijk faalt: gemiste deadlines, vele extra rekeningen (liefst terwijl een vaste prijs bedongen was), eindeloos gesoebat over specificaties, maandenlange vertraging bij oplevering en uiteindelijk de helft van de functionaliteit krijgen voor tien maal de prijs. Om dat juridisch op te lossen is geen pretje. Zeker niet omdat de meeste klanten denken “als het lang genoeg geduurd heeft en we nog steeds niets zien, dan trekken we de stekker eruit”. Maar zo werkt het niet.

Het grootste juridische struikelblok is dat opdrachtgevers in een IT-project maar laatste kansen blijven geven. De wet biedt je namelijk pas de gelegenheid een project te staken als de wederpartij “in verzuim” is, en daarvan is pas sprake als hij een fatale deadline heeft gemist of als hij in gebreke is gesteld. Beide opties zijn juridisch tot op alle punten en komma’s uitgeprocedeerd, en het verbaast dan ook niet dat het héél lastig om te bewijzen is dat hiervan sprake is. In een helder artikel (PDF) legt IT-advocaat Polo van der Putt duidelijk uit waar de juridische valkuilen liggen.

Eerst maar eens die “fatale termijn”. Daarmee wordt een deadline bedoeld die écht deadline is, oftewel missen daarvan is jou(w bedrijf) fataal. Essentieel daarbij is dat de wederpartij wist dat het om een fatale termijn ging. Dat de termijn belangrijk was voor jou, is niet belangrijk. Het klassieke voorbeeld van een fatale termijn is de bruidstaart: de bakker moet weten dat die voor de trouwdag wordt besteld, en een dag te laat is echt onaanvaardbaar.

Bij IT-projecten ligt dat iets anders. Daar is uitstel of iets latere levering eigenlijk altijd wel mogelijk. Immers, geen IT-project dat per se op je trouwdag af moet zijn. En werkt de IT-er met een beetje toegesneden algemene voorwaarden, dan is er nooit sprake van een fatale termijn, hoe belangrijk die voor de klant ook is. De voorwaarden definiëren dan simpelweg elke termijn als zijnde niet fataal, ongeacht mededeling van de klant. (Toegegeven, zulke voorwaarden schrijf ik ook.)

Van der Putt signaleert een vonnis waarbij de rechter het droogjes als volgt samenvat waarom IT-deadlines nimmer van niveau trouwdag kunnen zijn:

Dit te meer nu feit van algemene bekendheid is dat automatiseringsprojecten kunnen uitlopen, en uitlopen ook vaak plaats vindt.

Een rechter met IT-clue. Iedereen weet dat IT-projecten altijd uitlopen, dus iedereen moet snappen dat deadlines slechts bedoeld zijn als indicatieve termijnen – “ergens rond 27 mei zou leuk zijn, maar 19 september mag ook hoor”. Van een falende leverancier kom je dus niet af met het argument “u had 27 mei moeten opleveren en dat is niet gebeurd”.

De andere juridische boeg waar je het over kunt gooien is dat er niet correct geleverd wordt. De leverancier schiet tekort, juridisch gezegd. Dat kan een grond zijn om te ontbinden, maar dat bewijzen is moeilijker dan je denkt. Zeker als het gaat om toekomstige tekortkomingen, het “dit komt nooit meer goed”-argument:

Het zal in de praktijk niet eenvoudig zijn om voldoende aannemelijk te maken dat tekort zal worden geschoten. Doorgaans zal het de afnemer aan voldoende expertise en wetenschap ontbreken om aan te kunnen tonen dat correcte nakoming onmogelijk zal zijn. Bovendien zal, zeker bij langlopende projecten waar de leverancier nog een lange termijn heeft om te presteren, altijd wel een gezaghebbende expert gevonden kunnen worden die met kracht van argument kan betogen dat correcte nakoming wel mogelijk is.

Kun je wel bewijzen dat sprake is van een daadwerkelijke tekortkoming, dan is het mogelijk om het project te annuleren. Eis is dan wel dat de IT-er in verzuim is. De wet eist dan als hoofdregel dat hij in gebreke is gesteld. Dat wil zeggen: er is een tekortkoming gesignaleerd, de IT-er heeft een laatste kans gehad om het recht te zetten en ook daarna blijft het tegenvallen. In dat geval mag je als opdrachtgever opzeggen. Maar ook dat is moeilijker dan je denkt. Twee struikelblokken:

  1. Er moet een schriftelijke ingebrekestelling zijn verstuurd. Dat is een brief (geen mail) met daarin de toverformule “ik stel u bij deze in gebreke en eis dat u de hierboven gesignaleerde fouten herstelt”.
  2. De ingebrekestelling moet een redelijke termijn stellen voor het herstel van de fouten.

Te vaak denken opdrachtgevers dat het genoeg is te constateren dat er gefaald is en dat ze daarmee mogen opzeggen. Dat is dus expliciet niet zo. Evenmin is sprake van een ingebrekestelling als men geen uiterlijke termijn stelt, maar bv. alleen aanbiedt te gaan overleggen om te kijken wat er nog te redden valt.

Of te wel: zachte heelmeesters maken stinkende wonden. Een afnemer die meent dat er sprake is van een tekortkoming doet er verstandig aan om ook een termijn te stellen. Praten kan altijd nog.

Er zijn uitzonderingen op deze regel. Zo is een ingebrekestelling niet nodig wanneer de leverancier heeft gemeld dat hij niets meer gaat doen of als er lange tijd helemaal géén reacties komen op klaagmails. Of als de enige oplossing is om maar helemaal opnieuw te beginnen. Maar ik zou er niet op durven vertrouwen als ik de jurisprudentie erop nalees.

Met deze samenvatting doe ik Polo’s artikel nauwelijks recht, dus lees graag het gehele artikel: (Dreigende) tekortkoming en verzuim van IT-dienstverleners bij IT en Recht.nl.

Waar ik zelf dan nog benieuwd naar ben: waarom laten IT-klanten het altijd zo gierend uit de hand lopen met die projecten? Is het omdat IT moeilijk is en je geen idee hebt wat ze aan het doen zijn? Omdat je (vanwege de auteursrechten op de code) vast zit aan deze leverancier en je dus alle gelden kwijt bent als je opzegt? Of hebben IT-ers betere komtwelgoedpraatjes dan aannemers?

Arnoud<br/> PS: de voor mij ergste openingszin is “u bent mijn laatste hoop”, en ja die krijg ik zo eens per week.

Wordt een roman Creative Commons door copypasten uit Wikipedia?

michel-houellebecq-boek-creative-commons.pngOmdat de bekende Franse schrijver Michel Houellebecq grote stukken van Wikipedia heeft overgenomen, valt zijn roman nu onder de Creative Commons licentie, zo las ik in de Volkskrant. Die baseert zich op de blog van een Franse jurist (waarom diens leeftijd relevant is, snap ik niet) die diverse uit Wikipedia overgenomen passages aantrof in de roman en concludeerde dat Houellebecq daarmee de licentie heeft aanvaard.

Houellebecq verweert zich met de stelling dat hij slechts banale stukjes uit de encyclopedie heeft overgenomen en dat dit een aanvaarde stijlvorm in de literatuur is. Ondertussen staat de roman al wel al als vrije PDF online bij Archive.org.

Ik denk niet dat je uit het enkele feit dat er tekstjes zijn overgenomen, al mag concluderen dat de licentie dus is aanvaard. Creative Commons-licenties zijn contracten, en je moet dus iets aanwijzen dat bewijst dat de gebruiker de licentiebepalingen heeft geaccepteerd. Copypasten van de tekst lijkt mij daarvoor niet genoeg. Dat kan ook door slordigheid of door een (onterecht) beroep op citaatrecht gemotiveerd zijn.

Natuurlijk is het zo dat een professional geacht wordt te onderzoeken of er licentievoorwaarden gelden als hij andermans werk gebruikt. Dat blijkt uit bv. de Nederlandse en Belgische creativecommonszaken, plus de al wat oudere Netwise/NTS rechtszaak. Maar in al die zaken werd die onderzoeksplicht gebruikt om te concluderen dat er inbreuk werd gepleegd, en dat het verweer “ik dacht dat het publiek domein was” niet opging. Nergens werd geconcludeerd dat men dus vastzat aan de voorwaarden. Ook in de Duitse GPLzaken werd de distributeur niet aan de GPL gehouden maar voor inbreuk veroordeeld.

Je kunt je tegen zo’n inbreukclaim verweren door te zeggen dat je de voorwaarden geaccepteerd hebt, met dan als consequentie dat je eigen werk ineens vrij verspreidbaar wordt onder de licentie van Wikipedia. Of je kunt, zoals Houellebecq dus doet, stellen dat je in het geheel geen inbreuk maakt omdat het gaat om een banaal (en dus niet auteursrechtelijk beschermd) stukje dat je overnam, of omdat het eigenlijk gaat om een toelaatbaar citaat. Als dat verweer wordt toegewezen, dan zit je nergens aan vast. Wat niet beschermd is, kan niet onder een licentie vallen, en citaatrecht gaat boven de licentie.

Arnoud

Waarom zou je willen dat opensourcelicenties niet rechtsgeldig zijn?

Naar aanleiding van mijn bericht over die Belgische Creativecommonsrechtszaak kreeg ik de volgende vraag van een lezer:

Waarom maken jullie juristen er eigenlijk altijd zo’n punt van of die licenties wel rechtsgeldig zijn? Als ze niet rechtsgeldig zouden zijn, dan mag je op grond van het auteursrecht helemaal niets met het werk. Dus waarom zou iemand in vredesnaam willen betogen dat open source of Creative Commons geen geldige licenties zijn?

Tsja, sommige juristen vinden het nu eenmaal leuk om gaten te schieten in juridische documenten, puur omdat het kan. En vanuit academisch oogpunt is het ook wel een leuke vraag: kan dat eigenlijk wel, aansprakelijkheid uitsluiten in een licentieovereenkomst die door een consument-wederpartij wordt gesloten? En mag in België of Frans-Canada een Engelstalige licentie worden gesloten, of moet er een Franse vertaling bij zitten?

In de praktijk zie ik het niet gebeuren dat iemand gaat betogen dat de GPL of een andere opensource- dan wel Creativecommonslicentie als zodanig niet rechtsgeldig is en dus in zijn geheel vernietigd moet worden. Daar schiet je inderdaad bar weinig mee op, want dan heb je geen licentie meer en dan kan de rechthebbende het hele auteursrechtelijk arsenaal loslaten: van volledige proceskostenvergoeding tot beslaglegging en ex parte verboden.

Wat wél in de praktijk relevant kan zijn, is een betoog dat een specifieke clausule ongeldig is. Als dat namelijk geaccepteerd wordt, dan is er de mogelijkheid dat de rechter die specifieke clausule vernietigt. De licentie als geheel blijft bestaan, maar die clausule moet je dan wegdenken uit de tekst. Je ziet dit vaak bij algemene voorwaarden. Een voorwaarde die “onredelijk bezwarend” is, kan worden vernietigd, maar daarmee is niet het hele contract ongeldig verklaard.

En dat biedt perspectieven. Je zou bijvoorbeeld de aansprakelijkheidsclausule kunnen aanvechten, en daarna de leverancier van de opensourcesoftware aansprakelijk stellen voor schade door bugs in zijn software. Of, nog leuker: de “GelijkDelen” of copyleftclausule aanvechten en daarmee voorkomen dat je je eigen werk ook open source (of Creative Commons) zou moeten maken. Dus niet een discussie over of iets nu wel of niet een bewerking (“afgeleid werk”) is, maar een discussie dat het onredelijk of tegen de wet is dat men überhaupt mag eisen mag stellen aan bewerkingen.

Of dat laatste succesvol is, betwijfel ik ten zeerste. Ik kan eigenlijk geen reden bedenken waarom het onredelijk zou zijn dat een leverancier eist dat bewerkte versies van zijn software onder dezelfde licentie geplaatst moeten worden. Ok, intellectueel eigendom is heilig, maar dat argument geldt net zo hard voor de software wiens licentie je aanvecht. Er zijn wel een paar pogingen geweest, maar die zijn nauwelijks serieus te noemen.

Het zal dus wel nieuwigheid zijn: we kennen dat Creative Commons niet, dus het zal mogelijk niet rechtsgeldig zijn.

Arnoud

Creative Commons ook in België rechtsgeldig

dogmazic-logo.pngOok Belgische rechters hebben weinig moeite met Creative Commons, meldde TechnoLlama gisteren. Een groep muzikanten had hun werk op de vrijemuzieksite dogmazic gezet onder de Creative-Commonslicentie Naamsvermelding-Geen Afgeleide Werken-Niet Commercieel. Enige tijd later bleek dat een commercieel festival deze muziek had gebruikt in een reclame. Men stapte naar de Nijvelse rechter, en die gaf de band gelijk.

In het Franstalige vonnis wordt geen seconde getwijfeld of Creative-Commonslicenties wel rechtsgeldig zijn: het is een licentie, daar staan voorwaarden in en daar moet je je aan houden. (Wel lijkt de rechtbank een beetje verbaasd te zijn dat de muzikanten niet bij Sabam zitten.)

Men verwijst expliciet naar het vonnis dat Adam Curry ooit tegen de Weekend kreeg, plus naar Spaanse en Amerikaanse rechtbanken die ook de rechtsgeldigheid van Creative Commons zouden hebben erkend. Ik vermoed dat het Amerikaanse vonnis stiekem gaat over open source (Jacobsen/Katzer), maar ik heb geen idee om welk Spaans vonnis het zou gaan. Wie helpt?

De licentievoorwaarden waren duidelijk op de website vermeld, dus de organisator had moeten weten dat ze gelden, aldus de rechtbank. Men had nog als verweer opgeworpen dat er een foutje was gemaakt: de hoofdpagina van die site vermeldt “Naamsvermelding-GelijkDelen” dus men was er vanuit gegaan dat dit ook voor alle content geldt. Maar daar gaat de rechtbank niet in mee. Een professionele organisatie heeft de plicht te onderzoeken welke voorwaarden precies gelden, oftewel die had moeten doorklikken. (Precies zoals ook Weekend te horen kreeg bij Curry.)

De rechtbank worstelt -wederom net als bij Curry/Weekend- met de vraag welke schadevergoeding moet worden toegekend. Immers wie zijn muziek gratis weggeeft, kan achteraf moeilijk zeggen dat hij licentievergoedingen heeft gemist. Hoewel je in het geval van een “NietCommercieel”-licentie zou kunnen zeggen dat er ruimte moet zijn voor betaalde licenties voor commercieel gebruik. Men schat de schade dan maar op 1500 euro per geschonden voorwaarde, oftewel 4500 euro. Dit onder het motto “we moeten iets”.

Oh ja, en dit is het betreffende nummer. Veel luisterplezier!

Arnoud

Algemene bonte voorwaarden (gastpost)

Algemene voorwaarden zijn voorwaarden die in meerdere overeenkomsten kunnen worden opgenomen. Ze moeten voor de koop aan de wederpartij (doorgaans de klant) worden overhandigd en van toepassing worden verklaard op de overeenkomst. Ondernemers hebben tal van redenen om algemene voorwaarden te hanteren. Op deze manier kunnen ze in één keer veel voorkomende voorwaarden goed regelen en hun rechtspositie verstevigen (lees: in uw nadeel afwijken van regelend recht). Plus, ze gelden ook als de klant ze niet gelezen heeft. De gebruiker van de algemene voorwaarden hoeft ze alleen te geven en van toepassing te verklaren op de overeenkomst.

Menig winkelier ontpopt zich dan ook als een moderne Robin Hood en hanteert een of meerdere onredelijk bezwarende voorwaarden. Maar wanneer is een voorwaarde onredelijk bezwarend? Het antwoord op deze vraag is niet eenduidig te geven. Allereerst: wanneer een beding tegen dwingend recht in gaat, d.w.z. wanneer de winkelier niet van een bepaald wetsartikel mag afwijken of niet aan de voorwaarden voldoet om daar van af te wijken. Ten tweede kunnen consumenten en kleine ondernemers een beroep doen op een dwingende zwarte en grijze lijst van bedingen die respectievelijk ten alle tijden onredelijk bezwarend zijn of vermoed worden onredelijk bezwarend te zijn. Tot slot zijn dat die bedingen waarvan de rechter oordeelt dat ze onredelijk bezwarend zijn. Volgens de Kamer van Koophandel gebeurt dit op grond van de volgende vier criteria:

  • de aard en de overige inhoud van de overeenkomst;
  • de wijze waarop de voorwaarden tot stand gekomen zijn;
  • de wederzijdse belangen van partijen (voor zover van elkaar bekend) en
  • de overige omstandigheden van het geval.
De Robin Hoods onder de winkelier hanteren o.a. bedingen waarbij de wederpartij:
  • onvoorwaardelijk en voor onbepaalde tijd wordt verhinderd de door de gebruiker toegezegde prestatie op te eisen;
  • onvoorwaardelijk afstand doet van zijn bevoegdheid tot ontbinding;
  • verhinderd wordt om vergoeding te eisen voor directe (en indirecte) schade die ten gevolgen van schuld van de gebruiker is ontstaan.

Maar sommige winkelier maken het wel erg bont met het volgende beding:

Reclames ten aanzien van de bedingen in deze voorwaarden als onder meer bedoeld in het Nieuw Burgerlijk Wetboek Boek 6 titel 5 afdeling 3 artikel 233 sub a (nietigheid ten aanzien van een of meerdere bedingen op grond van het onredelijk bezwarend zijn) dienen eveneens binnen 8 (acht) dagen na kennisneming van deze voorwaarden of het tijdstip waarop daarvan redelijkerwijs kennis genoten had kunnen worden, schriftelijk en aangetekend bij X te zijn ingediend onder nauwkeurige opgave van de feiten waarop de reclames betrekking hebben. Het recht op reclame vervalt op het moment dat de overeenkomst tot stand is gekomen. Wederpartij doet afstand van het zich nadien beroepen op het onredelijk bezwarend zijn van een of meer bedingen in deze voorwaarden, voor zover de eventueel als onredelijk bezwarend gevoelde bedingen niet door de wetgever dwingend zijn voorgeschreven.

Als u dit beding tegenkomt, moeten alle alarm bellen gaan rinkelen. In begrijpbaar Nederlands staat hier namelijk “Wij hanteren onredelijke voorwaarden en die moet u maar slikken”. En daarbij maken ze allemaal dezelfde fouten. Het Burgerlijk Wetboek heet al lang niet meer het Nieuw Burgerlijk Wetboek. En artikel 6:233 BW biedt de wederpartij om de rechter te vragen dit beding te vernietigen, niet om het nietig te verklaren. Het artikel valt onder dwingend recht omdat in artikel 6:247 BW bepaald is dat hier niet van afgeweken mag worden.

Wie kent er meer van zulke bonte Robin Hoods?

Alex de Kruijff
Alex is een ingenieur die elektronica en informatica heeft gestudeerd en juridische interesse heeft. Op zijn website kun je artikels over het besturingssysteem FreeBSD vinden, die je helpen bij het configureren er van.

P.S. Alles wat een begin heeft, heeft een einde. Dit is voorlopig mijn laatste column geweest. Ik heb mijn columns de afgelopen jaren met veel plezier geschreven. En ik hoop dat jullie er eveneens van genoten hebben, net zoals ik genoten heb van de columns van Branko Collin en het kijkje in de keuken van mr. A.H. (Bert) Staring. Tot slot wilde ik Arnoud bedanken voor zijn redactionele vaardigheden achter de schermen.

Waarom zou e-mail niet rechtsgeldig mogen zijn?

Bij Security.nl beantwoorde ik de juridische vraag Is een aanmaning per e-mail rechtsgeldig? en dat leverde aardig wat discussie op. Ik zie namelijk echt niet wat er mis is met e-mail als volwaardig communicatiemiddel beschouwen. Dat mensen hun mail niet lezen lijkt me in principe hun risico. Ik doe dagelijks zaken per e-mail en ik zie het zelden fout gaan. Waarom hechten mensen zo aan dat stuk papier op de deurmat?

Uitgangspunt is voor mij de bekende regel uit het recht: wie stelt, bewijst. Wil je iemand aansprakelijk stellen, aanmanen of een andere juridisch relevante mededeling doen, dan zul jij moeten bewijzen dat de mededeling is ontvangen door de wederpartij. In sommige gevallen zegt de wet nu dat dat “schriftelijk” moet. Denk aan een ingebrekestelling. Een dagvaarding moet zelfs per deurwaarder. Maar waarom zouden die schriftelijke stukken niet per e-mail of ander elektronisch middel uitgebracht kunnen worden?

Natuurlijk, er zijn vele e-mailadressen en maar 1 adres in de gemeentelijke basisadministratie. Je moet dus meer werk doen als eiser, want je zult moeten bewijzen dat je er vanuit mocht gaan dat het gebruikte e-mailadres hoorde bij die persoon en dat het bericht met voldoende waarschijnlijkheid gelezen is of in ieder geval voorbij het spamfilter gekomen is. Zulke criteria en bewijslast zullen soms lastig zijn, maar als je dat bewezen krijgt dan is er volgens mij niets mis met dat adres gebruiken.

Gebruik je een random adres dat toevallig op pagina zes in Google stond toen je mijn naam googelde, dan heb je denk ik wel een probleem (ik heb volgens mij iets van 50 e-mailadressen gescoord de afgelopen 15 jaar, geen idee wat er nog werkt). Maar er staat op mijn homepage een e-mailadres en contactformulier, en uit alles blijkt dat die homepage actueel en correct is. Wat is er dan mis mee met dat adres gebruiken om mij ergens van op de hoogte te stellen?

Een alternatief kan zijn dat je een reactie op iemands blog achterlaat met dat adres ingevuld. Of je bent actief op een forum met je e-mailadres in het profiel. Of, heel simpel, de ontvanger reageert op de mail met bijvoorbeeld de opmerking “deze factuur klopt niet, ik had al betaald”. Dan is het toch duidelijk dat dit adres bij die persoon hoort?

Maar e-mail is niet betrouwbaar genoeg, is dan het argument. Er zijn overactieve spamfilters bijvoorbeeld. Nou en, denk ik dan. Wij hadden vroeger een hond die zijn tanden graag in de post zette. Dat was dan toch echt mijn probleem. Waarom mijn hond wel en mijn spamfilter niet?

Nee, ik zie echt geen onoverkomelijke bezwaren tegen het aanmerken van e-mailberichten als communicatiemiddel voor juridische berichten. Zolang je de bewijslast maar legt waar hij hoort: bij de verzender. Het zal niet altijd meevallen om te bewijzen dat een mail is aangekomen, maar als het hem lukt dit te bewijzen, waarom zouden we dan zeggen “oh maar e-mail is niet rechtsgeldig, sorry!”

Arnoud

Britse Kijkwijzer niet rechtsgeldig, want nooit aangemeld bij Europese Commissie

pacman-spelletjes-gewelddadig.pngDe Britse Video Recordings Act uit 1984 tegen gewelddadige games blijkt ongeldig, meldde Tweakers gisteren. Deze wet blijkt nooit bij de Europese Commissie te zijn aangemeld en is daarom formeel nooit in werking getreden. Of zoiets. Want sinds wanneer moet je als EU-lidstaat een wet aanmelden bij de Europese Commissie voordat deze rechtsgeldig is in jouw land?

Zo’n regel is er niet. Een land kan zijn eigen wetten aannemen, en zolang die niet in strijd zijn met het EU-recht, hoeft men verder niets te doen. Is de wet wel in strijd met EU-recht, dan hoor je dat vanzelf van de Europese rechter. Of misschien wel van je eigen rechter, als ze goed opletten.

Maar soms blijkt dat toch anders te liggen. Een slimme Slashdotter wees erop dat het hier om Richtlijn 83/189/EG gaat. Deze schrijft voor dat wanneer een EU-lidstaat standaarden wettelijk verplicht wil stellen, men de Commissie hiervan zo snel mogelijk op de hoogte moet stellen.

En dat is wat er hier fout ging. De Video Recordings Act bevat namelijk een standaard: de labeltjes “universal”, “parental guidance” en diverse leeftijdscategorieën die wij ook kennen met de Kijkwijzer. Ook zulke standaards moeten worden aangemeld, en dat is dus wat de Britten vergeten zijn.

Men is nu van plan om zo snel mogelijk reparatiewetgeving in te voeren. In de tussentijd hebben alle winkeliers toegezegd vrijwillig de leeftijdsgrenzen toch te handhaven. Opvallend is nog wel dat alle strafvervolging wordt stopgezet tegen mensen die nu voor de rechter staan vanwege schending van deze wet, maar mensen die reeds veroordeeld zijn, blijven gewoon zitten. Dat begrijp ik niet: een wet is rechtsgeldig of hij is het niet, en als hij het niet is dan kun je er niet onder veroordeeld worden.

Arnoud

De (on)geldighed van EULA’s (gastpost)

Binnen het softwarewereldje is het gebruikelijk dat de softwaremaker een overeenkomst met de eindgebruiker sluit. Dit is over komen waaien uit Amerika waar deze overeenkomsten EULA’s worden genoemd, wat staat voor “End User License Agreements”. De gebruikelijk weg die door softwaremakers bewandeld wordt, is om tijdens de installatie de inhoud van de EULA te laten zien en zonder een akkoord de vervolgstappen van de installatie te weigeren. De installatie wordt gestart op het moment dat de eindkoper de computer voor het eerst gebruikt.

In andere landen staat de rechtsgeldigheid van EULA’s ter discussie. En dus is het niet verwonderlijk dat Arnoud al een artikel over de rechtsgeldigheid van software-EULA’s heeft geschreven. In dat artikel wordt de EULA een Algemene Voorwaarden jasje aangemeten. Doorgaans is er spraken van één overeenkomst en dan geldt dat de meeste EULA’s vernietigd kunnen worden omdat ze aangeboden worden na de koop.

In een aantal EULA’s wordt echter gemeld dat het gaat om een nieuwe, tweede, overeenkomst die tot stand komt tussen de eind gebruiker en de software maker of de hardware fabrikant. De EULA’s kunnen dan niet vernietigd worden op grond dat ze na de koop zijn aangeboden, maar het probleem van de koper is er niet minder om. De koper mag de software niet gebruiken en de verkoper zal de software niet terugnemen omdat de verzegeling op de CD verbroken is. Dit is aanleiding om te onderzoeken of die tweede overeenkomst wel geldig is.

De wetgever heeft niet alleen eisen gesteld aan de toepasbaarheid van algemene voorwaarden, maar ook eisen gesteld aan de totstandkoming van overeenkomsten. Het hangt van de artikelen 3:33 en 3:35 BW af of er een geldige overeenkomst is gesloten. Als de koper zich op de eerste beroept dan kan de fabrikant dat te niet proberen te doen door een beroep op het laatste artikel te doen.

Een rechtshandeling vereist een op een rechtsgevolg gerichte wil die zich door een verklaring heeft geopenbaard. (art. 3:33 BW)

Het is niet voor niets dat een overeenkomst ook wel eens een wilsovereenkomst wordt genoemd. Wie een overeenkomst sluit, moet dit wel uit eigen vrije wil doen. De koper kan aanvoeren dat hij deze overeenkomst eigenlijk niet had willen sluiten, maar daar toe gedwongen wordt gezien het alternatief. Dus zal menigeen iets te haastig concluderen dat er geen overeenkomst tot stand is gekomen. De softwaremaker heeft echter nog een ontsnappingsartikel:

Tegen hem die eens anders verklaring of gedraging, overeenkomstig de zin die hij daaraan onder de gegeven omstandigheden redelijkerwijze mocht toekennen, heeft opgevat als een door die ander tot hem gerichte verklaring van een bepaalde strekking, kan geen beroep worden gedaan op het ontbreken van een met deze verklaring overeenstemmende wil. (art 3:35 BW)

De wetgever is een ambtenaar dus dit artikel is een beetje lastig te lezen. Het artikel komt hier op neer dat wanneer iemands verklaring of gedraging redelijkerwijs mocht worden opgevat als zijnde gedaan met de wil om rechtsgevolg te hebben, de andere partij geen beroep meer kan doen op het ontbreken van die wil. Wie “ja” knikt op een veiling, zit daaraan vast ook al bedoelde hij “nee” te schudden. De overeenkomst is in die gevallen dan toch tot stand gekomen.

Nu de softwaremaker de hoofdschuldige is aan de ontstane omstandigheden kan hij geen beroep doen op dit artikel. De softwaremaker had behoren te weten dat hij de koper op deze manier in een onmogelijke positie dwingt. Bovendien mocht de koper er van uitgaan dat de softwaremaker reeds zijn toestemming voor gebruik had verstrekt op grond van dit zelfde artikel. Dit argument kan onderbouwd worden met art. 45i45j van de Auteurswet.

Tenzij anders is overeengekomen, wordt niet als inbreuk op het auteursrecht op een werk als bedoeld in artikel 10, eerste lid, onder 12, beschouwd de verveelvoudiging, vervaardigd door de rechtmatige verkrijger van een exemplaar van eerder genoemd werk, die noodzakelijk is voor het met dat werk beoogde gebruik. De verveelvoudiging, als bedoeld in de eerste zin, die geschiedt in het kader van het laden, het in beeld brengen of het verbeteren van fouten, kan niet bij overeenkomst worden verboden.

Wie nu denkt dat de waarde van EULA gelijk is aan de waarde van oud papier heeft het mis. In een Italiaanse zaak oordeelde de rechter oordeelde dat HP de aankoopprijs van de voor-geïnstalleerde software moest vergoeden aan de koper. In de EULA stond namelijk dat dit een overeenkomst betrof tussen de fabrikant en de gebruiker van de software. En dat als hij deze overeenkomst niet wenste te sluiten recht had op zijn geld terug. En ook naar Nederlandsrecht mag de eind gebruiker conform art. 3:35 BW daar redelijkerwijs van uitgaan: dan had de fabrikant dit product maar niet zo moeten verkopen!

Update: Uit de discussie komt naar voren dat een beroep op art. 3:33 BW niet zal slagen, maar in plaats daarvan een beroep op art. 3:44 lid 1 BW, dat misbruik van omstandigheden tegen gaat, wel kans van slagen heeft. Tevens is de verwijzing art. 45i Aw aangepast naar art. 45j Aw.

Alex de Kruijff
Alex is een ingenieur die elektronica en informatica heeft gestudeerd en juridische interesse heeft. Op zijn website kun je artikels over het besturingssysteem FreeBSD vinden, die je helpen bij het configureren er van.