Wie belasting ontduikt met cryptomunten, moet snel aangiftes verbeteren

Advocaten adviseren cliënten die stiekem bitcoins bezitten om oude belastingaangiftes te verbeteren. Dat meldde Trouw een tijdje terug. De fiscus kan binnenkort namelijk zelf nagaan of iemand cryptomunten bezit, en aangezien ze vanwege een nieuwe Europese wet kunnen ontdekken dat je die niet opgegeven had als bezit, is het maar beter om dat nu zelf te doen en zo de naheffing voor te zijn.

Er bestaan al geruime tijd regels over informatiedelen tussen belastingdiensten. Europa wil deze nu uitbreiden tot ook cryptovaluta:

Door de aanpassing van de richtlijn zouden exchanges (handelsplatformen voor cryptomunten, red.) en digitale banken zoals het Luxemburgse Bitstamp verplicht worden informatie door te geven. Welke gegevens dat concreet zullen zijn, is nog niet definitief vastgelegd, maar wellicht gaat het over de aan- en verkopen en de saldi op de wallets (elektronische portemonnees, red.) aan het begin en het einde van het jaar.
De richtlijn die men bedoelt staat in het jargon bekend als DAC8:
Met DAC8 wenst de Europese Commissie de bestaande regels te versterken en het kader voor de uitwisseling van informatie op belastinggebied uit te breiden naar cryptovaluta en e-money. De openbare consultatie op DAC8 is inmiddels afgerond. De beoogde publicatie van het richtlijnvoorstel had in het derde kwartaal van 2021 klaar moeten zijn maar deze is voorzover ik heb kunnen zien nog niet gepubliceerd.
De laatste zin lijkt nog steeds waar: het laatste dat ik kon vinden, is een persbericht van december waarin men “werkt aan de routekaart” om tot DAC8 te komen. Het zal dus hoe dan ook nog even duren. Want na aankondiging van het eerste concept ben je al gauw een jaar verder tot deze aangenomen is. En daarna hebben lidstaten zoals Nederland 2 jaar om hun eigen wetgeving aan te passen zodat deze voldoet aan de Richtlijn. En pas daarna kan dus onze Belastingdienst die gegevens vorderen bij exchanges en andere relevante punten.

Maar, en daar ging het om in het Trouw-artikel, de fiscus kan met navorderingen 5 jaar terug in de tijd gaan. De aangifte 2021 valt dus zeker te controleren met wat men straks in 2025 of 2026 te pakken weet te krijgen. Misschien zelfs 2020 ook nog als implementatie wat vlot gaat. En dat is misschien even slikken, zo lees ik bij Trouw:

“Veel van mijn cliënten hebben ooit een paar duizend euro ingelegd”, zegt Marco Bik, partner bij Jongbloed Fiscaal Juristen in Enschede. “Zij zitten nu boven de ton met dat vermogen, en enkelen hebben zelfs meer dan een miljoen.” Ook Bik zegt dat veel van deze beleggers niet weten dat zij die bedragen moesten invullen op de aangifte.

Volgens mij was het al sinds 2018 bekend dat bitcoins fiscaal bezit zijn en in box 3 aangegeven moeten worden. Maar dat terzijde.

Arnoud

Nieuw wetsvoorstel maakt einde aan ‘desastreuze’ fiscale regels voor start-ups

Om werken bij jonge, veelbelovende bedrijven aantrekkelijker te maken komen er fiscaal vriendelijkere regels voor medewerkers die betaald worden in aandelen. Dat meldde het FD onlangs. Het tot nu toe onderbelichte wetsvoorstel (internetconsultatie, sluit morgen) moet “meer bedrijven laten uitgroeien tot een Europese kampioen en Nederland concurrerender maken”. Deze kwam ook bij veel van mijn klanten langs, dus ik dacht ik licht hem er even uit ondanks dat het natuurlijk niet echt ICT-specifiek is.

De aanleiding voor het voorstel is dat je momenteel bij het krijgen van aandelenopties meteen een belastingheffing erbij krijgt, terwijl je opties op dat moment nog niets waard zijn – je startupwerkgever is nog niet naar de beurs, of je zit met een lockup periode die je uit moet zitten voordat je ze mag uitoefenen. Zoals het FD uitlegt:

Werknemers maken nu geen gebruik van opties, omdat ze de belasting erover niet kunnen betalen. Het alternatief is een lening afsluiten. Maar dit is riskant, aangezien de meeste start-ups mislukken en de aandelen vervolgens waardeloos zijn.
De bedoeling is dat de belastingheffing begin volgend jaar verschuift naar het moment dat aandelen verhandelbaar worden door een verkoop, investeringsronde of beursgang. Een punt van kritiek is wel dat het nieuwe systeem duurder uitpakt:
Wie nu onder de huidige regels meteen loonbelasting betaalt, valt daarna in box 3, waarin het rendement uit de aandelen wordt belast. Dat is per jaar maximaal 1,76% van het vermogen, en minder bij vermogens onder €950.000. Maar het ministerie wil straks ook over de latere waardestijging van de aandelen tot 49,5% loonbelasting rekenen, waarmee alles in box 1 valt.
(Het blijft ergens cynisch grappig dat het FD altijd met die “Stel u heeft €950.000 aan opties” rekenvoorbeelden komt.) Dit is in tegenstelling tot andere landen waar zulke aandelen direct als vermogen belast worden, dus daar pakt dat gunstiger uit. Maar wie dat niet wil, kan aldus de minister de oude regeling blijven gebruiken.

Arnoud

 

Is wifi op de camping standaard of een aparte dienst?

Hoort het aanbieden van wifi op de camping aan gasten bij de dienst van verblijf zelf, of is het een aparte dienst? Met die vraag zag de rechtbank Gelderland zich recent geconfronteerd in een belastingzaak. Ja, dit is relevant voor de belasting omdat er verschillende btw-tarieven gelden voor losse diensten bovenop logies en voor de logies zelf. Het maakt daarbij niet uit of je het apart verkoopt, als het immers eigenlijk bij de dienst inbegrepen zit dan moet hetzelfde btw tarief daarop gelden. TL;DR: wifi is een essentieel en niet van vakantieverblijf los te ziene dienst bij een vakantiepark.

De gedaagde in deze zaak exploiteert een vakantiepark met woningen en plekken voor tenten en stacaravans. Wie toegang tot het internet wilde, moest apart betalen en kreeg vervolgens een wificode. In de praktijk bleek zo’n 70 à 80% van de mensen deze code af te nemen, en de eigenaar deed dan ook aangifte btw tegen het lage tarief voor deze aparte dienst. De Belastingdienst zag dat anders, internet is gewoon deel van de dienst van het verblijven in het park en daarom had er gewoon 21% btw op moeten zitten.Update: Pardon, zoals in de comments gezegd: “De belastingdienst vond het een losse dienst en vond dat het daarom belast moest worden met 21% BTW en niet met 6% BTW die over de verhuur van de huisjes werd geheven.”

Niet verbazingwekkend zijn er stapels jurisprudentie over de vraag wanneer iets een los extraatje is en wanneer deel van het origineel. De stand van zaken is kortweg als volgt:

Er is onder meer sprake van één prestatie indien een of meer elementen moeten worden geacht de hoofdprestatie te vormen, terwijl een of meer andere elementen moeten worden beschouwd als een of meer bijkomende prestaties, die het fiscale lot van de hoofdprestatie delen. Een prestatie moet in het bijzonder als bijkomend bij een hoofdprestatie worden beschouwd, wanneer zij voor de klanten geen doel op zich is, maar een middel om optimaal gebruik te kunnen maken van de hoofdprestatie van de dienstverrichter.

Heel gechargeerd is de vraag dus, hoe belangrijk is internet op de camping. Ik vermoed dat een aantal lezers nu gelijk wil roepen dat “je naar de camping gaat voor je rust” of “je hebt toch een 4g dongel bij je”, maar er blijkt zowaar onderzoek te zijn op dit gebied (van de ANWB) waaruit:

blijkt dat 99% van de kampeerders online gaat en 82% zelfs dagelijks. Drie op de vier ondervraagden vinden internet op de camping net zo vanzelfsprekend als een goed elektriciteitsnet.

En dat gaat dan over mensen in tenten, caravans én huisjes. De rechtbank in deze zaak vindt het daarmee nog zwaarder wegen voor huisjeshuurders, omdat die immers meer luxe verwachten dan tentkampeerders.

Naar het oordeel van de rechtbank moet geconcludeerd worden dat wifi inmiddels zo gewoon en algemeen is geworden, en ook in de jaren 2014 en 2015 al was, dat niet gezegd kan worden dat de wifi voor de klant een doel op zich is, zo min als andere bijkomende diensten als stromend water, elektriciteit en een televisie dat zijn. Aannemelijk is dat het ontbreken van de mogelijkheid van wifi zal leiden tot minder boekingen en dat spiegelbeeldig de aanwezigheid van wifi eraan bijdraagt dat optimaal gebruik kan worden gemaakt van het verblijf in de vakantiewoning.

Vanuit die conclusie is het dan ook onvermijdelijk dat de kosten voor wifi onder hetzelfde tarief vallen als het vakantieverblijf zelf. Belastingtechnisch is wifi op vakantie dus essentieel. U mag nu gaan mopperen dat in uw tijd je al blij mocht zijn met stromend water en/of een gat in de grond als wc.

Arnoud

Een iPad is een computer, fiscaal gezien dan

De Hoge Raad heeft beslist dat de iPad fiscaal gezien een computer is en geen ‘communicatiemiddel’, las ik bij Tweakers. Dat maakt uit, want computers aan werknemers geven is fiscaal belast minstens 90 procent zakelijk gebruikt worden. Althans, tot 2011 dan want daarna zijn die regels aangepast.

Deze zaak speelt al een tijdje. RTL had haar werknemers iPads verstrekt, en claimde dat dit onder de belastingvrijstelling voor communicatieapparatuur viel. Toen de wet werd gemaakt, was het onderscheid tussen computers en communicatieapparatuur vrij duidelijk. Met een telefoon kon je bellen, met een computer niet. Met een computer kon je rekenen en software draaien, met een telefoon niet. Prima dan dat je op dat moment twee fiscale regimes loslaat op de twee categorieën.

Het onderscheid werkt heel wat minder goed als op zeker moment die communicatieapparatuur qua prestaties vergelijkbaar wordt met de traditionele computer. En daar zat het probleem: een iPad is functioneel zeer goed te vergelijken met een desktop (hoewel onhandiger qua toetsenbord). Omgekeerd kun je met een desktopcomputer of laptop prima bellen (bijvoorbeeld Skype). Dus hoe definieer je dan de grens zodanig dat de iPad aan de ene kant valt en een laptop aan de andere kant?

Het Gerechtshof hield het in 2012 nog bij “Het beeldscherm en de invoermogelijkheden zijn bij deze apparaten te beperkt voor langdurig gebruik als computer”. De HR ziet het echter anders. De definitie uit de wet werkt namelijk als een stappenplan: je moet eerst kijken of iets een computer is en pas als dat het niet is, of het dan eventueel een communicatiemiddel of wat anders is.

Een iPad is een computer, want

De in cassatie niet bestreden omschrijving van de iPads in ’s Hofs uitspraak laat geen andere conclusie toe dan dat deze in gelijke of zelfs sterkere mate dan digitale agenda’s en GPS-apparatuur zijn bedoeld voor taken die ook door een computer kunnen worden verricht.

(De digitale agenda’s en GPS apparaten waren genoemd in de toelichting bij de wet als voorbeelden van “computers of daarmee vergelijkbare apparatuur”.)

Ik las nog dat Arno Lodder blogt (hoi) dat ook de smartphone dus een computer is. Immers, die omschrijving hierboven past ook prima op de smartphone. Met als gevolg dat smartphones (onder de oude regels) óók alleen fiscaal belast mogen worden verstrekt, tenzij de werknemer meer dan 90% van de tijd zakelijk telefoneert daarmee. En dát kan nog een naheffingstechnisch staartje krijgen.

Hoe zouden jullie het onderscheid tussen telefoon/communicatieapparaat enerzijds en computer anderzijds definiëren?

Arnoud

Is een belastingsoftwaremaker aansprakelijk voor valse aangiftes?

turbotax-intuit-softwareBelastingsoftwaremaker Intuit heeft de e-filing van belastingaangiftes via TurboTax tijdelijk stopgezet vanwege vermoedelijke fraude, las ik bij Slashdot. Criminelen zouden de identiteit van derden hebben gestolen en via TurboTax grootschalig valse aangiftes doen. Het bedrijf deed dit nadat de staat Utah 28 zekere fraudegevallen en 8.000 mogelijke fraudegevallen bij hen meldde. Wat voor mij de interessante vraag oproept: is Intuit aansprakelijk voor een frauduleuze belastingaangifte?

In principe is het natuurlijk aan de gebruiker hoe deze de software gebruikt. Als ik een dreigbrief typ in Word, is Microsoft daar niet aansprakelijk voor. Dat is ook logisch: hoe kunnen zij in vredesnaam zien wat ik typ, laat staan daaruit concluderen dat ik iets strafbaars doe? Pas als men zelf routines zou toevoegen waarmee aangezet werd tot strafbare feiten, zou dat anders komen te liggen.

Een verschil is wel dat TurboTax niet alleen een aangifte faciliteert, maar deze ook instuurt. Je aangifte gaat dan naar de servers van Intuit, en wordt vanaf daar aangeleverd aan de belastingdienst. (Bij ons werkt dat geloof ik iets anders: het pakket Elsevier Belasting Aangifte stuurt direct je aangifte naar de Belastingdienst, niet naar een Elsevier-server. Dit voelt ook iets logischer.)

Als je in die rol gaat zitten als bedrijf, dan kun je onder zekere omstandigheden aansprakelijk worden voor wat er door je servers heengaat. Een dienst zoals van Intuit valt onder dezelfde regels voor aansprakelijkheid als die voor internet- en hostingproviders, omdat de wet (art. 6:196c BW) spreekt van een “dienstverlener van de informatiemaatschappij” oftewel een partij die diensten op of via internet levert. Het faciliteren van belastingaangiftes is dat net zo goed als het hosten van informatie.

Het maakt daarbij uit of je alleen informatie doorgeeft (zoals een ISP doet, eventueel met een tijdelijke cache) of dat je informatie opslaat en doorgeeft (zoals een hostingbedrijf doet). De laatste kan namelijk aansprakelijk worden voor de opgeslagen informatie wanneer hij niet ingrijpt na een klacht; dit is waarom elke hoster een notice/takedown-beleid heeft.

Ik kan op de site niet ontdekken of Intuit informatie opslaat of direct doorgeeft, dus dat maakt de vraag een tikje lastig om te beantwoorden. Het meest logisch is dat de informatie meteen doorgegeven wordt, en dan is Intuit niet aansprakelijk voor wat er door haar servers heengaat. Ook niet als ze het een paar minuten vasthoudt. Dat lijkt me ook normaal want wat kún je doen in die situatie, hoe kun je doorgifte van data tegenhouden als je deze niet opslaat?

Als men het lange tijd opslaat, dan zou de vraag worden wanneer zij weet dat een aangifte onmiskenbaar frauduleus is, want dat is de standaard voor aansprakelijkheid bij hosting van opgeslagen informatie. Ik denk dat daar weinig situaties zijn anders dan a) de gebruiker klaagt en b) de Belastingdienst klaagt. Dus dat is relatief makkelijk voor Intuit. Wacht op een klacht van een van beiden en grijp dan in.

In beide gevallen mag de rechter overigens een bevel uitspreken om aan het onrechtmatig handelen een eind te maken. Ook bij internetproviders; wel moet het verbod natuurlijk proportioneel zijn en effectief, iets dat bij de Piratebayblokkades niet bewezen kon worden.

Ik twijfel wel. Móet een partij als Intuit aansprakelijk gehouden worden voor zulke valse aangiftes? Het voelt wat gezocht. Aan de andere kant, ze kiezen er zelf voor om er met hun servers tussen te gaan zitten dus dan zet je jezelf in een positie om in te kunnen grijpen. En als je het kunt, dan zullen er situaties komen waarin je het moet.

Arnoud

Hoe rampzalig zijn de nieuwe btw-regels voor online ondernemers?

btw-belastingSinds 1 januari gelden er nieuwe regels voor het heffen van btw aan consumenten, als je tenminste geautomatiseerde online diensten of software levert. Kort gezegd: je moet het btw-tarief rekenen dat in het land van de consument geldt voor het soort dienst dat je aan die consument verkoopt. En het is jouw probleem om uit te zoeken welk land dat is. Oh en daarna moet je natuurlijk al die btw afdragen aan de belastingdienst van de betreffende landen. En dat kan nog wel eens behoorlijk vervelend uitpakken, zo blijkt.

De nieuwe btw-regels zijn bedoeld om de btw-ontduiking (pardon, geheel legale bedrijfsstructuuropzetten) van grote internetbedrijven aan te pakken. Je kunt immers niet meer je vestigen in een land met hele lage btw en vanuit daar online diensten leveren aan consumenten in landen met hoge btw. Verkoop je aan Duitse consumenten, dan moet je de Duitse btw rekenen waar je ook gevestigd bent. (Weten wat die btw is? Gebruik deze handige VAT info checker.)

Ondertussen pakt het wel heel vervelend uit voor de vele kleine online ondernemers die bijvoorbeeld e-books of cursussen verkopen aan consumenten. Bij Blueberry Dynamic las ik een uitgebreid verhaal over wat dit voor consequenties voor je bedrijf kan hebben:

Het betekent dat als iemand uit Spanje jouw e-course aanschaft jij moet kunnen bewijzen waar deze persoon zich bevond op het moment van aanschaf en je bent verplicht om de BTW over je e-course te betalen in Spanje. … zelfs als jij eenmalig een e-book van €7,50 (of €0,01 zelfs) verkoopt aan een particulier in Bulgarije dan moet jij over dat product BTW-aangifte doen in Bulgarije. Je bent daar dan geregistreerd en moet je de komende 10 jaar kunnen verantwoorden over deze ene aankoop.

Voor dat afdragen van btw is een oplossing: registreer je bij onze Belastingdienst (de BTW-MOSS, btw-mini one stop shop), waarna die jouw btw-bedragen ontvangt en verdeelt over de belastingdiensten per land. Zo heb je maar één loket waar al je btw heen gaat.

Maar het probleem blijft dat je per afnemer moet weten in welk land hij gevestigd is (als hij consument is), omdat je anders niet weet welk btw-tarief er geldt op je dienstverlening. Oh, en dat je moet nagaan of iemand consument is natuurlijk.

Hoe je nagaat of iemand consument is, is een moeilijke. Je kunt je klanten vragen om een btw-nummer, wie dat invult is per definitie geen consument. Maar dan sluit je wel consumenten uit als klant, en dat schiet ook weer niet op. Mensen laten kiezen tussen “Ik koop als consument/Ik koop zakelijk” (en bij optie 2 een btw nummer vragen) is dan misschien iets praktischer.

Vervolgens moet je nagaan waar iemand gevestigd is. De wet eist hierbij twee bewijsstukken, en de Uitvoeringsverordening noemt negen opties die in ieder geval genoeg zijn:

  1. de gegevens van de afnemer zoals zijn factuuradres;
  2. het internetprotocoladres (IP-adres) van het door de afnemer gebruikte toestel of een andere methode voor het bepalen van de geografische locatie;
  3. bankgegevens zoals de plaats waar de voor de betaling gebruikte bankrekening wordt aangehouden, en het factuuradres van de afnemer bij die bank;
  4. de mobiele landencode (MCC) van het IMSI-nummer dat is opgeslagen op de door de afnemer gebruikte simkaart;
  5. de plaats van de vaste aansluiting in een woning, langs dewelke de dienst aan de afnemer wordt verleend;
  6. in het geval van een afnemer die goederen verkoopt via het internet of een soortgelijk elektronisch netwerk, de initiële plaats van vertrek van het vervoer of de verzending van de door die afnemer verkochte goederen;
  7. in het geval van een afnemer die goederen koopt via het internet of een soortgelijk elektronisch netwerk, de uiteindelijke plaats van aankomst van het vervoer of de verzending van de door die afnemer gekochte goederen;
  8. inschrijvingsgegevens van het door de afnemer gehuurde vervoermiddel, indien dat vervoermiddel moet worden ingeschreven op de plaats waar het wordt gebruikt, en andere soortgelijke gegevens;
  9. overige zakelijk relevante gegevens die de dienstverrichter heeft verkregen.

Volgens mij zou je dus in principe toe moeten kunnen met een IP-adres en het opgegeven factuuradres, mits je aan dat IP-adres kunt zien waar iemand woont. Maar als mensen een VPN gebruiken of in het buitenland op vakantie zijn, dan wordt het alsnog ingewikkeld. Het bewijs hiervan moet overigens tien jaar lang bewaard worden, en beschikbaar zijn voor iedere buitenlandse Belastingdienst die de btw-aangifte wil controleren.

Inderdaad, dat is behoorlijk lastig om rekening mee te houden en ik kan me goed voorstellen dat ondernemers nu denken: ik ga alleen nog in Nederland zaken doen. Het moet me dan wel van het hart dat het bij élke nieuwe wet hetzelfde gaat: in alle tijd voordat de wet van kracht wordt, lijkt het niemand te boeien en zodra de wet van kracht is, barst iedereen los met dat het onwerkbaar is, geen rekening houdt met internet en de moderne tijd en ga zo maar door. Argh. Als iedereen nou wat éérder had geklaagd, hadden we nog wat kunnen doen aan die wet.

Hoe dan ook, er is geen quick fix om aan deze wet te ontkomen. Wie met consumenten in het buitenland zaken doet, moet vaststellen in welk buitenland, de btw-tarieven erbij zoeken en vervolgens de btw afdragen aan de relevante buitenlandse Belastingdienst.

Arnoud

Moet je aangifte doen over je bitcoinbezit?

bitcoin-cc-by-sa-flickr-zach-copleyDe Amerikaanse Internal Revenue Service (IRS) heeft geoordeeld dat bitcoins in de VS geen valuta, maar bezit zijn, meldde Nu.nl. Hierdoor zullen Amerikanen de waarde van de munt in dollars (op de datum waarop de bitcoins zijn ontvangen) moeten aangeven. Bij ons is vandaag de laatste dag (tenzij je uitstel hebt aangevraagd) om je belastingaangifte te kunnen doen, dus: hoe zit dat bij ons?

De cryptografische munt Bitcoin is juridisch moeilijk in een hokje te duwen, omdat zo ongeveer alles anders werkt dan bij traditionele munten. Formeel is Bitcoin geen ‘geld’: de Richtlijn elektronisch geld eist daarvoor dat er een vordering op de uitgever tegenover staat en dat het geld is geruild voor ander, ontvangen geld. Een prepaid kaart opladen levert dus wél elektronisch geld op, maar bitcoin niet want er is niet echt een uitgever. Ook is de verandering in waarde een lastige factor hierbij.

In 2013 beantwoordde de minister Kamervragen over Bitcoin. Hierin bevestigde hij allereerst dat Bitcoin inderdaad geen geld is (en ook elders niet onder de Wet financieel toezicht valt). Ook valt het niet onder de definitie van “financieel product”, waar onder meer betaalrekeningen, kredieten en verzekeringen onder vallen. In theorie kan het eronder geplaatst worden, want de minister kan bij AMvB bepalen dat andere producten “financieel” zijn.

Wie vermogen of winst verkrijgt met Bitcoins, moet daar wel gewoon aangifte over doen in box 3. Dat geldt immers altijd, ongeacht of je winst of inkomen nu onder de Wft als ‘geld’ telt. Er ontstaat alleen een praktisch probleem als het niet in Euro’s is: wat zijn die Bitcoins nu waard en hoe reken je dat om naar Euro’s? Dit heb je natuurlijk ook met andere valuta. Bij buitenlandse valuta publiceert de Belastingdienst dan ook koerslijsten waarop ik bijvoorbeeld zie dat mijn dollarvermogen (januari 2014) volgens de belastingdienst tegen €0,72732562 per dollar in box 3 moet.

In een Besluit uit 2008 wordt voor lokale valuta (zoals de noppes) bepaald dat je de koers moet nemen van de organisatie. En als mensen zowel geld als noppes als prijs noemen, dan is dat geld de waarde van de noppes. Wie dus zegt “1 BTC of €350”, erkent dat zijn bitcoins €350 het stuk waard zijn – mits dat een reële prijs is. Bij Bitcoin is er geen centrale organisatie, maar wellicht dat daar sites als Bitcoinaverage een objectieve basis kunnen geven.

Het lastige voor de Belastingdienst is natuurlijk dat het best moeilijk te achterhalen is wat iemands Bitcoinbezit is. Daarmee is het nog aardig eenvoudig de belasting te ontduiken, hoewel je dan wel je bankrekening niet moet gebruiken om Bitcoins te kopen of verkopen. Een bedrag ontvangen van een Bitcoinbeurs is bewijs dat je iets met Bitcoins doet, zodat de Belastingdienst best eens kan vragen naar je wallet, en daarin kan gaan snuffelen wat je zoal aan transacties hebt gedaan.

Gewetensvraag: wie heeft zijn Bitcoin-bezit aangegeven of gaat dat vandaag nog doen?

Arnoud

Inkomsten in Bitcoins zijn gewoon belastbaar

bitcoin-cc-by-sa-flickr-zach-copleyNederlanders die inkomsten uitbetaald krijgen in de virtuele munteenheid Bitcoin, moeten daar belasting over betalen, las ik bij Nu.nl. Minister Dijsselbloem (Financiën) had dit gemeld in een reactie op kamervragen over de virtuele valuta. Hoewel Bitcoin geen elektronisch geld is in de zin van de wet, moet je toch gewoon belasting betalen als je inkomsten in Bitcoin betaald krijgt.

Wat is dan “elektronisch geld”? Volgens de Wet financieel toezicht (Wft) is dat een geldswaarde

  1. die elektronisch of magnetisch is opgeslagen
  2. die een vordering op de uitgever vertegenwoordigt,
  3. die is uitgegeven in ruil voor ontvangen geld om betalingstransacties te verrichten (…) en
  4. waarmee betalingen kunnen worden verricht aan een andere persoon dan de uitgever;

Bitcoins zijn geen vordering op de uitgever, en worden niet per se uitgegeven in ruil voor ontvangen geld (een storting op je bankrekening). Daarmee voldoet Bitcoin niet aan de definitie. Ook valt het niet onder de definitie van “financieel product”, waar onder meer betaalrekeningen, kredieten en verzekeringen onder vallen. In theorie kan het eronder geplaatst worden, want de minister kan bij AMvB bepalen dat andere producten “financieel” zijn. Maar daar lijkt nu nog weinig aanleiding voor te zijn, hoewel er toch naar schatting zo’n €20 miljoen aan Bitcoin door Nederlanders gehouden wordt.

Ik kan overigens geen definitie van ‘geld’ vinden in de Wft. Bij het doorzoeken kwam ik nog de term “wettig betaalmiddel” weer tegen, waar ik óók geen definitie van kan vinden. En dat fascineert, omdat het toch een term is die regelmatig wordt gebruikt. Misschien is dit zo’n algemeen bekende term dat we die niet hóeven te definiëren?

In ieder geval, het is niet verplicht om een betaling in een wettig betaalmiddel te accepteren. Tenminste, als er vooraf duidelijke spelregels zijn gesteld over wat men wél aanvaardt. Als ik een bordje ophang “geen biljetten van € 100 of hoger” of “Drank uitsluitend met onze muntjes” dan is dat de overeengekomen regel en dan kun je niet alsnog met een € 500-biljet of de tegenwaarde in Euro van die muntjes aankomen bij de bar. En meer algemeen mag je altijd een betaling met een onredelijk aantal munten (of biljetten) weigeren, want je moet als schuldenaar ‘redelijk’ zijn naar je schuldeiser toe (art. 6:2 BW) en een vrachtwagen vol 1 eurocentmunten is geen redelijke manier om je hypotheek af te lossen.

Maar hoe kan er nou belasting geheven worden op Bitcoin als Bitcoin geen geld is? Nou ja, eigenlijk vanwege de hele simpele regel dat je áltijd belasting moet betalen als je inkomsten genereert, ongeacht hoe die inkomsten worden uitbetaald. De Wet inkomstenbelasting 2001 is daar heel makkelijk in: wie ‘winst uit onderneming’, ‘loon’ of ‘resultaat uit overige werkzaamheden’ heeft ontvangen, moet daar belasting over afdragen. Of dat resultaat nu in Euro’s, Bitcoins of bananen is uitbetaald, doet niet ter zake. Je krijgt alleen een praktisch probleem als het niet in Euro’s is: wat zijn die bananen, eh die Bitcoins nu waard en hoe reken je dat om naar Euro’s?

Dit probleem is dus niet echt nieuw, maar ja gooi een internet- of cyberterm er tegenaan en je hebt nieuws. In de antwoorden werd nog verwezen naar een Besluit uit 2008 over lokale geldstelsels (LETS: Local Exchange and Trade System) waarmee mensen onderling prestaties en diensten voor elkaar doen en verrekenen. Je ‘Letsgeld’ heet dan “een niet in geld genoten inkomst”, en deze wordt gewaardeerd tegen de koers zoals de Letsorganisatie die hanteert. Zo zou het bij Bitcoins ook moeten werken dus.

Intrigerend daarbij is nog dat bij die Lets er het probleem is dat die niet meer zijn dan een getal in de boekhouding van de organisatie. Er is niets waar de Belastingdienst beslag op kan leggen, in tegenstelling tot een bankrekening met giraal geld erop. Hoe daarmee omgegaan moet worden, is nog niet echt duidelijk geloof ik. Dus nu vraag ik me af, hoe doe je dat bij Bitcoin. Zou de Belastingdienst dan gewoon je bitcoinwallet kunnen pakken en een afboeking kunnen doen? In theorie zou ik zeggen van wel, ze mogen ook die sok met zwart geld onder je matras pakken en meenemen als dat het enige is om een belastingschuld mee te kunnen voldoen. Maar stel je hebt een wachtwoord op je wallet, kan de Belastingdienst je dan dwingen die af te geven? Je bent niet strafrechtelijk verdacht, dus er is geen sprake van tegen jezelf getuigen. Hmm.

Arnoud<br/> Foto: One BTC Coins, Zach Copley, Creative Commons BY-SA 2.0.

Is een iPad een telefoon of een computer?

In de categorie achterdeorenkrabvragen: is een iPad een telefoon of een computer? Ja, dat is een zeer relevante vraag. Tenminste, wanneer je als werkgever je werknemers allemaal een iPad geeft omdat dat zo zakelijk hip en handig is. Want werknemers computers geven mag niet zomaar, dat telt als loon in natura. En in een recent vonnis kwam het nu eindelijk eens tot een uitspraak.

Een bedrijf had al haar werknemers (664 man) een iPad verstrekt, inclusief mobiel-internetdatakaart met Vodafoneabonnement. Eer waren geen afspraken gemaakt over het gebruik, en de iPad hoefde niet te worden ingeleverd bij ontslag. Dat riekt naar loon in natura, want zo’n iPad neemt iedereen natuurlijk mee naar huis om daar te gaan angrybirdsen tijdens de kerst. Het bedrijf maakte bezwaar tegen de loonheffing, en zo kwam het tot deze uitspraak.

De wet op dat moment (art. 17 Wet LB) bepaalde dat iets geen loon is als het een “vrije verstrekking” is, oftewel

tot voorkoming van kosten, lasten en afschrijvingen ter behoorlijke vervulling van de dienstbetrekking;

Een categorie producten die hieronder valt, waren de communicatiemiddelen(art. 15b Wet LB):

telefoon, internet en dergelijke communicatiemiddelen – niet zijnde computers en dergelijke apparatuur en bijbehorende apparatuur –, tenzij het zakelijke gebruik van meer dan bijkomstig belang is;

En hier ontstond dus de discussie over. Is een iPad een “communicatiemiddel” zoals een telefoon, of een “computer en dergelijke”? Formeel is het natuurlijk een computer, het ding rekent en doet I/O, maar volgens die definitie is álles een computer en dat is niet de bedoeling.

Het bedrijf wees erop dat een iPad primair wordt gebruikt voor communicatie: e-mail, internetten, whatsappen, twitteren, geven van presentaties, socialemediaën, etcetera. Geen mens gaat documenten zitten typen op een iPad of spreadsheets vullen. De belastingdienst stelde daar tegenover dat het apparaat inherent ontworpen moet zijn om communicatie (zoals telefonie, sms en e-mail) een overheersende rol te laten spelen.

Tsja, daar zit je dan als rechter.

Gelukkig was er nog de wetsgeschiedenis: wat was er zoal gezegd over “computers” en “communicatieapparatuur” toen dit wetsartikel werd ingevoerd?

Een mobiele telefoon kan ook onder deze omschrijving [van “computer”] vallen als de functie van telefoontoestel duidelijk ondergeschikt is aan andere functies, zoals telematica of dataverwerking (…) Pocket-PC’s, mini-notebooks en navigatie-apparatuur vallen niet onder het begrip communicatiemiddelen. Dergelijke apparatuur valt onder de regeling voor computers e.d.

En op basis van die passages concludeert de rechter dat een telefoon een telefoon is als hij eruit ziet als een telefoon. En dát doet een iPad niet. Goed, je kunt er vast met een app mee bellen als hij een sim heeft, en videochat via Skype kan natuurlijk ook, maar dat is niet de primaire functie van een iPad, laat staan dat ie daarvoor vormgegeven is. Niet voor niets ziet mevrouw rechtsboven op het plaatje er enigszins dom uit met de iPad aan het oor.

Mede gelet op het formaat van de iPad, het geheugen van 32 GB en met inachtneming van de vele andere gebruiksmogelijkheden dient de iPad veeleer te worden aangemerkt als kleine computer die mede geschikt is voor verschillende vormen van communicatie.

En computers zijn alleen vrijgesteld als ze “meer dan bijkomstig” zakelijk worden gebruikt, volgens de wettelijke regeling meer dan 90% van de tijd.

Het creatieve argument dat de iPad als vakliteratuur (ook een vrijgestelde categorie) moet worden gezien, wordt eenvoudig terzijde geschoven. Een iPad is geen literatuur, laat staan vakliteratuur. Je kunt er vakliteratuur mee lezen, maar dat maakt het leesapparaat nog geen vakliteratuur.

Update (7 december) bij Webwereld ontdekten ze dat de werkgever in kwestie RTL is. Deze heeft aangekondigd in hoger beroep te gaan.

Arnoud

Mag een prijs exclusief BTW getoond worden?

bonnetjes-btw-ontvangst-betalen-bewijs-rekening-kassabon.jpgEen lezer vroeg me:

Laatst bestelde ik iets bij een webwinkel. Tot mijn verbazing zag ik bij het besteloverzicht (nog net vóór het afrekenen) ineens dat er BTW bij alle prijzen werd gerekend. Ik ben toen terug gaan kijken, en in de disclaimer onderaan de pagina stond “e. BTW” in hele kleine lettertjes. Mag dat dan zomaar, prijzen in een webwinkel exclusief BTW?

Nee, dat mag niet – tenzij de webwinkel alleen en uitsluitend op zakelijke klanten is gericht en dat ook duidelijk communiceert. De BTW of omzetbelasting moet verplicht worden geheven bij alle transacties. Voor ondernemers geldt dat ze de BTW vaak kunnen terugvorderen, vandaar dat prijzen bij ondernemers onderling meestal zonder BTW worden gegeven. (In deze zaak bijvoorbeeld: “als feit van algemene bekendheid kan gelden dat ondernemers onderling vanwege de verrekenbaarheid daarvan, steeds prijzen exclusief BTW hanteren”.)

Bij transacties met consumenten is de BTW echt gewoon onderdeel van de prijs, en dat moet dan ook als zodanig worden behandeld. Artikel 38 van de Wet op de Omzetbelasting 1968 is hier heel duidelijk in:

Het is de ondernemer verboden aan anderen dan ondernemers en publiekrechtelijke lichamen goederen en diensten aan te bieden tegen prijzen met zodanige aanduidingen dat de omzetbelasting niet in de prijzen zou zijn begrepen.

Specifiek voor internettransacties wordt dat nog eens onderstreept in artikel 7:46c BW:

Tijdig voordat de koop op afstand wordt gesloten, moeten aan de wederpartij met alle aan de gebruikte techniek voor communicatie op afstand aangepaste middelen en op duidelijke en begrijpelijke wijze, de volgende gegevens worden verstrekt, … de prijs, met inbegrip van alle belastingen, van de zaak;

Ook is het sinds enige tijd op grond van de Wet Oneerlijke Handelspraktijken verboden om een prijs exclusief BTW (of andere belastingen) te vermelden richting een consument. De prijs inclusief BTW is “essentiële informatie” (art. 6:193e BW) en mag dan ook niet ontbreken in een reclame, aanprijzing of aanbod gericht op consumenten.

Het is dus niet toegestaan om een consument een prijs exclusief BTW te melden, ook niet als je erbij zet dat de prijs exclusief BTW is. Er moet echt een prijs inclusief BTW bij staan. (Je mag natuurlijk wél de prijs zowel inclusief als exclusief melden.)

Wettelijke regels genoeg dus: niet meer doen, beste winkelier.

Arnoud