Iemand filmt met de verborgen camera een opdracht tot een huurmoord, en verkoopt de beelden aan het programma Peter R. de Vries, die er een ophefmakende uitzending van maakt. Met een bevredigend slot: de opdrachtgever wordt strafrechtelijk veroordeeld (voor de fijnproevers: niet voor opdracht tot moord maar poging tot uitlokken van medeplegen van moord). Daarover verscheen een blog, waartegen het onderwerp van de uitzending bezwaar maakte. Moet die eraf?
Zowel rechtbank als Hof zien niets onrechtmatigs aan het artikel. Er was voldoende basis in de feiten en het artikel had voldoende nieuwswaarde. Aan de beelden wordt niet getwijfeld. Dat er voldoende basis in de feiten was, blijkt onder meer uit het feit dat de eisende partij strafrechtelijk veroordeeld werd (hoewel hoger beroep nog loopt). Verder kan natuurlijk geen beroep worden gedaan op het recht op bescherming van reputatie als het verlies van goede naam een voorzienbaar gevolg is van het eigen gedrag, zoals het plegen van een strafbaar feit (EHRM 27 oktober 2004, 55480/00, EHRC 2004/90, Sidabras, r.o. 49).
De blogger had er voor gekozen de eiser met volledige naam en toenaam én foto te noemen. Dit loopt tegen de journalistieke gewoonte aan om verdachten en veroordeelden met initialen aan te duiden, maar die gewoonte is geen harde rechtsregel. En natuurlijk kunnen ook bloggers gewoon profiteren van de vrijheid van meningsuiting. Je hoeft niet bij de pers te werken om informatie, feiten of ideeën aan het publiek te verkondigen.
Vervolgens brengt de eiser de Wet bescherming persoonsgegevens in stelling. Immers, het publiceren van feiten over een persoon op internet is een verwerking van diezelfde persoonsgegevens, en zonder toestemming is verwerking in beginsel niet toegestaan. In beginsel, want er zijn meer grondslagen. De hier relevante is artikel 8 sub f Wbp: een eigen dringende noodzaak van de verantwoordelijke (de blogger, en afgeleid ook Google) om de gegevens te verwerken, waarbij zo veel mogelijk rekening is gehouden met de privacy. Dit zijn strenge eisen.
Data protection is the new libel, heet het in sommige juridische kringen. De Wbp biedt immers zo’n mooie stok: niets mag behalve in héél specifieke situaties, en daarnaast zijn er genoeg afgeleide eisen (zoals beveiliging, informatieplichten en algemene principes van doelbinding en zorgvuldigheid) waar iemand altijd wel op te ‘pakken’ is. Zit je dus met een lastige publicatie, dan is een vordering op grond van de Wbp kansrijker dan op grond van smaad of laster.
Althans, zo lijkt het. Al eerder werd bepaald (het Kleintje Muurkrant-arrest, ECLI:NL:GHSHE:2011:BP3921) dat de Wbp géén aparte grondslag biedt voor de onrechtmatigheid van een publicatie. Als een publicatie volgens een afweging van belangen (uitingsvrijheid enerzijds en privacy anderzijds) rechtmatig is, dan is deze dat automatisch ook onder de Wbp.
Een bijzondere situatie ontstaat nog omdat het bericht bijzondere (strafrechtelijke) persoonsgegevens verwerkt. Voor deze gegevens geldt immers een nóg hogere lat binnen de Wbp: deze mogen niet worden verwerkt tenzij de Wbp bepaalt van wel (art. 16 Wbp). Dit verbod kent geen belangenafweging. In een eerdere zaak dit jaar achtte de rechter dan ook een publicatie over een strafrechtelijke veroordeling (wegens wapenbezit) in strijd met dit artikel. Dit was echter onjuist: de Wbp kent een persexceptie, en hoewel deze de journalist niet ontslaat van de gewone regels over toestemming of dringende noodzaak, is de journalist wél vrij om bijzondere persoonsgegevens te verwerken als dat nodig is bij de publicatie (art. 3 lid 2 Wbp).
Ook de argumenten tegen Google als hosting provider van de betreffende content slagen niet. Google is weliswaar als hoster gehouden in te grijpen bij klachten, maar daarvoor is vereist (art. 6:196c lid 4 BW) dat de klachten gaan over onmiskenbaar onrechtmatige inhoud, en daarvan is hier geen sprake. Ook het beroep op het Delfi-arrest slaagt niet: voor een ‘commercially-run Internet news portal’ geldt soms een iets hogere aansprakelijkheidslat, maar ook dat is pas relevant als de publicatie op zo’n portal (of de daarop volgende reacties) onrechtmatig is.
Alles bij elkaar ziet het Hof geen reden om het bestreden vonnis in stand te houden. En wij hebben er weer een mooie refresher in de onrechtmatige perspublicatie bij.
Arnoud