Twitter sluit Amerikaanse Politwoops

twitter-politieMicroblogdienst Twitter heeft de Amerikaanse site Politwoops afgesloten, las ik bij Sargasso. Op Politwoops zijn tweets van politici te lezen nadat de twitterende politicus deze had weggehaald. Het idee erachter was dat je zo kon zien welke flaters of andere opmerkelijke uitingen politici weg wilden poetsen (“het gaat niet om de typefouten”), maar Twitter beroept zich nu op de privacy van haar gebruikers en verklaart deze actie in strijd met de gebruiksvoorwaarden.

Op Politwoops kan je alle tweets zien die politici eerst plaatsten en even later weer verwijderden, aldus de site. Bij de meeste daarvan kun je je afvragen wat nu het nieuwsbelang is dat die tweet ooit is geplaatst, laat staan weggehaald. Maar het is zeker denkbaar dat politici achteraf een uiting ongelukkig vinden, en dan is de delete-knop natuurlijk een heel aantrekkelijke.

Arjan el Fassed meldt tegenover Sargasso:

Wat politici op een publiek kanaal zeggen moet voor iedereen te vinden zijn. Dit gaat niet om de typefouten die zij maken. Het gaat juist om het inzicht dat het geeft in de veranderde boodschap van politici. Dat gaat vaak aan ons voorbij.

En daar zit wat in: als een politicus in het openbaar wat zegt, dan doet hij dat in functie, en even los van typefouten en dikke vingers is wat hij zegt zeker relevant voor het publiek. Die lezen de tweets, en die hebben dus effect ook al worden ze nadien weggehaald. Misschien juist wel de tweets die zijn weggehaald.

Twitter zegt nu echter:

[marketingreutel over hoe prachtig het werk van Politwoops is] but preserving deleted Tweets violates our developer agreement. Honoring the expectation of user privacy for all accounts is a priority for us, whether the user is anonymous or a member of Congress.

Dat klinkt natuurlijk leuk, maar privacy lijkt me niet echt een issue wanneer iemand in functie in het openbaar een uiting doet. Dus dit voelt als een wat gezochte reden. Ik wil niet meteen een samenzwering vermoeden, maar je raakt hier toch wel een tikje door geïntrigeerd.

En het is erg zorgelijk te bedenken dat je als journalist geen openbare uitingen kunt bijhouden zonder afhankelijk te zijn van een private derde, die kennelijk zomaar kan besluiten dat dat niet meer mag.

Arnoud

Kabinet wil notice/takedown van extremistische uitingen opvoeren

Het kabinet wil verspreiding van online radicaliserende, haatzaaiende, gewelddadige jihadistische informatie tegengaan, maakte men vorige week bekend. Onderdeel daarvan is een specialistisch team dat notice/takedownbevelen gaat geven aan tussenpersonen zoals Facebook. “Ook maakt het team afspraken met internetbedrijven over effectieve blokkeringen.”

Onder de huidige wet is het mogelijk een bevel tot verwijdering te geven van een strafbare uiting (art. 54a Strafrecht). Wel vereist dit een machtiging van de onafhankelijke rechter-commissaris – de Nederlandse variant op wat in de VS een “gerechtelijk bevel” heet. Er is dus géén rechtszaak nodig waarin de tussenpersoon of de plaatser gehoord hoeft te worden.

Het persbericht lijkt te suggereren dat men het eerst vrijwillig wil vragen. Er is immers een notice/takedown gedragscode waar diverse internetbedrijven zich aan hebben gecommitteerd (al kan ik geen lijst vinden) en via die code mag iedereen vragen of iets weggehaald kan worden als het evident onrechtmatig is.

Iedereen? Nou ja bijna iedereen: volgens mij mag de politie echt niet vrijwillig vragen. Bevoegdheden van politie en Justitie zijn wettelijk geregeld, en alles dat men doet moet te herleiden zijn tot een bevoegdheid. En omgekeerd, als iets te herleiden is tot zo’n bevoegdheid dan móet men die gebruiken.

Inclusief de bij die bevoegdheid opgenomen grenzen. Dat is namelijk het punt: in de wet zijn waarborgen opgenomen, en die kun je dan niet zomaar passeren door het “vrijwillig vragen” te noemen. Zeker als je bedenkt dat veel mensen niet weten wanneer de politie iets vraagt en wanneer ze iets beveelt, of hoe je effectief “nee” kunt zeggen als de ondertoon is “dan komen we terug met een bevel en gaat je hele tent op z’n kop, plus je riskeert dan zelf vervolgd te worden”.

In het wetsvoorstel computercriminaliteit III werd overigens in eerste instantie voorgesteld die toets door de rechter-commissaris te schrappen. Maar de tekst zoals die er nu ligt, vereist wél (in nieuw art. 125p Sr) een machtiging van de rechter-commissaris.

Ik heb geen idee van hoe zeer Facebook of Twitter onder de indruk zal zijn van een Nederlands bevel.

Arnoud

Ik moet weg maar ze praten nog wel over mij!

Afgelopen week hadden we een interessante discussie in de comments bij de aloude vraag, moeten ze mijn berichten weghalen als ik dat eis? Het nieuwe aspect: als je verbannen wordt, mag je dan eisen dat men je berichten weghaalt en ook dat anderen niet meer over je praten?

Het weghalen van berichten bij forums is een van de meest frequent terugkerende onderwerpen bij deze blog. Er zit vaak een heel stuk emotie achter: je deed gezellig mee op een forum, er ontstaat ruzie en dan wil je boos weg. Het liefst geef je dat stomme beheer en die nitwits van medediscussianten dan nog een stevige trap na: al mijn berichten eraf, en wel nu, dat zal je leren. Denk ik dan met mijn abonnement op Psychologie-magazine. Maar die emotie zit er wel degelijk.

Juridisch gezien is het kader duidelijk: persoonsgegevens en berichten moeten weg, tenzij. Maar het venijn zit hem in dat tenzij. Dat tenzij komt namelijk neer op een belangenafweging: welke nieuws- of andere waarde voor het forum zit er aan het behouden van de berichten, en welk privacybelang zit er aan het weghalen? Daar kun je vanuit beide kanten de prachtigste verhalen over maken maar uiteindelijk komt het neer op een gevoelskwestie. En dat werkt niet echt prettig bij een situatie waar al zo veel ruzie in is gaan zitten.

Aanverwant is het probleem van praten óver ex-leden. Want zelfs als je naam is weggehaald bij je berichten (of zelfs de berichten zelf ook), dan nog weten andere forumleden die nog wel. En die gaan daarover praten. Moet je dat dan óók weghalen als beheer? Dan sta je in feite andermans discussies te smoren op verzoek van een exlid, en dat gaat me wel érg ver. Tegelijk: is het nog wel nodig dat men in die discussie je naam nog noemt? Wie weet over wie het gaat, hoeft de naam niet meer te weten. En voor wie de naam niet weet, is de discussie niet relevant. Dus ook hier weer: een gevoelskwestie.

Ik vraag me af of je hier ooit uitkomt. Vooraf harde regels stellen helpt ook niet per se, want de wetgeving rond persoonsgegevens is dwingend en kan dus niet zomaar worden gepasseerd. Mijn grondgedachte is eigenlijk, dit moet je helemaal niet juridisch willen oplossen. Maar ja, als je boos bent dan is het leuk smijten met artikel 8 Wet Bescherming Persoonsgegevens juncto de Richtsnoeren van het CBP natuurlijk.

Meelezende forummers, hoe gaat dat bij jullie, zulke weghaalverzoeken en/of -ruzies?

Arnoud

Spitsnieuws mag ex-kamerlid niet langer pornobaron noemen

pornobaron-spitsnieuws.pngSpitsnieuws mag een ex-Tweede Kamerlid van de PVV niet langer ‘pornobaron’ noemen. Dat bepaalde de rechtbank in kort geding vorige week. De man werkte bij een internetbedrijf dat diensten leverde voor adult service providers, maar was niet zelf betrokken bij de inhoud. Daarom is die titel tendentieus en nodeloos kwetsend, en moeten de berichten uit het online archief van Spitsnieuws gehaald.

In berichten bij Spitsnieuws en enkele andere media werd de man consequent als ‘pornobaron’ aangemerkt omdat de bedrijven waar hij werkte, veel pornosites hostten en ook infrastructuur (inclusief billing) voor sekslijnen aanboden. Dat was niet genoeg voor deze conclusie, oordeelt de rechtbank. Men leunt daarbij zwaar op een uitspraak van de Raad voor de Journalistiek die in januari oordeelde dat de grenzen overschreden waren van hetgeen, gelet op de eisen van journalistieke verantwoordelijkheid, maatschappelijk aanvaardbaar is.

Ook lijkt uit te maken dat de diensten die deze bedrijven aanboden, “eerder erotisch dan pornografisch” zijn. Het verschil ontgaat me. En bovendien: spreek je dan niet eerder van softporno dan van erotiek?

Hoe dan ook, er zijn te weinig feiten om te mogen zeggen -zelfs bij wijze van ironische overdrijving- dat meneer een pornobaron of ‘koning van de online porno’ is. En omdat hij naar verwachting last zal hebben van het archief van Spitsnieuws wanneer mensen hem googelen, vindt de rechtbank het gepast dat Spitsnieuws haar archief opschoont.

4.11. [eiser] heeft er het meeste belang bij ” en dit belang is tevens spoedeisend ” dat hij in de toekomst niet langer als “pornobaron” en “koning van de online porno” wordt aangeduid en dat hij niet in samenhang met deze termen ‘naar boven komt” indien bezoekers van het internet naar hem op zoek zijn in het digitale archief van Spitsnieuws.

Wel wordt de vordering beperkt tot berichten waarin zijn naam wordt genoemd en een term wordt gebruikt waarin ‘porno’ opgenomen is. De rechtbank vindt niet dat hiermee sprake is van censuur, want als er nieuwe feiten opduiken die dergelijke termen wél rechtvaardigen, dan mag Spitsnieuws daar alsnog over rapporteren. Ook mag men melden dat de ex-politicus ooit in verband is gebracht met porno, alleen mogen daarbij de termen “pornobaron”, “koning van de online porno” en dergelijke niet vallen.

Een rectificatie vindt de rechtbank te erg:

Een rectificatie zoals gevorderd onder II wordt in de gegeven omstandigheden niet proportioneel geacht, mede gezien de relatief geringe omvang van de gewraakte artikelen en gezien de min of meer terloopse wijze waarop de termen “pornobaron” en “koning van de online porno” in die artikelen zijn opgenomen.

Spitsnieuws zelf ziet het als gelijkspel omdat ze niet hoeven te rectificeren maar wel moeten weghalen.

Ik moet zeggen, ik vind zelf rectificeren een beter middel dan weghalen. Het uitpoetsen van uitingen gaat véél verder dan er een kadertje boven zetten “Dit bericht is onrechtmatig, zie vonnis Rb. Amsterdam”. Al was het maar omdat je bij een gerectificeerd artikel de bron nog hebt, en erop terug kunt komen als die nieuwe feiten er blijken te zijn. Wordt het artikel weggepoetst, hoe kun je er dan ooit nog op voortbouwen?

Update (22 december) van het Hof mag het wel. Sharpe is een persoon die “de publieke/politieke arena heeft betreden” en dat mogelijk weer gaat doen, en daar mag je dan opmerkelijke feiten over melden.

Basismedia c.s. wijzen er in dit verband terecht op dat waar het de achtergronden/loopbaan van een politicus (in spe) betreft het belang van de pers om hierover vrijelijk te kunnen rapporteren zwaar weegt, alsmede dat de betrokkene, zeker waar het uitingen betreft omtrent zijn persoon die aan het publieke debatkunnen bijdragen, over het algemeen meer heeft te dulden dan de doorsnee burger. Aangenomen moet worden dat daarbij enige overdrijving is toegestaan.

Ik ben benieuwd of de Spitsnieuwsarchieven nu weer in ere hersteld gaan worden.

Arnoud

Wanneer heb je recht op toegang tot de media?

Nee, op andermans blog of site heb je géén recht om je mening te uiten. Je kunt niet zomaar eisen dat een site jouw ingezonden opiniestuk publiceert. Dat maak ik op uit de recente uitspraak van het EHRM in de zaak-Saliyev (35016/03, via) over een ingezonden artikel dat de krant eerst zou plaatsen en uiteindelijk terugtrok (al dan niet onder kennelijke druk van de lokale overheid).

Voor website-eigenaren relevant is de overweging waar het Hof mee opent:

[A]s a general rule, privately owned newspapers must be free to exercise editorial discretion in deciding whether to publish articles, comments and letters submitted by private individuals or even by their own staff reporters and journalists. The State’s obligation to ensure the individual’s freedom of expression does not give private citizens or organisations an unfettered right of access to the media in order to put forward opinions

Wat voor een krantenuitgever geldt, geldt natuurlijk ook voor de eigenaar van een website. Het censuurverbod betekent dat de Staat mensen niets in de weg mag leggen om te publiceren, maar niet dat andere private partijen zich actief moeten inspannen om een mening door te geven. Persvrijheid bestaat alleen voor wie een pers heeft, zeg maar.

Op zich acht ik dat terecht. Het zou ook wel een grote uitholling van het eigendomsrecht zijn als een ieder al te gemakkelijk met een beroep op vrije meningsuiting zich onbeperkt toegang tot en gebruik van andermans eigendom kon verschaffen. Een winnend beroep op de uitingsvrijheid dient dan ook de uitzondering te zijn: het kán wel maar alleen onder zéér bijzondere omstandigheden. Zo werd in de jaren zeventig het recht bevochten om andermans eigendom te mogen gebruiken ten behoeve van een eigen meningsuiting, namelijk door posters met meningen te mogen plakken op muren of gebouwen. Als de staat totaal géén mogelijkheid gaf om legaal aan te plakken, dan moesten de burgers maar tolereren dat er op hun muur werd geplakt. Vandaar dus dat er allerlei openbare aanplakborden in vrijwel elke gemeente staan.

In de jaren tachtig speelde deze kwestie bij de vraag of verslaggevers toegang moesten krijgen tot voetbalstadions, dit op grond van het recht van vrije nieuwsgaring. De gebouwen zijn eigendom van de voetbalclubs, maar in principe kan iedereen (tegen betaling) naar binnen gaan. Mag de voetbalclub dan de voorwaarde stellen dat men alleen naar binnen mag indien men niet filmt? De Hoge Raad oordeelde van wel. Ook in situaties als deze behoort het eigendomsrecht boven de vrije meningsuiting te gaan. De stadions waren opgesteld voor publiek, maar nog steeds privé-eigendom.

In de Europese Appleby-zaak wilde een groep demonstranten in een winkelcentrum ” ook een semi-openbare ruimte ” haar mening uiten. De (private) eigenaar verbood dit op grond van zijn eigendomsrecht. Het EHRM oordeelde dat dit in beginsel inderdaad toegelaten was. Het eigendomsrecht woog zeer zwaar en kon in beginsel slechts opzij gezet worden wanneer sprake was van

preventing any effectieve exercise of freedom of expression or [if] it can be said that the essence of the right has been destroyed (r.o. 47).

Bij wijze van analogie: als het gehele stadscentrum privaat eigendom is, dan mag de eigenaar van het stadscentrum niet categorisch iedere demonstratie of flyeractie weigeren. Maar als het alleen gaat om één koopgoot, dan mag dat wel want je hoeft dan niet per se daar te demonstreren of flyeren.

Als ik dat doortrek naar internet, dan zou ik niet snel een site of dienst weten waar je zou moeten kunnen eisen dat men je mening doorgeeft. Heel misschien bij een zeer zeer machtige partij zoals Google. Als Google jou categorisch blokkeert, ongeacht site of dienst waarmee je communiceert, dan heb je wellicht een kans bij de rechter. Ja, ook in Californië: Robins v. Pruneyard Shopping Center (1979, 23 Cal. 3d 899, 910).

Maar het wordt al snel heel gezocht: zou je Facebook kunnen verplichten je profiel intact te laten, omdat je anders je vrienden niet meer kunt bereiken? Kun je van WordPress.com (of de Volkskrant) eisen dat ze je blog online laten staan, met als argument dat een privé opgezette blog lang niet zo goed vindbaar is als een bij hen gehost blog? Ik twijfel.

Arnoud

Valt andermans kopie van een verboden filmpje ook onder dat verbod?

dit-is-niet-mijn-praeses-majesteit.jpgRechtenstudente mag Geenstijl niet stalken, kopte Nu.nl afgelopen donderdag. Een beetje rare kop: er was geen sprake van stelselmatige schending van de privacy van de shockbloggers, maar het ging juist om de privacyschendingen die deze studente leed door het nog steeds op internet staan van het “gênante en beschamende” Majesteitfilmpje waarin zij dronken lallend in beeld was.

De rechter had in 2009 GeenStijl verboden dit filmpje nog te tonen, en inderdaad is het in de Dumpert niet meer te vinden. Maar elders nog wel, en de studente claimde dan ook diverse dwangsommen van 5000 euro voor elke kopie elders. Een lastige vraag: kan GeenStijl aansprakelijk gehouden worden voor screencaps of mirrors van anderen? Moet zij actief die sites benaderen en eisen dat het daar weggehaald wordt, of is dat uiteindelijk bij elke site de taak van de geportretteerde?

In het executiegeschil (via) blijkt dat het met name ging om geenstijl.prevvy.com, een onofficiële (en inmiddels verwijderde) iPhone app voor GeenStijl. Er was ooit discussie geweest over het al of niet officieel erkennen van die app, maar dat is niet doorgegaan hoewel er ook nooit expliciet was verboden deze mirror/proxy offline te halen. De rechter vindt dat daarmee onvoldoende vaststaat dat GS aansprakelijk is voor de publicatie via die app.

Belangrijker is echter de vervolgoverweging van de rechtbank over de algemene vraag of GeenStijl aansprakelijk kán zijn voor kopieën elders. In theorie wel:

Ook als beelden op een website nog te zien zijn zonder dat daarvoor een actief handelen van GS Media is vereist, kan dat onder omstandigheden worden aangemerkt als “openbaarmaking, verveelvoudiging of verspreiding”.

Wel moet dan vaststaan dat de gewone internetter de beelden nog kan vinden. En dat was hier niet zo: alleen door het intypen van de directe URL waren de beelden nog op te roepen. GS-moderator JorisEen door GS ingehuurde externe deskundige had daarbij ook nog eens aannemelijk weten te maken dat er wellicht alleen naar gecachte kopieën was gekeken, zodat niet vaststond dat de gegevens daadwerkelijk bij de bron (servers van GS Media) zouden zijn opgevraagd.

Als enkele afbeeldingen na een zeer gerichte zoekactie op basis van specifieke niet voor het publiek toegankelijke gegevens, daarna toch nog ergens op een plek op internet te vinden zijn, mogelijkerwijs via gegevens afkomstig van een aan GS Media gelieerde server, kan het niet verwijderd hebben daarvan, onder de hiervoor geschetste omstandigheden, in redelijkheid niet als een overtreding van het vonnis worden aangemerkt.

GeenStijl moet doen wat “redelijkerwijs van haar verwacht konden worden”, en dat heeft ze gedaan. Dit doet denken aan een zaak uit april, waarbij de gedaagden te horen kregen dat de verboden artikelen “op geen enkele wijze meer via welke zoekopdracht dan ook op het internet zijn terug te vinden”. Ook dat werd vertaald naar “al hetgeen redelijkerwijs mogelijk” was – waarbij men onderuit ging omdat de Google cache redelijk eenvoudig te legen was en dat niet was aangevraagd.

De algemene vraag wat je moet doen tegen willekeurige mensen die je filmpjes overnemen is hiermee niet beantwoord, maar het lijkt me dat je redelijkerwijs niet verder kunt gaan dan deze mensen een hele boze brief sturen. Een procedure tegen ze aanspannen is onmogelijk, want je hebt de auteursrechten niet en je kunt dus formeel niets eisen.

Arnoud

Is de Google cache handelsnaamgebruik?

Ah, executiegeschillen. Altijd leuk voor haarsplitsend moeilijkdoen op de juridische vierkante millimeter. Wie een rechtszaak verliest, wordt vaak op straffe van een dwangsom veroordeeld om iets te stoppen (of juist iets te doen, zoals een artikel verwijderen). Voor de winnaar maakt dat de controle op de naleving extra interessant: doet de verliezer niet precies wat hij moet doen, dan kun je een fors bedrag incasseren aan dwangsommen. Zeker als de verliezer denkt dat hij wél correct heeft voldaan.

In mei van dit jaar stonden de bedrijven Boco en CWS-boco voor de rechter over de handelsnaam “Boco”. De uitkomst daarvan was dat het internationale bedrijf CWS-boco inbreuk pleegde op de handelsnaam van Boco, en dus haar naam moest veranderen in Nederland. Vervolgens veranderde CWS een en ander (briefpapier, website, visitekaartjes, lichtreclame, opdruk bedrijfswagens) waarna Boco een deurwaarder langsstuurde die 1,4 miljoen (en dertien cent) eiste aan verbeurde dwangsommen. Dat werd na een tijdje zelfs 3,1 miljoen (en 73 cent).

De reden? Wie bij Google zocht naar “boco” vond nog diverse webpagina’s van CWS waarop de termen “CWS-boco” of “Boco” voorkwamen. Ook hadden enkele medewerkers “CWS-boco” in hun Linkedinprofiel staan. Reden voor Boco om een executiegeschil aanhangig te maken. De kortgedingrechter in Den Bosch maakt in zijn vonnis (via) echter korte metten met de interpretatie van Boco van het vonnis van mei.

Je kunt inderdaad juridisch verplicht zijn Google op te schonen na een vonnis, maar hier gaat dat niet op:

Naar het oordeel van de voorzieningenrechter kan het enkele feit dat men via in google ingevoerde merktemen met het woord “boco”‘ resultaten krijgt die (indirect) in verband zijn te brengen met CWS, niet worden gekwalificeerd als handelsnaamgebruik waardoor verwarring te weten valt in de zin van artikel 5 Hnw.

De veroordeling ging immers over het gebruik van Boco als handelsnaam, en de gecachte pagina’s in Google vallen daar niet onder. CWS presenteert zich niet (meer) als CWS-Boco. De werkelijke pagina’s waren aangepast, en daarmee had CWS aan de eis voldaan. Bovendien had Boco niet expliciet geëist dat CWS Google zou gaan opschonen, en wat niet wordt geëist hoeft niet te worden gedaan.

Ook het feit dat mensen op Linkedin melden dat ze werkzaam zijn (of waren) voor CWS-boco blijkt geen schending van het verbod uit het vonnis.

Van CWS kan gelet op de veroordeling in het vonnis van 12 mei 2010 wellicht verwacht worden dat zij haar werknemers erop wijst dat deze zich bewust dienen te zijn van de (handels)naamwijziging die CWS opgelegd heeft gekregen en dat zij, indien zij namens CWS handelen, met deze nieuwe naam naar buiten moeten treden, maar het noemen van de voormalige naam van CWS op een site als LinkedIn is niet te beschouwen als een handeling door deze werknemers namens CWS en kan daarom niet gezien worden als het voeren van een handelsnaam door CWS.

Ik kan hier niet goed uithalen of de rechter dit vindt omdat hij Linkedinprofielen ziet als privépagina’s van de werknemers of omdat het noemen van je werkgever geen handelsnaamgebruik is. Maar hoe dan ook lijkt het me inderdaad raar om zo’n Linkedinvermelding aan het bedrijf toe te rekenen.

Arnoud

Krantenarchief belangrijker dan privacy betrokkene

universiteitskrant-groningen.pngHet opschonen van archieven vanwege de privacy, ik blijf het een lastige zaak vinden. Mag je eisen dat een online archief berichten over jou verwijdert omdat ze verouderd zijn? Omdat ze onrechtmatig zijn? En als je volledige archieven belangrijk vindt, zou je dan mogen eisen dat er een blokje “Dit bericht is verouderd/onrechtmatig” bij moet komen, of dat men Google buiten de deur moet houden?

Met dank aan 10a van der Linden kwam ik een recente uitspraak van de Raad van State tegen over het archief van de Universiteitskrant Groningen. Hier was een man geïnterviewd in 2003 over een conflict dat hij destijds had met de Informatie Beheer Groep. De publicatie was niet onrechtmatig, het ging echt om het principe: mijn naam staat erin, dat wil ik niet, weg met dat artikel.

Op zich kun je dat eisen op grond van de Wet Bescherming Persoonsgegevens. Die zegt immers dat verwerking van je persoonsgegevens alleen mag als je daar toestemming voor gegeven hebt. En die toestemming mag je intrekken. De enige echte uitzondering is als degene die je gegevens gebruikt, een eigen noodzaak kan aantonen die zwaarder weegt dan jouw privacy.

Deze wet geldt ook voor nieuwsberichten. Alleen bots je dan al heel snel met de vrijheid van meningsuiting, want op grond van dát grondrecht mag je over alles en iedereen schrijven wat je wilt. En noemen van iemands naam ligt nogal voor de hand bij een artikel over die iemand.

Dat recht geldt ook voor archieven, zo blijkt uit een recente uitspraak van het Europese Hof voor de Rechten van de Mens:

[the press] has a valuable secondary role in maintaining and making available to the public archives containing news which has previously been re- ported. … [however] the duty of the press to act in accordance with the principles of res- ponsible journalism by ensuring the accuracy of historical, rather than perishable, information published is likely to be more stringent in the absence of any urgency in pu- blishing the material.

Eerder hadden lagere Nederlandse rechters (en de juridisch minder relevante Raad voor de Journalistiek) al geen beenheil gezien in het opschonen van archieven omdat een daarin genoemd iemand dat niet leuk vond. En dat bevestigt nu de Raad van State. Het beheren van een archief met oud nieuws is in principe een “noodzaak” in de zin van de privacywet die de privacy van de betrokken persoon opzij zet.

Voor zover [appellant] heeft aangevoerd dat zijn recht op bescherming van zijn persoonsgegevens en zijn privéleven als gewaarborgd in artikel 8 vanhet EVRM, artikel 9 van de Privacyrichtlijn en artikel 8, onder f, van de Wbp, wordt geschonden, overweegt de Afdeling dat gezien de beperkte aard van de mededelingen die over [appellant] met zijn instemming in het betreffende artikel in de Universiteitskrant zijn gedaan, zijn belang niet zodanig zwaar weegt dat het zou moeten prevaleren boven de belangen van de vrijheid van meningsuiting en de betrouwbaarheid en representativiteit van het archief.

Er is dus geen reden om het archief op te schonen of af te schermen.

Een opmerkelijk aspect werd nog gesignaleerd bij ITenRecht.nl. We zitten namelijk bij de Raad van State omdat de universiteit werd gedagvaard in het kader van een bestuursrechtelijke procedure. Dat is gek, omdat er een aparte Stichting Universiteitsblad is die de krant en het archief beheert. De universiteit zelf levert de faciliteiten (hosting, domeinnaam) maar bemoeit zich niet met de inhoud. Ze benoemen een bestuur en een redactie maar die gaan vervolgens zelf en onafhankelijk nieuws maken en brengen.

Toch vindt de Raad dat de universiteit nu verantwoordelijk is voor de “verwerking van persoonsgegevens”. Dit op de formele grond dat de Wbp de ‘verantwoordelijke’ definieert als de persoon die “het doel en de middelen” bepaalt van de verwerking. En omdat de universiteit vond dat er een krant moest komen en ze daar ook nog een bestuur, redactie, domeinnaam en servertje voor beschikbaar stelt, is zij verantwoordelijk. Terecht zegt IT en Recht (haha, dat rijmt):

Betekent deze uitspraak nou ook dat bijvoorbeeld aandeelhouders van een besloten vennootschap die het bestuur kunnen aanstellen en ontslaan, verantwoordelijke zijn van de door de vennootschap verwerkte persoonsgegevens? Dat zou de privacy-wereld op zijn kop zetten!

Ik moet zeggen dat ik deze interpretatie ook hoogst merkwaardig vind. De onafhankelijkheid van de stichting en de redactie had ertoe moeten leiden dat de stichting de verantwoordelijke was.

Arnoud

De Google cache legen, moet dat?

Wie iets op zijn website zet dat door de rechter verboden wordt (bijvoorbeeld smaad, privacyschending of auteursrechteninbreuk), moet dat verwijderen. Logisch. Maar naast verwijderen van je eigen site kun je ook veroordeeld worden om het artikel van andere plekken op internet te laten verwijderen. De bekendste plek is de Google cache, waar tot enkele maanden na verwijdering van het origineel vaak nog een kopie te vinden is. Hoe ver kan zo’n veroordeling gaan?

In mei werden twee mensen veroordeeld wegens publicatie van een aantal onrechtmatige artikelen over vermeend seksueel misbruik van hun kind door de vader. Zij kregen daarbij de opdracht de artikelen

te verwijderen en verwijderd te houden, in zoverre dat deze artikelen op geen enkele wijze meer via welke zoekopdracht dan ook op het internet zijn terug te vinden

Een dikke maand later stond men er weer over de vraag wat dat nu betekent voor de Google cache. De gedaagde had netjes brieven gestuurd naar allerlei websites, en die hadden het artikel keurig verwijderd. Ook Google kreeg zo’n brief, maar had daar kennelijk niets mee gedaan. Was daarmee het vonnis genegeerd? (met dank aan Margriet Koedooder)

De kortgedingrechter is zelf even gaan kijken(!) bij Google en ontdekte dat deze een speciale procedure voor verwijderen van URLs uit de index en cache heeft. Die speciale procedure is in gewonemensentaal uitgelegd en gemakkelijk te vinden vanaf de Google homepage. Daarom had de gedaagde deze procedure moeten volgen, aldus de rechter.

De rechter interpreteert de hierboven aangehaalde opdracht als een “zware inspanningsplicht”: je bent niet letterlijk verplicht het overal gewist te krijgen (dat kan niet) maar je moet wel laten zien dat je alles hebt gedaan dat redelijkerwijs mogelijk was om het weg te krijgen. En zo’n plicht geldt ook voor leken:

Als [gedaagden] van mening zijn dat zij onvoldoende kennis van internet hadden om er zeker van te zijn dat zij aan het vonnis voldeden had het op hun weg gelegen zich daarover te laten voorlichten of daar nadere informatie over in te winnen. Niet is gesteld of gebleken dat zij dit (tijdig) hebben gedaan of dat zij naar dergelijke informatie hebben gezocht.

Mede daarom oordeelde de rechter dat er te weinig is gedaan om aan het vonnis gehoor te geven, zodat een dwangsom van 22.500 euro betaald moest worden.

Mooi. Een rechter met clue.

Update (5 november 2012) een Gerechtshof met clue bepaalt dat een vordering tot Google-schoonmaken alleen kan als daarom is gevraagd. Een verbod iets te zeggen impliceert niet een gebod tot weghalen wat reeds gezegd is.

Arnoud

“Rechter vindt archief belangrijker dan privacy”

Het Eindhovens Dagblad mag een artikel over een ontslagen vrouw gewoon online laten staan, meldde Webwereld gisteren. Dit omdat (zoals Henk Blanken het formuleert) het geheugen van kranten, hun digitale archief, belangrijker is dan de privacy van personen. De rechter vindt de publicatie niet onrechtmatig, en vindt dat de schadelijke gevolgen voor de vrouw dan ook voor haar eigen rekening moeten komen.

De persoon om wie het ging, was op non-actief gesteld met de cryptische mededeling “vanwege een gevoelige personele kwestie” in het gewraakte krantenartikel. Zo’n tekst, plus de mededeling dat men niet nader op de zaak in wilde gaan, suggereert dat er wel iets goed mis met de betrokkene zal zijn. De vrouw had dan ook aardig last van deze publicatie, zeker nadat het Eindhovens Dagblad haar zoekfunctie had verbeterden je eindelijk iets kon vindenen Google het artikel in haar archief opnam.

De eis tot weghalen dan wel afschermen van het archief was gebaseerd op de stelling dat sprake zou zijn van onzorgvuldige journalistiek: geen hoor en wederhoor, een schadelijke wijze van weergeven van de zaak en het na elf maanden nog steeds via Google toegankelijk houden. Daarbij werd geschermd met het Zwartepoorte-vonnis, waarin de site-eigenaar informatie moest afschermen omdat Google deze verkeerd samenvatte. Het argument daar was dat de aanpassing een kleine moeite zou zijn en de overlast groot, precies wat ook hier het geval was.

De rechter gaat hier niet in mee. Het artikel is niet onrechtmatig, en de overlast vanwege de Googleresultaten op mevrouws naam is dan ook geen reden om het artikel te moeten blokkeren. En bovendien werd meer geëist dan alleen een kleine pagina-aanpassing: het artikel moest onvindbaar worden. (Er werd geen anonimisering geëist voor zover ik kan zien in het vonnis.) Dat is onaanvaardbaar. Mevrouw had een aanvulling of rectificatie bij het artikel moeten vragen, dat had meer kans gehad.

Jammer genoeg kwam de advocaat niet met de Wet Bescherming Persoonsgegevens aanzetten, afgezien van een tussenneusenlippendoorvermelding dat de verwerking “op juiste en nauwkeurige wijze [had] dienen plaats te vinden”. Als hij had betoogd dat vermelding van de naam van mevrouw geen toestemming en aantoonbare noodzaak had, hadden we eindelijk eens een principiële uitspraak gehad over de WBP versus de uitingsvrijheid. Anders gezegd: dan hadden we geweten of het blijven noemen van iemands naam in een gearchiveerd nieuwsbericht mag (persvrijheid) of niet (privacy).

Volgens de richtsnoeren van het CBP had het archief trouwens gewoon op slot gemoeten, precies vanwege deze problemen. En de WBP geldt ook voor krantenarchieven.

Arnoud