Postcodeloterij moet gegarandeerde prijs uitbetalen ondanks disclaimer

Ok, geen internetrecht maar iedereen weet wat ik van disclaimers vind en dit vonnis is daarin een leuke opsteker. De Nederlandse postcodeloterij moet van de rechter een overeengekomen ( “gegarandeerd”) cadeau van 2.500 euro aan de deelnemers doen toekomen. Het verweer dat op de achterkant een en ander was gedisclaimd, ging niet op.

De eiser in deze zaak had een brief van de Postcodeloterij gekregen die er ongeveer zo uitziet als wat ik via DutchBodyBuilding.com vond:

postcode-gelukscode-goud.jpg

Duidelijke zaak, zou je zeggen. Kras je code: 9575. En controleer je cadeau-sticker. Inderdaad: 868 500 7901.

postcode-muntcode.jpg

En wat win je dan? Precies, een portemonnee met 2500 euro. Nee hoor, volgens de loterij: je moet dat zo lezen dat als je een geldige sticker en een geldige code hebt, je één van de vier prijzen krijgt uit de derde kolom. Dat u dat nou leest alsof het gaat om vier specifieke combinaties, tsja.

De rechter sabelt dit verweer eenvoudig af. Zo kan het niet bedoeld zijn, want dan is die code van geen betekenis. En wat er op de achterkant allemaal werd gekleineletterd is dan jammer:

Bovendien doet de tekst op de achterzijde in de zin zoals de NPL die uitlegt, afbreuk aan de kern van de aan de voorzijde van de brief door NPL genoemde elementen van de overeenkomst: voorzijde: u krijgt een cadeau; achterzijde: u krijgt het niet, u heeft alleen een kans op het winnen van het cadeau.

Boem. U bent af, u krijgt geen punten, ga direct naar de gevangenis en moge god uw ziel genadig zijn. Volkomen terecht dat de rechter afgaat op de indruk die men wekt en niet op de kleine lettertjes die dat gaan weerleggen.

Een professionele partij zoals de Postcodeloterij moet gewoon duidelijk maken wat ze bedoelt, en niet allerlei dingen beloven en daarna daar met kleine lettertjes en disclaimers proberen een voor haarzelf gunstige draai aan te geven. Wie vier rijtjes met codes en stickernummers én prijzen geeft, wekt de indruk dat iemand met code en stickernummer uit één rijtje de prijs uit dat rijtje zal krijgen. Dat is wat een betrouwbare partij zou bedoelen.

En de Postcodeloterij ís toch betrouwbaar? Je ziet het sarcasme ervan afdruipen als de rechter zegt

Dat zou anders zijn als het van algemene bekendheid was dat de NPL een onbetrouwbare organisatie is en eisers dus hadden moeten twijfelen aan de juistheid van een door de NPL gedaan aanbod.

Maar gelukkig heeft de Postcodeloterij “die stelling niet betrokken”.

Als betrouwbare partij die mensen een gegarandeerd cadeau heeft beloofd, mag de Postcodeloterij dan ook de 2500 euro ophoesten. Oh, plus 1100 euro proceskosten. De portemonnee zelf lijkt niet te hoeven worden geleerd.

Arnoud

Wat mag een docent met telefoons van leerlingen?

Een minderjarige lezer vroeg me:

Bij ons op school is het een populaire straf om telefoons in te nemen om van alles en nog wat. Bij bellen in de klas okee, maar het gebeurt ook wel als we gewoon iets te lang op het plein rondhangen. Of niet hard genoeg werken in het huiswerklokaal. Kan dat zomaar? En hoe lang mogen ze de telefoon dan bij zich houden?

Een school is bevoegd om sancties op te leggen om de goede gang van zaken op de school te bewaren. Zij mag zelf bepalen wat die sancties zijn, zolang ze maar redelijk en proportioneel zijn. Een week je telefoon kwijt omdat je kauwgum kauwt, is niet proportioneel, maar de hele dag je telefoon kwijt omdat je zat te sms-en onder de les is dat wel.

De op te leggen sancties moeten in het leerlingenstatuut zijn vastgelegd. Dit is een wettelijk voorgeschreven document (artikel 24g Wet voortgezet onderwijs), waarin de rechten en plichten van leerlingen moeten staan. Ook moet zijn toegelicht hoe “uitvoering wordt gegeven aan de bescherming van gegevens uit de persoonlijke levenssfeer”, oftewel hoe de school bij dit alles de privacy van de leerlingen gaat bewaren.

Er is geen rechtspraak over mobieltjes, of zelfs maar in het algemeen over onterechte straffen door een school. Wel zijn er uitspraken van diverse klachtencommissies. Deze zijn ingesteld op grond van die wet, maar kunnen geen bindende uitspraken doen. Er zijn een paar uitspraken over telefooninbeslagname, maar het is moeilijk daar een duidelijke lijn in te zien.

Ik denk dat je in 2012 wel mag stellen dat de mobiele telefoon op het voortgezet onderwijs een primaire levensbehoefte van de leerling is. Al in 2008 vond de Landelijke Klachtencommissie Onderwijs werd in 2008 dat telefoons alleen tijdens schooltijd ingenomen mogen worden:

De samenleving is van dien aard dat door de Commissie aan de telefonische bereikbaarheid van de vo-leerling bij het verlaten van de school na zijn laatste uur een doorslaggevend belang wordt toegekend.

Innemen tijdens schooltijd is dus mogelijk. (Wat in de praktijk neerkomt op: ‘innemen gedurende één schooldag’.) Maar dan moet dat wel in het reglement van de school staan, en moet er een (algemene) beroepsmogelijkheid zijn voor het geval de leerling het oneens is met het innemen van zijn telefoon.

Een ingenomen telefoon moet natuurlijk veilig bewaard worden, en dat is dus niet de binnenzak of bureaulade van de docent. En de docent mag niet fysiek geweld gebruiken (ik zeg het maar even) om de telefoon in beslag te nemen. Hij mag alleen eisen dat het toestel wordt afgegeven, en gebeurt dat niet dan kan dat leiden tot schorsing van de leerling. Maar fysiek dingen uit handen trekken kan écht niet.

Helaas veel voorkomend is dat leerlingen rare of vervelende filmpjes of foto’s maken van schoolsituaties, medeleerlingen of docenten. Dit kan op zich prima in het leerlingenstatuut worden verboden, en als iemand wordt betrapt dan kan men op die grond ingrijpen. De regels kunnen zelfs bepalen dat zulke foto’s of filmpjes moeten worden gewist.

De Landelijke Klachtencommissie Onderwijs vond het niet meer dan normaal dat als een leerling een ‘verboden’ filmpje niet wil wissen, de docent dat even doet:

Dat verweerder vervolgens de gewraakte filmpjes wilde verwijderen toen klaagster daarmee in gebreke bleef, acht de Commissie niet meer dan redelijk en in het geheel niet strafbaar, zoals door klaagster is gesteld.

Ik vind dat best opmerkelijk, want de politie mag dat niet – je wist immers zo het bewijs en zet daarmee de betrokken leerling op forse achterstand bij een klacht. En de docent natuurlijk ook: als de leerling stellig volhoudt dat iets heel anders is gewist, wat ga je dan zeggen als docent?

Als je gaat zoeken op leerlingenstatuten over mobiele telefoons dan kom je best aparte dingen tegen trouwens. Scholen die mobieltjes compleet verbieden, die het maken van foto’s behandelen als strafbaar feit (wat het niet is) en scholen die een telefoon twee weken innemen als ie aan blijkt te staan vóór 15:40 op een schooldag (“Er vindt geen restitutie van abonnementskosten of sim-kaart plaats.”). Zouden ze die regels ook aan leraren opleggen?

Arnoud

Kun je in Nederland de rechtbank minachten?

contempt.pngEen lezer vroeg me:

In Amerikaanse televisieseries zie je soms dat rechters mensen de cel in gooien vanwege “minachting van de rechtbank”. Soms gaat het dan omdat ze de rechter beledigen, of omdat ze zich niet aan het vonnis houden. Kan dat bij ons ook?

“Minachting van de rechtbank” is net als “je hebt recht op één telefoontje na je arrestatie” zo’n typisch Amerikaans ding dat bij ons niet bestaat maar waarvan iedereen denkt van wel. Te veel rechtbankseries denk ik, in combinatie met dat het volstrekt logisch klinkt. Je moet toch kunnen laten weten dat je gearresteerd bent? En als je tegen een rechter minachtend bent, dan gooit ‘ie je achter de tralies want respect en zo.

De constructie van minachting komt uit het Engelse recht (common law), waar de rechter een veel belangrijker functie heeft (vroeger dan, in ieder geval) dan bij ons. Hij is volstrekt onafhankelijk en hij heeft grote vrijheden bij het voeren van zijn rechtszaken. Onderdeel daarvan is kunnen optreden tegen minachters. Traditioneel is het dan ook mogelijk dat hij eender welke straf oplegt die hem proportioneel voorkomt – met als meest extreme zaak de Beatty Chadwick-zaak, waarin een gedaagde veertien jaar(!!) de cel in ging omdat de rechter vond dat hij 2.5 miljoen moest betalen en hij bleef volhouden dat geld niet te hebben. En let wel: dat was niet een vonnis dat zei “2.5 miljoen of 14 jaar cel” maar een “u minacht het hof dus u gaat de cel in tot u betaalt”.

In Nederland hebben we die constructie niet. Respect spreekt vanzelf, en wanneer mensen een vonnis niet nakomen dan hebben wij een veel effectiever middel: de dwangsom. De winnende partij kan een in het vonnis genoemd bedrag incasseren (als soort van boete) wanneer de verliezer niet doet waartoe hij veroordeeld is. Dat werkt een stuk beter dan “minachten” en mensen in de cel stoppen, want het legt de prikkel waar hij hoort, bij de partijen.

Een dwangsom heeft het nadeel dat ‘ie erg hoog kan oplopen, als het bijvoorbeeld een bedrag per dag of per overtreding is. Daarom willen rechters er nog wel eens een maximum op zetten. Dat wil echter alleen niet zeggen dat als je dat bedrag betaalt, je verder van het vonnis af bent. Je bent en blijft verplicht om te doen wat in het vonnis staat.

Daar kwam Peter R. de Vries in 2010 achter toen hij een uitzendverbod kreeg met een dwangsom van 15.000 euro. Omdat hij het zó belangrijk vond om toch zijn boodschap te brengen, kondigde de misdaadverslaggever aan om ondanks het vonnis uit te gaan zenden. De dwangsom was dan maar de prijs die hij moest betalen. Maar dat viel verkeerd bij de rechtbank toen de geportretteerde snel een nieuw kort geding stond:

Bij het bepalen van de dwangsom is de rechtbank er tot voor kort altijd vanuit gegaan dat de media veroordelende vonnissen nakomen. De dwangsom werd dan ook meer beschouwd als een onderstreping van de veroordeling dan als een prikkel tot nakoming. Inmiddels is gebleken dat er bij deze gedaagden niet zonder meer vanuit kan worden gegaan dat de veroordeling wordt nagekomen.

Men verhoogde die dwangsom meteen naar een half miljoen euro.

In februari vond ik een vonnis waarin de rechtbank IBM er ook zwaar van langs gaf. Een personeelslid was ontslagen, maar ten onrechte, zo bepaalde de rechtbank eerder. Hij moest terug in dienst, op straffe van een dwangsom per dag die opliep tot 50.000 maximaal. Ok, duidelijk, alleen interpreteerde IBM dit als “betaal hem 50.000 euro en we zijn van hem af”. En dát schoot in het verkeerde keelgat:

Door het vonnis niet uit te voeren heeft IBM te kennen gegeven de rechtbank in zeer ernstige mate te minachten, welke attitude een concern als IBM geenszins past.

Ook het “sorry onze stagiair zat niet op te letten”-excuus ging niet op:

De kantonrechter heeft zich er ter terechtzitting van vergewist dat geen sprake was van een verkeerde inschatting van de juridische werkelijkheid op een te laag echelon in het concern van IBM. Met de mededeling dat de hoofddirectie op de hoogte was, moet worden aangenomen dat daar ook de verantwoordelijkheid ligt.

De dwangsom wordt aangepast naar 10.000 euro per dag met een maximum van vijf miljoen euro. Oh en meneer moet nog steeds zijn baan terugkrijgen. (Dat zal een gezellige boel worden daar.)

Arnoud

You can’t hack the law

sealand-havenco-ryan-lackey-cc-by.jpgVanwege de Paasvakantie ben ik vandaag offline (voor zover ik dat kan). Vandaag een wat meer filosofische analyse, die hopelijk niet al te wazig is. Ik vind het een lastig punt om te maken maar het voelt wel als belangrijk.

You can’t hack the law, commente ik laatst. Nu weet ik weer waarom: hij stond in het Ars Technica artikel Death of a data haven: cypherpunks, WikiLeaks, and the world’s smallest nation. Dit prachtige artikel beschrijft de geschiedenis van het microlandje Sealand in de Noordzee.

Het plan hier was om een data haven op te zetten, waar iedereen alles zou mogen hosten omdat immers de gewone wetgeving daar niet geldt. Alleen wat ze op Sealand zelf ongepast vinden (spam, kinderporno en gehack naar de eigen servers) zou dan nog off limits zijn. Dat plan ging niet door, en ook de Pirate Bay jongens kwamen uiteindelijk niet door met hun vergelijkbare plan.

Het plan faalde om meerdere redenen, maar eentje daarvan was dus “you can’t hack the law”. Beter gezegd: men dacht, in Sealand mag alles want daar vallen we buiten alle wetten en verdragen, dus haha we hebben om de wet heengehackt. Maar voor juristen is dit geen enkel juridisch punt: dan spreken we gewoon je downlink aan die wél binnen een van onze jurisdicties valt. En blijkt dat niet te kunnen dan passen we de wet aan zodat ze dat wél moeten. Dit is bijvoorbeeld hoe de TPB-blokkade in Nederland er door kwam: volgens de E-commercerichtlijn mag een tussenpersoon niet gedwongen worden te filteren, maar in de latere Auteursrechthandhavingsrichtlijn staat dat een tussenpersoon wél gedwongen kan worden te filteren om een auteursrechtinbreuk te beëindigen.

Eerder zag ik vergelijkbare dingen, bijvoorbeeld het idee dat je een verboden DVD-kraaktool wel zou mogen verspreiden als je de binary zou schrijven als een priemgetal. Want hoe kun je nou een getal verbieden? Nou simpel: we verbieden geen getal maar een kraaktool, ongeacht hoe je ‘m opschrijft. Of het RSA-in-four-lines-of-Perl t-shirt (dat ik zelf nog steeds in de kast heb liggen overigens).

Voor een deel is dat hacken spielerei: ICT-ers zijn getraind in het zoeken naar fouten, en doen dat dus ook bij wettelijke regels. “Hee maar als ik nou dit en daarna dat”. Ook scheppen er we genoegen in om fouten te zoeken in regels waar we het mee oneens zijn, omdat die dan makkelijker ondertuit te schoffelen zijn. Dat laatste kan nuttig zijn maar vaak is het vrij zinloos.

Nog steeds krijg ik regelmatig mails van mensen die prachtige hacks hebben verzonnen om om de wet heen te werken. Het extreemste voorbeeld is wel het opzeggen van het sociaal contract. Het sociaal contract is een rechtsfilosofische constructie die probeert te verklaren waarom het recht op ons van toepassing is. Hij komt neer op de aanname dat wij ooit allemaal een contract met de staat hebben gesloten dat zij onze belangen behartigen en over ons beslissen in ruil voor bescherming en rechtszekerheid. Er zijn diverse varianten, die voornamelijk onderscheid maken naar hoe veel zeggenschap de staat heeft gekregen.

Het punt is alleen: het is geen contract in de zin van het burgerlijk wetboek, maar een gedachtenconstructie. Je kunt deze dus niet opzeggen zoals deze meneer denkt te kunnen. Onder het recht kom je niet uit. Wil je met een wet iets doen, dan moet dat binnen de kaders die die wet zegt. Een technische truc kan daar niet omheen hacken. Alleen de wet zelf veranderen kan écht een andere oplossing opleveren.

Ja ok of je gaat buiten de wet om dingen veranderen, revolutie of burgerlijke ongehoorzaamheid dus. Maar daar zijn andere blogs voor.

Arnoud<br/> Foto: Ryan Lackey, CC-BY.

Nederland mag internetgokken verbieden en doet dat ook

Het monopolie dat de Lotto heeft op online-kansspelen in Nederland is volgens de Hoge Raad niet in strijd met de wet, las ik bij Webwereld. De Lotto heeft in Nederland als enige op grond van de Wet op de kansspelen een vergunning voor het organiseren kansspelen, zoals lotto’s, sportprijsvragen en instantloterijen. Dat botst met het vrij verkeer van diensten, maar dat blijkt legaal volgens de Hoge Raad – én volgens de Europese rechter. Maar raar blijft het.

Het vrij verkeer van diensten mag worden beperkt door een land in specifieke situaties. Eentje daarvan is het beschermen van de volksgezondheid, en in dit geval is dat gokverslaving natuurlijk. Ook kan het bestrijden van de misdaad een reden zijn, denk aan witwassen van zwart geld met gokken. Het is dan ook legitiem om een nationale wet te hebben die “is gericht op de beteugeling van gokverslaving en het tegengaan van fraude”, zoals het Europese Hof van Justitie dat formuleert.

Alleen, die wet moet dan wel vergezeld gaan van beleid dat “daadwerkelijk bijdraagt” aan het gestelde doel. Je moet dus wel echt bezig zijn met het beteugelen van gokverslaving en gokfraude. Oftewel, gáát het Nederlands kansspelbeleid daadwerkelijk wel gokken tegen? Als je het tryout-pakket van Holland Casino (plaatje) hiernaast bekijkt, dan vraag je je af of we juist niet worden verlokt om te gaan gokken bij het staatscasino.

In dat verband citeerde ik destijds de uitspraak van de Europese rechter:

Indien mocht blijken dat het Koninkrijk der Nederlanden een beleid van sterke expansie van de kansspelen voert door de consument op buitensporige wijze te stimuleren en aan te moedigen om hieraan deel te nemen met als hoofddoel gelden in te zamelen, en dat om die reden de financiering van sociale activiteiten uit een deel van de opbrengsten van de toegestane kansspelen niet een bijkomend gunstig voordeel vormt, maar de daadwerkelijke rechtvaardiging voor het door deze lidstaat gehanteerde restrictieve beleid, moet worden geconcludeerd dat een dergelijk beleid de activiteiten met betrekking tot weddenschappen niet op samenhangende en stelselmatige wijze beperkt en dus niet geschikt is ter bereiking van de doelstelling, gokverslaving bij de consument te beteugelen.

Oftewel, als ons beleid er vooral om gaat om mensen aan te zetten tot gokken en niet primair om gokken te beteugelen, dan kan dat beleid niet door de teugel, eh, beugel.

Onze Hoge Raad kijkt nu naar de stukken uit de eerdere zaken, en ziet dat daarin is aangedragen dat de Nederlandse regering bedacht heeft dat een beperkt legaal aanbod beter is dan volledige repressie, omdat het aanbod dan ondergronds gaat en je dus geen zicht meer hebt op gokverslaafden. En -de aanleiding voor deze zaak- als er nieuwe gokkanalen bijkomen, zoals internet, dan mag dat legale aanbod daar ook naar worden uitgebreid.

Maar daar komt bij dat er wel nadrukkelijk beleid wordt gevoerd op beperking van het gokaanbod:

Op p. 12 van deze brief benadrukt de minister dat het kabinetsbeleid erop is gericht de vraag naar kansspelen niet te stimuleren, en wijst hij in dat verband onder meer erop dat de uitbreiding van het aantal goede doelenloterijen en de privatisering van Holland Casino van de baan zijn, en dat ook niet meer de intentie bestaat om de ruimte voor kansspelaanbod in de bestaande vergunningen te verruimen.

Ook heeft de minister aan Holland Casino gevraagd om samen met de andere vergunninghouders een gedrags- en reclamecode tot stand te brengen. Die moet ervoor zorgen dat er geen al te grote wervingskracht van die reclame uitgaat.

En om die redenen concludeert de Hoge Raad dat ons kansspelbeleid inderdaad als hoofddoel heeft het tegengaan van internetgokken, en niet op het binnenhalen van kansspelbelasting of vergunningstaksen. Daarmee past het beleid binnen de kaders die het Europese Hof heeft gesteld, en onze wet mag dus blijven bestaan en worden gehandhaafd.

Directe consequentie is dat het verbod voor Ladbrokes op het online en telefonisch aanbieden van kansspelen aan Nederlanders van kracht blijft. Indirect kan het ook betekenen dat Justitie kan gaan optreden tegen buitenlandse goksites die zich expliciet richten op Nederland, bijvoorbeeld met Nederlandstalige advertenties en/of het accepteren van betalingen via iDeal. En dan voorzie ik zomaar weer discussies over door internetproviders te introduceren pokersitefilters. Immers als ze The Pirate Bay kunnen blokkeren dan toch ook illegale poker- en kansspelsites?

Arnoud

Ik heb toestemming van DigiD! Maar wat moet ik daarmee?

digid.pngHelemaal vergeten te melden: ik heb toestemming om het beeldmerk van DigiD te mogen tonen, dus bij deze –>

Eind november blogde ik over het product DigiD Machtigen, waarbij ik algemene voorwaarden aantrof die me nogal verbaasden. Allereerst überhaupt waarom horen er “algemene voorwaarden” bij een overheidsdienst?

En meer specifiek, waarom bepalen die algemene voorwaarden dat het een ieder “op welke wijze dan ook”, dus ook voor vrije nieuwsgaring, verbiedt een merk te gebruiken dat geen merk is?

Mijn gevoel zegt me dat hier een dienstverlener lekker proactief meedacht en een setje algemene voorwaarden bij elkaar copypastte, want ja een online dienst die moet algemene voorwaarden hebben. (Ja, zo komen ze echt ook bij ons binnen: “hebben jullie voorwaarden voor ons, mag heel generiek zijn maar gewoon dat ik gedekt ben”). Maar ja, krijg dat maar eens bewezen.

Wat mij helemaal specifiek van mijn stoel deed vallen, was dit artikel:

10.1 Het merk DigiD Machtigen mag zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van het ministerie van BZK niet worden gebruikt op welke wijze dan ook.

Er ís alleen helemaal geen gedeponeerd merk “DigiD Machtigen”. Bij het Benelux Merkenregister weten ze van niets. Er is wel een merk “DigiD” (0762759) en het logo (0777710) is ook beschermd, maar dat is wat anders dan “het merk DigiD Machtigen”.

Puur omdat het kon, mailde ik de helpdesk met de vraag om toestemming. Dat duurde lang, maar na een keertje herinneren kreeg ik mét excuses een beleefde toestemming:

U heeft verzocht om toestemming voor het gebruik van het beeldmerk DigiD ten behoeve van uw juridische blog over de gebruiksvoorwaarden van DigiD Machtigen. Hierbij verleent Logius u toestemming om het beeldmerk DigiD voor bovengenoemd doeleinde te gebruiken.

Een kniesoor die erop gaat wijzen dat de voorwaarden over het merk “DigiD Machtigen” gingen en ik nu ineens toestemming voor het beeldmerk van DigiD als zodanig heb. Of dat Logius bij mijn weten geen bevoegd vertegenwoordiger is van de merkhouder (de Staat der Nederlanden, Ministerie van BZK, Projectdirectie GBO.Overheid).

Was dit nu nodig? Nee, natuurlijk niet. Er is geen enkele grond waarop een overheidsinstantie – of een overheidsautomatiseerder – een burger kan verbieden naam of logo van een overheidsorgaan te gebruiken bij een meningsuiting over dat orgaan. Geen enkele. Ook het merk niet. En daarom ergerde ik me er zo aan dat de voorwaarden dit zo categorisch verbieden. Ik snap werkelijk niet hoe de betrokken jurist dat kon opschrijven. Je chéckt dat soort dingen toch?

Arnoud

Overtreed je een contactverbod door iemands blog te lezen?

blog-ip-adres.pngAls je een contactverbod hebt, mag je iemands blog dan nog wel lezen? Nee, ik heb geen contactverbod en ook geen stalker maar die vraag kwam ik tegen in een vonnis over een executiegeschil. Die term klinkt in dit verband trouwens enger dan ie is: de vraag was of men dwangsommen kon opeisen wegens overtreding van het contactverbod.

Wat er precies is gebeurd, is niet te achterhalen, maar in oktober 2011 heeft de rechtbank Arnhem een persoon verboden om zich op te houden in een bepaald gebied of om een ander persoon te contacteren. Volgens die andere persoon was dat verbod overtreden, waarop een deurwaarder duizend euro aan dwangsommen kwam incasseren. Daarop stapte de ene persoon naar de rechter (zodat we hem nu, iets minder verwarrend, “eiser” kunnen noemen) om die andere persoon (gedaagde) dit recht te ontzeggen.

Kern van het geschil was of dit verbod overtreden was. Ik citeer het letterlijk, omdat executiegeschillen altijd gaan over wat er exact staat en hoe je dat precies mag uitleggen.

[De rechtbank] verbiedt [eiser] gedurende zes maanden na betekening van dit vonnis [gedaagde] aan te spreken, hetzij direct, hetzij telefonisch, dan wel door middel van sms-berichten en om berichten over [gedaagde] te verspreiden via twitter, e-mail, dan wel anderszins op internet te zetten.

De rechter in het executiegeschil mag niet toetsen of het verbod terecht is (daar is hoger beroep voor) maar moet onderzoeken of het geschonden is, gezien het doel en de strekking van het verbod.

Er waren twee zaken gebeurd: 1) de gedaagde had een mail van de eiser ontvangen, en 2) de gedaagde had een bezoek aan zijn of haar blog geregistreerd door de eiser.

Eerst maar de mail. Er staat inderdaad “e-mail” in het verbod, maar als je goed leest dan staat er “om berichten over gedaagde te verspreiden via e-mail”. Dus verspreiden oftewel derden lastigvallen met die berichten. En de gedaagde zélf lastigvallen is niet hetzelfde. Daarmee is het verbod niet overtreden.

Je zou denken, is e-mail niet een vorm van “aanspreken” maar daar maakt de rechter geen woorden aan vuil. Of wellicht las hij de “hetzij” bij die bijzin als een beperkende opsomming: het is verboden gedaagde aan te spreken, als daarbij één van deze middelen wordt gebruikt. Een telegram zou dus nog wel mogen, net als e-mail.

Idem voor de blog. Er staat niets over blogs, en het bezoeken van een blog is op zich geen “aanspreken”. Een reactie plaatsen ook niet, maar dat kun je wel onder “berichten over gedaagde op internet zetten” scharen lijkt me. Alleen was dat niet gebeurd.

Arnoud

Hoezo een verbod op andermans naam op twitter?

Tweede Kamerfracties SP, PVV en D66 hebben vragen gesteld over een mogelijk verbod van het gebruiken van andermans naam op sociale media als Twitter, las ik bij Nu.nl. Dit naar aanleiding van een pleidooi in De Wereld Draait Door van een advocate om een strafwetbepaling in te voeren.

Het is natuurlijk heel erg des politiek om bij een geconstateerd probleem een wet te maken, net zoals een informaticus ongeacht het probleem een database gaat maken als oplossing. Maar echt zinnig lijkt het me niet; we hebben al meer dan genoeg wetten en regels die je hiertegen kunt inzetten.

Het enkele aannemen van iemands naam is op zich niet strafbaar, dat is waar. Maar ik vind het nogal wat om dat wél strafbaar te zetten, vooral omdat je dan té veel mogelijkheden krijgt om zaken aan te pakken die gewoon een meningsuiting zijn. Er moet meer zijn, zoals een poging tot zwartmaken of het afhandig maken van geld of goederen bij jou of bij anderen. En als dat meerdere er is, dan heb je al genoeg strafbare feiten – oplichting, smaad, privacyschending – waarmee je die persoon kunt aanpakken.

Bij Twitter is het ondertussen een kunstvorm om via nepaccounts op ludieke manier iemand op de hak te nemen. Dat vinden we normaal, net zoals we het normaal vinden dat in allerlei televisieprogramma’s mensen worden gepersifleerd. Natuurlijk moet het dan wel ergens grappig zijn, maar dat geldt voor die televisiepersiflages ook. Ook al heeft dat indirect een commercieel doel.

En als het vooral een commercieel doel heeft, dan zijn er ook nog andere mogelijkheden. Anke Verhoeven van Solv trekt de lijn naar domeinnaamkaping, waar inderdaad meer dan genoeg jurisprudentie ligt. Het wezenlijke verschil tussen een twittergebruikersnaam en een domeinnaam zie ik niet.

Er is ook nog wat rechtspraak over gebruik van stem of beeltenis e.d. in een commerciële context. Zo won de Staat in 2000 een rechtszaak over een reclamespotje waarin de stem van Beatrix werd gebruikt. Dat was geen toegelaten gebruik van haar “persoonlijke karakteristieken”, en dus moest het spotje van de buis. Als je die lijn doortrekt dan zou ook commerciële hinder op Twitter verboden kunnen worden. Update (19 januari): maar de stem is geen portret zegt vandaag de rechtbank Amsterdam in een zaak over TomTomstemmen.

Maar @Koningin_NL zou blijven mogen want dat is gewoon een hilarische parodie. Idem voor @NSCommunicatie. Wie weet er meer goede parodieaccounts?

Arnoud

Wat is het verschil tussen een officier van justitie en een rechter-commissaris?

Een lezer vroeg me:

Ik las een artikel over de draconische SOPA wet die men in de VS wil aannemen. Over één punt had ik een vraag. Men schrijft: “Hiervoor is dan een bevel van de Officier van Justitie genoeg, een rechterlijke uitspraak is niet meer nodig.” Maar waarom is dat eigenlijk erg? Het lijken mij (als juridische leek) beide hele capabele personen die beiden een vakgerichte studie afgerond hebben en verstand van zaken hebben. Dus waarom zou een Officier van Justitie een andere beoordeling maken dan een rechter?

De Officier van Justitie is een vertegenwoordiger van het Openbaar Ministerie (OM). Hij geeft leiding aan de politie bij het onderzoek naar een strafbaar feit en treedt op als aanklager in een strafzaak. Een rechter-commissaris is een rechter die toezicht houdt op strafrechtelijke onderzoeken door dat OM. Bepaalde opsporingsmiddelen, zoals een telefoontap of doorzoeken van een mailbox, mag het OM alleen toepassen met toestemming (een machtiging) van de rechter-commissaris.

Ze spelen dus allebei een rol in het strafproces, maar het werk van OvJ deel is van de politie, of beter gezegd het Openbaar Ministerie. Zijn werk is opsporen en aanklagen. Een rechter-commissaris is deel van de rechterlijke macht, en heeft als werk beoordelen en afwegen. Een OvJ zal dus eerder geneigd zijn ergens strafbare feiten te zien en op basis daarvan te vervolgen. De rechter meldt dan of hij gelijk heeft. Maar bij twijfel vindt de OvJ je strafbaar. De rechter spreekt je juist vrij bij twijfel.

Officieren kunnen bijvoorbeeld alleen verwijdering van informatie eisen met een machtiging van de rechter-commissaris onder de huidige wet. Eind 2009 was er enige ophef over de Drentse rechter-commissaris, die structureel zou weigeren zulke machtigingen te geven. In het nieuwe wetsvoorstel computercriminaliteit zou deze bevoegdheid bij de officier worden gelegd, waarmee dus formeel geen onafhankelijke rechterlijke toetsing meer plaatsvindt alvorens informatie wordt verwijderd. Dat vind ik toch een beetje eng.

(Ik hoop dat het OM in deze zaak dus netjes een machtiging heeft gehaald, maar het artikel geeft me het gevoel dat het OM is “vriendelijk gaan vragen” bij de hoster.)

Natuurlijk, je kunt een bevel van een officier altijd aanvechten, zoals RIPE nu doet na een IP-blokkadebevel, maar lang niet iedereen zal weten dat dat kan of de energie willen steken in dat aanvechten. Een ingebouwde toets bij een onafhankelijke instantie lijkt me toch iets handiger dan.

Arnoud

Ambtenaren kijken Tour, leggen ict-netwerk plat, krijgen loonkorting?

nos-sport-kijken.pngAmbtenaren van de gemeente Delfzijl hebben het eigen ict-systeem volkomen platgelegd door massaal de Tour de France-streams op nos.nl te bekijken, meldde Webwereld vorige week. De plaatselijke partij Lijst Stulp eist nu preventieve maatregelen, plus sancties tegen deze ambtenaren. U voelt hem al aankomen: kan dat zomaar? (Ok, ok, natuurlijk, iedereen mag eisen. Maar mogen deze maatregelen ook worden doorgevoerd?)

Allereerst maar de preventie. Een bedrijf heeft geen enkele plicht om werknemers internet op te laten gaan of ze welke dienst dan ook te laten gebruiken. De werkgever bepaalt als enige welke middelen voor het werk worden ingezet. Als hij meent dat men met internetloze computers toe kan, dan is dat zijn beslissing en als werknemer heb je dat maar te accepteren.

Als men wél internet openzet, dan is gebleken overlast een prima reden om daar verandering in te brengen. Het blokkeren van livestreams zoals van de NOS is dan ook geen enkel juridisch probleem. Het is handig als dat in het ICT-reglement staat, maar zelfs als dat niet zo is dan lijkt het me in het algemeen geen probleem. Een werkgever hoeft niet te accepteren dat hij op kosten wordt gejaagd of dat het netwerk plat gaat – dat tast immers de bedrijfsvoering aan.

Het opleggen van sancties (de verloren werktijd inhalen, of korten op hun salaris) ligt echter een stuk moeilijker. Dat moet écht geregeld zijn in het ICT-reglement. En dan nog. Het inhouden van loon kan in theorie als er daadwerkelijk niet is gewerkt. Wel moet de ernst van het verwijtbaar gedrag in verhouding staan tot de zwaarte van de disciplinaire maatregel. Ook moet de werkgever natuurlijk bewijzen dat er echt niet is gewerkt in al die tijd. Wie de Tour open laat staan tijdens het typen van een verslag, is wel degelijk aan het werk. Met z’n allen in de vergaderzaal zitten en daar met de beamer de wedstrijd volgen is geen werken.

Eerlijk gezegd lijkt het me nogal overdreven om loon te gaan inhouden. Maar ik ben dan ook niet van het “gij zult acht uren werken en den boterham slechts in uwe pauze nuttigen”. Doe je werk en zorg dat het resultaat is wat ik verwacht, en dan maakt het me niet uit hoe veel je farmvillet ondertussen.

Arnoud