Stel er wordt een creditcard op je naam aangevraagd en gebruikt, hoe bewijs je dan dat jij dat niet was? Met die vraag zag een man in Noord-Holland zich onlangs geconfronteerd, toen hij werd gedagvaard door American Express wegens het niet voldoen van de schuld die op die kaart was opgebouwd. De kaart was via internet afgenomen op zijn naam, en ook was er een betalingspatroon dat consistent leek met het gedrag van de man. AmEx vond dat het daarom duidelijk was dat hij die kaart had afgenomen. De rechter kijkt er nog eens kritisch naar en komt tot een andere conclusie.
Het eerste bewijsmiddel van American Express was de online aanvraag, waarbij immers de gegevens van de man zijn ingevoerd. Niet alleen maar wat in het telefoonboek staat, ook identiteitsnummer en de meisjesnaam van zijn moeder. Maar die gegevens waren ook bij anderen bekend, met name bij ene [naam] die verderop in het verhaal nog even terug gaat komen. De rechtbank vindt dat niet overtuigend, ook niet als blijkt dat er daarna op het opgegeven nummer is gebeld met iemand die zei dat hij de gedaagde man was.
Vervolgens werd natuurlijk de kaart toegestuurd naar het opgegeven adres, dat aan de gedaagde toebehoorde. Alleen: hij woonde daar al een tijd niet meer, en die [naam] had toegang omdat die hielp was met de verkoop ervan. Dus ook dat bewijst weinig.
Het betalingspatroon levert een interessant stukje bewijs op. Er zijn tickets naar Italië gekocht, een villa in Italië gehuurd en de nodige extra transacties daar verricht. En dat in combinatie met de Facebook-informatie van de gedaagde dat hij “ff paar dagen chillen” was (ik vind dat niet passen bij de eigenaar van een woonboerderij, maar goed) in precies dezelfde plaats en in zo’n villa, zou dan toch wel overtuigend moeten zijn? Niet helemaal: er stonden ook van vóór de vliegreis daterende transacties in Italië op die kaart.
Uiteindelijk komen we bij de kern van het verhaal: die [naam] blijkt een handige (inmiddels ex-)schoonzoon van de man te zijn, die hem aan het lijntje zou hebben gehouden over verkoop van de woonboerderij en een mooi feestje ging bouwen met schoonvader, waarbij de kosten zouden worden gedeeld. Zo’n oplichterstruc zie je vaker, en het is volgens de rechter niet meteen ongeloofwaardig dat iemand daar in zou trappen.
Als laatste bleek dan nog dat de incasso’s op schoonvader’s rekening waren mislukt, maar ook dat was iets waar hij geen rekening mee hoefde te houden. En waaruit al helemaal geen aanvaarding van de kaart uit volgt, of zelfs maar wetenschap dat er een kaart is waar je dan wat mee moet. Met name omdat de ING bank niet meldt dat zo’n incasso is mislukt, zodat je er moeilijk actie op kunt ondernemen.
Een erg feitenspecifieke zaak maar wel een mooi voorbeeld van hoe rechters kijken. Maar ik zie het zomaar gebeuren dat andere mensen zich laten overtuigen door het juridisch geweld dat je bij zo’n incasso over je heen krijgt.
Arnoud