Omdat ik met vakantie ben vandaag een gastbijdrage. Vandaag: Noortje Mulder over wanneer ouderlijk toezicht uitmondt in spionage.
Sociale media zoals Facebook, Twitter en Instagram worden volop door kinderen en jongeren gebruikt en er zijn tal van websites die zich specifiek op kinderen richten. Op dit moment is het echter nog onduidelijk hoe kinderrechten ‘online’ het best kunnen worden gewaarborgd. Tot dusver is de aandacht voornamelijk uitgegaan naar de betekenis van kinderrechten in de relatie tussen het kind en derden buiten gezinsverband, waarbij de verantwoordelijkheid van ouders voor het geven van de juiste begeleiding aan hun kinderen vaak wordt benadrukt. Volgens de wet zijn de ouders (of voogden) immers hoofdverantwoordelijk voor het welzijn en de bescherming van hun kinderen. Maar wat betekent de wet nu in de ‘online omgevingswereld’ van kinderen? Wat betekent de wet nu voor kinderen op sociale media?
De wet (artikel 1:247 lid 1 en 2 BW) en artikel 5 en 18 VN-Kinderrechtenverdrag bepaalt dat ouders een zorgplicht hebben om hun kind op te voeden. Nergens wordt echter specifiek uitgelegd op welke manier ouders dit het beste kunnen doen. Dit heeft uiteraard zo zijn voordelen. Ouders hebben immers het recht om de opvoeding naar eigen inzicht in te richten, zolang het belang van het kind hierbij maar het uitgangspunt vormt. Ouders staan tegenwoordig echter voor opvoedingsvraagstukken die in hun eigen kindertijd niet aan de orde waren. Hierdoor zullen ouders soms niet goed weten waar zij en hun kinderen aan toe zijn, wat tot onzekerheid en (over)bezorgdheid kan leiden. Nieuwsberichten over online-pesterijen en jihad-tienerbruiden dragen hieraan bij.
Deze angst leidt er soms toe dat ouders doorslaan in hun beschermingsplicht, waardoor zij het kind online nauwlettend in de gaten willen houden. In dit gat in de markt zijn diverse bedrijven gesprongen die zogenaamde parental monitoring-software aanbieden, welke zeer intensief ouderlijk toezicht mogelijk maakt. Dergelijke software biedt de mogelijkheid om mee te kijken met letterlijk álles wat het kind online uitvoert. Hierbij valt te denken aan wachtwoorden, toetsaanslagen, surfgeschiedenis, verstuurde en ontvangen bestanden/e-mails, privégesprekken. Kortom: het kind heeft vrijwel geen privacy meer ten opzichte van diens ouders. Gaat dit niet een beetje te ver?
Ouders zijn verantwoordelijk voor de verzorging en opvoeding van hun kinderen. Zij dienen het welzijn en de ontwikkeling van het kind bevorderen en te beschermen tegen schadelijke invloeden. Om het kind bescherming te kunnen bieden zullen ouders moeten weten wat het kind bezighoudt, wat ouderlijk toezicht tot op zekere hoogte noodzakelijk maakt. Tot op zekere hoogte. Volgens artikel 16 van het VN-Kinderrechtenverdrag heeft het kind namelijk recht op privacy. Dit recht geldt óók ten opzichte van diens ouders. Ondanks dat het kind dit recht heeft, blijkt dit in de praktijk niet altijd (strikt) te worden nageleefd. Het is natuurlijk begrijpelijk dat ouders niet denken in een ‘rechten-context’ bij de opvoeding. Daarnaast zullen de meeste ouders goede bedoelingen hebben wanneer zij parental monitoring-software gebruiken om toezicht te houden op hun kind.
Te vergaand toezicht zou het kind echter kunnen schaden. De meeste kinderen zullen immers gekwetst zijn wanneer zij de ‘online spionage’ van hun ouders ontdekken, wat hun (vertrouwens)relatie geen goed zal doen. Ook kan de ontwikkeling van het kind belemmerd worden wanneer het onvoldoende vrijheid krijgt om zichzelf te ontplooien. Daarnaast is het van groot belang dat ouders op een zorgvuldige manier omgaan met de in dit verband verzamelde gegevens van het kind. Zij horen deze bijvoorbeeld niet zomaar te delen met derden, zoals schoolleiding of andere ouders.
Maar wanneer gaat ouderlijk toezicht nu te ver? Deze vraag is lastig te beantwoorden, gelet op de dubbele rol die ouders hebben ten aanzien van de privacy van het kind. Enerzijds dienen zij het kind te beschermen, waardoor zij de privacy van het kind mogen beperken. In de meeste gevallen zal het beschermingsbelang van het kind een beperking van diens recht op privacy door de ouders rechtvaardigen. Anderzijds dienen zij zich niet onnodig te mengen in het privéleven van hun kind, laat staan bewust inbreuken daarop te maken. Hierbij valt te denken aan het niet zomaar plaatsen van foto’s en filmpjes van kinderen op sociale media-platformen, zoals de Facebook-pagina’s van de ouders zelf, maar ook aan het houden van te intensief ouderlijk toezicht. In artikel 5 van het VN-Kinderrechtenverdrag wordt gesteld dat ouders hun kinderen ‘passende leiding en begeleiding’ moeten geven bij de uitoefening van hun rechten, wat onder andere betekent dat ouders rekening moeten houden met de leeftijd en ontwikkelingsniveau van het kind en dat zij ook de mening van het kind moeten betrekken bij het nemen van opvoedingsbeslissingen (Zie hiervoor ook artikel 12 VN-Kinderrechtenverdrag). Aangezien opvoeding gericht dient te zijn op het toewerken naar de zelfstandigheid van het kind, zal het kind naarmate het opgroeit steeds meer de kans hiertoe moeten krijgen. Ouders dienen hun betrokkenheid dus continue aan te passen en toezicht te houden op een wijze die de ontwikkeling van het kind ondersteunt.
Kort gezegd: ouders moeten doen wat het beste voor het kind is. Maar wat als ouders simpelweg niet weten wat ‘passende leiding en begeleiding’ is? Dit is immers ook sterk afhankelijk van het kind in kwestie en de omstandigheden van het geval. Ondanks dat de meeste ouders het beste met hun kind zullen voorhebben, zullen er gevallen zijn waarin ouders de privacy van hun kind onvoldoende respecteren. In de eerste plaats omdat ouders het meekijken met het internetgedrag van het kind niet direct zullen zien als een privacy-inbreuk. Gelet op de mogelijkheden van parental monitoring-software, komt het er echter op neer dat vrijwel niets van het kind meer privé is. In wezen is dit vergelijkbaar met een ouder die in de struiken gaat liggen bij het schoolplein om zo álles te kunnen zien. Een beetje overdreven, wat mij betreft. Onder bepaalde omstandigheden kan intensief toezicht natuurlijk gerechtvaardigd zijn, maar dat moet dan –alle omstandigheden meegenomen- in het belang van het kind zijn. Bijvoorbeeld omdat dit de enige mogelijkheid is om het kind te beschermen. Een ander belangrijk punt hierbij is dat ouders soms op onzorgvuldige wijze met de door hen verzamelde gegevens van het kind omgaan. Dit zou de belangen van het kind ernstig kunnen schaden, gelet op het feit dat –vooral bij het gebruik van parental monitoring-software- de verzamelde informatie erg omvangrijk kan zijn en daarnaast vaak privacygevoelige inhoud heeft.
De meeste ouders zullen zich niet bewust zijn van de betrokken belangen en mogelijke risico’s. Ik pleit er daarom voor om ouders hierover voor te lichten en hen hulpmiddelen aan te bieden ter ondersteuning van hun opvoedingstaak. Het antwoord op de vraag wanneer ouderlijk toezicht te ver gaat is zoals gezegd afhankelijk van de omstandigheden van het geval. De ondersteuning zal daarom vooral gericht moeten zijn op het verduidelijken van de betrokken belangen, zodat ouders hier zelf een goede afweging tussen kunnen maken. Het doel hiervan is om ouders te ondersteunen in de uitoefening van hun opvoedingstaak, wat uiteindelijk moet leiden tot een betere waarborging van het recht op privacy van het kind.
Eleonora Mulder is onlangs afgestudeerd aan de Universiteit Utrecht, Master Privaatrecht. Haar masterscriptie schreef zij over het onderwerp ‘Ouderlijk toezicht en het recht op privacy van het kind in de digitale samenleving’, waarbij de vraag naar de grenzen aan het ouderlijk gezag –in het bijzonder met betrekking tot het houden van toezicht op het internetgedrag van het kind – en de wenselijkheid van regulering hiervan centraal stond.