Attentie: 1-aprilgrappen op bedrijfssites zijn een oneerlijke handelspraktijk

1-april-grap-fool-jokeJa, 1 april is een lange traditie in Nederland en ik heb ook regelmatig grappen neergezet hier. Heel leuk allemaal, maar het mag niet. De wetgeving omtrent oneerlijke handelspraktijken verbiedt dit eenvoudigweg. Dat lijkt gek, want juist als het een traditie is zou je zeggen dat de wet daar rekening mee houdt. Maar ja, het gaat om Europese wetgeving en 1-aprilgrappen zijn niet echt een Europese traditie. Bovendien heeft de Europese Commissie weinig gevoel voor humor.

De wet oneerlijke handelspraktijken (geïmplementeerd in artikelen 193a t/m 196 van Boek 6 BW) is strenge wetgeving ter bescherming van consumenten. Doel is te voorkomen dat bijdehante ondernemers de argeloze consument (zoals gedefinieerd in het Gruber-arrest: een persoon met zwakke rechtspositie en gebrekkige juridische kennis, in vergelijking met de bedrijfsmatig handelende wederpartij) misleiden of met valse voorwendselen overhalen. En dat hoeft helemaal geen oplichterij (art. 326c Sr) te zijn: de outlet bij mij om de hoek met “OPHEFmakende UITVERKOOP” schendt de wet, dit wekt valselijk de indruk dat sprake is van een ophefFINGS-uitverkoop en dat mag niet (art. 6:193g onder o BW, zwarte lijst).

Een bekende grap is melden dat men zogenaamd gekocht is of samen gaat met een ander bedrijf. Dit is misleidend, zeker bij een beursgenoteerd bedrijf. Het kan beleggers misleiden die daardoor gaan kopen of verkopen, en beursmanipulatie (wat dit is) is gewoon strafbaar (art. 5:58 lid 1 Wft). “Het was maar een grapje” levert je niet veel sympathie op bij de strafrechter. Zie ook dit vonnis waarin het verweer “dat was ook de grap” (achterin, 2.3.2) bij een beursmanipulatie niet hielp; boete € 384.000. Daarnaast wordt in zo’n bericht vaak valselijk andermans merknaam gebruikt (art. 6:194a sub 2 onder h BW).

Ook worden op 1 april vele nieuwe producten gelanceerd, die dan bij nader inzien een grap blijken te zijn. Heineken had bijvoorbeeld ooit de bierpad, waarmee je zogenaamd bier met je Senseo kon zetten. Zeer serieus gebracht, en daarmee ontstaat bij de consument de indruk dat dit product werkelijk te koop is. Men kan dan afzien van een ‘gewone’ Senseo of biertap aan te schaffen, en daarmee wordt de concurrent geschaad. Zeker nu er valselijk de indruk werd gewekt dat Heineken samenwerkte met Philips (art. 6:194 sub j BW) en er werd ingehaakt op de bekende naam van Senseo® (art. 6:194a sub 2 onder h BW).

Een vergelijkbaar verhaal geldt de autoruit op sterkte van SpecSavers vorig jaar. De consument wordt hier vals geïnformeerd over de aard, samenstelling, hoeveelheid, hoedanigheid, eigenschappen of gebruiksmogelijkheden van het product (art. 6:194 sub a BW). Bovendien werden mensen daar verlokt hun naam en e-mailadres achter te laten, zonder dat de onder de Wbp verplichte privacyverklaring en goedgekeurde doelbinding aanwezig was (art. 8 Wbp). De privacywetgeving heeft, hoe gek dat ook klinkt, geen gevoel voor humor.

Ook de “onbeperkte mailopslag bij Gmail“-actie op 1 april wekte veel verwarring: was dit nu een grap of niet? Nee, maar de lancering op die dag gaf zo veel buzz en discussie dat het wel duidelijk is dat consumenten niet goed kunnen inschatten wanneer iets nu werkelijk een grap is en wanneer niet. En het is precies die gemiddeld oplettende geïnformeerde consument die de Wet oneerlijke handelspraktijken probeert te beschermen.

Daarbij komt dat een 1-aprilgrap zelden expliciet zal melden dat het gaat om een grap. Maar consumentenwetgeving is streng: iedere handelspraktijk waarbij essentiële informatie wordt weggelaten welke de gemiddelde consument nodig heeft om een geïnformeerd besluit over een transactie te nemen, is eenvoudigweg verboden. En het feit dat een actie een grap is, is vrij essentieel om deze als zodanig te kunnen herkennen.

Dus nee. Als bedrijf een 1-aprilgrap maken mag niet, als daardoor consumenten in verwarring kunnen worden gebracht. De enige manier om daar omheen te komen, is óf de grap duidelijk voorzien van een disclaimer (“Let op: 1 april!”) óf de KVK-inschrijving tijdelijk uitbreiden met cabaret of amusement.

Business-to-business 1-aprilgrappen zijn dus wel toegestaan, tenzij je zou betogen dat de zakelijke klant aanspraak kan maken op reflexwerking. Daarover is het laatste woord nog niet gezegd, maar zoals bekend hebben juristen weinig gevoel voor humor dus ik acht de kans reëel dat we hier wel een kort geding of twee over gaan zien.

Arnoud

‘Consument misleid door advertenties vermomd als content’

Een groeiende groep consumenten krijgt een aversie tegen de onduidelijke scheidingslijn tussen reclame en real content, las ik bij Twinkle. Steeds meer advertentiecontent wordt gecamoufleerd als redactionele inhoud. Bijna zes op de tien internetgebruikers zegt te zijn misleid door Facebook Sponsored Stories, 45 procent van de respondenten zegt hetzelfde over Promoted Tweets op Twitter, zo blijkt uit onderzoek. Intrigerend: is er iets juridisch te doen tegen dat soort grappen?

Voor reclame geldt de algemene regel dat reclame eerlijk moet zijn. Enige overdrijving is toegestaan, zeker als het van die evidente over-the-top reclamekreten zijn waarvan iedereen weet dat ze nergens op gebaseerd zijn.

Daarnaast hebben we sinds een paar jaar aparte regels over “misleidende handelspraktijken”, en onder die generieke term vallen ook reclamepraktijken of het publiceren van advertorials/sponsored content die slechts indirect een adverteerdoel hebben. Het is expliciet en te allen tijde misleidend (art. 6:193g BW) om

redactionele inhoud in de media, waarvoor de handelaar heeft betaald, gebruiken om reclame te maken voor een product, zonder dat dit duidelijk uit de inhoud of uit duidelijk door de consument identificeerbare beelden of geluiden blijkt;

En met alleen klein “(adv.)” boven de tekst of als auteur “Marketingafdeling” kom je er niet. Je zult echt een duidelijke markering moeten voeren én ook visueel de content af moeten scheiden van de eigenlijke redactionele content.

Ook dubieus zijn praktijken waarbij handelaren zich voordoen als consument, bv. om een recensie op het eigen product (of de concurrent, nog gezelliger) te geven. Dat is net zo hard misleidend:

op bedrieglijke wijze beweren of de indruk wekken dat de handelaar niet optreedt ten behoeve van zijn handel, bedrijf, ambacht of beroep of zich op bedrieglijke wijze voordoen als consument;

Ik vraag me nu af of hier ook onder valt dat je het product van je werkgever liket (of een tweet retweet) vanaf een profiel waar niet bij staat dat je bij de afdeling Verkoop werkt. De intentie “bedrieglijk” zal hier de doorslag geven. En dat zal niet meevallen: het is immers doodnormaal dat je account op een social netwerk op je eigen naam staat.

Wat is de meest misleidende advertentie of reclame die jullie kennen? Voor mij blijft dat de ‘vriendenradar’-app die “Laat zien waar je vrienden zich bevinden” na invoeren van je 06-nummer. Met kleine letters: Let op, bewegend wallwaper, laat niet zien waar je vrienden zich bevinden. Eh. Juist.

Arnoud

Registreren is gratis, maar reageren kost geld

studentenkamer.jpgEen lezer vroeg me:

Als student ben ik druk op zoek naar een kamer. Ik kwam de site Kamer.nl tegen die me duizenden mogelijke kamers beloofde. Vanwege de tekst “Meld je gratis aan” heb ik me geregistreerd. Dan kun je zoeken, maar als je wilt reageren op een kamer moet je eerst betalen (minstens 10 euro per maand). Ik zie dat nergens op het open gedeelte van de site staat. Dus is dit wel een eerlijke manier van zakendoen?

Zolang je na registratie krijgt wat er voor registratie is beloofd, is geen sprake van misleiding. Zaken die niet expliciet benoemd zijn, moet je dan invullen conform de verwachting.

De vraag is dus: mag je verwachten dat je na registratie bij deze site kunt reageren op geadverteerde kamers?

Op het publieke deel kan ik alleen dit soort omschrijvingen vinden:

Als je je aanmeldt bij Kamer.nl kun je kamers aanbieden en e-mail alerts met nieuwe kamers ontvangen. Daarnaast heb je een profielpagina waarop je jezelf kan presenteren aan verhuurders.

Hier wordt net niets gezegd over het reageren op aangeboden kamers. Ook de FAQ vermeldt niets over het reageren op aangeboden kamers. Het enige is deze zin in het item over “Hoe werkt de site?”:

Heb je een kamer gezien waarin je geïnteresseerd bent dan kun je reageren door op de kamerpagina op de ‘Reageren’ knop te klikken.

Maar dat kan allemaal dus pas nadat je én geregistreerd bent én betaald hebt. De tekst in deze FAQ zou ik alleen moeilijk als “belofte” kunnen kwalificeren, het is bepaald niet een wervende of lokkende tekst te noemen.

Je zou kunnen terugvallen op wat gebruikelijk is in de branche. Dat bepaalt immers ook de verwachtingen die je bij deze site moet hebben. Maar, wat is dan de branche? Internetdiensten algemeen? Daar is gratis de norm en zijn premiumdiensten slechts het toefje slagroom op de taart. Bemiddelingsdiensten? Vaak is het contact daar gratis, omdat men verdient aan het aanbrengen van de klant. Denk aan Funda en makelaarsites. Of specifiek contactdiensten, zoals datingsites? Daar moet je per bericht betalen. Maar ja, om nou een kamerzoeksite gelijk te stellen aan een datingsite…

Arnoud

Vrijdagochtendergernis: misleidende maar legale reclame

Als je er eenmaal op gaat letten, zie je het overal: reclameteksten die de indruk proberen te wekken dat je iets hebt gewonnen of gekregen, terwijl het in feite niet meer is dan een mógelijkheid. Zo kreeg ik deze aanbieding geforward:

gratis-of-misleiding.png

Wie googelt op u bent geselecteerd als winnaar komt nog veel meer van dit soort teksten tegen. Een hele mooie vond ik deze site die meldt dat ik “de miljoenste bezoeker van de website [ben] en dat is geen grap.” En dat terwijl er geen teller te ontwaren is.

De wet verbiedt misleidende reclame, bv. reclame die je op het verkeerde been zet over “de aard, samenstelling, hoeveelheid, hoedanigheid, eigenschappen of gebruiksmogelijkheden” van het geadverteerde. De discussie die je dan meteen krijgt, is of het misleidend is om te zeggen U bent winnaar van een auto (of van een kadobon van 25 euro). Ik vind van wel – er is geen enkele reden om “auto of kadobon” zo naast elkaar te presenteren behalve om iedereen bij “auto” te laten ophouden met lezen en dan te reageren “OMG EEN AUTO!!1!”. Maar jurisprudentie heb ik niet kunnen vinden.

Aanverwante ergernis: reclames die van alles beloven in de schreeuwtekst maar in de kleine lettertjes dat allemaal weer ontkennen. Het extreemste voorbeeld is de “vriendenradar” die ik ooit op tv zag: “zie waar je vrienden zijn” met disclaimer “Let op: laat niet echt zien waar je vrienden zijn”. Als dat niet tegen de wet is, moet de wet worden aangepast.

Wie kent er nog meer voorbeelden van dit soort grappen?

Arnoud

Het beperkte belang van de wet oneerlijke handelspraktijken (gastpost)

Vandaag een gastpost van Remko S. over het beperkte belang van de Wet Oneerlijke Handelspraktijken voor misleide consumenten.

Van de wet oneerlijke handelspraktijken (WOHP), de implementatie van richtlijn 2005/29/EG, wordt vaak ten onrechte verondersteld dat het een machtig wapen is in de handen van de consument tegen de handelaar die hem een oor heeft aangenaaid. Een oppervlakkige blik wekt inderdaad deze suggestie:

Een handelspraktijk is misleidend indien informatie wordt verstrekt die feitelijk onjuist is of die de gemiddelde consument misleidt of kan misleiden, al dan niet door de algemene presentatie van de informatie … (6:193c BW)

Een handelspraktijk is bovendien misleidend indien er sprake is van een misleidende omissie, [dat wil zeggen dat er] essentiële informatie welke de gemiddelde consument nodig heeft om een geïnformeerd besluit over een transactie te nemen, wordt weggelaten … (6:193d BW)

Een handelspraktijk is in haar feitelijke context, al haar kenmerken en omstandigheden in aanmerking genomen, agressief indien door intimidatie, dwang, waaronder het gebruik van lichamelijk geweld, of ongepaste beïnvloeding, de keuzevrijheid of de vrijheid van handelen van de gemiddelde consument met betrekking tot het product aanzienlijk wordt beperkt of kan worden beperkt … (6:193h lid 1 BW)

… waardoor de gemiddelde consument een besluit over een overeenkomst neemt of kan nemen, dat hij anders niet had genomen.

De wet bevat twee lijsten met voorbeelden die in alle gevallen oneerlijk (193g) of agressief (193i) zijn. De richtlijn staat niet toe (considerans 17) dat deze lijsten in nationale wetten worden uitgebreid.

De eerste fout die meestal wordt gemaakt is dat er de verkeerde consequenties verondersteld worden: het bedrijven van een oneerlijke handelspraktijk levert een onrechtmatige daad op (6:193b lid 1), welke plicht geeft tot schadevergoeding (6:193j lid 2), niet ontbinding, vernietiging of beëindiging anderszins van de gesloten overeenkomst. Hierdoor is de slagkracht van de consument beperkt: hij zal de achteraf ongewenste overeenkomst moeten respecteren.

De tweede fout die snel gemaakt wordt is dat men veronderstelt dat de condities waaronder er sprake is van bedrog, dwaling of bedreiging dezelfde zijn als misleiding en agressiviteit in de zin van de WOHP. Dit is niet het geval. Hoewel het mogelijk is dat die twee samenvallen zijn ze niet gerelateerd.

De eisen die aan wilsgebreken worden gesteld zijn hoger dan aan oneerlijke handelspraktijken. Voor misleiding moet er sprake zijn van een onjuiste mededeling of verzwijging, bedrog en dwaling voegen daar nog aan toe dat de overeenkomst niet zonder deze mededeling of verzwijging tot stand zou zijn gekomen. ‘Omissie’ moet ook niet worden verward met ‘verzwijgen’ of ‘nalaten in te lichten’, vereist is slechts dat de informatie beschikbaar is en de informatie waarover men volgens de verkeersopvattingen de klant behoort in te lichten is slechts een beperkt deel daarvan. Ook moet een ‘uitnodiging tot koop’ niet worden verward met ‘aanbod’. Niet alle informatie genoemd in 6:193e BW hoeft in het aanbod voor te komen. Het is voldoende dat het op de website of in een bijgeleverd foldertje te vinden is.

Een eenvoudig voorbeeld: een platenzaak biedt haar CD’s aan met de aanprijzing dat je hiervan een kopie mag maken. Nu is dat gewoon een wettelijk recht, dus zij begaat een onrechtmatige daad (193g sub j). Maar het is geen bedrog en de klant dwaalt niet: hij wil een CD waarvan hij een kopie mag maken en hij krijgt een CD waarvan hij een kopie mag maken.

Ander voorbeeld (met dank aan het zeer lezenswaardige artikel van professor Van Boom): Een consument koopt een printer waarbij niet wordt vermeld dat de vervangingskosten van de inktcartridges, per keer, even hoog zijn als de aanschafkosten van de printer. Dit is een misleidende omissie in de zin van de WOHP, maar geeft geen dwaling.

Nog enkele oneerlijke handelspraktijken waarbij er geen onjuiste informatie over het product wordt gegeven (wat meestal een voorwaarde is voor bedrog en dwaling) zijn:

  • bedrieglijk beweren dat het product slechts zeer korte tijd beschikbaar zal zijn (193g sub g);
  • niet als zodanig herkenbare advertorials als reclame gebruiken (193g sub k);
  • beweren dat de handelaar op het punt staat zijn zaak te beëindigen, indien dit niet het geval is (193g sub o);
  • onjuiste informatie verstrekken over marktomstandigheden of de mogelijkheid het product te bemachtigen (193g sub r);
  • de indruk wekken dat de handelaar niet optreedt ten behoeve van zijn beroep (193g sub v).

Bedreiging is aanwezig wanneer iemand tot het sluiten van een overeenkomst wordt bewogen door deze of een derde met enig nadeel in persoon of goed te bedreigen. Daarvoor is meer nodig dan ‘ongepaste beïnvloeding’. Zo wordt een redelijk oordelend mens niet bedreigd omdat zijn kinderen hem proberen over te halen producten voor hen te kopen (193i sub e) of omdat de bestaansmiddelen van de handelaar in het geding zijn (193i sub g), maar dit zijn wel onder alle omstandigheden agressieve handelspraktijken.

Dat er een onvoordeligere overeenkomst is gesloten dan wanneer er geen oneerlijke handelspraktijk was bedreven, kan als schade worden gezien: het negatief contractsbelang. Daartoe dient men de werkelijke situatie te vergelijken met de hypothetische situatie dat de consument wel juist was geïnformeerd.

Daarbij zal de consument oplopen tegen de bewijslastverdeling: hij is het die de toerekenbaarheid, het causaal verband en de schade moet bewijzen. En aangezien niet te verwachten valt dat de handelaar erg toegeeflijk zal zijn om de schade te erkennen en te betalen zal de consument de gang naar de rechter moeten maken. Hoevelen zullen om een paar tientjes de poot stijf houden? Maar goed, nemen we eens aan dat de klanten uit de voorbeelden hierboven van die zeldzaam principiële types zijn die het op een rechtszaak laten aankomen.

In het geval van de CD zou de klant kunnen stellen dat (1) hij de CD kocht bij de misleider omdat deze adverteerde met het recht om een kopie te maken en dat (2) hij deze anders verderop in de straat voor een paar euro minder zou hebben gekocht. Hoe gaat hij voldoende aannemelijk maken dat (1) het mogen maken van een kopie de reden was dat hij de CD bij de misleider kocht en dat (2) hij wist dat dezelfde CD verderop in de straat goedkoper werd aangeboden?

In het geval van de printer is de vraag wat de schade eigenlijk is die de koper lijdt. Niet het maanden later kopen van de cartridges – dat volgt niet rechtstreeks uit de oneerlijke handelspraktijk. Alleen het kopen van de printer zelf volgt daaruit. Zou hij hebben geweten dat die cartridges zo duur zijn, dan zou hij waarschijnlijk een duurdere printer met goedkopere cartridges hebben gekocht. Hij heeft geen schade maar voordeel!

De minister, door de Eerste Kamer gevraagd of er aan het overtreden van de WOHP ook niet vernietigbaarheid van de overeenkomst zou moeten worden gekoppeld, antwoordde:

Indien een overeenkomst tot stand is gekomen als gevolg van een misleidende of een agressieve handelspraktijk als bedoeld in de artikelen 193g en 193i, zal vrijwel altijd ook sprake zijn van bedrog of dwaling. In de artikelen 3:44 en 6:228 BW is bepaald dat de consument in dat geval bevoegd is de desbetreffende overeenkomst te vernietigen. De consument beschikt dus over een vernietigingsbevoegdheid ter zake van de overeenkomst.

Deze conclusie is te kort door de bocht: er is een overlap, maar lang niet alle oneerlijke handelspraktijken resulteren in een wilsgebrek. Er zal waarschijnlijk doorwerking naar dwaling plaatsvinden doordat de gewoontes in het maatschappelijk verkeer veranderen. Daardoor zal over de enkeling die hierin achterblijft worden geoordeeld dat hij behoorde te weten dat hij de klant had behoren in te lichten. Een verschuiving van onderzoeksplicht naar mededelingsplicht dus. Maar dat is iets wat in de loop van een decennium gebeurt, niet in de nacht van dinsdag 14 op woensdag 15 oktober 2008.

Het Duitse equivalent van de WOHP (de UWG) richt zich primair op mededinging. Daarom kent zij alleen benadeelde concurrenten een schadevergoeding toe (§9). Consumenten zullen zich moeten beroepen op § 823 Abs. 2 BGB, wat betekent dat zij wel schuld moeten bewijzen. De implementatie in het Verenigd Koninkrijk (de CPRs) kent geen ontbinding (par. 29) en ook geen compensatie voor benadeelde consumenten. In België (de WHPC) is een door oneerlijke handelspraktijk gesloten overeenkomst nietig (94/5 § 1 WHPC jo. 1133 BW jo. 1131 BW). De consument kan in België bij overtreding van wat in Nederland 6:193g sub l, p, q en 6:193i, sub a, b, h zijn, het aankoopbedrag terugvorderen zonder dat hij het geleverde product of de afgenomen dienst hoeft terug te geven (94/14 § 2). Onze minister heeft aan beide Kamers toegezegd in 2010 de ervaringen in België te evalueren.

Het belang van de WOHP is vooral publiekrechtelijk. In de Wet handhaving consumentenbescherming krijgt de Consumentenautoriteit de mogelijkheid een dwangsom of bestuurlijke boete op te leggen (2.9 Whc) wegens overtreding van de WOHP (8.8 Whc). Maar gezien vanuit het gezichtspunt van de reeds misleidde consumenten is dat een geval van ‘als het kalf verdronken is, dempt men de put’.

Resumerend, het privaatrechtelijke belang van de wet oneerlijke handelspraktijken is beperkt omdat:

  1. het bedrijven van een oneerlijke handelspraktijk de plicht geeft tot schadevergoeding, niet het recht op ongedaanmaking van de overeenkomst;
  2. <li>wanneer er sprake is van een oneerlijke handelspraktijk er niet noodzakelijkerwijs ook sprake is van een wilsgebrek;</li>
    
    <li>de moeilijk te bepalen schade in rechte moet worden verhaald.</li>
    

Belgisch verbod op koppelverkoop verboden

friet-mayo.pngKoppelverkoop is bij ons in Nederland legaal (zolang je geen machtspositie misbruikt om dingen te koppelen), maar bij de zuiderburen ligt dat anders. Zo kun je daar geen goedkope GSM in combinatie met een abonnement krijgen, omdat dat in strijd is met de Belgische Wet op de Handelspraktijken (“Wet van 14 juli 1991 betreffende de handelspraktijken en de voorlichting en bescherming van de consument”). En die wettelijke bepaling is nu zelf weer in strijd met Europese regels, zo bepaalde het Europese Hof van Justitie onlangs.

U weet wellicht nog dat we sinds kort de wet over oneerlijke handelspraktijken hebben, die is gebaseerd op Europese Richtlijn 2005/29/EG. En die Richtlijn is genuanceerder dan de Belgische wet, zodat die wet nu aangepast zal moeten worden op dit punt.

De belangrijkste reden voor deze beslissing is dat deze Richtlijn volledige harmonisatie van het Europese recht over oneerlijke handelspraktijken nastreeft. Daarmee mogen alleen die dingen toegestaan of verboden zijn die de richtlijn toestaat of verbiedt. Die Richtlijn heeft een zwarte lijst, en die dingen mogen dus keihard verboden zijn. In andere gevallen moet er echter altijd een afweging worden gemaakt, en dat doet de Belgische wet niet.

Dit arrest kan ook nog best eens belangrijk zijn voor Nederland: het feit dat alleen praktijken die in die Richtlijn staan oneerlijk kunnen zijn, is wel een verrassing. Ik ga het wetboek eens doorbladeren, wie weet wat voor leuks er nog te vinden is.

Update (4 mei): Ywein van den Brande vond er al een paar. Zo blijken in België ook “verkopen met verlies, uitverkopen naar believen en solden aanbieden buiten het seizoen” categorisch verboden, maar zegt de Richtlijn niets over deze zaken.

Arnoud

Een originele laagsteprijsgarantie

vliegticket.pngEen lezer wees me op de laagsteprijsgarantie van Vliegwinkel, met daarin deze opvallende clausule:

8. Tickets aangeboden door low cost maatschappijen zijn uitgesloten van de laagste prijs garantie, aangezien hun tarieven dagelijks zeer sterk fluctueren. Tickets voor Business Class en First Class en vakantievluchten (charters) die u via de zoekoptie “vind een vakantie” heeft geboekt, zijn eveneens uitgesloten.

Op zich mag je je garanties afgeven zoals je wilt, maar je moet wel duidelijk zijn in wat de voorwaarden zijn. Zo is het vrij normaal dat bedrijven speciale acties van concurrenten uitsluiten van een laagsteprijsgarantie.

Maar deze vind ik wel erg origineel: men garandeert goedkoper te zijn dan elke andere maatschappij, met uitzondering van de goedkope maatschappijen. Ehm, hoe bedoelt u?

Update: ik moet beter lezen, men biedt niet een algemene laagsteprijsgarantie maar een garantie dat een gegeven ticket tegen de laagste prijs beschikbaar is (dank Arnout!). En dan kan ik beter begrijpen dat men low cost carriers buiten de vergelijking houdt.

Arnoud

Hoe groot en hoe snel is een gigabyte?

harde-schijf-harddisk-image-bits-bytes.pngEen lezer vroeg zich af:

Zoals je wellicht weet worden harde schijven geadverteerd met misleidende gegevens. Zo blijkt een 1TB harde schijf 931GB groot te zijn wanneer je hem in de computer plugt. Een ander voorbeeld is de overdrachtssnelheid: SATA harde schijven worden geadverteerd met “3.0Gb/s” overdrachtssnelheid. In realiteit is dat ergens onder de 100MB/s; 3.0Gb/s is namelijk de theoretische maximumsnelheid van de SATA-standaard. Is dat geen misleidende reclame?

Het probleem zit hem hier in het verschil tussen wat computerdeskundigen “gigabyte” noemen en wat fabrikanten als zodanig aanduiden. Voor een ICT-er is “giga” hetzelfde als 230 oftewel 1.073.741.824 bytes. De fabrikanten gebruiken de klassieke definitie van “giga”, namelijk 109 oftewel 1.000.000.000 bytes. r is zelfs een aparte term voor uitgevonden: een metrische gigabyte heet een gibibyte, afgekort GiB.

Op zich zijn beide definities te verdedigen, zolang bij de koper maar duidelijk is welke men gebruikt. De afkorting “GiB” bij de omvang of snelheid zetten is duidelijk lijkt me. Maar wat mag de koper concluderen als hij “1 TB” ziet staan? Is dit een zorgvuldige fabrikant die de ICT-definitie van 1024 gigabyte (1.099.511.627.776 bytes) hanteert, of een onzorgvuldige fabrikant die 1 tebibyte bedoelt maar de verkeerde afkorting gebruikt? Of is “TB” misschien wel de goede afkorting voor het publiek waar het product voor bedoeld is?

Juridisch gezien gaat het om de definitie van de koper. Die wordt aangenomen een “redelijk geïnformeerde, omzichtige en oplettende gemiddelde consument” te zijn. Dit staat tegenwoordig ook zo in de wetgeving over oneerlijke handelspraktijken. Wie zo’n gemiddelde consument misleidt over de “aard, samenstelling, hoeveelheid, hoedanigheid, eigenschappen of gebruiksmogelijkheden” van een product, handelt onrechtmatig. De vraag is dus of die consument moet weten dat een TB eigenlijk een TiB is en dat dat best wel een paar bytes scheelt.

Voor de doorvoersnelheid geldt hetzelfde. Moet een koper weten dat “3.0Gb/s” het theoretisch maximum is dat de schijf kan lezen, en niet de in de praktijk te verwachten snelheid in een gemiddeld systeem? Of is het de eigen verantwoordelijkheid van die koper om te weten dat de uiteindelijke snelheid afhangt van de andere componenten van hun systeem?

Ik twijfel nogal. Wie goed ingevoerd is in de ICT, weet dat fabrikanten altijd de gibibyte gebruiken. Wie dat niet is, zal waarschijnlijk de ontbrekende 73.741.824 bytes toch niet missen. Dus wat is dan de misleiding?

Oftewel: maakt het uit of er “1 miljard bytes” of “1,073 miljard bytes” dan wel “Werkelijke snelheid kan lager zijn afhankelijk van uw systeemconfiguratie” op de doos staat?

Arnoud

Weer misleidende reclame van TG-Online Telefoongids

geen-factuur-aanbod-tg-online.pngHet is bijna ouderwets: een fax met een misleidende reclame-uiting. Leest er iemand nog reclamefaxen? Het beruchte bedrijf TG-Online stuurde een fax met aangehechte acceptgiro, met daarbij een klantnummer en de mededeling “Betaling gaarne binnen 14 dagen”. Dit in verband met een vermelding in een online telefoongids/bedrijvengids.

De fax ziet er uit als een factuur, en wekt dus de indruk dat er gewoon betaald moet worden. Zie het voorbeeld dat Molblog online zette. Maar het is stiekem gewoon een aanbod, wat er ook in hele kleine lettertjes tussen staat. In 2006 oordeelde de Reclame Code Commissie al dat dit misleidende reclame was.

Is hier iets tegen te doen? Niet zo veel, ben ik bang. Een misleidend aanbod is op dit moment niet verboden. Wel staat hier iets over in de binnenkort in werking tredende regels over oneerlijke handelspraktijken:

De volgende handelspraktijken zijn onder alle omstandigheden misleidend:<br/> u. marketingmateriaal voorzien van een factuur of een soortgelijk document waarin om betaling wordt gevraagd, waardoor bij de consument de indruk wordt gewekt dat hij het aangeprezen product al heeft besteld terwijl dat niet het geval is;
Wie deze handelspraktijk voert, handelt onrechtmatig – tegen consumenten. Niet tegen bedrijven die met deze praktijken te maken krijgen. En dat is precies de doelgroep die men hier op het oog heeft.

Een klein bedrijf zou kunnen betogen dat zij vergelijkbaar zijn met een consument en dus ook de bescherming van deze regels moet krijgen. Maar of dat lukt, is op dit moment nog een open vraag.

Ik moet zeggen, het verbaast me wel een beetje dat oneerlijke handelspraktijken tegen bedrijven gewoon toegestaan zijn.

Arnoud