Annuleren koop op afstand mag ook voordat geleverd wordt

Wie via internet iets bestelt, mag dat binnen zeven werkdagen na ontvangst retourneren. De wet koop op afstand biedt je dit recht, en de winkel moet je je geld teruggeven (inclusief de verzendkosten). Maar mag dat annuleren ook voordat het product uitgeleverd is? De kantonrechter in Assen vindt van wel, blijkt uit een vonnis van vorige week. Update (13 september) hetzelfde zegt kantonrechter Arnhem in een andere zaak van dezelfde fietsenhandel. Update (16 november) óók hetzelfde zegt rechtbank Alkmaar in een derde zaak van dit bedrijf.

In deze zaak ging het om een webwinkel die fietsonderdelen verkoopt in wat de kantonrechter noemt een zogenoemde “webshop”. De consumentklant had fietsonderdelen toegevoegd aan een virtueel winkelmandje en op de virtuele knop “bestelling voltooien” gedrukt. (Ja sorry, maar het leest echt wat surreëel, die aanhalingstekens en het gebruik van “virtueel” voor iets dat al dik tien jaar bestaat.) Daarna wilde de winkel echter niet uitleveren, omdat deze een volledige betaling vooraf verlangde.

De consument voerde verweer dat hij nog helemaal niet besteld had, omdat hij alleen maar een prijsoverzicht wilde en dit de enige manier was om dat te krijgen. Daar zit wat in: volgens de wet (art. 7:46c BW) moet je voor het plaatsen van een bestelling een volledig overzicht van de prijs inclusief BTW en verzendkosten te zien krijgen. Ook had hij verweer kunnen voeren dat volledige vooruitbetaling niet mag worden bedongen in algemene voorwaarden, maar dat is niet gebeurd.

De kantonrechter in Assen doet geen uitspraak over de vraag of een overeenkomst is gesloten, maar pakt de simpele uitweg: stel dat er een overeenkomst was gesloten, dan mag je die tot zeven dagen na ontvangst van de overeenkomst kosteloos annuleren. En dat geldt ook als je dat vóór ontvangst van de bestelling doet. Dus óf er is geen overeenkomst en dan hoeft de consument natuurlijk niets te betalen, óf er is wel een overeenkomst en die is dan bij deze ontbonden.

De kantonrechter in Arnhem erkent dat er een overeenkomst is maar staat toe deze te ontbinden ook voor levering:

Waar de koper het recht heeft na ontvangst van een zaak te koop te annuleren, moet voorts aangenomen dat hij dat recht ook heeft nog voor de ontvangst van de zaak.

De winkel beriep zich in beide zaken nog op de algemene voorwaarden waarin stond dat er binnen zeven dagen na factuurdatum had moeten worden geannuleerd, maar die verklaart de rechterverklaren beide rechters ongeldig omdat ze in strijd zijn met dwingend recht.

Eerlijk gezegd snap ik niet goed waarom de winkel hier een punt van maakt. Ik ken maar weinig winkels waar ze moeilijk doen over annuleren voordat er iets verzonden is. Immers je kunt je bestelling hoe dan ook terugsturen en dan zit je toch in exact dezelfde situatie? De winkel is zelfs goedkoper uit als ze nog niets verzonden hebben, omdat ze de heenverzendkosten dan niet hoeven te betalen.

Update (6 december) de rechtbank Alkmaar oordeelt hetzelfde “vanwege de nutteloze exercitie die zou volgen indien de koper zou moeten wachten met de ontbinding van de overeenkomst totdat de zaak is ontvangen.”

Arnoud<br/> Excuses voor de overlast: deze post had niet woensdag 23 maar donderdag 24 gepubliceerd moeten worden.

Valt een nieuwe auto onder de Wet Koop op Afstand?

Een lezer wees me op Auto.nl waar je goedkoop nieuwe auto’s kunt kopen. (Ik reis altijd per OV, vandaar dat ik ’t niet zelf gezien had.) Origineel concept: een nieuwe auto via internet. En dan komt de juridische vraag: valt dat dan onder de Wet Koop op Afstand? Oftewel, mag je die auto dan binnen zeven werkdagen na ontvangst terugsturen (terugrijden?) naar de webwinkel?

Ik zou zeggen van wel. Een auto is een product als ieder ander, en bij de koop van een (nieuwe) auto gelden geen bijzondere wettelijke regels (behalve dan rond het kentekenbewijs maar dat is hier niet relevant). En het artikel over het recht van retour (art. 7:46d BW) noemt wel een aantal uitzonderingen, maar geen die over auto’s gaan.

De enige die relevant kan zijn, is de “maatwerk-exceptie”: zaken die “zijn tot stand gebracht overeenkomstig specificaties van de koper”. Bij een nieuwe auto is het gebruikelijk dat je bepaalde opties kunt afnemen. Wanneer die opties wijzigingen aan de auto impliceren (lichtmetalen velgen, een ingebouwde GPS-navigatieunit, stoelen in bepaalde kleur) dan is de auto daarmee maatwerk geworden en mag de aankoop niet meer worden geannuleerd. Een auto die compleet standaard is, is echter geen maatwerk. Ook niet als hij speciaal besteld wordt bij de importeur.

Een twijfelgeval treedt op bij de kleur. Dat is ook iets dat bij meubels speelt: als je mag kiezen uit tien voorgedefinieerde kleuren, dan lijkt me er geen sprake van maatwerk. Dat meubel of die auto wordt dan niet gemaakt op jouw kleur. Maar als je een kleur zelf opgeeft (“PMS kleur 282 alstublieft”), dan is sprake van jouw specificatie en dus een maatwerk-bank of -auto. Ik ben er nog niet uit wat er gebeurt als men niet tien maar tienduizend kleuren voordefinieert (bv. een kleurenwaaier of colorpicker). Is dan sprake van maatwerk?

Arnoud

Geldt de wet koop op afstand ook bij bestellingen “op de zaak”?

serviesgoed.pngEen lezer vroeg me:

Ik heb een serviesset besteld via internet. Na ontvangst viel deze toch tegen (rare kleur geel in plaats van het gebroken wit dat ik verwachtte), dus ik maakte aanspraak op annulering volgens de Wet Koop op Afstand. Maar de winkel weigert dat nu, omdat ik een zakelijke bestelling zou zijn geweest. Dat klopt niet, ik wilde het servies privé gebruiken. De bestelling was ook op mijn privénaam. Ik had alleen bij facturatie mijn eenmanszaak doorgegeven zodat ik de BTW in mijn bedrijf kon aftrekken. Maar is het daarom al een zakelijke bestelling?

De Wet Koop op Afstand geldt alleen bij consumentenkoop, oftewel een koop tussen een zakelijke verkoper (winkelier) en een consument. Een consument is iemand die per definitie niet handelt vanuit beroep of bedrijf. Iemand die een bestelling plaatst uit naam van een bedrijf, kan zich dus niet beroepen op het consumentenrecht.

In dit geval lopen zakelijk en privé een beetje door elkaar heen. Daarmee maakt de koper het zichzelf erg lastig. Een bestelling plaatsen vanuit je bedrijf suggereert immers dat het een zakelijke bestelling is, zeker nu het gaat om een zaak (serviesgoed) dat ook prima zakelijk te gebruiken is. Hoe moet de winkelier dan weten dat er alsnog sprake is van een privébestelling?

In het Gruber-arrest (C-464/01, zie ook het artikel van prof. Marco Loos) oordeelde het Europese Hof van Justitie de regel dat

met omstandigheden of elementen waarvan de wederpartij bij de sluiting van de overeenkomst kennis had kunnen hebben moet daarentegen enkel rekening worden gehouden indien de persoon die zich op de hoedanigheid van consument beroept zich aldus heeft gedragen dat bij de wederpartij bij de overeenkomst te goeder trouw de indruk is kunnen ontstaan dat hij voor beroepsdoeleinden handelde.

Als je als koper dus ervoor zorgt dat de wederpartij mocht denken dat de bestelling zakelijk was, dan kun je geen aanspraak meer maken op de consumentenbescherming. Ook niet als achteraf vast komt te staan dat je wel degelijk puur privé bestelde.

Het Hof meldt daarbij dat zo’n “indruk te goeder trouw” kan ontstaan wanneer je “zonder verdere precisering zaken bestelt die daadwerkelijk voor de uitoefening van zijn beroep kunnen dienen”. Ook als je bij de bestelling zakelijk briefpapier (of een zakelijk e-mailadres, lijkt mij) gebruikt, de goederen op je bedrijfsadres laat bezorgen of de mogelijkheid tot teruggaaf van BTW vermeldt, mag de verkoper denken dat je zakelijk bestelt. Volgens mij is daar in deze vraag duidelijk aan voldaan: een factuur op bedrijfsnaam in verband met BTW-teruggaaf maakt de koop dus zakelijk.

Wellicht dat het anders wordt als je expliciet de verkoper meldt dat je privé koopt maar een factuur wilt voor je bedrijf. Dat is immers een “verdere precisering”. Maar ik blijf dat dubieus vinden: het is óf zakelijk en dan mag je de BTW terugvorderen, óf privé en dan moet je gewoon de BTW betalen.

Arnoud

Mag een speciale bestelling retour onder de wet koop op afstand?

special-delivery-postzegel.jpgEen lezer vroeg me:

Laatst bestelde ik iets bij een webwinkel. Ik kreeg toen een mail dat dit product niet op voorraad was en dat ze het speciaal voor mij bij de groothandel moesten bestellen. Op zich prima, maar ik moest toen verklaren dat ik afstand deed van het recht van retour uit de Wet Koop op Afstand omdat dit een speciale bestelling en dus maatwerk zou zijn. Kan dat zomaar?

Nee, dat kan echt niet. De Wet Koop op Afstand is dwingend recht, wat wil zeggen dat je op geen enkele manier de rechten daaruit kan worden ontzegd. Je kunt dus wel zeggen dat je er afstand van doet, maar dat heeft juridisch geen enkele waarde.

De Wet Koop op Afstand kent uitzonderingen op het recht van retour. Zo mag je bederfelijke waren niet retourneren, en ook maatwerk is uitgesloten van dit recht. Laat je bijvoorbeeld een t-shirt bedrukken met een door jou gekozen tekst, dan is het niet mogelijk om dat binnen de zevendagentermijn terug te sturen en je geld terug te eisen.

Een speciale bestelling is echter geen maatwerk. Ik hoor dit vaak, maar het is echt onjuist. Ik vermoed dat dat komt omdat mensen de term ‘maatwerk’ gebruiken, en daaronder wordt ook wel “speciale bestelling buiten het normale assortiment om” verstaan. De Wet Koop op Afstand gebruikt de term ‘maatwerk’ echter niet.

In de wet heet het “zaken die zijn tot stand gebracht overeenkomstig specificaties van de koper” (art. 7:46d lid 4(b)(1) BW). Dat betekent dat je als koper dingen moet hebt aangegeven over hoe het product eruit moet gaan zien. Bijvoorbeeld dus de tekst die op het shirt moet komen, of de laklaag die men op de auto moet spuiten.

Wordt er aan het product zelf niets gewijzigd of toegevoegd op jouw specificatie, dan valt het niet onder de uitzondering van ‘maatwerk’. Een speciaal bij de groothandel besteld product mag dus gewoon worden teruggestuurd en de webwinkelier moet gewoon het hele bedrag terugbetalen.

Arnoud

Het beperkte belang van de wet oneerlijke handelspraktijken (gastpost)

Vandaag een gastpost van Remko S. over het beperkte belang van de Wet Oneerlijke Handelspraktijken voor misleide consumenten.

Van de wet oneerlijke handelspraktijken (WOHP), de implementatie van richtlijn 2005/29/EG, wordt vaak ten onrechte verondersteld dat het een machtig wapen is in de handen van de consument tegen de handelaar die hem een oor heeft aangenaaid. Een oppervlakkige blik wekt inderdaad deze suggestie:

Een handelspraktijk is misleidend indien informatie wordt verstrekt die feitelijk onjuist is of die de gemiddelde consument misleidt of kan misleiden, al dan niet door de algemene presentatie van de informatie … (6:193c BW)

Een handelspraktijk is bovendien misleidend indien er sprake is van een misleidende omissie, [dat wil zeggen dat er] essentiële informatie welke de gemiddelde consument nodig heeft om een geïnformeerd besluit over een transactie te nemen, wordt weggelaten … (6:193d BW)

Een handelspraktijk is in haar feitelijke context, al haar kenmerken en omstandigheden in aanmerking genomen, agressief indien door intimidatie, dwang, waaronder het gebruik van lichamelijk geweld, of ongepaste beïnvloeding, de keuzevrijheid of de vrijheid van handelen van de gemiddelde consument met betrekking tot het product aanzienlijk wordt beperkt of kan worden beperkt … (6:193h lid 1 BW)

… waardoor de gemiddelde consument een besluit over een overeenkomst neemt of kan nemen, dat hij anders niet had genomen.

De wet bevat twee lijsten met voorbeelden die in alle gevallen oneerlijk (193g) of agressief (193i) zijn. De richtlijn staat niet toe (considerans 17) dat deze lijsten in nationale wetten worden uitgebreid.

De eerste fout die meestal wordt gemaakt is dat er de verkeerde consequenties verondersteld worden: het bedrijven van een oneerlijke handelspraktijk levert een onrechtmatige daad op (6:193b lid 1), welke plicht geeft tot schadevergoeding (6:193j lid 2), niet ontbinding, vernietiging of beëindiging anderszins van de gesloten overeenkomst. Hierdoor is de slagkracht van de consument beperkt: hij zal de achteraf ongewenste overeenkomst moeten respecteren.

De tweede fout die snel gemaakt wordt is dat men veronderstelt dat de condities waaronder er sprake is van bedrog, dwaling of bedreiging dezelfde zijn als misleiding en agressiviteit in de zin van de WOHP. Dit is niet het geval. Hoewel het mogelijk is dat die twee samenvallen zijn ze niet gerelateerd.

De eisen die aan wilsgebreken worden gesteld zijn hoger dan aan oneerlijke handelspraktijken. Voor misleiding moet er sprake zijn van een onjuiste mededeling of verzwijging, bedrog en dwaling voegen daar nog aan toe dat de overeenkomst niet zonder deze mededeling of verzwijging tot stand zou zijn gekomen. ‘Omissie’ moet ook niet worden verward met ‘verzwijgen’ of ‘nalaten in te lichten’, vereist is slechts dat de informatie beschikbaar is en de informatie waarover men volgens de verkeersopvattingen de klant behoort in te lichten is slechts een beperkt deel daarvan. Ook moet een ‘uitnodiging tot koop’ niet worden verward met ‘aanbod’. Niet alle informatie genoemd in 6:193e BW hoeft in het aanbod voor te komen. Het is voldoende dat het op de website of in een bijgeleverd foldertje te vinden is.

Een eenvoudig voorbeeld: een platenzaak biedt haar CD’s aan met de aanprijzing dat je hiervan een kopie mag maken. Nu is dat gewoon een wettelijk recht, dus zij begaat een onrechtmatige daad (193g sub j). Maar het is geen bedrog en de klant dwaalt niet: hij wil een CD waarvan hij een kopie mag maken en hij krijgt een CD waarvan hij een kopie mag maken.

Ander voorbeeld (met dank aan het zeer lezenswaardige artikel van professor Van Boom): Een consument koopt een printer waarbij niet wordt vermeld dat de vervangingskosten van de inktcartridges, per keer, even hoog zijn als de aanschafkosten van de printer. Dit is een misleidende omissie in de zin van de WOHP, maar geeft geen dwaling.

Nog enkele oneerlijke handelspraktijken waarbij er geen onjuiste informatie over het product wordt gegeven (wat meestal een voorwaarde is voor bedrog en dwaling) zijn:

  • bedrieglijk beweren dat het product slechts zeer korte tijd beschikbaar zal zijn (193g sub g);
  • niet als zodanig herkenbare advertorials als reclame gebruiken (193g sub k);
  • beweren dat de handelaar op het punt staat zijn zaak te beëindigen, indien dit niet het geval is (193g sub o);
  • onjuiste informatie verstrekken over marktomstandigheden of de mogelijkheid het product te bemachtigen (193g sub r);
  • de indruk wekken dat de handelaar niet optreedt ten behoeve van zijn beroep (193g sub v).

Bedreiging is aanwezig wanneer iemand tot het sluiten van een overeenkomst wordt bewogen door deze of een derde met enig nadeel in persoon of goed te bedreigen. Daarvoor is meer nodig dan ‘ongepaste beïnvloeding’. Zo wordt een redelijk oordelend mens niet bedreigd omdat zijn kinderen hem proberen over te halen producten voor hen te kopen (193i sub e) of omdat de bestaansmiddelen van de handelaar in het geding zijn (193i sub g), maar dit zijn wel onder alle omstandigheden agressieve handelspraktijken.

Dat er een onvoordeligere overeenkomst is gesloten dan wanneer er geen oneerlijke handelspraktijk was bedreven, kan als schade worden gezien: het negatief contractsbelang. Daartoe dient men de werkelijke situatie te vergelijken met de hypothetische situatie dat de consument wel juist was geïnformeerd.

Daarbij zal de consument oplopen tegen de bewijslastverdeling: hij is het die de toerekenbaarheid, het causaal verband en de schade moet bewijzen. En aangezien niet te verwachten valt dat de handelaar erg toegeeflijk zal zijn om de schade te erkennen en te betalen zal de consument de gang naar de rechter moeten maken. Hoevelen zullen om een paar tientjes de poot stijf houden? Maar goed, nemen we eens aan dat de klanten uit de voorbeelden hierboven van die zeldzaam principiële types zijn die het op een rechtszaak laten aankomen.

In het geval van de CD zou de klant kunnen stellen dat (1) hij de CD kocht bij de misleider omdat deze adverteerde met het recht om een kopie te maken en dat (2) hij deze anders verderop in de straat voor een paar euro minder zou hebben gekocht. Hoe gaat hij voldoende aannemelijk maken dat (1) het mogen maken van een kopie de reden was dat hij de CD bij de misleider kocht en dat (2) hij wist dat dezelfde CD verderop in de straat goedkoper werd aangeboden?

In het geval van de printer is de vraag wat de schade eigenlijk is die de koper lijdt. Niet het maanden later kopen van de cartridges – dat volgt niet rechtstreeks uit de oneerlijke handelspraktijk. Alleen het kopen van de printer zelf volgt daaruit. Zou hij hebben geweten dat die cartridges zo duur zijn, dan zou hij waarschijnlijk een duurdere printer met goedkopere cartridges hebben gekocht. Hij heeft geen schade maar voordeel!

De minister, door de Eerste Kamer gevraagd of er aan het overtreden van de WOHP ook niet vernietigbaarheid van de overeenkomst zou moeten worden gekoppeld, antwoordde:

Indien een overeenkomst tot stand is gekomen als gevolg van een misleidende of een agressieve handelspraktijk als bedoeld in de artikelen 193g en 193i, zal vrijwel altijd ook sprake zijn van bedrog of dwaling. In de artikelen 3:44 en 6:228 BW is bepaald dat de consument in dat geval bevoegd is de desbetreffende overeenkomst te vernietigen. De consument beschikt dus over een vernietigingsbevoegdheid ter zake van de overeenkomst.

Deze conclusie is te kort door de bocht: er is een overlap, maar lang niet alle oneerlijke handelspraktijken resulteren in een wilsgebrek. Er zal waarschijnlijk doorwerking naar dwaling plaatsvinden doordat de gewoontes in het maatschappelijk verkeer veranderen. Daardoor zal over de enkeling die hierin achterblijft worden geoordeeld dat hij behoorde te weten dat hij de klant had behoren in te lichten. Een verschuiving van onderzoeksplicht naar mededelingsplicht dus. Maar dat is iets wat in de loop van een decennium gebeurt, niet in de nacht van dinsdag 14 op woensdag 15 oktober 2008.

Het Duitse equivalent van de WOHP (de UWG) richt zich primair op mededinging. Daarom kent zij alleen benadeelde concurrenten een schadevergoeding toe (§9). Consumenten zullen zich moeten beroepen op § 823 Abs. 2 BGB, wat betekent dat zij wel schuld moeten bewijzen. De implementatie in het Verenigd Koninkrijk (de CPRs) kent geen ontbinding (par. 29) en ook geen compensatie voor benadeelde consumenten. In België (de WHPC) is een door oneerlijke handelspraktijk gesloten overeenkomst nietig (94/5 § 1 WHPC jo. 1133 BW jo. 1131 BW). De consument kan in België bij overtreding van wat in Nederland 6:193g sub l, p, q en 6:193i, sub a, b, h zijn, het aankoopbedrag terugvorderen zonder dat hij het geleverde product of de afgenomen dienst hoeft terug te geven (94/14 § 2). Onze minister heeft aan beide Kamers toegezegd in 2010 de ervaringen in België te evalueren.

Het belang van de WOHP is vooral publiekrechtelijk. In de Wet handhaving consumentenbescherming krijgt de Consumentenautoriteit de mogelijkheid een dwangsom of bestuurlijke boete op te leggen (2.9 Whc) wegens overtreding van de WOHP (8.8 Whc). Maar gezien vanuit het gezichtspunt van de reeds misleidde consumenten is dat een geval van ‘als het kalf verdronken is, dempt men de put’.

Resumerend, het privaatrechtelijke belang van de wet oneerlijke handelspraktijken is beperkt omdat:

  1. het bedrijven van een oneerlijke handelspraktijk de plicht geeft tot schadevergoeding, niet het recht op ongedaanmaking van de overeenkomst;
  2. <li>wanneer er sprake is van een oneerlijke handelspraktijk er niet noodzakelijkerwijs ook sprake is van een wilsgebrek;</li>
    
    <li>de moeilijk te bepalen schade in rechte moet worden verhaald.</li>
    

Nee, het is een uitprobeertermijn en geen zichttermijn!

Afgelopen dinsdag sprak ik er al mijn irritatie over uit: webwinkels die zeggen dat een product wel teruggegeven mag worden binnen zeven werkdagen, maar alleen in ongeopende, originele staat. De Wet Koop op Afstand geeft je een uitprobeerrecht: je mag het uitpakken en aanzetten, aandoen of omdoen (maar niet indoen, vanwege hygiëne) zodat je kunt zien wat je hebt gekocht en of dat bevalt. Je moet zorgen dat de verpakking en het product niet nodeloos beschadigd raken, want daarvoor moet je een schadevergoeding betalen.

De vraag is dan natuurlijk, wanneer is iets nu “uitproberen” en wanneer wordt het “gebruiken”?

In een juridisch artikel geeft professor Marco Loos (UvA) nu antwoord op die vraag. Hij baseert zich op het Quelle-arrest en het Messner-arrest, die allebei gingen over het recht van ontbinding: Quelle bij vervanging van een niet-conform product en Messner bij de (verlengde) zevenwerkdagentermijn. In beide gevallen oordeelde het Europese Hof van Justitie dat er inderdaad geen kosten in rekening mochten worden gebracht voor het uitoefenen van dit recht. Dit omdat zulke kosten de consument kunnen afschrikken van het uitoefenen van dit recht.

In het Messner-arrest vermeldt het Hof daarbij:

Het herroepingsrecht wordt dus geacht het nadeel te vergoeden dat de consument lijdt bij een op afstand gesloten overeenkomst, door hem een passende bedenktijd toe te kennen waarin hij het verworven goed kan keuren en uitproberen.

Inderdaad: uitproberen. Iedereen die dus roept dat je alleen maar de doos mag bekijken (“zichttermijn”) heeft het bij deze fout. Maar wat is dan uitproberen? Loos noemt een aantal voorbeelden, waar sommige webwinkeliers van op zullen kijken:

  • Het mogen passen van een kledingstuk.
  • Een proefwasje draaien met een wasmachine.
  • Een kopje koffie zetten met een koffiezetter.

Wel stelt het Hof grenzen aan het gebruik, als dat is “op een wijze die onverenigbaar is met de beginselen van burgerlijk recht”. Wie misbruik maakt van dat recht om een kopje koffie te zetten (bijvoorbeeld door het hele weekend de sportclub van koffie te voorzien) raakt het kwijt, of kan in ieder geval worden verplicht een schadevergoeding te betalen aan de webwinkel. Net zo goed mag je dus niet een dure jurk kopen, deze naar een gala aandoen en maandag de jurk retourneren op grond van de Wet Koop op Afstand. Het zal alleen wel lastig worden voor de winkel om te bewijzen dat dit is gebeurd, maar sporen van een stomerij zouden een stevige aanwijzing kunnen zijn. In ieder geval heeft de winkel de bewijslast dat de consument misbruikt maakt van het recht, aldus Loos.

Maar hoe overtuigen we nu al die webwinkeliers?

Arnoud

Gebruiksvergoeding bij ontbinding koop op afstand verboden

Als je een koop op afstand annuleert, mag het bedrijf geen gebruiksvergoeding of andere kosten in rekening brengen voor de periode dat je het product hebt kunnen gebruiken. Alleen de kosten van het terugzenden (zeg maar de postzegels) kan hij voor jouw rekening laten. Dat bepaalde het Europese Hof van Justitie in haar arrest in zaak C-489/07 vorige week.

In deze uit Duitsland afkomstige zaak had een consument een (tweedehands) laptop gekocht bij een bedrijf. Na zo’n acht maanden(!) bleek deze kwalitatief onder de maat. De consument beriep zich op zijn herroepingsrecht, en dat mocht omdat het bedrijf vergeten was de brief met informatie daarover mee te sturen. Bij ons heb je dan drie maanden vanaf de datum van koop, in Duitsland is die periode oneindig totdat die brief eindelijk eens komt.

Het bedrijf accepteerde op zich wel dat ze de laptop terug moest nemen, maar rekende wel een vergoeding van 316,80 EUR voor de acht maanden gebruik van de laptop (let wel: aanschafprijs 278 euro). De consument stapte daarop naar de rechter, die het Europese Hof erbij haalde omdat de wet immers zegt

Aan de consument kunnen, voor de uitoefening van zijn herroepingsrecht, ten hoogste de rechtstreekse kosten voor het terugzenden van de goederen worden aangerekend.

Net als in het Quelle-arrest uit 2008 (over gebruiksvergoeding bij reparatie) oordeelt het Hof hier dat er geen gebruiksvergoeding mag worden gevraagd wanneer iemand een wettelijk recht tot ontbinding inroept. Een recht is een recht, en geld vragen als iemand dat uitoefent is -ongeacht de reden voor dat geld- in feite een beperking van dat recht. Daarom oordeelt het Hof:

Ook zou afbreuk worden gedaan aan de doeltreffendheid en effectiviteit van het herroepingsrecht, wanneer de consument enkel vanwege het feit dat hij het middels een overeenkomst op afstand verworven goed heeft gekeurd en uitgeprobeerd een compenserende vergoeding zou moeten betalen. Aangezien het herroepingsrecht nu juist tot doel heeft de consument deze mogelijkheid te bieden, mag het feit dat hij hiervan gebruik heeft gemaakt niet tot gevolg hebben dat de consument dit recht enkel kan uitoefenen op voorwaarde dat hij een vergoeding betaalt.

Het Hof laat de deur op een klein kiertje staan: als blijkt dat de consument bijvoorbeeld te kwader trouw zaken koopt bij webwinkels of zich schuldig maakt aan ongerechtvaardigde verrijking, dan zou een compensatie voor de webwinkel wel kunnen. Denk bijvoorbeeld aan situaties dat een consument zegt: “oh, ik wil alsnog korting anders ontbind ik het contract” of als iemand op zijn Hyves zet dat hij gratis een week in een dure jurk heeft kunnen lopen.

Op zich een terecht vonnis, hoewel ik me wel afvraag hoe relevant het voor Nederland is. Omdat de meeste webwinkels wel zo’n brief meesturen, zal het in de meeste gevallen gaan over zeven werkdagen gebruiksrecht. Wat voor vergoeding zou je daarvoor kunnen vragen? Bij de driemaandentermijn (als er geen of geen kloppende brief is meegestuurd) is het iets waarschijnlijker maar nog steeds vraag ik me af wat een reële vergoeding zou kunnen zijn.

Arnoud

Koop op afstand versus de blisterverpakking

zakmes-blister.pngWie iets via internet koopt, mag dat binnen zeven werkdagen ruilen. Ook als het uitgepakt en geprobeerd is. Maar soms is het heel moeilijk om een product uit te proberen, bijvoorbeeld omdat het in een blisterverpakking zit. Wat dan?

In principe lijkt het mij dat de winkelier dan pech heeft: je hebt het recht om het product uit te proberen, dus ook om het uit de verpakking te halen. Dat die verpakking lastig te openen is, is dan ook voor rekening van de winkelier.

Maar nu wees een meelezende webwinkelier me erop dat dit bij geheugenkaartjes soms tot rare situaties kan leiden:

Regelmatig gebeurt het dat een klant zomaar een geheugenkaart besteld, hem openknipt (het zijn flinke blisterverpakkingen waar een degelijke schaar aan te pas moet komen) en de kaart dan terugstuurt omdat die niet past. Maar vaak kan de klant reeds aan de buitenkant van de verpakking zien dat de kaart een andere vorm heeft. Dus waarom dan nog openknippen? Moet ik ook dan de klant het geld teruggeven?

De consument-koper moet zorgvuldig met het product omgaan zolang de retourtermijn nog bestaat. Doet hij dat niet, dan mag de winkelier een vergoeding vragen voor de schade die aan het product is toegebracht.

Als je al aan de verpakking kunt zien dat de kaart evident niet gaat passen in het product, dan lijkt het mij wel verdedigbaar dat de klant voor de opengeknipte verpakking zal moeten betalen. Maar hoe bewijs je dat dat de reden van retour was?

Arnoud

Consumenten hebben toch geen geldboom in de tuin? (2) (Gastpost)

In mijn artikel “Consumenten hebben toch geen geldboom in de tuin?” besprak ik de situatie waarin een product ver voor de gemiddelde levensduur kapot gaat en de koper daardoor voor kosten komt te staan. De verkoper, van een non-conform product moet die kosten dan vergoeden. Consumenten hebben immers geen geldboom in de tuin, niet waar?

Het commentaar dat bij mijn artikel geplaatst werd ging in overwegende maten over de aansprakelijkheid bij diensten. Echter, diensten en producten zijn in de ogen van de wetgever heel iets anders. Daarom staat deze keer de aansprakelijkheid rondom diensten centraal.

Hoewel de wetgever een speciale wet heeft gemaakt waarin de aansprakelijkheid wordt geregeld van producten (en onroerend goed), gaat dit niet op voor diensten. Hiervoor moeten we dus terug vallen op de algemene regels zoals deze in boek 6 van het burgerlijk wetboek staan beschreven.

Net zoals bij de wetgeving rondom producten geldt dat je hier ook niet direct je geld terug kunt eisen. Anders is dat, in tegenstelling tot bij goederen, dit ook geldt voor een schadevergoeding. De wederpartij moet namelijk eerst in verzuim zijn. Daar kan hij op verschillende wijze in terecht komen. Ten eerste als er een fatale termijn, een (exacte) datum waarvoor hij had moeten leveren, is afgesproken en hij daarna nog niet heeft geleverd. Dan is er nog de mogelijkheid dat hij zijn verbintenis niet kan nakomen. En tenslotte kan hij daar in terecht komen doordat hij van jou een ingebrekestelling heeft ontvangen.

Een ingebrekestelling is een brief waarin de verkoper een laatste kans geeft om als nog aan zijn verplichtingen te voldoen. Je moet de tegenpartij wel een redelijke termijn geven om hieraan te voldoen. En wat redelijk is, verschilt natuurlijk per situatie. Daarna kun je de koop ontbinden, maar ook schadevergoeding en de wettelijke rente eisen. In je brief stel je de verkoper hiervan natuurlijk in het vooruitzicht. Vaak is het verstandig om deze brief aangetekend te versturen, voor het geval dat je naar de rechter moet. Echter soms is het versturen van zo’n brief al genoeg om de raderen aan het werk te krijgen. Een ingebrekestelling is dus breed inzetbaar: van het niet leveren van een product of dienst tot en met het innen van achterstallige betalingen. Je zou haast gaan denken dat de wetgever denkt dat winkeliers ook geen geldboom in de tuin hebben staan! 😉

Er is echter een valkuil waar je in terecht kunt komen. Dit hele verhaal valt namelijk onder regelend recht, wat zoveel inhoudt als dat partijen vrij zijn om hierover iets anders af te spreken. Verkopers zouden hiervan misbruik kunnen maken door in de algemene voorwaarden een exoneratieclausule op te nemen waarin staat waar ze allemaal niet voor aansprakelijk te stellen zijn.

Neem bijvoorbeeld de algemene voorwaarden mobiele telecommunicatiediensten van KPN:

De Contractant (de klant, in casu de consument) is aansprakelijk voor schade die door een hem toerekenbare tekortkoming is ontstaan. Een Consument is uitsluitend aansprakelijk voor bedrijfs- of gevolgschade van KPN indien die schade met opzet, of roekeloos en met de wetenschap dat die schade daaruit zou ontstaan, door de Consument is veroorzaakt.

Nu heeft de KPN een voor consumenten heel voordelig exoneratieclausule maar het kan ook anders. Een bedrijf kan dit omdraaien en wat dikker aanzetten zoals zij alleen bij grove schuld of opzet aansprakelijk zijn te houden. En dan ook nog eens de gevolgschade uitsluiten, zodat ze enkel hoeven te betalen als ze niet leveren, of tot een bepaald bedrag. Dat laatste was de praktijk van Dell tot voor de veroordeling in de rechzaak HCC tegen Dell.

De wetgever heeft een dergelijk misbruik namelijk voorzien en heeft daar een oplossing voor bedacht. Algemene voorwaarden mogen niet onredelijk bezwarend zijn voor de wederpartij (de klant). Daarnaast geldt er voor consumenten en (in zekere mate) kleine ondernemers, zogenaamde ZZPers, een zwarte- en grijze lijst van bedingen die zeker of waarschijnlijk onredelijk bezwarend zijn. De wetgever heeft dit verhaal onder dwingend recht laten vallen.

Op de zwarte lijst staat een verbod op het beperken of uitsluiten van het recht op ontbinding. Eveneens staat op de zwarte lijst een verbod op bedingen waarbij de wederpartij (de klant) en de gebruiker (de verkoper) vrijwaart voor aansprakelijkheid. KPN gaat in de eerder aangehaalde voorwaarden op dit punt de mist in. En dan staat op de grijze lijst een algemeen verbod op het uitsluiten van schadevergoeding. Hier mogen bedrijven alleen afwijken als ze daar een goed verhaal bij hebben, waarom hun beding niet onredelijk bezwarend is voor de klant.

Totslot wil ik een vraag van Martijn Lodewijk beantwoorden die hij eerder stelde:

Ik [werk] bij een telecombedrijf / internetprovider die gevolgschade uitsluit in de algemene voorwaarden. Nu kan ik me best voorstellen dat een klant redelijke kosten moet maken om zijn gelijk te krijgen met betrekking tot een niet functionerende dienst (internet of telefonie bijvoorbeeld). Het kan ook voorkomen dat die klant tijdelijk meer mobiel moet bellen omdat zijn vaste aansluiting het niet doet. Dit uiteraard niettegenstaande onze inspanningen om zo’n dienst snel weer werkend te krijgen wil het toch nog wel eens voorkomen dat dit geruime tijd duurt en dat de klant zich hierdoor benadeeld voelt. Mijn vraag is dus mag een dienstverlenend bedrijf doodleuk via voorwaarden uitsluiten dat dergelijke kosten ooit vergoed worden?

Het antwoord is ja en nee, of dat hangt er van af. Allereerst moeten we vaststellen dat dergelijke voorwaarden wel onbeperkt in de overeenkomst zelf mogen worden geplaatst. Maar als een dergelijke beding in de algemene voorwaarden (leveringsvoorwaarden, actievoorwaarden, etc.) staat dan is deze in beginsel ongeldig. Het uitsluiten van kosten voor de telefoon acht ik onredelijk voor consumenten en dus mag dat niet. Ik ben wel benieuwd naar het verhaal dat de provider hierbij heeft.

Alex de Kruijff
Alex is een ingenieur die elektronica en informatica heeft gestudeerd en juridische interesse heeft. Op zijn website kun je artikels over het besturingssysteem FreeBSD vinden, die je helpen bij het configureren er van.

Wettelijke rente bij geld terug na ontbinding koop?

push-for-coin-retour-ontbinding.pngEen lezer mailde me:

Ik had via internet een televisie besteld, maar die liet maar op zich wachten. Na drie maanden heen en weer mailen, bellen en allerlei ander gedoe heb ik ze in gebreke gesteld: nu leveren of ik ontbind de overeenkomst. Ook dat had geen resultaat, dus ik heb de overeenkomst ontbonden. Ik had echter het volledige bedrag (1200 euro) vooruit betaald. Dat gaan ze me terugbetalen, maar ik vroeg me af of ik ook wettelijke rente mag vorderen voor de drie maanden dat ze dat bedrag in hun bezit hebben gehad?

Als de verkoper ook na aanmaning en ingebrekestelling niet levert, dan is hij in verzuim en dat geeft je inderdaad het recht de overeenkomst te ontbinden. Ontbinden wil zeggen terugdraaien: je moet dan alles doen om te zorgen dat beide partijen weer in de positie terechtkomen waar ze waren voordat de overeenkomst werd gesloten. In dit geval dus geld terug.

Wettelijke rente kun je vorderen wanneer iemand je geld moet terugbetalen, maar daarmee in verzuim is. Alleen: hij moet in verzuim zijn met het terugbetalen. In verzuim zijn met het leveren van de televisie betekent niet dat je ook in verzuim bent met het terugbetalen van het aankoopbedrag. Dus nee, je hebt geen recht op rente over het aankoopbedrag dat drie maanden bij de verkoper op de rekening stond.

Zou de verkoper niet terugbetalen, dan kun je hem ook daarvoor aanmanen en in gebreke stellen. Vanaf de dag dat hij dan in gebreke blijft, kun je weer wel wettelijke rente vorderen.

Ergens is dat ook logisch. Ontbinden wil zeggen “de overeenkomst bestond al die tijd, maar nu zeggen we hem op”. De verkoper had dus recht op het geld gedurende die drie maanden. Waarom zou hij dan nu ineens rente moeten betalen als hij het geld teruggeeft?

Heeft iemand hier wel eens geld met rente teruggevorderd (en gekregen)?

Arnoud