Servers van iot-maker Insteon zijn zonder aankondiging offline gehaald, mag dat?

khaase / Pixabay

Smarthomeaanbieder Insteon heeft zijn servers offline gehaald, meldde Tweakers onlangs. Het bedrijf heeft dat niet aan klanten laten weten en medewerkers van het bedrijf lijken al hun online aanwezigheid te hebben verwijderd. Vervelend: zit je dan met je slimme huis, maar omdat alle communicatie via Insteon-servers moet gaan, kun je vrijwel niets meer. Gelukkig wordt het mooi weer de komende tijd.

Oké, dat laatste viel mee: je kunt lokaal (dus in huis zelf) alles nog wel bedienen, maar als je vanaf je werk de gordijnen wilt opendoen of de afwas alvast aanzetten, dan gaat dat niet. Maar nog steeds best vervelend dus.

Het is geen technisch probleem, maar een finance issue aldus de site:

In 2019, the onset of the global pandemic brought unforeseen disruption to the market, but the company continued to move forward. … [A] sale was expected to be realized in the March timeframe. Unfortunately, that sale did not materialize. Consequently, the company was assigned to a financial services firm in March to optimize the assets of the company.
In gewoon Nederlands, ja sorry we zijn failliet. En ja, dan houdt het wel een beetje op met je dienstverlening natuurlijk. Want SaaS en clouds, dat is juridisch gewoon dienstverlening met een stekker, en die kan er gewoon uit als er niet meer wordt betaald, als de dienstverlening stopt of als het bedrijf dat doet.

Zeker bij dat laatste is er natuurlijk geen juridisch redmiddel, het bedrijf zal verdwijnen en daarmee ook alle assets waarmee de dienst geleverd zou worden. Maar ook als men zou besluiten om een afgeslankte doorstart te maken, of gewoon deze dienst eruit te gooien om de boel gezond te krijgen, dan houdt het gewoon op. Dit is een gevolg van de gebrekkige regeling in de wet (niet alleen hier, maar ook in de VS) als het gaat om ict-dienstverlening: de regels zijn dezelfde als voor zeg schoonmakers of minstrelen, als ze geen zin meer hebben dan mogen ze stoppen, en jij moet maar een ander zoeken.

Arnoud

 

 

 

Gastpost: Grenzen aan de informatievrijheid?

onlinegokken.jpgDeze week ben ik met vakantie. Traditiegetrouw deze week dan ook een aantal gastposts. Vandaag trappen we af met Lourens la Roi over het blokkeren van internetsites op last van de overheid.

Het blokkeren van internetsites op last van de overheid: is dat een bedreiging van de goede werking van het internet? Of is het juist terecht dat de overheid grenzen kan trekken in het onbegrensde aanbod van informatie op internet, bijvoorbeeld omdat dat aanbod inbreuk maakt op de rechten van anderen of om consumenten te beschermen tegen malafide kansspelaanbieders?

Vlak voor het zomerreces van de Tweede Kamer werd een besluit genomen over het wetsvoorstel “Kansspelen op afstand”. Voor de fijnproevers: wetsvoorstel 33 996, Het wetsvoorstel tot wijziging van de Wet op de kansspelen, de Wet op de kansspelbelasting en enkele andere wetten in verband met het organiseren van kansspelen op afstand . Kansspelen op afstand dus oftewel online gokken. Het wetsvoorstel werd aangenomen. Een mijlpaal, mag je wel zeggen.

Een eerder voorstel om kansspelen via internet mogelijk te maken (in de vorm van een soort proef) strandde op 1 april 2008 in de Eerste Kamer. Het nummer “Valerie” van Amy Winehouse en Mark Ronson stond op dat moment hooog in de top 40, het Nederlands elftal deed nog gewoon mee aan een EK (en won ruim van achtereenvolgens Italië en Frankrijk om vervolgens in de kwartfinale van Rusland te verliezen) en WhatsApp moest nog beginnen.

De grondslag van het net aangenomen wetsvoorstel (waarover de Eerste Kamer dus nog moet beslissen) bestaat eruit dat de overheid (de Kanspelautoriteit) een vergunning kan geven voor online gokken. In de wetgeving aangeduid als “het verlenen van een vergunning voor kansspelen op afstand”.

De wetgever realiseert zich dat er al veel Nederlanders online gokken. De bedoeling van dit wetsvoorstel is om die Nederlandse gokkers een betrouwbaar aanbod te bieden. De betrouwbaarheid van de aanbieders en van hun dienstverlening wordt getoetst bij de vergunningaanvraag en daarna wordt daarop doorlopend toezicht gehouden. De bedoeling van wet en van vergunningverlening is om consumenten uit te nodigen om gebruik te maken van dat ‘legale aanbod’. Daar staat dan tegenover dat het illegale aanbieders van online kansspelen zo moeilijk mogelijk moet worden gemaakt. Voor dat doel heeft de Kansspelautoriteit de beschikking over handhavingsinstrumenten. Eén van die instrumenten is het geven van een ‘bindende aanwijzing’, een nieuwe bevoegdheid. Die bindende aanwijzing kan gericht zijn op het staken van het verlenen van betaaldiensten aan aanbieders van online kansspelen. Maar die aanwijzing kan ook zijn gericht op aanbieders van een ‘openbare elektronische communicatiedienst’ tot het ontoegankelijk maken van gegevens.

Dat laatste onderdeel van de aanwijzingsbevoegdheid stuit op verzet omdat dit in de praktijk een internetfilter zou betekenen. De Kansspelautoriteit zou de bevoegdheid hebben om providers te dwingen het internetverkeer ‘te vervalsen’waarmee de betrouwbaarheid van het internet wordt aangetast. Bovendien zou zo’n aanwijzing niet effectief zijn. Een motie van D’66 met de strekking dat zo’n aanwijzing niet mag betekenen dat een ISP wordt gedwongen tot “het manipuleren, blokkeren of filteren van internetverkeer, waaronder DNS-verkeer”, werd aangenomen.

Wat ik in de berichtgeving niet heb gelezen, is dat de Kansspelautoriteit verplicht is om zo’n aanwijzing aan ISP’s eerst voor te leggen aan de rechter-commissaris van de rechtbank Rotterdam. Een onafhankelijke, rechterlijke toets dus. Van “Noord-Koreaanse” toestanden is daarom volgens mij geen sprake – of het moet zijn dat er in zo’n toets van de rechterlijke macht geen vertrouwen bestaat.

Wat het gebrek aan effectiviteit betreft: eerder is in verschillende uitspraken aangegeven dat het enkele feit dat een (internet)blokkade kan worden omzeild, de maatregel nog niet ineffectief maakt. Ik realiseer me maar al te goed dat er altijd mogelijkheden zijn om zo’n blokkade te omzeilen. Maar het gaat er om dat het gebruikers moeilijk wordt gemaakt bepaalde sites te benaderen of bepaalde content te dowloaden.

Dat er weerstand bestaat tegen overheidsbemoeienis op internet begrijp ik. Maar in de basis heeft de wetgever juist gekozen voor die overheidsbemoeienis. De overheid gaat immers een oordeel geven over online (kansspel) dienstverlening. Dat heeft logischerwijs tot gevolg dat het aanbod waarvoor geen vergunning is gegeven, illegaal is.

De letterlijke onbegrensdheid van het internet is een groot goed. Dat beseft ook de Europese Commissie en die spant zich daarom in om eventuele grenzen bij online dienstverlening tegen te gaan. Maar de vrijheid van informatie en het gemak dat heel veel informatie voor iedereen (met een apparaat dat toegang heeft tot internet) altijd beschikbaar is, maakt het lastig te accepteren dat er grenzen zijn aan die informatievrijheid. Bepaalde informatie is illegaal, bijvoorbeeld omdat de verspreiding ervan leidt tot een inbreuk van belanghebbenden op hun auteursrecht. Of omdat de overheid van mening is dat bepaalde informatie niet aangeboden zou mogen worden – bijvoorbeeld omdat die informatie niet betrouwbaar genoeg is zoals bij illegale goksites.

Al met al heb ik een dubbel gevoel over de huidige tekst van het wetsvoorstel Kansspelen op afstand. Dat dubbele gevoel zit ‘m er in dat ik de enorme voordelen van de ontwikkeling van het internet zónder overheidsbemoeienis – en daarmee de flexibiliteit ervan – heel goed zie. Tegelijkertijd behoort het tot ons werk als Kansspelautoriteit om effectief op te kunnen treden tegen illegale content, tegen illegale gokwebsites om precies te zijn. Het optreden tegen illegale gokwebsites door middel van het opdracht geven tot IP- en DNS blokkades is volgens het huidige wetsvoorstel niet mogelijk. Alle reden dus om op zoek te gaan naar alternatieve manieren van de aanpak van illegale gokwebsites. Voor goede ideëen op dat gebied sta ik altijd open.

Lourens la Roi, senior-handhavingsjurist Kansspelautoriteit. Deze blog is op persoonlijke titel geschreven.

Nee, netneutraliteit geldt niet voor websites (maar zou dat moeten?)

marketingfacts-netneutraal-dmsaIn het DMSA-model is de toegang tot de mobiele versie van de website exclusief voorbehouden aan de gebruikers van merken mobiele telefoons en tablets die daarvoor een overeenkomst hebben afgesloten met Marketingfacts, meldde Marketingfacts vorige week. Het bleek een stunt vanwege hun vernieuwde site, maar het riep bij veel mensen wel vragen op over netneutraliteit. Want eh, waarom mag UPC niet de toegang tot Netflix beperken maar zou Marketingfacts wél bezoeken mogen beperken?

Formeel is er weinig tegenin te brengen als een website bezoekers weigert op basis van gebruikte apparatuur. De regels over netneutraliteit gelden namelijk alleen voor partijen die “internettoegangsdiensten” leveren (art. 7.4a Telecomwet) en een website is per definitie geen “internettoegangsdienst”. En een regel als deze analoog inroepen kan eigenlijk niet: er staan boetes op het overtreden van deze regel, en dan wordt de wet strikt uitgelegd, oftewel alleen als je er letterlijk onder valt dan moet je doen wat er staat. Rechtszekerheid.

Meer algemeen bepaalde de Hoge Raad in het Ab.fab arrest alweer enige tijd geleden dat de eigenaar van een server bepaalt wie daar toegang toe krijgt en onder welke voorwaarden. Als XS4All een spammer mag weren, en Elsevier linkschmensen, waarom Marketingfacts dan niet een iPhonegebruiker?

Het achterliggende idee is dat er vrije concurrentie is: als M! zo dom is om alleen gebruikers van bepaalde apparaten toegang te verlenen, dan zitten de lezers zo bij de concurrent en dus lost het probleem zich vanzelf op. Maar ja, dat dachten we bij internettoegang ook en daar blijkt het niet echt te werken. Bovendien, ís er wel concurrentie? Kun je zeggen dat bijvoorbeeld Frankwatching een concurrent voor Marketingfacts is, en gaan Nu.nl-lezers zo naar de Volkskrant of Telegraaf als hun laptop buiten de gesponsorde deal valt?

De wet aanpassen is op zich eenvoudig: “Dit artikel geldt ook voor dienstverleners van de informatiemaatschappij” in art. 7.4a Telecomwet, en niemand mag meer bezoekers weigeren behalve als ze overlast veroorzaken of spammen, of als congestie of een gerechtelijk bevel dit vereisen. Dat zou de DMSA-deal onmogelijk maken. Maar eh, gaat dat niet érg ver, iedereen op je site moeten laten?

Arnoud

Marriott wil hotspots van gasten in vergaderruimtes blokkeren

De Marriott-keten van hotels is niet van plan eigen wifi-netwerken van gasten te blokkeren, maar “vanwege de veiligheid(!!1!)” wil men wel hotspots van gasten in vergaderruimtes blokkeren. Dat verklaart de keten tegenover de Amerikaanse toezichthouder FCC naar aanleiding van een onderzoek naar haar blokkeerpraktijken een half jaartje terug. Uiteraard heeft die spin op het blokkeerplan niets te maken met de ophef die anders zou ontstaan.

Het Marriott Hotel in Nashville werd vorig jaar door de toezichthouder FCC op de vingers getikt voor “willfully or maliciously interfering with any radio communications”. Men had een apparaatje in gebruik dat deauth-commando’s stuurde om zo wifi-netwerken middels hotspots van klanten te verstoren. Dat is weliswaar niet het jammen in klassieke zin, maar het effect is hetzelfde: geen werkende eigen hotspot, dus dan maar het (dure) hotel-wifi. En dat mag dus niet in de VS.

Bij ons zou dit denk ik vallen onder de denial-of-service aanval (art. 138b Strafrecht):

Met gevangenisstraf van ten hoogste een jaar of geldboete van de vierde categorie wordt gestraft hij die opzettelijk en wederrechtelijk de toegang tot of het gebruik van een geautomatiseerd werk belemmert door daaraan gegevens aan te bieden of toe te zenden.

Marriott geeft nu toe dat haar plannen breder zijn dan die ene stagiairhotelmanager maar gooit er de nuancering tegenaan dat het voor de veiligheid is:

The question at hand is what measures a network operator can take to detect and contain rogue and imposter Wi-Fi hotspots used in our meeting and conference spaces that pose a security threat to meeting or conference attendees or cause interference to the conference guest wireless network.

Ik kan me echter niet aan de indruk onttrekken dat dit een redelijkmakend sausje is dat bedoeld is om iets los te weken uit de strenge regel van de FCC, zodat er vervolgens een haakje gevonden kan worden om de “gebruikerservaring” erin te fietsen (wacht, in de saus fietsen?) en dan gewoon op de oude voet verder te gaan.

Althans in vergaderzalen dan – in kamers en in de lobby wil men sowieso niets blokkeren. Logisch, want die mensen gaan geïrriteerd ergens anders heen en mensen die een dag een seminar hebben met 300 man die kopen de upgrade naar het hotelwifi voor 300 man. Oh sorry, ik doe cynisch.

Arnoud

Mijn provider blokkeert spam, mag dat eigenlijk wel?

spam-verboden.pngEen lezer vroeg me:

Onlangs ontdekte ik dat mijn provider een eigen spamfilter hanteert, en wel op een vervelende manier: er waren belangrijke mails van een Aziatische klant geblokkeerd. Ik ben daar nooit over geïnformeerd en men zegt nu zelfs dat het filter er niet af kan “vanwege de integriteit van het netwerk”. Mag dat zomaar, dat providers gaan bepalen welke mail ik wel of niet wil hebben? Virussen en dergelijke zijn toch mijn risico?

Vrijwel iedere provider hanteert spamfilters, en met reden: zeker tweederde van alle e-mail is spam. Vaak is die ook nog eens voorzien van virussen en andere ongein. Je zou dus kunnen zeggen dat het binnen de lijn der verwachting ligt dat een willekeurige provider spam filtert, en dat maakt dat je toch (zeker als professionele partij) even navraag moet doen als dat belangrijk voor je is.

Lang niet altijd staat in het contract of men spam mag filteren. Maar dat zegt niet alles: ook dingen die niet in het contract staan, kunnen deel van de overeenkomst zijn. Art. 6:248 BW bepaalt dat ook deel van het contract is datgene wat voortvloeit uit de wet, de gewoonte of de eisen van redelijkheid en billijkheid. En als iedereen spam filtert, dan zou ik het een ‘gewoonte’ noemen waarmee providers dus mógen filteren op spam.

In Nederland hebben we echter een specifieke regel omtrent netneutraliteit: art. 7.4a Telecommunicatiewet. Een internettoegangsverlener mag geen maatregelen nemen die internetverkeer blokkeert of filtert, behalve in een paar specifieke gevallen. Spam blokkeren is er eentje van:

om de doorgifte van [ongevraagde reclamemails] aan een eindgebruiker te beperken, mits de eindgebruiker daarvoor voorafgaand toestemming heeft verleend

Spam filteren mag een IAP dus niet zonder toestemming. Een gewone mailprovider mag het wel, want netneutraliteit geldt alleen voor partijen die toegang tot het internet aanbieden. Een e-mailprovider (of hoster met e-mail) voldoet niet aan die definitie en mag dus filteren wat ze wil, mits het natuurlijk binnen de normale gewoonte op internet valt.

Ik kan me uit principe voorstellen dat je geen spamfilter wilt, maar is er iemand die werkelijk gelukkig zou zijn voor vollédig ongefilterde aflevering van mail?

Arnoud

Mag een advertentieblokker een betaalde whitelist hebben?

adblockplus.jpgIntrigerend. Advertentieblokker AdBlock Plus werkt met een betaalde whitelist: bedrijven die liever niet meteen geadvertentieblokkeerd willen worden, kunnen het bedrijf achter Adblock Plus betalen om standaard op een witte lijst te komen. Natuurlijk kan de gebruiker alsnog die bedrijven of hun advertenties blokkeren maar dan moet je wel moeite gaan doen, en als het gaat om moeite doen dan blijf ik bij mijn vuistregel dat 80% van de mensen de defaults laat staan zoals ze binnenkomen.

Het bedrijf legt het proces expliciet uit in een FAQ. Je dient een verzoek in, als het bedrijf vindt dat je voldoet aan hun criteria dan ‘signeert’ men een overeenkomst. Bovendien gaat het dan naar publieke consultatie:

We plaatsen het ‘whitelisting’ voorstel in het forum. Vervolgens is er ongeveer een week dat de gemeenschap de advertentie kan bediscussiëren om te zien of de kandidaat daadwerkelijk voldoet aan onze criteria.
Als er geen geldige bezwaren zijn, zullen we de advertenties toevoegen aan onze whitelist. De advertentie zal dan standaard worden laten zien aan de Adblock Plus gebruikers.

Je zou dus zeggen, transparant proces en dit moet je als gebruiker weten. Geen probleem dus. Maar toch, het voelt niet lekker dat een advertentieblokker juist advertenties doorlaat – zeker omdat ze zich laten betalen door precies die figuren waar je zo’n hekel aan hebt als advertentieblokkeerder, namelijk advertéérders.

Bij TechCrunch komt daar nog de intrigerende vraag bij: is het echt wel eerlijk? Immers een groot bedrijf als Google kan elk tarief betalen, maar een kleine wannabe-concurrent van Google kan dat wellicht niet. Daarmee staat dat bedrijf gelijk op een grote achterstand. Maar dat voelt bij mij net zo oneerlijk als dat ik geen advertentie in de Telegraaf kan betalen en mijn concurrenten op de Zuidas wel.

Juridisch weet ik er echter weinig tegen in te brengen. Dit voorjaar hadden we een discussie over zwarte lijsten (Spamhaus) waarbij ook al voorbij kwam dat eigenlijk iedereen gewoon lijsten mag maken, zwart, wit, blauw of anderszins, en dat het de keuze is van de ontvanger/lezer/gebruiker om daarmee te werken.

Wél geldt dat je als lijstenmaker-met-reputatie zorgvuldig moet handelen. Zo moest de Consumentenbond terughoudender zijn over beleggingsfondsen dan een willekeurige boze blogger, omdat de Bond dient “te voldoen aan hoge eisen van zorgvuldigheid, duidelijkheid en neutraliteit”. Dat is wat we van ze verwachten, en die (door lang en hard werken zelf opgebouwde) verwachtingen moeten ze dan ook waarmaken.

Natuurlijk mag je veranderen en je lat lager gaan leggen. Maar dat zul je dan óf heel expliciet moeten maken óf heel geleidelijk moeten doen. Bij Adblock Plus vraag ik me af of dat echt zo gegaan is. Het kan aan mij liggen maar ik had nog niet eerder van die witte lijst gehoord, en ik gebruik ’t product al jaren. Had dat dan niet even in een update gepopupt kunnen worden? Wisten jullie dit?

Arnoud

Mag een universiteit Bittorrent afsluiten in studentenflats?

rug-blokkeert-bittorrent.jpgDe Rijksuniversiteit Groningen gaat bittorrent-verkeer afsluiten in studentenflats, meldde Tweakers vrijdagmiddag. Het afhandelen van de klachten van internationale auteursrechthebbenden over uploadende studenten werd ze te gortig, als ik het goed lees. Dat gaf natuurlijk ophef, en -je kunt erop wachten- Kamervragen. Voor de verandering ga ik de zaak eens aan de hand van die kamervragen bespreken.

Update (20 maart) lees ook de antwoorden van de echte minister.

Heeft u kennis genomen van het bericht de RUG zonder rechterlijke tussenkomst gedeelten van het internet blokkeert?<br/>

Ja.

(Terzijde: het is me volstrekt onduidelijk waarom kamervragen altijd beginnen met zo’n vraag. De wet noch de mores in de Kamer verplichten hiertoe.)

(Meer terzijde: zegt de minister ooit “nee” op deze vraag?)

Deelt u de mening dat het CIT een aanbieder van internettoegangdiensten zoals gebruikt in de Telecomwet is aangezien zij studenten tegen betaling toegang geeft tot het internet en vergelijkbaar is met een internetprovider?

De Telecommunicatiewet kent het begrip “aanbieder van internettoegangdiensten” niet. Zij spreekt van aanbieder van telecommunicatiediensten, en onder telecommunicatie kan internet worden geregeld. Daarbij geldt voorts onderscheid tussen openbaar en niet openbaar aanbieden van deze diensten.

In de SURFnet-zaak heeft de rechter bepaald dat SURFnet niet onder het begrip “openbaar” valt, omdat zij zich uitsluitend richt op organisaties en studenten aan hoger onderwijs. Het lijkt mij dat ook een universiteit aan die definitie voldoet.

Het CIT valt dus niet onder het begrip “openbaar aanbieder van telecommunicatiediensten” en zij is daarmee juridisch niet vergelijkbaar met een internettoegangsaanbieder zoals XS4All of Ziggo.

Voor de volledigheid merk ik op dat het wetsvoorstel netneutraliteit de term “aanbieders van internettoegangsdiensten” wél gebruikt. Dit voorstel van uw hand ligt thans bij de Eerste Kamer. En zoals ik dit artikel begrijp, is het CIT volgens die definitie wél een internettoegangsprovider, waarover hieronder meer.

Deelt u de mening dat hiermee de suggestie dat het CIT ‘andere verantwoordelijkheden’ heeft omdat zij ‘geen internetprovider’ is niet terecht is?

Die mening deel ik niet. Zoals bij de beantwoording van de vorige vraag is aangegeven, is het CIT inderdaad ‘geen internetprovider’, althans geen openbaar aanbieder van telecommunicatiediensten. Daarmee is zij niet onderworpen aan de verantwoordelijkheden en plichten uit de vandaag geldende Telecommunicatiewet.

Ik kan het een universiteit moeilijk verwijten dat zij een wetsvoorstel niet naleeft waar de Eerste Kamer nog over moet stemmen.

Deelt u de mening dat het CIT als aanbieder van internettoegangdiensten aan studenten niet zou moeten overgaan tot het blokkeren van protocollen of websites?

Toegang tot informatie is deel van het grondrecht van vrijheid van meningsuiting. Blokkeren hiervan is een zeer zwaar middel dat alleen in uiterste gevallen toegepast zou moeten worden. Een categorisch ‘nee’ tegen blokkeren is niet gepast, al is het maar omdat soms de rechter hiertoe kan verplichten.

En nu we het daar toch over hebben: kunt u mij vertellen waarom u in vredesnaam in artikel 7.4a de weg heeft opengezet voor blokkades van websites en protocollen op grond van faciliteren van auteursrechtschending? Omdat u het vreselijk zwakke “rechterlijk bevel” gebruikte, kan ook een bevel op deze grond worden gegeven. Als u nou iets als “een vonnis inzake een ernstig misdrijf zoals in artikel 67 Strafvordering gedefinieerd” had gebruikt, dan was een blokkade op grond van auteursrechtinbreuk nooit mogelijk geweest, maar alleen bij ernstige zaken zoals terrorisme of kindermisbruik.

Vindt u het een wenselijke ontwikkeling dat nota bene een universiteit de keuze maakt welke website zij wel en niet kunnen bezoeken of van welke protocollen gebruik gemaakt wordt?

Het lijkt mij dat nota bene een universiteit intelligent kan nadenken over dergelijke technische keuzes. (Ok die is flauw maar wat bedóelt Verhoeven met deze vraag?).

Deelt u de mening dat blokkades van websites of protocollen enkel en alleen plaats zouden moeten hebben met tussenkomst van de rechter?

Het reeds aangehaalde wetsvoorstel netneutraliteit bevat de gronden waarmee een blokkade van een website of protocol doorgevoerd mag worden. Naast tussenkomst van de rechter zijn ook toegestaan blokkades om de gevolgen van congestie te beperken of om spam tegen te gaan.

Dit wetsvoorstel noemt “aanbieders van openbare elektronische communicatienetwerken waarover internettoegangsdiensten worden geleverd en aanbieders van internettoegangsdiensten” als partijen die onderworpen zijn aan netneutraliteit. Dit geldt inderdaad ook voor private aanbieders van internettoegang aan beperkte groepen, oftewel aanbieders op wie het begrip ‘openbaar’ uit de SURFnet-zaak niet van toepassing is.

Ik vermoed dat menig hotel of restaurant van haar stoel valt wanneer zij dit leest, maar inderdaad mogen ook deze geen blokkades op het internetgebruik meer instellen behalve op grond van artikel 7.4a Telecommunicatiewet. Als de Eerste Kamer dit wetsvoorstel goedkeurt natuurlijk.

Bent u bekend met incidenten waarbij studenten van de RUG afgesloten worden op verzoek van auteursrechthebbendenorganisaties na een melding dat er auteursrechtelijk beschermd materiaal is gedownload?

Nee. Ik acht het ook onwaarschijnlijk dat dit is gebeurd, gezien het feit dat in Nederland downloaden van auteursrechtelijk beschermd materiaal is geoorloofdgedownload.

Voor zover u op uploaden doelde: het artikel uit vraag 1 beschrijft nu juist dat men met deze praktijk is gestopt aangezien het te veel gedoe met zich meebracht.

Deelt u de mening dat het onwenselijk is dat een externe organisatie kan verzoeken om een gebruiker van het internet af te sluiten? Is een dergelijke one-strike-you’re-out-methodiek een wenselijke methode? <br/>

Op grond van de vrijheid van meningsuiting kan ik niemand het recht ontzeggen om een ander iets te verzoeken. Waarom de RUG ingaat op het verzoek, is mij onduidelijk uit het bericht dat u me overlegde. Als ik moet speculeren, dan speculeer ik dat de reden is dat de RUG denkt aansprakelijk te worden als zij de klachten naast zich neerlegt. Dit is onjuist, aangezien zij via artikel 6:196c lid 1 BW nimmer aansprakelijk is voor inhoud die zij doorgeeft, mits zij daarbij maar niet selecteert of filtert.

In de rechtszaak Brein/Ziggo is bepaald dat internetprovider Ziggo (en gevoegde partij XS4All) tot het filteren van een specifieke website moest overgaan. Daarbij woog mee dat het ging om één website waarvan het onrechtmatig karakter vaststond. Bittorrent is echter, zoals blijkt uit deze zaak, totaal niet afhankelijk van deze ene site.

Ik acht het uitgesloten dat als Brein (de externe organisatie over wie we het hebben) bij de rechter zou eisen dat deze Bittorrent blokkeert, de rechter daarin zou meegaan. Een dergelijke generieke filterplicht is in strijd met de rechtspraak van het Europese Hof.

Wij komen daarna wel bij de moeilijke discussie terecht wat Brein dan wél zou mogen kunnen doen tegen uploaders die auteursrechten van haar aangeslotenen schenden.

Mijn handen jeuken om de Auteurswet te herschrijven om dit probleem uit de wereld te krijgen, maar helaas is het mij onmogelijk om ook maar één jota in de Auteurswet naar eigen inzicht te wijzigen, zelfs als uw Kamer en de Eerste Kamer het willen. Immers auteursrecht is Europees geharmoniseerd en ik mag daar niet van afwijken.

Arnoud

Mijn werkgever verbiedt me te Twitteren, mag dat?

access-blocked.pngEen lezer vroeg me:

Op mijn werk blijkt de toegang tot Twitter te zijn geblokkeerd. Navraag leerde dat de directie bang was voor imagoschade als werknemers gingen twitteren. Daarom had men Twitteren categorisch verboden in het arbeidsreglement. Ik mag dus niet op het werk Twitteren maar óók niet thuis op mijn eigen computer! Kan dat zomaar?

Dat kan, maar niet zomaar. Een internetprotocol wordt meestal ingevoerd om oneigenlijk of ongewenst gebruik van de bedrijfsmiddelen te reguleren, maar men kan langs deze weg ook regels stellen over het gebruik van sociale media, zoals Twitter, Facebook of Google+.

Wel moet er dan een redelijk belang zijn voor de werkgever om iets te mogen zeggen over wat werknemers twitteren of Facebooken. Dit belang moet te herleiden zijn tot het werk: werknemers kunnen bedrijfsgeheimen onthullen door bijvoorbeeld een voorgenomen fusie op Facebook te melden, of arbeidsconflicten veroorzaken door te twitteren dat een collega onfris ruikt. Maar ook het vragen beantwoorden over producten of diensten kan het bedrijfsbelang raken: dergelijke communicatie wordt toegerekend aan het bedrijf, en kan het bedrijf dus binden aan bijvoorbeeld een toegezegde schadevergoeding of vervangend product.

Voor sommige bedrijven zijn de negatieve consequenties zó zorgelijk dat ze keihard beleid hanteren: verboden de bedrijfsnaam te noemen op je Linkedinpagina, alle tweets schriftelijk voorleggen aan de afdeling Communicatie en op de Hyves- of Facebookpagina mag niets over het werk vermeld worden. Dergelijke regels zijn echter volstrekt onhaalbaar: mensen zijn zó gewend om over zichzelf te hyven, facebooken, twitteren of googleplussen dat ze deze regels niet serieus kunnen nemen.

De meeste medewerkers begrijpen echter prima de belangen van de werkgever, mits deze zich maar redelijk opstelt (wat overigens ook een wettelijke eis is voor werkgevers). De werkgever hééft soms gewoon redelijke bedrijfsbelangen. En het in acht nemen van het bedrijfsbelang kan soms betekenen dat de werkgever zich anders moet uitdrukken of even niet moet reageren of ingaan op een discussie.

Natuurlijk, dergelijke regels leveren een beperking van de vrije meningsuiting van de werknemer op, maar dat is legaal. De werknemer kiest er zelf voor wanneer hij in dienst treedt bij dat bedrijf. Maar de werkgever mag niet verder gaan dan het bedrijfsbelang vergt. Zo kan een werkgever een werknemer niet verbieden zijn mening over zijn favoriete voetbalclub te uiten, behalve wellicht wanneer hij bij een concurrerende club werkt. Een werknemer bij een bank mag niet zomaar zeer negatieve artikelen over het bankwezen publiceren. Ook niet als hij dat doet op persoonlijke titel maar wel met de bedrijfsnaam erbij.

Arnoud