Zwartelijstweek: Wat mogen websites met je persoonlijke informatie?

blackboard-zwarte-lijst.jpgVanwege mijn vakantie deze week geen gewone blogs, maar een zomerserie die ik ‘Zwartelijstweek’ heb gedoopt. Welke websitevoorwaarden zouden moeten worden verboden? Of hoe ver zouden website-exploitanten nog mogen gaan bij een site waar gebruikers ook een bijdrage leveren?

Privacy op sociale media en websites is een hot topic, maar tegelijkertijd een verschrikkelijk lastig onderwerp. Er zitten namelijk een paar fundamentele tegenstrijdigheden in hoe we daarmee omgaan. Aan de ene kant publiceert iedereen graag van alles over zichzelf. Aan de andere kant willen we niet dat Google van alles over ons vindt of combineert, of dat vrienden ons taggen in situaties waar we geen controle over hebben. En aan nog weer een andere kant moeten die website-eigenaren profielen van ons opbouwen en advertenties targeten omdat ze anders geen gratis diensten kunnen aanbieden.

Hoe trek je daar in vredesnaam een lijn in?

Het College bescherming persoonsgegevens probeerde het eind 2007 met haar Richtsnoeren, maar die vind ik wel héél eenzijdig pro-privacy en zonder enig begrip voor de belangen van website-exploitanten. (Ok, behalve bij het punt “ik wil mijn berichten van je site af”, want die mag je geanonimiseerd laten staan als weghalen de discussie verstoort.)

Ik moet eerlijk zeggen: ik weet het niet. De belangen staan hier volgens mij zo keihard tegenover elkaar dat je geen praktische regel kunt verzinnen die beider posities respecteert. Dit is dan ook de reden waarom juristen in deze branche zo graag de concrete omstandigheden van het geval en een belangenafweging op basis van gelijkwaardigheid prediken: dan hoef je geen knopen door te hakken.

Help?

Arnoud<br/> Foto: Quinn Dombrowski, Flickr, Creative Commons Naamsvermelding-Gelijkdelen.

Zwartelijstweek: Welke garanties moet een website bieden?

blackboard-zwarte-lijst.jpgVanwege mijn vakantie deze week geen gewone blogs, maar een zomerserie die ik ‘Zwartelijstweek’ heb gedoopt. Welke websitevoorwaarden zouden moeten worden verboden? Of hoe ver zouden website-exploitanten nog mogen gaan bij een site waar gebruikers ook een bijdrage leveren?

Een standaardbepaling in websitevoorwaarden gaat over garanties. Of beter gezegd, de totale afwezigheid daarvan. Een websitebeheerder hoeft van zichzelf eigenlijk niets te doen. De site kan zomaar plat gaan, de functionaliteit kan ineens wijzigen of verdwijnen en daar hebben gebruikers dan niets over te zeggen. Ook is de beheerder natuurlijk niet aansprakelijk voor de gevolgen van een en ander.

Om nu te bepalen dat dit allemaal niet mag, gaat me ook weer te ver. Veel van deze diensten worden gratis aangeboden, dus is het moeilijk een minimumniveau van kwaliteit te eisen als daar geen wederprestatie (geld) tegenover staat.

Mijn voorstel: een website-eigenaar moet zich inspannen zijn dienst in de lucht te houden, en mag niet categorisch zijn verplichtingen hieromtrent uitsluiten in de gebruikersvoorwaarden. (Dit lijkt op het eerste item van de gewone zwarte lijst, dat bepaalt dat een leverancier niet categorisch zijn nakomingsverplichting mag uitsluiten.) Bij een storing moet de eigenaar zich inspannen de dienst zo snel mogelijk weer actief te hebben.

Lastig is wel: wat voor sanctie zet je erop als dit niet lukt? Schade door een dagje niet kunnen chatten of mailen lijkt me zeer lastig aan te tonen. En boetes opnemen in de wet past niet echt in ons systeem. Bovendien, zet er maar eens een bedrag op.

Het kunnen beperken van aansprakelijkheid is al geregeld op de grijze lijst van algemene voorwaarden. Het mag wel, maar de website-exploitant moet kunnen onderbouwen waarom hij niet gewoon volgens de wet aansprakelijk zou moeten zijn. Lukt hem dat niet, dan vervalt de beperking van aansprakelijkheid.

Eventueel zou je daar nog een strengere regel voor kunnen formuleren, maar het wordt dan alweer gelijk zo specifiek. Bijvoorbeeld:

Wanneer een internetdienst tegen betaling wordt geleverd, mag de aansprakelijkheid niet worden beperkt tot een lager bedrag dan het voor de dienst betaalde bedrag.

Maar voor een gratis dienst lijkt het me niet onredelijk om je aansprakelijkheid 100% te kunnen beperken.

Arnoud<br/> Foto: Quinn Dombrowski, Flickr, Creative Commons Naamsvermelding-Gelijkdelen.

Zwartelijstweek: Wanneer mag een website haar gebruikers verwijderen?

blackboard-zwarte-lijst.jpgVanwege mijn vakantie deze week geen gewone blogs, maar een zomerserie die ik ‘Zwartelijstweek’ heb gedoopt. Welke websitevoorwaarden zouden moeten worden verboden? Of hoe ver zouden website-exploitanten nog mogen gaan bij een site waar gebruikers ook een bijdrage leveren?

Na gisteren de auteursrechten is een ander frequent voorkomende discussie de vraag of en wanneer je gebruikers mag verbannen van je site. Websites die opengesteld zijn voor het publiek, hanteren vaak strenge huisregels die neerkomen op de stelling dat iedereen op elk moment voor elke reden (of zelfs zonder reden) verwijderd mogen worden. Ik heb daar grote moeite mee: je schept immers verwachtingen door iedereen naar binnen te halen.

Mijn voorstel: een website mag gebruikers alleen verwijderen van de site als a) dit gebeurt op basis van een concreet omschreven grond in de gebruikersvoorwaarden, en b) er sprake is van een ernstige overtreding of de overtreding niet de eerste keer is, en c) volstaan met een waarschuwing of verwijderen van de gewraakte bijdrage(n) niet van de website-exploitant gevergd kan worden.

Dit betekent dus expliciet dat je niet mag zeggen “je reactie staat me niet aan, ban“. Je zult moeten kunnen onderbouwen waarom de overtreding ernstig genoeg is om niet te kunnen volstaan met een waarschuwing, of met het verwijderen van de betreffende bijdrage. Herhaalde overtredingen die op zich niet ernstig genoeg zijn, vind ik dan weer wel een grond. Wie bij herhaling de grens opzoekt, is irritant genoeg om verwijderd te mogen worden.

Door te eisen dat de overtreden regel in het reglement moet staan, voorkom je willekeur en achteraf verzonnen regels.

Arnoud<br/> Foto: Quinn Dombrowski, Flickr, Creative Commons Naamsvermelding-Gelijkdelen.

Zwartelijstweek: Welke websitevoorwaarden zouden moeten worden verboden?

blackboard-zwarte-lijst.jpgVanwege mijn vakantie deze week geen gewone blogs, maar een zomerserie die ik ‘Zwartelijstweek’ heb gedoopt. Welke websitevoorwaarden zouden moeten worden verboden? Of hoe ver zouden website-exploitanten nog mogen gaan bij een site waar gebruikers ook een bijdrage leveren?

Vorige week schreef ik al over websites die auteursrechten opeisen, maar de voorwaarden van websites zijn ook op andere punten wel héél erg streng. Dat vind ik een probleem, want bijdragen van gebruikers worden steeds belangrijker. Zeker social media sites bestaan bij de gratie van hun gebruikers, maar die zijn eigenlijk allemaal overgeleverd aan de grillen van de beheerders.

In deze zomerserie wil ik elke dag een onderwerp uit zulke voorwaarden belichten en met jullie in discussie gaan welke grenzen hier getrokken zouden moeten worden. Voor consumentencontracten hebben we al een zwarte lijst, dus wordt het niet eens tijd die te gaan maken voor online dienstverleners die gebruikersbijdragen toelaten?

We beginnen maar met die auteursrechten en licenties die websites kunnen eisen. Steeds meer sites bieden de mogelijkheid om eigen inhoud (teksten, video’s, foto’s, muziek etcetera) te uploaden en aan te bieden aan anderen. Een foto op Flickr, muziek op Youtube maar ook bestanden op Dropbox. Vaak wordt er een expliciete licentie geëist door de beheerder om die inhoud te mogen gebruiken. Maar hoe ver mag die gaan?

Mijn voorstel: Websitevoorwaarden mogen nooit auteursrechten opeisen. Ze mogen alleen een beperkte licentie opeisen die niet verder mag gaan dan noodzakelijk is voor het leveren van de dienst zoals die bestaat op het moment dat de gebruiker zich inschrijft. (Wil een website auteursrechten hebben, bv. op het winnend ontwerp van een wedstrijd die ze organiseert, dan moet dat expliciet apart worden geregeld.)

Wil een site meer doen met die inhoud, dan moet daar apart toestemming worden gevraagd. Deze toestemming mag niet op voorhand worden bedongen, en weigeren van deze toestemming mag niet leiden tot verwijdering of uitsluiting van de dienst als geheel.

Wordt de dienst uitgebreid, dan kan de site haar voorwaarden aanpassen en mensen vragen daar opnieuw mee in te stemmen. Als dan binnen een redelijke termijn geen weigering wordt gegeven, dan wordt de licentie op dat moment uitgebreid.

Ik worstel met name met het laatste punt: dat is natuurlijk wel een makkelijke manier om de licentie toch zo breed te trekken als je zelf wilt. Maar omdat je mensen dan een termijn moet geven om erover na te denken, werp je wel een drempel op denk ik.

Arnoud<br/> Foto: Quinn Dombrowski, Flickr, Creative Commons Naamsvermelding-Gelijkdelen.

De algemene voorwaarden eisen mijn auteursrecht op!

Er lijkt weer een juristencongres geweest te zijn over “hoe schrijf ik algemene voorwaarden voor websites” met een workshop “want die leest toch iemand”, want de laatste tijd zie ik een hoop mails en blogs over auteursrechten in algemene voorwaarden. Recent bleek ook weer Google+ een regeltje te hebben dat je rechten op alles dat je daar plaatst, op zou eisen. Eerder blogde ik al over Dropbox en Twitpic met vergelijkbare regels. En het Accept or Decline-onderzoek liet ook duidelijk zien dat dit speelt.

In principe kunnen de gebruiksvoorwaarden van een website niet je auteursrechten opeisen. De reden is simpel: de Auteurswet eist een akte, een schriftelijk en ondertekend document waarin staat wat er wordt overgedragen en aan wie. Nu kan zo’n akte elektronisch worden opgesteld sinds een tijdje, maar het vereiste van de handtekening blijft gelden. En die zet je niet onder de gebruiksvoorwaarden van een site. Dus heb je geen rechten overgedragen door met gebruiksvoorwaarden akkoord te gaan.

Wel kunnen gebruiksvoorwaarden een (al dan niet brede) licentie eisen op hetgeen je uploadt naar of verstuurt via de dienst. De Google+ licentie eist bijvoorbeeld

a perpetual, irrevocable, worldwide, royalty-free, and non-exclusive license to reproduce, adapt, modify, translate, publish, publicly perform, publicly display and distribute any Content which you submit, post or display on or through, the Services.

maar zoals ondertussen gebruikelijk nadat daar heisa over komt, met deze zin er achteraan:

This license is for the sole purpose of enabling Google to display, distribute and promote the Services and may be revoked for certain Services as defined in the Additional Terms of those Services.

met, toegegeven, het sneaky werkwoord ‘promote’ erin. Oftewel Google mag je foto op een shirt zetten en dat verkopen bij de grote Google+ conferentie volgend jaar.

In de praktijk denk ik dat het wel meevalt met die brede licenties. Het zou een bedrijf zo veel badwill opleveren als men werkelijk ineens tshirtshopjes ging beginnen met de foto’s van haar gebruikers, dat ik me niet kan voorstellen dat iemand dit zal doen. En je kunt daarom denk ik ook wel juridisch betogen dat een dergelijke brede licentie onredelijk bezwarend is jegens de gebruiker van de site. Er is geen enkele legitieme reden om zo’n onbeperkte licentie te eisen, dus mag het niet.

Hetzelfde geldt voor het opeisen van auteursrechten. Er zijn juridische trucs om het akte-probleem te omzeilen. Zo kun je opnemen dat de gebruiker verplicht is om op verzoek mee naar de notaris te gaan en een akte te ondertekenen die hem dan onder de neus geschoven zal worden. Die verplichting is op zichzelf nog geen akte, dus je hoeft niet te tekenen om daaraan vast te zitten. Dit is ‘gewoon’ een algemene voorwaarde waar je mee akkoord kunt gaan door een dienst te gebruiken. Maar dit lijkt me nog véél onredelijker dan een brede licentie opeisen. Ik zie het dus niet gebeuren dat een rechter dit zal toewijzen.

Hm. Misschien wordt het tijd voor een zwarte en grijze lijst voor gebruiksvoorwaarden? Tijd voor een zomerspecial, aangezien ik weer bijna met vakantie ga: wat voor soort voorwaarden van websites zou nu echt eens verboden moeten worden, en welk type voorwaarden dient met de nodige argwaan benaderd te worden?

Arnoud

Moet een sitelicentie of EULA eigenlijk niet in het Nederlands?

english-language-choice.pngEen lezer vroeg zich af:

Mogen Engelstalige voorwaarden eigenlijk wel worden aangeboden aan Nederlandse gebruikers? Ze kunnen toch niet zomaar verwachten dat iedereen hier NederlandsEngels spreekt?

Ik zou niet weten waarom niet. Er is in de Nederlandse wet geen eis die zegt dat overeenkomsten gesloten moeten worden in een landstaal van het Koninkrijk.

Wel is er natuurlijk de algemene eis dat je overeenstemming moet hebben over wat je afgesproken hebt, en dat is wat lastig als je elkaar niet kunt verstaan. Een leverancier die niet controleert of zijn wederpartij hem wel begrepen heeft, zal een lastig verhaal hebben als hij achteraf het contract wil afdwingen. Maar bij een online dienst zal dat wel meevallen: iemand die een Engelstalige website gebruikt, toont daarmee aan dat hij het Engels toch wel beheerst. Goed, misschien niet het juridisch jargon, maar hoe veel mensen beheersen wél het Nederlands juridisch jargon?

(Ik moet nu wel denken aan het verhaal van het zevenjarig kind van een kennis, dat een vriendje uitlegde “en nu moet je op ie ag-ree klikken” om software geïnstalleerd te krijgen.)

Verder heeft de leverancier natuurlijk het argument “waarom klikt u Agree als u niet weet waarmee u akkoord gaat”. Op die voorwaarden valt het nodige op af te dingen, want die staan vol met onredelijke bedingen, maar akkoord gaan met iets dat je niet kunt lezen lijkt me toch wat gek.

Arnoud

De teniet gegane hardware

hardware-software-computer-gollem-huh.jpgHardware komt pas tot leven als het in een systeem wordt verwerkt en met software gevoed. Deze prachtige formulering vond ik via ITenRecht.nl in een vonnis uit 1999 dat kennelijk pas recent online kwam. Het ging hier om wat ITenRecht de “angst van iedere rechthebbende” noemt: een curator die je spullen niet teruggeeft terwijl je nog een euroton aan facturen open hebt staan.

In deze zaak had het failliet geraakte bedrijf QTecQ computers en bijbehorende software besteld bij leverancier ABB. Deze waren onder eigendomsvoorbehoud geleverd, wat wil zeggen dat QTecQ pas eigenaar zou worden nadat alle facturen waren betaald. Op zich een standaardmanier om die angst te bestrijden. Immers, wat geen eigendom is van de failliet kun je gewoon opeisen bij de curator.

De curator stelde in deze zaak echter dat afgifte niet hoefde omdat de hardware en software onderdeel was geworden van het grotere geheel van de sluiscomputers van QTecQ. En dan is er sprake van zaaksvorming:

Indien iemand voor zichzelf een zaak vormt of doet vormen uit of mede uit een of meer hem niet toebehorende roerende zaken, wordt hij eigenaar van de nieuwe zaak, tenzij de kosten van de vorming dit wegens hun geringe omvang niet rechtvaardigen.

En ja, dat betekent dat het eigendom van de oorspronkelijke eigenaar of eigenaren teniet gaat. Een standaardvoorbeeld: plaats je een dak op andermans huis, dan zijn de dakpannen niet meer je eigendom want ze zijn nu onderdeel van dat huis. Dat geldt ook als je ze had geleverd onder een eigendomsvoorbehoud. Natuurlijk heb je nog wel recht op betaling van je factuur voor de dakpannen (of het leggen van het dak), maar je kunt je dakpannen niet meer terugvorderen bij wanbetaling want het zijn je dakpannen niet meer.

Gaat dat ook op als je een stapel besturingscomputers ergens naar binnen rolt en aansluit? De president beschrijft de apparatuur zoals hij die ter plekke heeft mogen waarnemen:

De door ABB geleverde hardware bestaat uit tientallen componenten. De opstelling bij QtecQ omvat enkele manshoge en tenminste meterbrede metalen kasten, eigendom van QtecQ, waarin de hardwarecomponenten van ABB zijn bevestigd. De bezichtiging laat kasten zien die van onder tot boven zijn volgepakt met electronische apparatuur, de hardware, gemonteerd op bevestigingssystemen en onderling verbonden met veel bedrading. Voorts omvat de opstelling personal computers, beeldschermen en printers. Niet in geschil is dat de onderdelen van de opstelling zonder beschadiging uit de kasten kunnen worden gedemonteerd.

De functie van het systeem zal zijn om de computerbesturing van de sluizen mogelijk te maken, voegt hij daaraan toe. En dan komt die mooie zin over de hardware die tot leven komt. Want:

Indien de hardware van ABB uit het systeem wordt verwijderd is het zonder meer incompleet. Zonder hardware kan de functie van het systeem, besturing van de sluizen, niet worden verwezenlijkt. Het totaal van de aangeleverde onderdelen is door QtecQ samengevoegd tot een nieuw geheel met een specifieke functie.

En daarom acht men het systeem nu een nieuwe zaak, in plaats van een kamer waar toevallig wat apparatuur van QTecQ naar binnen geschoven is. Alles werkt met elkaar samen voor één doel, die sluizen besturen. En daarom geldt de wet over zaaksvorming: we vinden dit een nieuw systeem en dus is het een nieuw systeem. De hardware van ABB bestaat niet meer, en dus kan die ook niet meer worden teruggeëist.

Arnoud

Amerikaans Hof: auteursrecht op software kan niet uitgeput raken

“EULAs, and whatever nonsense they may contain, are legally binding in the US.” OSNews berichtte afgelopen vrijdag over een arrest van het Amerikaanse Hof van beroep (9th Circuit) waarin werd geoordeeld dat levering van software niet als verkoop gezien moet worden, maar puur als een licentieverstrekking. Dat betekent dat een verkrijger van software in de VS deze niet mag doorverkopen als dat in de licentie verboden is. Het principe van “first sale” oftewel uitputting geldt daarmee niet (meer) voor software in de VS.

Het Hof komt hiermee terug op een vonnis uit 2009 waarin de rechtbank juist wél oordeelde dat een licentienemer van software gerechtigd is deze door te verkopen. Tenminste, als hij de software op de originele dragers doorverkoopt natuurlijk. De basis daarvoor was de regel uit het auteursrecht die zegt dat legaal op de markt gekomen “exemplaren” vrijelijk mogen worden doorverkocht. Het Hof zegt nu dat die regel niet geldt voor software, omdat daarbij de licentie (EULA) vérgaande beperkingen stelt aan het gebruik. Meer precies: uitputting geldt niet wanneer

  1. De auteursrechthebbende expliciet het woord “licentie” gebruikt.
  2. De licentie “significantly restricts the user’s ability to transfer the software” (oftewel gebruikt een standaardzin dat de licentie niet overdraagbaar is).
  3. De licentie “imposes notable use restrictions” (zoals dat maar één gebruiker de software mag gebruiken).

Als aan die drie eisen is voldaan, dan zou volgens het Hof duidelijk moeten zijn dat je géén eigenaar bent van het exemplaar maar slechts een gebruiker. Je zou dit kunnen vergelijken met een huurder – die weet ook duidelijk dat hij huurt en niet koopt, en dat zijn gebruik aan de nodige beperkingen onderworpen is.

De zorg van OSNews, en ook van Ars Technica, is dat het Hof hiermee lijkt te zeggen dat rechthebbenden alles in zo’n EULA mogen zetten en dat dat dus bindend is. Dat gaat me wat te ver. Het Hof zegt in het arrest alleen dat áls aan die drie items voldaan is, er geen sprake is van uitputting. Men ontkent niet dat er ontoelaatbare eisen in een licentie kunnen staan.

In Nederland lijkt uitputting voor voorgeinstalleerde software juist wel te bestaan, tenminste volgens de rechtbank Dordrecht. Die oordeelde:

Er zijn dus exemplaren van de CAD-software geïnstalleerd op dragers (werkstations) in het verkeer gebracht door middel van eigendomsoverdracht aan Nelcon door de exclusief distributeur Han Dataport, en dus met toestemming van de auteursrechthebbende. … Dit heeft tot gevolg dat Han Dataport zich niet kon verzetten tegen de verdere verspreiding van deze software(…).

De inhoud van de licentie was daarbij irrelevant.

Deze aanpak van de rechtbank Dordrecht spreekt me wel aan, maar hij gaat alleen op voor verkoop van software op fysieke dragers. En daarvan is steeds minder sprake natuurlijk vandaag de dag. Meer en meer software (maar ook andere content, zoals muziek en films) gaat digitaal, en daarbij geldt de uitputtingsregeling sowieso niet. Wat mij betreft wordt het tijd om hier expliciete regels over te maken (wat ook in het Ninth Circuit-arrest gezegd wordt.)

Arnoud

Juridische zucht: de gebruiksvoorwaarden Coca-Cola Regular®

coca-cola-tractor-fail.jpgHet blijft lachen met gebruiksvoorwaarden van websites. Een lezer wees me op de gebruiksvoorwaarden Coca-Cola Regular® (inderdaad met ®), met deze prachtige opmerking:

coca-cola-licentieren-geen-nederlands.png

Volgens mij is licentiëren prima Nederlands, hoewel het niet in de Van Dale of het Groene Boekje staat. Maar eh, lézen voordat je zo’n tekst online zet is toch niet zo veel gevraagd?

Van de rest van de gebruiksvoorwaarden krijg ik ook kromme tenen, bijvoorbeeld van zinnen als:

De gebruiker weze gewaarschuwd dat The Coca-Cola Company zijn intellectuele eigendomsrechten op agressieve wijze en met inzet van alle rechtsmiddelen zal doen naleven, met inbegrip van strafrechtelijke vervolging.

of de regeling rond hergebruik, die neerkomt op “u mag niets gebruiken behalve wat onder ‘Pers’ staat, en dat mag u niet gebruiken”:

met uitzondering van de afbeeldingen van mensen of plaatsen die niet zijn opgenomen in de rubriek “Pers” van de site mag u de inhoud alleen downloaden voor niet-commercieel, persoonlijk gebruik en op voorwaarde dat u ook alle copyright- en andere eigendomsvermeldingen overneemt; <br/> de inhoud van de rubriek “Pers” van de site mag niet worden gereproduceerd;

Wie kan me uitleggen wat hier staat en wat ik mag met de inhoud van deze site?

Ik zou ze graag aansprakelijk stellen voor mijn hoofdpijn op dit moment, maar helaas:

Aanvullend en onder verwijzing naar de aanwezigheid van discussies, chatsessies, berichten, verzendingen, bulletin-boards en dergelijke op de site wijst de onderneming alle aansprakelijkheid af voor, of voortvloeiend uit, verboden, dreigend, bedrieglijk, misleidend, grof, intimiderend, lasterlijk, schandelijk, vulgair, obsceen, schandaliserend, opruiend, pornografisch of profaan materiaal of ander materiaal dat kan worden beschouwd als strafrechtelijk of aansporend tot strafrechtelijk vergrijp, aanleiding kan geven tot het inroepen van de burgerlijke aansprakelijkheid of op een andere manier een inbreuk op enige wet kan vormen op een van de rubrieken van de site.

Ik begin me nu wel af te vragen wat voor rare content ik op die site ga aantreffen als het nodig is om zó expliciet alle vormen van viezigheid op te sommen. Zucht.

Arnoud<br/> Foto: Coca-Cola’s Funniest Fails.

Auteursrecht op voorgeïnstalleerde software uitgeput

Weer eens een leuk vonnis over software dat tegen de vastgeroeste opinie van leveranciers aanschopt: het kopen van hardware met voorgeïnstalleerde software is toegestaan, ook als in de licentie staat dat dat niet mag. Dat vonniste de Rechtbank Dordrecht onlangs. De auteursrechten op die software zijn uitgeput zoals dat heet, en de auteursrechthebbende kan dan niet meer optreden tegen doorlevering van die exemplaren. (Wel tegen nieuwe kopieën natuurlijk.)

Het bedrijf Nelcon (later hernoemd tot Kalmar) had een aantal werkstations met voorgeïnstalleerde CAD-software aangeschaft. Bij de verkoop van een deel van haar bedrijf zouden deze werkstations met software ook worden overgedragen, maar de leverancier (Han Dataport) daarvan verzette zich daartegen. In de voorwaarden stond namelijk deze (redelijk standaard)riedel:

Verkoper verleent koper voor de geleverde programma’s en bijbehorende documentatie een niet-exclusief en niet overdraagbaar gebruiksrecht voor intern gebruik, voor de doeleinden waarvoor deze producten geleverd worden. Koper is ervoor verantwoordelijk dat deze programma’s en documentatie zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van verkoper niet voor derden toegankelijk zijn.

Tijdens de discussie of de overdracht wel of niet mocht meldde de leverancier nog dit:

Want zoals je weet heeft Nelcon weliswaar gebruikslicenties van CAD400 maar dit houdt onder geen beding in dat Nelcon het recht heeft om deze gebruikslicenties aan derden over te dragen, uit te lenen, te verkopen etc.

De rechtbank verwerpt deze stelling echter: als je rechtmatige verkrijger van software bent, dan heb je een wettelijk gebruiksrecht (hela!) en dat kan de leverancier niet zomaar ongeldig verklaren.

De vraag is dan dus: ben je rechtmatig verkrijger als je een bedrijfsonderdeel overneemt inclusief hardware en software? En maakt het uit of in de EULA staat dat de software niet mag worden overgedragen?

De rechtbank constateert terecht dat in de wet niet staat wat een “rechtmatige verkrijger” is. Degene die de software van de rechthebbende (of zoals hier, van een wederverkoper) heeft gekregen, is in ieder geval rechtmatig verkrijger. En, zo zegt de rechtbank: ook de opvolgende verkrijgers van exemplaren ten aanzien waarvan het verspreidingsrecht is uitgeput.

Oftewel, de concrete exemplaren die legaal op de markt zijn gebracht, kunnen worden doorgeleverd en daar kan de rechthebbende niets aan doen. En daarom gaat het hier precies goed voor Nelcon, want die hebben de hardware mèt de voorgeïnstalleerde software doorverkocht.

En de voorwaarden dan, die dit verbieden? Daar heeft de ontvanger van de software niets mee te maken, want die heeft ze niet geaccepteerd. En bovendien gaat voor haar het uitputtingsrecht boven zo’n licentietekst.

[De leverancier] stelt weliswaar dat uit de algemene voorwaarden voortvloeit dat de software niet zonder toestemming van Han Dataport mocht worden overgedragen of aan een ander in gebruik gegeven. Dat baat haar in het auteursrechtelijke kader echter niet. Een dergelijk verbod van verdere overdracht staat immers haaks op de wettelijke uitputtingsregel.

Wel kan het wanprestatie (contractschending) zijn van de originele verkrijger, zo zegt de rechtbank. Die had zich immers verplicht de software niet over te dragen maar heeft dat toch gedaan. Ik moet zeggen dat ik daar wel moeite mee heb: als het wettelijk uitputtingsrecht geldt in zo’n situatie, dan zie ik niet waarom de licentienemer wanprestatie zou plegen. Maar goed, dat was een opmerking terzijde.

Menno Weij van Solv Advocaten wijst erop dat de rechtbank wel erg makkelijk tot deze conclusie komt. Een uitgemaakte zaak onder juristen is het niet, maar daarvan zie je niets terug in dit vonnis. Ik sluit me daarbij aan, het is een leuke uitspraak maar ik zou er niet meteen heel hard van willen gaan roepen dat doorverkopen van software nu dus altijd mag.

Arnoud