Profiteren van andermans bedrijfsnaam

zoek-bedrijf-handelsnaam.pngHet profiteren van de naam van een concurrent is niet verboden, tenzij je handelsnaam- of merkinbreuk pleegt. Dat is kort gezegd wat het Hof Leeuwarden eerder deze maand bepaalde in een zaak over de term “scheidingsplanner”. Er is geen algemene regel in de wet dat je andermans bedrijfsnaam niet mag noemen. Daarmee wordt het vonnis uit 2011 ongedaan gemaakt.

Een scheidingsbemiddelingsbureau had advertenties (Adwords) gekocht bij Google voor het trefwoord “scheidingsplanner”. De concurrent De Scheidingsplanner had daar bezwaar tegen, omdat zij een beeldmerk en een handelsnaam had voor dat woord.

Nadat in eerste instantie de rechter had bepaald dat de advertenties te onduidelijk waren (wat merkinbreuk oplevert), vindt het gerechtshof de advertenties nu wél door de beugel kunnen.

Op zich is gebruik van iemands woordmerk in een advertentie inderdaad al snel merkinbreuk, wanneer je daarmee de indruk wekt dat je tot de merkhouder behoort. Maar dat ging hier niet op: het woordmerk was volgens het Hof eigenlijk gewoon beschrijvend voor de dienst, het plannen (uitwerken, begeleiden) van scheidingen. En beschrijvende termen mogen niet als merk worden gedeponeerd.

Een mooie grafische voorstelling van dat woord kan natuurlijk wél prima een merk zijn, maar dat wil niet zeggen dat dus het woord an sich via de achterdeur alsnog beschermd is. Een beschrijvende term mag je gebruiken, dus een beroep op het beeldmerk met die term erin gaat niet slagen (net zoals in de Cruisetravel/Cruise Factory-zaak).

Blijft over het handelsnaamrecht. Een beschrijvende term kan best een handelsnaam zijn, want de Handelsnaamwet eist geen “onderscheidend vermogen” of creativiteit. Maar je kunt je dan alleen verzetten tegen gebruik als handelsnaam door je concurrent. Het enkele opnemen van een naam in een advertentie of ergens op een site is géén handelsnaaminbreuk. Pas als je met die naam naar buiten treedt alsof je de handelsnaamhouder bent, kan sprake zijn van inbreuk.

Auteursrecht op (de formule van) de Scheidingsplanner wordt ook afgewezen want zelfs al is die formule beschermd, dan nog kun je daarmee niet het overnemen van twee woorden daaruit verhinderen.

Als laatste redmiddel had de Scheidingsplanner dan nog het gewone onrechtmatig handelen aangegrepen. Het is toch bepaald niet netjes, oftewel in strijd met de ongeschreven maatschappelijke zorgvuldigheid, dat je zomaar andermans naam gaat gebruiken voor welk doel dan ook?

Daar is het Hof snel klaar mee:

Voorop staat dat het profiteren van de naam van een concurrent, zonder dat dit in strijd is met een absoluut intellectueel eigendomsrecht, op zichzelf niet onrechtmatig is, ook niet als dit nadeel aan die ander toebrengt. Slechts op grond van bijkomende omstandigheden, kan tot onrechtmatigheid worden geconcludeerd.

Terecht, lijkt me. We hebben niet voor niet een systeem van registratie bij merken, en het is niet de bedoeling dat je zonder merk alsnog zou kunnen profiteren van bescherming die op hetzelfde neerkomt.

Welke bijkomstige omstandigheden zouden dan wel genoeg kunnen zijn? Daar gaat het Hof niet diep op in. Men merkt op dat zelfs als vast zou staan dat de concurrent opzettelijk die naam zo gekozen heeft en zo wilde aanleunen bij de bekendheid van De Scheidingsplanner, dat dan nog niet genoeg zou zijn.

Er moet echt meer zijn, bijvoorbeeld duidelijke verwarring bij klanten over met wie ze te maken hebben. Dat was in de Just-eat/Thuisbezorgd-zaak bijvoorbeeld genoeg om tot overdracht van domeinnamen met de handelsnaam van de concurrent erin over te gaan. En dáár heb ik dan weer moeite mee want dan creëer je toch weer een pseudo-merkbescherming. Maar goed.

Arnoud

Van wie is het social media account van de vereniging?

Een lezer vroeg me:

Als vrijwilliger onderhoud ik al jarenlang de website van mijn vereniging, en sinds kort ook het Twitter- en Facebookaccount. Nu heb ik helaas ruzie gekregen met iemand uit het bestuur, en ik overweeg op te stappen. Maar kan ik dan die accounts uit de lucht halen, of kan de vereniging die opeisen?

Ruzies binnen verenigingen komen helaas vaak voor, en ik merk dat er opvallend vaak mensen zijn die zelf de website hebben opgezet en privé allerlei accounts beheren die bestemd zijn voor de vereniging. Het lijkt me goed als verenigingen vaker daar zélf de regie in nemen, dan voorkom je problemen. Maar goed, het is zoals het is en er zal een oplossing gevonden moeten worden.

Zoals ik al eerder blogde, degene die de website bouwt, heeft daarop het auteursrecht. Ook als hij de site bouwt ten behoeve van een ander, zoals een vereniging. De vereniging krijgt een gebruiksrecht, een licentie, maar is niet eigenaar op de site. (Wel op de content die ze er zelf in zetten, natuurlijk.)

Een vereniging heeft echter een trucje om de rechten te claimen. In artikel 8 Auteurswet staat dat als een vereniging (of stichting, of BV, etc) een werk publiceert met alleen haar naam als de bron, de vereniging de auteursrechten heeft. Tenzij blijkt dat de vereniging die vermelding niet mócht doen, maar dat is een vrij hoge grens.

Voor Facebook, Twitter en andere accounts geldt: het account is aangevraagd door vrijwilliger X, die heeft het wachtwoord en die heeft het contract met het Amerikaanse bedrijf. Dus die en alleen die heeft rechten op het account.

Als het account de naam van de vereniging heeft, dan kan dat anders liggen. Maar niet vanwege zo’n trucje. Wat je dan doet, is als vereniging stellen dat je handelsnaam (of merknaam) geschonden wordt, en op die grond een opeisingsprocedure starten bij de dienstverlener. Zo heeft Twitter een trademark policy waarmee een merkhouder kan eisen dat een Twitteraccount van hun bedrijfsnaam wordt afgestaan. Maar of een vereniging een handelsnaam heeft, is nog maar de vraag.

Ook hier zou ik dus zeggen: beste vereniging, claim per direct uw social media accounts.

Arnoud

Wanneer is een domeinnaam inbreuk op een handelsnaam?

Regelmatig krijg ik vragen als de volgende:

Ik heb een leuke domeinnaam geregistreerd waar ik producten/diensten/informatie/affiliatelinks aanbied. Nu ben ik onlangs aangesproken door een ander bedrijf dat zegt dat die domeinnaam inbreuk op zijn handelsnaam maakt. Kan dat kloppen? Moet ik nu de domeinnaam afgeven of zijn er nog mogelijkheden?

De naam van een bedrijf is beschermd als handelsnaam. Concurrenten mogen dan niet dezelfde naam gebruiken, of een naam die verwarringwekkend veel lijkt op de handelsnaam. Zo mag je geen boekhandel onder de naam “Bol.nl” gebruiken, omdat dat te veel lijkt op de bekende internetboekhandel Bol.com. Ook Wereldbol en Boekenbol mogen niet; Het Boekenbolletje vind ik een twijfelgeval.

Een domeinnaam is echter niet per se een handelsnaam. Het kan wel – wederom Bol.com – maar het hoeft niet. Zo is de handelsnaam van deze blog “Internetrecht door Arnoud Engelfriet” want dat is de titel die je overal terugvindt. De domeinnaam blog.iusmentis.com gebruik ik zelf eigenlijk niet als naam van de blog, alleen als adres. En het adres van een bedrijf is niet zijn handelsnaam.

Zo was het gebruik van “amsterdam-thuisbezorgd.nl” door concurrent Just-Eat géén handelsnaaminbreuk, omdat er geen zakelijke dienstverlening plaatsvond op die site. Men werd slechts doorgestuurd naar Just-Eat.nl na 10 seconden lang een reclameboodschap getoond te krijgen.

Zou je een site hebben die in niets lijkt op de concurrent én die onder een eigen naam opereert, dan zouden er geen handelsnaamrechtelijke problemen moeten kunnen ontstaan. En daar gaat het toch vaak fout, want mensen bouwen zulke sites vanaf sjablonen, en die nemen de domeinnaam als sitenaam (“Welkom bij domeinnaam.nl“). En dát maakt de domeinnaam tot handelsnaam.

Een merkwaardige kronkel bij domeinnamen is wel dat er soms tóch gesproken wordt van “inbreuk”, omdat de domeinnaamhouder aanhaakt bij de bekendheid van de domeinnaam en zo verwarring zaait en profiteert van die domeinnaam. Volgens mij is dat juridisch volstrekt onjuist: die termen komen uit het merkenrecht en een handelsnaam is geen merk. Maar rechters passen die regels gewoon toe, ik vermoed omdat “inbreuk op domeinnaam” heel ernstig klinkt.

Arnoud

Nieuw op Iusmentis: Bescherming van een handelsnaam

Helaas kom ik minder vaak toe aan artikelen schrijven dan ik zou willen. Vooral omdat ik ook op ICTRecht het nodige schrijf, en natuurlijk omdat ik ook weer een boek in de steigers heb staan. Maar afgelopen weekend had ik dan toch weer even zin en tijd om wat te schrijven, ditmaal over het handelsnaamrecht.

De naam van een bedrijf is beschermd als handelsnaam. Concurrenten mogen deze niet gebruiken. Handelsnamen zijn wel regionaal beperkt, ook bij gebruik op internet.

De handelsnaam is een ietwat apart recht in de intellectuele-eigendomswereld. Je hoeft hem niet aan te vragen; het gebruik van die naam is genoeg om er bescherming voor te krijgen. En dat geldt óók als de naam beschrijvend is (in tegenstelling tot merken), hoewel je bescherming minder sterk wordt naarmate je handelsnaam beschrijvender is. En als laatste geldt de bescherming alleen in de regio’s waar het bedrijf daadwerkelijk actief is

Handelsnaamrecht geldt ook voor internet. Met een handelsnaam kan een bedrijf dus een domeinnaam opeisen die daar verwarringwekkend veel op lijkt. Wel moet de domeinnaamhouder deze dan wel als bedrijfsnaam gebruiken. Een domeinnaam die niet meer is dan een ‘vestigingsadres’ van een bedrijf onder een andere naam, kan niet via een handelsnaamrecht worden opgeëist.

Lees verder in Bescherming van een handelsnaam op Iusmentis.com.

Waar moet ik nog meer achtergrondartikelen over schrijven?

Arnoud

EBay moet filteren op inbreukmakende advertenties

oreal-ebay.jpgHet langverwachte arrest in L’Oréal/Ebay over merkenrechtelijke aansprakelijkheid van exploitanten van online marktplaatsen als eBay, zo noemde Boek 9 het. Het Hof van Justitie bepaalt dat eBay aan te spreken is wanneer haar gebruikers illegale import of namaakproducten verkopen via de wereldwijde elektronische marktplaats, mits eBay ‘actief’ betrokken is bij plaatsen of optimaliseren van de advertentie. De rechtbank kan een site als eBay vervolgens verplichten proactief te filteren op dergelijke advertenties.

Op de marktplaats van eBay werden L”Oréal producten verkocht, waaronder producten die van buiten de EU waren geïmporteerd plus monstertjes die ooit gratis waren uitgedeeld door erkende handelaren. Het Hof oordeelt dat dergelijke handel merkinbreuk is – ook die monstertjes, want die waren nooit echt “op de markt” gebracht. Een merkhouder moet daar dus tegen op kunnen treden. Wel wordt daarbij de beperking aangebracht dat een particulier die iets in de verkoop doet, niet aangesproken kan worden. Pas als uit volume, frequentie of andere kenmerken blijkt dat de handel buiten de sfeer van een privéactiviteit valt, kan er überhaupt sprake zijn van merkinbreuk.

Op zich niet heel verrassend, maar het ging natuurlijk om de vraag of je ook de marktplaatshouder eBay mag aanspreken in die gevallen. Kort gezegd: ja.

Het Hof formuleert een strenge norm, maar erkent wel het principe dat een beheerder van een elektronische marktplaats aangesproken kan worden voor advertenties geplaatst door gebruikers. Advertenties bij eBay kunnen worden verboden door merkhouders wanneer

die advertentie het de normaal geïnformeerde en redelijk oplettende internetgebruiker onmogelijk of moeilijk maakt om te weten of genoemde waren afkomstig zijn van de merkhouder of een economisch met hem verbonden onderneming, dan wel, integendeel, van een derde.

Het is dus niet zonder meer verboden om te adverteren dat je L’Oréal producten verkoopt. Wel verboden is de indruk wekken dat je een band hebt met L’Oréal. Ook verboden is producten te koop aanprijzen die niet met toestemming van de merkhouder in de EU op de markt zijn gekomen.

Dit kan dus betekenen dat eBay moet optreden bij advertenties voor L’Oréal producten als daarbij onvoldoende duidelijk is waar de producten vandaan komen of wat de adverteerder met L’Oréal te maken heeft. En nee, een disclaimertje “zelf gekocht, geen banden met Oreal” is echt niet genoeg daarvoor.

Net als Google is eBay in principe tussenpersoon voor de advertenties die haar gebruikers plaatsen. Zij slaat gegevens op voor haar gebruikers en geeft die door (in een mooi template) wanneer mensen daarom vragen. Maar wanneer eBay “een actieve rol heeft waardoor hij kennis heeft van of controle heeft over die gegevens” bij het doorgeven, dan is ze méér dan hostingprovider.

Het Hof ziet die actieve rol onder meer in advies over “de wijze waarop de verkoopaanbiedingen worden getoond te optimaliseren of deze aanbiedingen te bevorderen”. Dit lijkt in lijn met wat we in Nederland al hebben gezien: sites als Mininova of 123video die zelf uploads categoriseren of de kwaliteit controleren, werden geen rol als tussenpersoon gegund. Oftewel: wie modereert, aanvaardt aansprakelijkheid voor de inhoud. Ik blijf erbij dat dit onacceptabel is: wie adequaat modereert, mag niet aansprakelijk worden voor het er toch nog tussendoor geglipte.

Verder wijst het Hof er nog op dat eBay moet optreden wanneer ze kennis heeft van onrechtmatige advertenties. Dat is natuurlijk bekend uit de notice&takedown procedures die iedere zichzelf respecterende site moet hebben. Maar notice&takedown is niet de enige manier om op de hoogte gesteld te worden. Ook wanneer de beheerder een onwettige activiteit of informatie ontdekt na een op eigen initiatief verricht onderzoek, moet hij optreden. En dat haakt weer in op die actieve rol: een site die advertenties screent, moet dus echt optreden als ze wat zien.

Wanneer eBay weet van inbreuk, kan ze daarnaast door de rechter worden verplicht om niet alleen deze inbreuk te verwijderen of blokkeren maar ook om nieuwe gelijksoortige inbreuken te voorkomen. Jaja, preventief filteren dus. Of NAW-gegevens afgeven, want ook dat kan een plicht worden onder deze omstandigheden. Wel moet er nog een belangenafweging plaatsvinden (Promusicae-arrest, zoals bij ons al eerder in het Lycos/Pessers-arrest bepaald). Maar het Hof laat doorschermen dat professionele handelaren daar weinig van moeten verwachten: hun adres moet al bekend zijn op grond van de e-commercewetgeving, dus afgifte aan een merkhouder met een klacht is eigenlijk altijd wel terecht.

Dat preventief filteren betekent niet dat advertenties het woord “l’Oréal” niet meer mogen bevatten. Een algemeen permanent verbod om op die marktplaats producten van dat merk te koop aan te bieden, is in strijd met de Richtlijn. Bovendien zou het betekenen dat ook legitieme tweedehands of import van binnen de EU niet meer geadverteerd kan worden, en dat is natuurlijk niet de bedoeling.

De grote vraag voor mij nu: wat voor filter kun je implementeren dat inbreukmakende advertenties weert maar legitieme advertenties laat staan? Verder dan blokkeren van een identieke kopie (witruimte negerend bij de vergelijking) van een verboden advertentie, kom ik niet. Jullie wel?

Arnoud

Het volgen van de volgers van een concurrent

mediavacatures.pngEen oudere domeinnaam kan worden opgeëist door een jongere handelsnaamhouder, maar dan moeten er wel bijzondere omstandigheden zijn. Dat blijkt uit een vonnis in kort geding van de rechtbank Amsterdam over Mediavacature.nl (2006) en mediavacatures.nl (2002). Maar het volgen van volgers van de concurrent op Twitter is daarentegen niet verboden, tenzij je “op slinkse wijze” klanten van de concurrent “weglokt” door verwarring te scheppen over jouw identiteit versus die van de concurrent.

Domeinnaamhouders hebben vaak het idee dat hun oudere domeinnaamregistratie ze beschermt tegen acties van latere merk- of handelsnaamhouders. Omgekeerd denken handelsnaam- of merkhouders nog wel eens dat ze alles kunnen opeisen omdat zij een juridisch recht hebben. De waarheid ligt in het midden. De wet gaat uit van de merk of handelsnaam en bekijkt dan of daar inbreuk op gepleegd wordt. De datum van registratie van de domeinnaam kan daarbij een factor zijn, maar is op zichzelf niet doorslaggevend.

In dit geval kon de eiser aantonen dat hij vanaf najaar 2006 met de handelsnaam Mediavacature.nl (zonder s) opereerde. Hij had facturen, offertes, persberichten en dergelijke overlegd waar deze handelsnaam op stond. En zo hoort het. Handelsnaamgebruik bewijs je door daadwerkelijk met die naam naar buiten te treden. Het registreren bij de KVK helpt je niet.

De domeinnaam mediavacatures.nl dateerde uit 2002. Tussen 2002 en 2007 werd de domeinnaam echter niet als handelsnaam gebruikt, maar alleen als doorlink-URL naar mediaflex.nl. Rond augustus 2006 verschenen er stukken waarin plannen werden voorgesteld om iets te doen met die domeinnaam, maar plannen zijn nog geen handelsnaamgebruik. Je moet echt naar buiten treden en je profileren als bedrijf onder die naam. Daarmee kan de gedaagde zich niet beroepen op een ouder handelsnaamrecht.

De rechtbank, die zich overigens bevoegd achtte “omdat de gewraakte handelingen van gedaagden op het internet plaatsvinden, [en dus] tevens plaats in het arrondissement Amsterdam”, vindt dat inbreuk wordt gepleegd op het handelsnaamrecht van de eiser. De domeinnaam lijkt zo veel dat er haast wel verwarring móet ontstaan. Maar omdat men al vrijwillig het gebruik van deze domeinnaam had gestaakt en had toegezegd niet langer te opereren onder die naam, blijft het bij een verbod an sich. De domeinnaam hoeft niet te worden overgedragen.

Ook bleek de gedaagde op Twitter actief te zijn geweest met het account @mediavacatures. Daarmee werden klanten van eiser gevolgd. Dat vindt de rechtbank niet verboden:

Het volgen van de volgers van een concurrent kan dan ook voorshands niet onrechtmatig worden geacht. Uitgangspunt is immers dat het profiteren van andermans product, inspanning, kennis of inzicht op zichzelf niet onrechtmatig is, ook niet als dit nadeel aan die ander toebrengt. Dit is pas anders indien een twitteraar (al dan niet bewust) bij het publiek verwarring creëert over zijn identiteit en zodoende “op slinkse wijze” klanten van de concurrent “weglokt”.

De rechtbank vindt het echter niet meer aannemelijk dat de eiser nu nog klanten kwijt zal raken, omdat de gedaagde immers niet meer de bedrijfsnaam Mediavacatures.nl mag gebruiken. Het wordt ze wel verboden om deze handelsnaam op Twitter te voeren. En als je nu kijkt op Twitterrr dan lijkt men daaraan voldaan te hebben: bij het account staan nu duidelijkde bedrijfsnaam “MV Jobs Media” met alleen als ondertitel “@Mediavacatures on the world wide web”. Ook het logo is van MV Jobs. Niemand kan dit nog aanzien voor het bedrijfstwitteraccount van @Mediavacature.

Arnoud

De geografisch verwijderde domeinnaam

shoe-times.jpgEen Gronings bedrijf had de domeinnaam www.shoetime.nl geregistreerd voor hun bedrijfswebsite. Prima, alleen vond een bedrijf uit Panningen, gemeente Peel en Maas, dat dat inbreuk op hun handelsnaam opleverde. Zij heette namelijk óók Shoetime en beide bedrijven deden iets met schoenen. Het Gerechtshof wijst de eis af (via): de bedrijven opereren niet in hetzelfde geografische gebied. Dat de gedaagde een .nl-domeinnaam had, maakt niet dat ze in heel Nederland actief zijn.

De handelsnaam is een ietwat apart recht in de intellectuele-eigendomswereld. Je hoeft hem niet aan te vragen; het gebruik van die naam is genoeg om er bescherming voor te krijgen. En dat geldt óók als de naam beschrijvend is (in tegenstelling tot merken), hoewel je bescherming minder sterk wordt naarmate je handelsnaam beschrijvender is. En als laatste geldt de bescherming alleen daar waar je actief bent in Nederland.

In deze rechtszaak draaide het om dat laatste punt. Groningen en Panningen liggen bepaald niet bij elkaar in de buurt, zodat je moeilijk kunt spreken van twee bedrijven die in hetzelfde gebied opereren. Het enige twistpunt is volgens het Hof dan ook het gebruik van de domeinnaam shoetime.nl. Deze bleek namelijk in de praktijk tot verwarring te leiden, omdat mensen die zochten naar het Panningse bedrijf ‘shoetime.nl’ intypten en dan ineens een Gronings bedrijf op het scherm hadden.

Daarover begint het Hof met een opmerkelijke overweging:

Het gebruik van een handelsnaam in en met name als een domeinnaam zal immers, nu het internet heel Nederland bestrijkt, zonder meer meebrengen dat die handelsnaam in heel Nederland niet meer gebruikt kan worden.

Anders gezegd: wie kiest er nou een handelsnaam waarvan de .nl niet meer beschikbaar is?

Maar toch is dat niet genoeg om meteen van inbreuk te kunnen spreken.

Het enkele feit dat een onderneming een website heeft brengt echter nog niet mee dat reeds daarom de bekendheid waarop artikel 5 Hnw doelt tot heel het land wordt uitgebreid en bescherming geboden dient te worden. Artikel 5 Hnw heeft dan ook niet de strekking de (regionale) bescherming die zij (de domeinnaam weggedacht) biedt, uit te breiden tot heel Nederland indien en zodra een onderneming haar handelsnaam in een domeinnaam opneemt.

De Handelsnaamwet (Hnw) is expliciet bedoeld om regionale bescherming in te voeren, en geen landelijke. Het kan dus niet zo zijn dat een .nl-domeinnaam automatisch handelsnaaminbreuk oplevert. Dat vond de rechtbank Den Bosch een tijd geleden ook (met “uit een beeldscherm komt geen bier” als argument waarom café en site verschillend zijn).

Er kan pas sprake zijn van inbreuk als klanten uit de regio van de handelsnaamhouder zaken gaan doen met de concurrent. Immers dan pas opereert de concurrent in die regio. En dat is hier niet gebeurd. Het enkele feit dat de domeinnaam verwarring kan doen ontstaan is onvoldoende om van handelsnaaminbreuk te spreken.

Terecht, lijkt me. Hoe irritant het ook is dat je domeinnaam niet meer vrij is, het handelsnaamrecht is beperkt en kan dus niet zomaar ingezet worden om de domeinnaam van een ander bedrijf in een ander deel van Nederland in te pikken.

Update: (29 mei 2012) in een andere zaak gaf de doorslag dat theoriecursussen voor het autorijbewijs niet via internet maar op locatie werden gegeven (Theoriegarantie versus Theoriegarant).

Arnoud

Op verwarringwekkende wijze aanhaken bij andermans domeinnaam

just-eat-thuisbezorgd-winkel-deur.pngDe domeinnaam “chinees-thuisbezorgd.nl” veroorzaakt verwarring over de eigenaar van de site: de consument verwacht dat dat Thuisbezorgd.nl is. Maar omdat concurrent Just-Eat daar eigenaar van is, is hier sprake van domeinnaaminbreuk en moet de domeinnaam worden overgedragen. Dat oordeelde het Gerechtshof begin deze maand in het hoger beroep van de Just Eat/Thuisbezorgd-zaak van juli 2009 (LJN BP1963).

Just-Eat had diverse domeinnamen geregistreerd waarin de aanduiding “thuisbezorgd” voorkwam, zoals “amsterdam-thuisbezorgd.nl” en “chinees-thuisbezorgd.nl”. Thuisbezorgd.nl meende dat dit handelsnaaminbreuk opleverde, omdat zij immers handelde als Thuisbezorgd.nl en potentiële klanten die die domeinnaam zien, zullen denken dat die sites bij haar hoorden.

Just-Eat was het daar niet mee eens: zij linkte slechts die domeinnamen door naar haar eigen site, en daar stond duidelijk “Just Eat” op. Daarmee zou verwarring uitgesloten zijn. Op zich een terecht argument, alleen had Just-Eat een tussenpagina geplaatst op de homepage van die domeinnamen die 10 seconden in beeld bleef en “In Amsterdam eten thuisbezorgd krijgen via Just-Eat!” of iets als “Chinees eten thuisbezorgd krijgen via Just-Eat!” toonde, plus een mededeling dat binnenkort daar een site geopend zou worden. Het Hof oordeelt echter dat zo’n vermelding nog nét geen handelsnaamgebruik is, omdat er immers nu nog geen zakelijke dienstverlening plaatsvindt op die site.

Het volgende argument van Thuisbezorgd.nl was dat Just-Eat toch onrechtmatig handelde, omdat het evident was dat ze wilde aanhaken bij de bekende handelsnaam Thuisbezorgd.nl met die toegespitste domeinnamen (volgens de “kom nou toch”-toets). Daarover neemt het Hof als uitgangspunt

dat het profiteren van andermans product, inspanning, kennis of inzicht op zichzelf niet onrechtmatig is, ook niet indien dit nadeel toebrengt aan die ander. Waar het gaat om het profiteren van het onderscheidingsmiddel van een ander mag dit er niet toe leiden dat het publiek op onrechtmatige wijze in verwarring wordt gebracht.

Er spelen dus twee vragen: ten eerste is er sprake van verwarring, en ten tweede is die verwarring onrechtmatig?

Bij de eerste vraag is het Hof snel klaar:

[Het Hof is] van oordeel dat voldoende aannemelijk is dat bij het publiek verwarring kan ontstaan. Bij het normaal oplettende publiek kan immers de indruk ontstaan dat het van doen heeft met een onderdeel van (de onderneming van) Thuisbezorgd.nl dat meer specifieke mogelijkheden biedt met betrekking tot de steden en/of menukeuzes waarin zij bemiddelt.

Dat lijkt me terecht, de combinatie “plaats/bedrijfsnaam” of “dienst/bedrijfsnaam” is een gebruikelijke manier om jezelf in specifieke niches bekend te maken.

Bij de tweede vraag neemt het Hof de kennelijke intenties van Just-Eat mee:

Veeleer dringt zich de indruk op dat Just-Eat doelbewust op de domeinnaam/handelsnaam van Thuisbezorgd.nl gelijkende domeinnamen heeft geregistreerd om daarin mee op voor het publiek verwarringwekkende wijze te kunnen aanhaken bij het succes en de naamsbekendheid van Thuisbezorgd.nl. Het voorgaande brengt mee dat de wijze waarop Just-Eat de op de handelsnaam van Thuisbezorgd.nl gelijkende domeinnamen gebruikt, naar het voorlopig oordeel van het hof, op onrechtmatige wijze tot verwarring leidt en daarmee de grenzen van eerlijke mededinging overschrijdt.

Het verweer dat “thuisbezorgd” een gebruikelijke uitdrukking is voor de diensten van Just-Eat (eten bezorgen) mag niet baten. Zó gebruikelijk is die naam nu ook weer niet. Misschien dat het bij een naam als “eten bezorgen” wel gelukt zou zijn. Maar het is hier voor het Hof zo duidelijk dat de combinatie gekozen is om de concurrent te pesten, dat het Hof de vorderingen toewijst. Just-Eat mag de domeinnamen inleveren en is verder diverse dwangsommen verschuldigd.

Ik blijf erbij dat dit een foute redenering is: de vordering tegen “onrechtmatige verwarring” is precies waar de merkenwet voor bedoeld is. En die is duidelijk: zo’n vordering mag alleen als je een merk geregistreerd hebt. Maar ja, wie het zo bont maakt met domeinnamen, heeft de schijn zodanig tegen dat ‘ie hoe dan ook gaat verliezen.

Arnoud

Is de Google cache handelsnaamgebruik?

Ah, executiegeschillen. Altijd leuk voor haarsplitsend moeilijkdoen op de juridische vierkante millimeter. Wie een rechtszaak verliest, wordt vaak op straffe van een dwangsom veroordeeld om iets te stoppen (of juist iets te doen, zoals een artikel verwijderen). Voor de winnaar maakt dat de controle op de naleving extra interessant: doet de verliezer niet precies wat hij moet doen, dan kun je een fors bedrag incasseren aan dwangsommen. Zeker als de verliezer denkt dat hij wél correct heeft voldaan.

In mei van dit jaar stonden de bedrijven Boco en CWS-boco voor de rechter over de handelsnaam “Boco”. De uitkomst daarvan was dat het internationale bedrijf CWS-boco inbreuk pleegde op de handelsnaam van Boco, en dus haar naam moest veranderen in Nederland. Vervolgens veranderde CWS een en ander (briefpapier, website, visitekaartjes, lichtreclame, opdruk bedrijfswagens) waarna Boco een deurwaarder langsstuurde die 1,4 miljoen (en dertien cent) eiste aan verbeurde dwangsommen. Dat werd na een tijdje zelfs 3,1 miljoen (en 73 cent).

De reden? Wie bij Google zocht naar “boco” vond nog diverse webpagina’s van CWS waarop de termen “CWS-boco” of “Boco” voorkwamen. Ook hadden enkele medewerkers “CWS-boco” in hun Linkedinprofiel staan. Reden voor Boco om een executiegeschil aanhangig te maken. De kortgedingrechter in Den Bosch maakt in zijn vonnis (via) echter korte metten met de interpretatie van Boco van het vonnis van mei.

Je kunt inderdaad juridisch verplicht zijn Google op te schonen na een vonnis, maar hier gaat dat niet op:

Naar het oordeel van de voorzieningenrechter kan het enkele feit dat men via in google ingevoerde merktemen met het woord “boco”‘ resultaten krijgt die (indirect) in verband zijn te brengen met CWS, niet worden gekwalificeerd als handelsnaamgebruik waardoor verwarring te weten valt in de zin van artikel 5 Hnw.

De veroordeling ging immers over het gebruik van Boco als handelsnaam, en de gecachte pagina’s in Google vallen daar niet onder. CWS presenteert zich niet (meer) als CWS-Boco. De werkelijke pagina’s waren aangepast, en daarmee had CWS aan de eis voldaan. Bovendien had Boco niet expliciet geëist dat CWS Google zou gaan opschonen, en wat niet wordt geëist hoeft niet te worden gedaan.

Ook het feit dat mensen op Linkedin melden dat ze werkzaam zijn (of waren) voor CWS-boco blijkt geen schending van het verbod uit het vonnis.

Van CWS kan gelet op de veroordeling in het vonnis van 12 mei 2010 wellicht verwacht worden dat zij haar werknemers erop wijst dat deze zich bewust dienen te zijn van de (handels)naamwijziging die CWS opgelegd heeft gekregen en dat zij, indien zij namens CWS handelen, met deze nieuwe naam naar buiten moeten treden, maar het noemen van de voormalige naam van CWS op een site als LinkedIn is niet te beschouwen als een handeling door deze werknemers namens CWS en kan daarom niet gezien worden als het voeren van een handelsnaam door CWS.

Ik kan hier niet goed uithalen of de rechter dit vindt omdat hij Linkedinprofielen ziet als privépagina’s van de werknemers of omdat het noemen van je werkgever geen handelsnaamgebruik is. Maar hoe dan ook lijkt het me inderdaad raar om zo’n Linkedinvermelding aan het bedrijf toe te rekenen.

Arnoud

Twitteren maakt je bedrijf nog niet landelijk

minibar-vind-ons-hier-rechtbank-bevoegd.pngWanneer richt een bedrijf zich op Nederland? Wie een bedrijf exploiteert, heeft een handelsnaamrecht: een ander bedrijf in dezelfde geografische regio en zelfde branche mag die naam niet ook voeren. Die geografische regio beperkt het handelsnaamrecht: een café in Eindhoven en een café in Amsterdam kunnen dezelfde naam hebben, want die zullen niet snel met elkaar verward worden. Maar wat nu als het Eindhovense café op Hyves en Twitter zit?

Die vraag kreeg de rechtbank Utrecht recent voor de kiezen (via). Een Amsterdams café MiNiBAR had bezwaar tegen het Eindhovense café De Minibar, en had daarover in Utrecht een rechtszaak aangespannen. Waarom Utrecht? Omdat het Eindhovense café in heel Nederland, en dus ook in Utrecht, reclame zou maken via sociale netwerken en daarmee als bedrijf zich op heel Nederland zou richten.

De rechter wijst dit echter af. Reclame op een website of social media is niet hetzelfde als bedrijfsmatig actief zijn in de zin van de handelsnaamwet. De website is “ondersteunend aan de exploitatie van het café” en niet een zelfstandige bedrijfseconomische activiteit. En de Hyves- en Twitterprofielen zijn ook niet relevant:

Daarnaast maakt de enkele omstandigheid dat personen in Utrecht gebruik maken van de sociale media waarop de Minibar BV een profiel heeft naar het oordeel van de voorzieningenrechter niet dat kan worden aangenomen dat de handelsnaam van de Minibar BV buiten Eindhoven en directe omgeving wordt gevoerd op een wijze die handelsnaamrechtelijk relevant is. Dit geldt evenzeer voor het genomineerd worden voor een landelijke award.

Ik snap de redenering, maar je kunt net zo goed de andere kant op: wie Twittert of Hyvet, wil dat heel Nederland zijn berichten leest. Als je dat als bedrijf doet, wil je dus dat heel Nederland je bedrijf leert kennen. Richt je je dan op heel Nederland? Volgens het Europese Hof niet, hoewel we daar vorige week nog flink wat discussie over hadden. Dus is het echt doorslaggevend dat het café fysiek in Eindhoven zit en dat weinig mensen uit Amsterdam daar even heen gaan voor een drankje?

Update (22 februari 2011) ook de rechtbank Den Bosch vindt dat dit geen handelsnaaminbreuk is:

Naar de – zeker beneden de Grote Rivieren geldende doch naar de voorzieningenrechter uit eigen wetenschap bekend is ook elders bestaande – verkeersopvattingen pleegt evenwel het voor zowel klant als uitbater interessante contact met een bar of café bij uitstek tot stand te komen doordat de klant de betreffende gelegenheid persoonlijk betreedt, gevolgd door het aldaar (doen) bestellen en tegen betaling daadwerkelijk genieten van – veelal alcoholische – dranken. Daarbij komt het sociale aspect met name tot zijn recht door de lijfelijke aanwezigheid van andere personen in de betreffende gelegenheid. Kort gezegd: dienstverlening in een cafébar is bij uitstek plaatsgebonden en niet virtueel. Uit een beeldscherm komt geen bier.

Men was kennelijk al in de carnavalssfeer.

Arnoud