Creative Commons versie 3 uitgebracht

Versie 3 van de populaire Creative Commons licenties is nu beschikbaar. Creative Commons licenties bieden een eenvoudige en gestandaardiseerde manier om toestemming te geven voor gebruik van auteursrechtelijk beschermde werken.

CC 3.0 kent twee belangrijke wijzigingen: de Share-Alike of Gelijk Delen-licenties staan nu toe om afgeleid werken onder een compatibele licentie uit te brengen, en de licentie lost problemen rondom collectief rechtenbeheer op.

Aanpassing van Gelijk Delen: Wie het maken van afgeleide werken toestaat, kan dat doen onder de “gelijk delen” beperking. Die houdt in dat het afgeleide werk verplicht onder dezelfde Creative Commons-licentie moet worden uitgebracht. Op die manier komt het afgeleide werk ook weer beschikbaar voor iedereen. Het achterliggende idee is het laten groeien van de hoeveelheid beschikbare Creative Commons-werken.

In de praktijk levert dat wel eens problemen op. Zo is bijvoorbeeld Wikipedia niet onder Creative Commons maar onder de GNU Free Documentation License. CC-gelijk delen werken mogen dus niet tot Wikipedia-document verwerkt worden.

Creative Commons kan nu licenties aanwijzen die “compatibel” zijn met CC 3.0. Een gebruiker mag dan het origineel of een afgeleid werk uitbrengen onder zo’n compatibele licentie in plaats van de Creative Commons licentie zelf. Daarmee kunnen CC-gelijk delen werken straks bijvoorbeeld wel in Wikipedia worden opgenomen.

Collectief rechtenbeheer: de Auteurswet regelt verplichte vergoedingen voor auteurs bij een aantal vormen van hergebruik. Deze worden door BUMA, Stemra, SENA en al die andere clubs geïncasseerd. De thuiskopieregeling bijvoorbeeld kent een toeslag op elke lege drager zoals CD of DVD. De muzikant of andere maker kan geen afstand doen van het recht op deze toeslag. Omdat Creative Commons-licenties geen vergoeding eisen, kun je je afvragen of je als muzikant dan wel werk onder Creative Commons uit kunt brengen. Versie 3 maakt een einde aan die twijfel. De nieuwe sectie 3e bepaalt:

Non-waivable Compulsory License Schemes. In those jurisdictions in which the right to collect royalties through any statutory or compulsory licensing scheme cannot be waived, the Licensor reserves the exclusive right to collect such royalties for any exercise by You of the rights granted under this License;

Voor vergoedingen waar de auteur wel afstand van kan doen, bepaalt het artikel dat de maker er bij deze afstand van doet.

Andere nieuwe wijzigingen:

  • De licentie bevat nu een bepaling over het databankenrecht. In Europa zijn databanken los van het auteursrecht ook nog eens apart beschermd tegen overname en ontlening. Creative Commons 3.0 licenties regelen nu ook de toegang en hergebruik van zo’n databank.
  • Het is nu expliciet verboden om de verplichte naamsvermelding zo te presenteren dat het lijkt of de maker iets te maken heeft met jouw hergebruik.
  • De licentie vermeldt expliciet dat de auteur geen afstand doet van zijn morele rechten. Met deze rechten kan een auteur zich verzetten tegen verminking van zijn werk.

Een belangrijker probleem met deze organisaties is dat als je er gebruik van wilt maken, je je rechten af moet staan:

De standaard overeenkomst van BUMA/STEMRA maakt (tot op heden) gebruik van een bepaling waarbij het exploitatierecht voor het gehele repertoire van de aangesloten kunstenaars exclusief bij BUMA/STEMRA komt te liggen. Hierdoor kunnen BUMA/STEMRA leden feitelijke geen werken onder een CC-licentie verspreiden als zij tegelijkertijd via BUMA/STEMRA royalties voor andere werken willen innen.

Dat is niet op te lossen in een Creative Commons licentie. De Buma zal deze contracten moeten aanpassen zodat ze passen bij Creative Commons licenties. Dat had de organisatie in januari 2006 al beloofd trouwens.

(Via Livre).

Arnoud

De geschriftenbescherming: tegen integraal overnemen

Naar aanleiding van het Jaap-vonnis nog even over de geschriftenbescherming die succesvol ingeroepen werd tegen de integrale overnamen van huizenomschrijvingen van de makelaarsites. De tekstjes in kwestie waren zo kort dat je je af kunt vragen of ze wel creatief genoeg waren voor auteursrecht. Maar dat deed er niet toe, want Jaap nam integraal over en dat mag ook niet bij “onpersoonlijke geschriften”.

Artikel 10, lid 1, sub 1 van de Auteurswet bepaalt dat onder werken van letterkunde, wetenschap of kunst mede verstaan worden “alle andere geschriften”. Uit met name dat alle heeft de Hoge Raad afgeleid dat voor geschriften de eis van creativiteit en originaliteit niet geldt. De enige eisen zijn:

  1. De tekst is op schrift gesteld. Een elektronisch geschrift telt ook.
  2. <li>De geschriften zijn openbaar gemaakt of bestemd om openbaar te worden gemaakt. Boodschappenlijstjes zijn dus niet beschermd door de geschriftenbescherming.</li>
    

Een puur feitelijk en zakelijk lijstje woorden is als zodanig dus ook beschermd. De omvang van de bescherming is wel een stuk minder dan bij creatieve werken. Alleen het openbaar maken en/of verveelvoudigen van een ‘eenvoudige herhaling’ van het werk is verboden.

Wel moet bij inbreuk worden bewezen dat er specifiek van dat geschrift is overgenomen. Dat is lastiger dan het lijkt: is mijn woordenlijst ontleend aan het Groene Boekje, het Witte Boekje of de dikke Van Dale? Je moet dan bijvoorbeeld kijken naar typefouten en andere slordigheden die uniek zijn voor het geschrift.

Geschriftenbescherming staat los van de auteurswet. Zoals Dick van Engelen het omschrijft:

Uit het Televizier-arrest (NJ 1966, 116) blijkt dat, hoewel deze geschriftenbescherming op een uitleg van artikel 10(1)(1) Aw is gebaseerd, het geen auteursrecht betreft maar om een sui generis recht gaat. De Hoge Raad gaf aan dat de bepalingen van de Auteurswet slechts naar analogie op niet-oorspronkelijke geschriften van toepassing zijn. Voor ieder voorschrift van de Auteurswet dient afzonderlijk bekeken te worden of, en in hoeverre, dat op een niet-oorspronkelijk geschrift van toepassing is.

Geschriftenbescherming is altijd een ‘hot topic’ geweest voor juristen. Het past niet binnen de Auteurswet, die immers ontworpen is voor creatieve en originele werken. Geschriftenbescherming beschermt iets dat met alleen hard werken (een lijstje maken) verkregen is.

Toen de Databankenrichtlijn er door kwam, was dan ook de verwachting dat de geschriftenbescherming opgeheven zou worden. Een databankrecht was specifiek bestemd voor het beschermen van lijstjes die met hard werken maar zonder creativiteit verkregen was.

Geschriftenbescherming komt uit de auteurswet, en ook die werd aangepast naar aanleiding van de Databankenrichtlijn. Voor lijstjes en dergelijke mocht vanaf toen alleen nog de eis worden gehanteerd dat “de keuze of de rangschikking van de stof een eigen intellectuele schepping van de maker vormt”. Een bloemlezing of een lijst met de “Top 100 mooiste popsongs” is daarmee beschermd. Maar een onpersoonlijk geschrift waaruit geen creatieve keuze of rangschikking blijkt, valt buiten de boot. Einde van de geschriftenbescherming dus.

Niet helemaal. Uit de parlementaire geschiedenis van de wetswijziging blijkt dat de wetgever bij de omzetting van de Databankenrichtlijn er uitdrukkelijk voor heeft gekozen om de geschriftenbescherming krachtens de Auteurswet in haar toen bestaande vorm te handhaven. Art. 10 lid 4 van de Auteurswet sluit alleen geschriftenbescherming uit voor geschriften die als databank te zien zijn. Professor Hugenholtz (IVIR) merkte al in zijn annotatie bij Hof van Justitie 9 november 2004 (British Horseracing Board/William Hill) op dat dit niet hoort:

de richtlijn is in de Nederlandse wet verkeerd geïmplementeerd. De wet had geen ruimte mogen laten voor auteursrechtelijke bescherming van niet-oorspronkelijke databanken, ongeacht of daarin substantieel geïnvesteerd is of juist niet.

Geschriftenbescherming blijft daarmee een rare kronkel in het Nederlands auteursrecht.

Lex Bruinhof van Wieringa Advocaten ergert zich aan het oprekken van de geschriftenbescherming tot ook foto’s:

Een foto kan dus tot geschrift worden (althans onder dezelfde bescherming vallen) als deze samen met tekst één geheel vormt. Aldus de rechter, althans. Dat gaat mij veel te ver. De geschriftenbescherming is al een buitenbeentje in ons auteursrecht; het ook nog eens gaan oprekken daarvan is mijns inziens vragen om moeilijkheden. En ook helemaal niet nodig. In mijn beleving zijn foto’s op makelaarssites doorgaans oorspronkelijk genoeg om voor bescherming in aanmerking te komen. Maar goed, de rechter erkent thans dus ook “fotogeschriften”.

Arnoud

Hirsch Ballin boos op Musicopy

Minister Hirsch Ballin van Justitie is boos op de Stichting Musicopy. Deze stichting incasseert royalties voor gebruik van auteursrechtelijk beschermde bladmuziek. Op zich niets mis mee, bladmuziek is beschermd en wie beschermd werk kopieert, moet daarvoor betalen (tenzij het gaat om een kopie voor eigen oefening of gebruik). Wat wel mis is, is de manier waarop Musicopy dat doet. Hirsch Ballin legt uit:

De Stichting Musicopy is een privaatrechtelijke rechtspersoon die in opdracht van de rechthebbenden van bladmuziek optreedt ter uitoefening van hun rechten. Dat betekent dat de stichting geen opsporings- of handhavingsactiviteiten mag uitvoeren. De manier waarop de stichting zich manifesteert, is daarmee niet in overeenstemming. Aan dat gedrag moet een einde komen.
De minister deelt mede dat hij hierover op 6 juli 2007 met de leiding van de Stichting Musicopy zal spreken om te komen tot een verheldering van de positie van de stichting. Daarbij zal duidelijk worden gemaakt dat niet de indruk mag worden gewekt dat de stichting een opsporingsinstantie is die toeziet op de verrichtingen van de muziekverenigingen, koren en orkesten.

Via Volledig bericht, pardon Boek 9.

Arnoud

Contract eenzijdig aanpassen mag niet zomaar (goh)

Amerikaans Internetrecht met een hoog “duh” gehalte: een bedrijf mag overeenkomsten niet eenzijdig aanpassen door simpelweg aangepaste voorwaarden op de website te zetten, zo besliste het 9e Hof van Beroep onlangs.

Eenzijdig aanpassen van voorwaarden mag in Nederland op zich wel, mits aan twee voorwaarden is voldaan.

Ten eerste moet in de oorspronkelijke overeenkomst zijn afgesproken dat de partij in kwestie het recht heeft om de voorwaarden eenzijdig aan te passen. Staat dat nergens, dan mogen de voorwaarden alleen worden aangepast als beide partijen daarmee instemmen.

Ten tweede moet de wederpartij in dat geval het recht hebben de overeenkomst op te zeggen. Dit blijkt uit de wettelijke regeling omtrent algemene voorwaarden: een beding dat een partij het recht geeft de overeenkomst zomaar te wijzigen, wordt vermoed onredelijk bezwarend te zijn (art. 6:237 sub C BW). Bij een overeenkomst tussen twee (grote) bedrijven ligt dit anders. Als die met elkaar willen afspreken dat de een zomaar de overeenkomst mag aanpassen, dan mag dat. Je zou alleen wel gek zijn als bedrijfsjurist als je daarmee instemde.

En natuurlijk moet je het wel meedelen aan de wederpartij. Je kunt ook in Nederland niet volstaan met een aanpassing op je website. Je zult echt de mensen individueel aan moeten schrijven met de nieuwe voorwaarden.

Arnoud

TLC: zijn digitale kopieën van publiek-domein werken beschermd door het auteursrecht?

Olivier Oosterbaan (zwaai) heeft weer een mooie analyse op zijn blog Technology Law Culture: zijn digitale reproducties van werken uit het publieke domein beschermd door het auteursrecht?

First, as background, we will explain why we want to use such a work, and why we prefer or even need to use a reproduction made by someone else. Second, we will explain why explicit permission to use such reproduction might not be necessary as far as copyright is concerned. Third, we will explain why again we will err on what is perhaps the safe side of things (…).

Arnoud

Innovatie in draadloos breedband: Nederland versus VS

In Nederland zal het nog wel even duren voor we landelijk draadloos breedband hebben. Het laatste nieuws hier is dat we een “proeftuin voor digitale diensten” gaan beginnen dit najaar. Zo kan bijvoorbeeld een rederij in de haven een kleine FM-zender neerzetten om wachtende passagiers via de autoradio te informeren. Hoe innoverend.

Nee, dan de VS. Daar komt het 700 MHz spectrum vrij omdat alle Amerikaanse televisie in 2009 digitaal moet zijn. De FCC organiseert een veiling voor bedrijven die draadloze breedbandnetwerken op deze frequenties willen aanbieden. Traditioneel zitten in de VS draadloze netwerken meestal stevig op slot, en de apparaten zijn beperkt in hun mogelijkheden. Dankzij lobbywerk van Google gelden voor dit spectrum nu andere regels.

Die netwerken moeten open zijn: klanten mogen op zo’n netwerk willekeurige applicaties gebruiken, zoals bijvoorbeeld Skype, en het moet werken met elk apparaat op het draadloos netwerk. Het belangrijkste doel van de veiling lijkt daarmee gedeeltelijk gehaald: met zo’n open netwerk ontstaat een derde manier van toegang tot Internet, naast kabel en (ADSL)-telefoon.

In een kritisch artikel in Fortune maakt Brent Schlender zich nog zorgen over de marktmacht van Google die blijkt uit dit lobbywerk en wat Google van plan is met die bandbreedte. Google is een advertentiefirma die zo veel mogelijk kanalen wil openstellen om advertenties aan gebruikers van hun diensten te kunnen tonen:

Google wants to take its breathtakingly profitable targeted advertising beyond PCs and inject it into any other medium it can find, whether it be radio or TV or even newspapers and magazines. But the biggest prize of all may be cellphones. Why? Because there are so damn many of them, and they’re behaving more and more like pocket-sized, full-blown computers (e.g. the iPhone).

Ik hoef geen iPhone, maar ik wil wel landelijk dekkend draadloos breedband. Dan zoek ik op de site wel op wanneer de veerboot vertrekt.

Arnoud

Zit Microsoft aan GPLv3 vast?

GPL versie 3 is tegen Microsoft. En helemaal tegen die man die die creatieve deal met Novell bedacht heeft, waarbij Microsoft tegen betaling octrooilicenties geeft aan klanten van Novell voor het gebruik van SuSE Linux. Dus liep GPLv3 acht maanden achterstand op met als doel een constructie te verzinnen waardoor Microsoft nu aan GPL versie 3 hangt.

Op het eerste gezicht lijkt dat raar. Microsoft verspreidt geen GPL versie 3 software, en heeft dus geen GPL licentie nodig zou je zeggen. Bovendien, alleen de licentietekst aanpassen is niet genoeg. Microsoft moet ook iets doen waaruit blijkt dat ze akkoord zijn met de licentie. Zo meldde Slashdot onlangs dat een advocaat heeft gezegd (jaja, betrouwbare bronnen) dat Microsoft niet aan GPL versie 3 vastzit. Want, zo vertelt ze:

The strategy, Lam-Beattie said, will ultimately fail because parties have to willingly enter contracts, and contracts can’t be retrospective.

In this case, she said, Microsoft never acted – never ‘entered’ into the agreement, and the terms and conditions can only apply to new actions by Microsoft, not older ones. She said: “Their actions so far are not enough to say that they are bound.”

Maar het gaat niet om het feit dat Novell en Microsoft ooit een overeenkomst sloten en dat daardoor Microsoft nu aan GPL versie 3 vastzit. Dat kan inderdaad niet. “Iedereen die vorig jaar een contract sloot met Novell, verklaart zich daarmee nu alsnog akkoord met mijn licentie.”

Dat stukje “willingly” is gedeeltelijk waar. Je kunt in principe niet aan een contract gebonden worden tegen je wil. Maar als jij doet alsof je het wel wilt, kun je achteraf niet zeggen dat je het eigenlijk stiekem toch niet wilde. Als je iets doet waaruit blijkt dat je akkoord bent met de licentie, kun je daarna niet meer roepen dat je dat eigenlijk niet wilde. Zeker bij auteursrecht. Stel je verspreidt software. Dan ben je of akkoord met de licentie, of je bent auteursrecht aan het schenden. Wat is nu het meest logisch? Ik zou zeggen dat je akkoord bent met de licentie.

Nee, het plan is anders. En het gaat wel degelijk over toekomstige activiteiten. Zoals ik al schreef op Livre: Novell gaat straks GPL versie 3 software verspreiden, en Microsoft geeft Novell-klanten daar een octrooilicentie op. Maar GPL versie 3 eist dat Novell zo’n licentie voor de hele wereld had moeten afsluiten. Dus Novell schendt de GPL door toch te verspreiden met zo’n beperkte licentie.

Microsoft zet Novell daartoe aan. We weten uit de Amerikaanse Grokster-uitspraak dat “aanzetten tot inbreuk” ook inbreuk op het auteursrecht is (wat laatst nog bij een pornozaak aan de orde was). En de GPL zegt dat je je akkoord verklaart met de GPL door iets te doen dat normaal inbreuk is. Dus Microsoft zit nu vast aan GPL versie 3 en licentieert daarmee al haar octrooien gratis aan de hele open source gemeenschap. Pardon, vrije software gemeenschap.

Arnoud

Vraag het Mr. Ras: Wanneer is een blog hoster aansprakelijk? (op ISPam.nl)

In de serie Vraag het Mr. Ras op ISPam.nl beantwoordt Steven Ras van ICTRecht vragen over internetrecht. En zolang hij mij linkt bij de antwoorden, verwijs ik er graag naar. 🙂

De nieuwste vraag gaat over de aansprakelijkheid van providers. Een hostingprovider is in principe niet aansprakelijk voor informatie die klanten via hun websites of blogs op de server van de provider aanbieden. De wet bepaalt dat providers wel moeten werken met een “notice and take down” regime: optreden bij klachten. Maar wat is nu gepast optreden?

Indien jullie een melding ontvangen met het verzoek bepaalde informatie te verwijderen of te blokkeren, dient deze melding door jullie te worden beoordeeld. Mijn advies bij de beoordeling:
  • Niet aan de informatie komen bij twijfel over de onrechtmatigheid. Raadpleeg eventueel een jurist.
  • Verwijder of blokkeer de informatie indien onomstotelijk vaststaat dat het onrechtmatige informatie betreft (bijvoorbeeld zoals de in de vraag genoemde speelfilm).
Bij twijfel zal uiteindelijk de rechter moeten beoordelen of de informatie daadwerkelijk onrechtmatig is. Ik ben namelijk van mening dat een webhoster niet op de stoel van de rechter moet gaan zitten.

En zo hoort het ook. Zorgelijk is de ontwikkeling dat de webhoster of provider juist gedwongen wordt zelf te beslissen of iets onrechtmatig is.

Arnoud

Een ideeënbus is nog geen open innovatie

Open innovatie is cruciaal om te kunnen blijven innoveren. Bij open innovatie gebruik je niet alleen je eigen ideeën en concepten, maar ook en juist die van anderen. Hoe krijg je nu ideeën van anderen binnen? Een populaire manier is het ideeënplatform: een website waar bedrijven aangeven met welke problemen ze worstelen, en wie de oplossing heeft, kan deze aanleveren. Het wordt wel gepromoot als de “elektronische ideeënbus“.

En daar zit gelijk het probleem. Bedrijven kennen de ideeënbus: mensen geven je een idee, en dan beslis jij wat je er mee wilt. Ga je het gebruiken, dan krijg de medewerker een mooi stuk papier voor aan de muur. Goed gedaan jochie!

Die denigrerende houding naar “innovatie buiten de deur” zie je ook weer terug bij dit soort activiteiten. Maar dan wat juridischer geformuleerd: alle rechten op uw idee komen toe aan ons. Wat zegt Fellowforce, dat zich promoot als platform voor open innovatie, bijvoorbeeld:

By posting an innovation proposal or challenge pitch, you transfer all rights, including intellectual property rights, to the receiving organization, giving the receiving organization the unrestricted right to use and disclose any of the posted materials. As third parties may receive the same ideas or freely copy unpatented ideas, most companies are unwilling to accept any restrictions on postings except for claims arising under patents. Please recognise that it is not in any organizations interest to not reward a legitimate posting. They need you and your ideas!

Fellowforce staat daarin niet alleen. Het Nederlandse Battle of Concepts doet hetzelfde.

Dat is geen open innovatie maar juist zo gesloten als het maar kan. Nog steeds weigeren bedrijven te zien dat anderen ook nuttige innovaties kunnen produceren en dat je daar op voort kunt bouwen. Een idee van buiten inpikken is geen open innovatie. Het gaat om samenwerken en het creëren van een markt voor innovatie. Bij open innovatie verdien je geld door uitvindingen en oplossingen te kopen en verkopen.

Fellowforce zegt dan nog wel “Open innovation is about building a relation with experts and enthusiasts on the outside” maar mist volledig waar het om gaat. Een relatie opbouwen doe je niet door te zeggen “geef alles maar hier en vertrouw ons dat we je zullen betalen”. Een relatie krijg je als je iemand betaalt voor het gebruik van je vinding.

Arnoud

Is Surfnet een openbare Internetaanbieder?

Planet meldt over een “keiharde botsing tussen Surfnet en de OPTA”. De OPTA is belast met het toezicht op de naleving van de Telecommunicatiewet. Openbare Internetproviders moeten zich aan allerlei regels uit die wet conformeren, waar besloten providers geen last van hebben. Surfnet biedt netwerkdienstverlening voor de aangesloten organisaties, en ziet zichzelf niet als een openbare Internetprovider:

Surfnet zegt zich met aanbod van toegang tot internet te beperken tot onderzoek, onderwijs en culturele instellingen, zo ongeveer het veld van het ministerie van OC&W, onderwijs, cultuur en wetenschap. Het departement financiert Surfnet indirect het meest via bijdragen die onderwijs- en onderzoeksinstellingen betalen voor de internetontsluiting.

De OPTA heeft nu Surfnet gesommeerd zich te conformeren aan de Telecommunicatiewet. In het besluit motiveert de OPTA waarom zij vindt dat Surfnet wel degelijk een openbaar elektronisch communicatienetwerk exploiteert en daarom gebonden is aan de wet.

Dat Surfnet een wat de wet noemt “elektronisch communicatienetwerk” onderhoudt, is duidelijk. De vraag is dus of het een “openbaar” netwerk is. Dat is het geval als sprake is van een

elektronisch communicatienetwerk dat geheel of hoofdzakelijk wordt gebruikt om openbare elektronische communicatiediensten aan te bieden, waaronder mede wordt begrepen een netwerk, bestemd voor het verspreiden van programma’s voor zover dit aan het publiek geschiedt.

En een “openbare elektronische communicatiedienst” is dan weer een “elektronische communicatiedienst die beschikbaar is voor het publiek”. Dat wordt uitgelegd als hoofdzakelijk beschikbaar voor het publiek. Wordt het Surfnet-netwerk dus hoofdzakelijk gebruikt voor elektronische communicatiediensten voor het publiek?

Surfnet zelf stelt dat hun netwerk niet beschikbaar is voor het publiek, maar uitsluitend voor de instellingen die passen binnen de doelomschrijving. Nu is dat misschien wat simpel gezegd, er zijn Internetproviders genoeg die zich op specifieke doelgroepen richten (bedrijven, nonprofit instellingen, particulieren) maar daarmee zijn ze nog wel openbaar. Bij de behandeling van de Telecommunicatiewet werd bijvoorbeeld een bedrijfsnetwerk (LAN) genoemd als voorbeeld van een besloten communicatiedienst. Maar waar trek je de grens?

De OPTA grijpt naar de definitie die gebruikt werd bij de vergunningsprocedure rond Public Access Mobile Radio, een openbaar elektronisch communicatienetwerk voor mobiele communicatiedienstverlening ten behoeve van besloten gebruikersgroepen. En die regeling definieert een besloten gebruikersgroep als volgt:

Een besloten gebruikersgroep bestaat uit gebruikers van elektronische communicatiediensten die onderling een duurzame professionele relatie hebben en daardoor binnen de groep een communicatiebehoefte hebben die voortvloeit uit het gemeenschappelijke belang dat aan deze duurzame relatie ten grondslag ligt. De duurzame professionele relatie omvat meer dan alleen het gezamenlijk afnemen van elektronische communicatiediensten en de besloten gebruikersgroep is niet uitsluitend opgezet om elektronische communicatiediensten af te nemen.

Het criterium wordt hiermee of de groep vooral onderling wil communiceren. Bij een bedrijfsnetwerk is dat duidelijk de bedoeling. Een Internetprovider voor particulieren wil het juist mogelijk maken dat de klant met de hele wereld kan communiceren. Klanten kunnen ook wel met elkaar communiceren natuurlijk, maar dat is in principe irrelevant.

Surfnet gaat bezwaar maken, en vermoedelijk daarna in beroep. Ondertussen heeft Surfnet zich toch maar geregistreerd.

Arnout Veenman ziet het als het zoveelste bewijs van de reguleringsdrang van de OPTA.

Arnoud