Het profiteren van de naam van een concurrent is niet verboden, tenzij je handelsnaam- of merkinbreuk pleegt. Dat is kort gezegd wat het Hof Leeuwarden eerder deze maand bepaalde in een zaak over de term “scheidingsplanner”. Er is geen algemene regel in de wet dat je andermans bedrijfsnaam niet mag noemen. Daarmee wordt het vonnis uit 2011 ongedaan gemaakt.
Een scheidingsbemiddelingsbureau had advertenties (Adwords) gekocht bij Google voor het trefwoord “scheidingsplanner”. De concurrent De Scheidingsplanner had daar bezwaar tegen, omdat zij een beeldmerk en een handelsnaam had voor dat woord.
Nadat in eerste instantie de rechter had bepaald dat de advertenties te onduidelijk waren (wat merkinbreuk oplevert), vindt het gerechtshof de advertenties nu wél door de beugel kunnen.
Op zich is gebruik van iemands woordmerk in een advertentie inderdaad al snel merkinbreuk, wanneer je daarmee de indruk wekt dat je tot de merkhouder behoort. Maar dat ging hier niet op: het woordmerk was volgens het Hof eigenlijk gewoon beschrijvend voor de dienst, het plannen (uitwerken, begeleiden) van scheidingen. En beschrijvende termen mogen niet als merk worden gedeponeerd.
Een mooie grafische voorstelling van dat woord kan natuurlijk wél prima een merk zijn, maar dat wil niet zeggen dat dus het woord an sich via de achterdeur alsnog beschermd is. Een beschrijvende term mag je gebruiken, dus een beroep op het beeldmerk met die term erin gaat niet slagen (net zoals in de Cruisetravel/Cruise Factory-zaak).
Blijft over het handelsnaamrecht. Een beschrijvende term kan best een handelsnaam zijn, want de Handelsnaamwet eist geen “onderscheidend vermogen” of creativiteit. Maar je kunt je dan alleen verzetten tegen gebruik als handelsnaam door je concurrent. Het enkele opnemen van een naam in een advertentie of ergens op een site is géén handelsnaaminbreuk. Pas als je met die naam naar buiten treedt alsof je de handelsnaamhouder bent, kan sprake zijn van inbreuk.
Auteursrecht op (de formule van) de Scheidingsplanner wordt ook afgewezen want zelfs al is die formule beschermd, dan nog kun je daarmee niet het overnemen van twee woorden daaruit verhinderen.
Als laatste redmiddel had de Scheidingsplanner dan nog het gewone onrechtmatig handelen aangegrepen. Het is toch bepaald niet netjes, oftewel in strijd met de ongeschreven maatschappelijke zorgvuldigheid, dat je zomaar andermans naam gaat gebruiken voor welk doel dan ook?
Daar is het Hof snel klaar mee:
Voorop staat dat het profiteren van de naam van een concurrent, zonder dat dit in strijd is met een absoluut intellectueel eigendomsrecht, op zichzelf niet onrechtmatig is, ook niet als dit nadeel aan die ander toebrengt. Slechts op grond van bijkomende omstandigheden, kan tot onrechtmatigheid worden geconcludeerd.
Terecht, lijkt me. We hebben niet voor niet een systeem van registratie bij merken, en het is niet de bedoeling dat je zonder merk alsnog zou kunnen profiteren van bescherming die op hetzelfde neerkomt.
Welke bijkomstige omstandigheden zouden dan wel genoeg kunnen zijn? Daar gaat het Hof niet diep op in. Men merkt op dat zelfs als vast zou staan dat de concurrent opzettelijk die naam zo gekozen heeft en zo wilde aanleunen bij de bekendheid van De Scheidingsplanner, dat dan nog niet genoeg zou zijn.
Er moet echt meer zijn, bijvoorbeeld duidelijke verwarring bij klanten over met wie ze te maken hebben. Dat was in de Just-eat/Thuisbezorgd-zaak bijvoorbeeld genoeg om tot overdracht van domeinnamen met de handelsnaam van de concurrent erin over te gaan. En dáár heb ik dan weer moeite mee want dan creëer je toch weer een pseudo-merkbescherming. Maar goed.
Arnoud