Profiteren van andermans bedrijfsnaam

zoek-bedrijf-handelsnaam.pngHet profiteren van de naam van een concurrent is niet verboden, tenzij je handelsnaam- of merkinbreuk pleegt. Dat is kort gezegd wat het Hof Leeuwarden eerder deze maand bepaalde in een zaak over de term “scheidingsplanner”. Er is geen algemene regel in de wet dat je andermans bedrijfsnaam niet mag noemen. Daarmee wordt het vonnis uit 2011 ongedaan gemaakt.

Een scheidingsbemiddelingsbureau had advertenties (Adwords) gekocht bij Google voor het trefwoord “scheidingsplanner”. De concurrent De Scheidingsplanner had daar bezwaar tegen, omdat zij een beeldmerk en een handelsnaam had voor dat woord.

Nadat in eerste instantie de rechter had bepaald dat de advertenties te onduidelijk waren (wat merkinbreuk oplevert), vindt het gerechtshof de advertenties nu wél door de beugel kunnen.

Op zich is gebruik van iemands woordmerk in een advertentie inderdaad al snel merkinbreuk, wanneer je daarmee de indruk wekt dat je tot de merkhouder behoort. Maar dat ging hier niet op: het woordmerk was volgens het Hof eigenlijk gewoon beschrijvend voor de dienst, het plannen (uitwerken, begeleiden) van scheidingen. En beschrijvende termen mogen niet als merk worden gedeponeerd.

Een mooie grafische voorstelling van dat woord kan natuurlijk wél prima een merk zijn, maar dat wil niet zeggen dat dus het woord an sich via de achterdeur alsnog beschermd is. Een beschrijvende term mag je gebruiken, dus een beroep op het beeldmerk met die term erin gaat niet slagen (net zoals in de Cruisetravel/Cruise Factory-zaak).

Blijft over het handelsnaamrecht. Een beschrijvende term kan best een handelsnaam zijn, want de Handelsnaamwet eist geen “onderscheidend vermogen” of creativiteit. Maar je kunt je dan alleen verzetten tegen gebruik als handelsnaam door je concurrent. Het enkele opnemen van een naam in een advertentie of ergens op een site is géén handelsnaaminbreuk. Pas als je met die naam naar buiten treedt alsof je de handelsnaamhouder bent, kan sprake zijn van inbreuk.

Auteursrecht op (de formule van) de Scheidingsplanner wordt ook afgewezen want zelfs al is die formule beschermd, dan nog kun je daarmee niet het overnemen van twee woorden daaruit verhinderen.

Als laatste redmiddel had de Scheidingsplanner dan nog het gewone onrechtmatig handelen aangegrepen. Het is toch bepaald niet netjes, oftewel in strijd met de ongeschreven maatschappelijke zorgvuldigheid, dat je zomaar andermans naam gaat gebruiken voor welk doel dan ook?

Daar is het Hof snel klaar mee:

Voorop staat dat het profiteren van de naam van een concurrent, zonder dat dit in strijd is met een absoluut intellectueel eigendomsrecht, op zichzelf niet onrechtmatig is, ook niet als dit nadeel aan die ander toebrengt. Slechts op grond van bijkomende omstandigheden, kan tot onrechtmatigheid worden geconcludeerd.

Terecht, lijkt me. We hebben niet voor niet een systeem van registratie bij merken, en het is niet de bedoeling dat je zonder merk alsnog zou kunnen profiteren van bescherming die op hetzelfde neerkomt.

Welke bijkomstige omstandigheden zouden dan wel genoeg kunnen zijn? Daar gaat het Hof niet diep op in. Men merkt op dat zelfs als vast zou staan dat de concurrent opzettelijk die naam zo gekozen heeft en zo wilde aanleunen bij de bekendheid van De Scheidingsplanner, dat dan nog niet genoeg zou zijn.

Er moet echt meer zijn, bijvoorbeeld duidelijke verwarring bij klanten over met wie ze te maken hebben. Dat was in de Just-eat/Thuisbezorgd-zaak bijvoorbeeld genoeg om tot overdracht van domeinnamen met de handelsnaam van de concurrent erin over te gaan. En dáár heb ik dan weer moeite mee want dan creëer je toch weer een pseudo-merkbescherming. Maar goed.

Arnoud

Linkedin gebruikt profielfoto’s in advertenties, mag dat?

LinkedIn plaatst content van leden bij ads van derden. Het zakelijke sociale netwerk heeft zichzelf het recht gegeven om content van gebruikers te plaatsen bij advertenties, meldde Webwereld gisteren. Het gaat zo te zien met name om profielfoto’s en -teksten, zoals in dit plaatje dat Marketaire vond:

linkedin-new-job.png

Voor het gemak staat het aanvinkvakje onder Settings > Account > Manage Social Advertising alvast maar aangevinkt. (Ik wacht wel even tot u het uitgezet heeft.)

Mag Linkedin dat zomaar doen? Van hun eigen voorwaarden mag het sinds kort wel:

Create and distribute advertising relevant to your or your network’s LinkedIn experience. If you share your interactions on LinkedIn, for example, when you recommend a product, follow a company, establish or update your profile, join a Group, etc., LinkedIn may use these actions to create social ads for your network on LinkedIn using your profile photo and name. You can control whether LinkedIn uses your name and picture in social ads here.

en hier heeft u stilzwijgend mee ingestemd toen u de site na 10 juni bleef gebruiken. Ja, ik ook. Kennelijk.

Naar Nederlands recht lijkt me dit toch moeizaam te verdedigen. Voor gebruik van persoonsgegevens is normaliter ondubbelzinnige toestemming nodig – denk maar aan de cookiediscussie. Er zijn uitzonderingen: je hoeft niet te vragen om toestemming wanneer het gebruik noodzakelijk is voor het leveren van de dienst, of wanneer je een zwaarwegende reden hebt die boven de privacy gaat (bv. een nieuwsbelang). Maar die lijken me hier niet op te gaan.

Ik zou dus zeggen dat Linkedin apart toestemming moet vragen voor dit gebruik, en dat ze niet kan volstaan met een zinnetje in de privacypolicy. En tot die aparte toestemming er is, dient dit gebruik uit te staan. En ja, ik weet dat gratis diensten advertenties nodig hebben en dat sociale ads hoger scoren maar dit krijg je ervan als je toestemming als hoofdregel in de privacywet zet.

Arnoud

Adwords en beschrijvende merken in hoger beroep

De term “cruise travel” is beschrijvend voor de dienst “cruisereizen”, dus het bedrijf Cruise Travel kan niet verbieden dat anderen Adwords-advertenties kopen op die term als ze hun cruisereizen willen promoten. Ook niet op grond van haar beeldmerk waar dat woord in staat. Dat oordeelde het Gerechtshof Amsterdam gisteren in het hoger beroep van de Cruise Travel/Cruise Factory-zaak waar ik over berichtte halverwege 2009. (En ja ik was adviseur van Cruise Factory.)

In eerste instantie wilde de rechter geen uitspraak doen over de vraag of het merk “Cruise Travel” met gestileerde meeuw wel geldig was voor de woorden “Cruise Travel”. Zelfs als dat zo zou zijn, dan nog kon Cruise Travel niet verbieden dat Cruise Factory adverteerde op de term “cruise travel”. Die term was immers gebruikelijk in de branche om cruisereizen mee aan te duiden. De bestemming of kenmerken van een product mag je altijd aanduiden, ook als je daarbij de merknaam van een concurrent nodig hebt.

Het Hof is strenger: de term “cruise travel” is gewoon beschrijvend, en de merkhouder kan per definitie dus niets doen tegen advertenties op die beschrijvende term.

Cruise Factory heeft aangevoerd dat het gebruik van het tekstuele elementen van het (beeld)merk van Cruise Travel geen merkinbreuk koplevert omdat de woorden ‘cruise’ en ’travel’ (ook in combinatie) beschrijvend zijn voor de diensten waarop het merk betrekking heeft en in de reiswereld ook veel gebruikt worden. Dit verweer slaagt. Evenals de losse woorden ‘cruise’ en ’travel’ moet ook de (aaneengeschreven) combinatie daarvan als beschrijvend worden aangemerkt voor de diensten die door Cruise Travel onder het reeds genoemde beeldmerk worden aangeboden (Reizen met cruiseschepen, of, zoals Cruise Travel het zelf omschrijvt – vgl. inleidende dagvaarding onder 1 en 11 – “cruise reizen”).

Daarmee hoeft het Hof niet verder te kijken naar de vraag of hier sprake is van aanduiden van bestemming of kenmerken van de diensten van Cruise Factory. Een beetje jammer want nu weten we nog niet of dat een geldig verweer kan zijn bij Adwords.

Cruise Travel had ook gesteld dat inbreuk werd gepleegd op haar handelsnaam. Op zich kan dat, ook bij een beschrijvende handelsnaam. Maar hier niet, want Cruise Factory had overal duidelijk gemaakt dat zij als bedrijf naar buiten treedt onder de naam Cruise Factory en niet Cruise Travel. Dit sluit aan bij de Google/Farm Date-zaak waar een vergelijkbaar argument werd gevoerd.

Een advertentie kopen op andermans handelsnaam is op zichzelf nog geen handelsnaaminbreuk:

Dat als gevolg van het intypen van het woord ‘cruise’ gevolgd door ’travel’ op de desbetreffende internetpagina(s) een advertentie verschijnt van Cruise Factory is niet reeds aan te merken als handelsnaamgebruik: voldoende duidelijk is immers dat de zoekwoorden niet aan een onderneming doch aan de aard van de door Cruise Factory aangeboden diensten refereren.

Pas als CF op de landingpagina groot de term “Cruise Travel” zou hebben gebruikt, zou dat wellicht anders kunnen uitvallen. (Iets waar Welkom bij merknaam-sites dus de fout mee ingaan.)

Arnoud

Mag een provider Sedo-advertentiepaginas neerzetten op klantensites?

sedo-parking.pngEen lezer schreef me:

Een site die ik zo af en toe bezoek had vanochtend opeens een “Pagina niet beschikbaar” melding. Dat kan, de site zal wel over haar datalimiet heen zijn of zo. Maar de provider had er allemaal advertenties van Sedoparking eronder geparkeerd, dus ik kon gelijk doorklikken naar allerlei schaarsgeklede dames en andere fraaie onderwerpen die niets met die site te maken hadden.

Mag een hosting provider dit zomaar doen? Het zal ongetwijfeld rechtmatig zijn dat je bij overschrijding van het verbruik de pagina blokkeert maar om dan er maar advertenties met een compleet andere (expliciete) inhoud op te zetten waarvan de inkomsten (if any) ongetwijfeld gewoon naar de hosting provider vloeien is natuurlijk een andere zaak. Nog maar afgezien van potentiële imagoschade door de expliciete content.

Een provider is inderdaad gerechtigd een site te blokkeren (“op zwart” te zetten) wanneer de voorwaarden van het hostingcontract worden overtreden. Er moet dan wel iets komen te staan als mededeling aan bezoekers, al was het maar “Site gesloten ivm overschrijding dataverkeer”. Daar is niets mis mee.

Soms zie je ook dat zo’n site dan wordt doorgeleid naar de homepage van de provider. Ik vind dat al dubieus eerlijk gezegd: als bezoeker kom ik voor die site, niet voor de provider. Als in het winkelcentrum de boekhandel die ik zoek gesloten is, wil ik ook niet meteen doorlopen naar de supermarkt een verdieping lager.

Het lijkt me echt niet kunnen om een pornopagina of zelfs maar een ‘gewone’ Sedo-parkeerpagina met advertenties neer te zetten in de plaats van een website van een klant. Daar is geen enkele rechtvaardigingsgrond voor. Het is de site van de klant en niet van de provider. De site mag op zwart, er mag een zakelijke waarschuwingstekst bij maar geld verdienen met zulke advertenties kan echt niet door de beugel.

Arnoud

Adverteren bij Google voor tweedehands merkproducten mag

portakabin-primakabin-adwords.pngAdverteren bij Google voor tweedehands merkproducten mag, zolang je advertentie maar duidelijk is over jouw relatie tot de merkhouder. Dat blijkt uit het Europese arrest C-558/08 in de Portakabin/Primakabin-zaak (via) waarover onze eigen Hoge Raad vragen had gesteld. Het Hof van Justitie komt nu met nadere regels over wanneer de uitzonderingen op het merkrecht opgaan bij advertenties gekoppeld aan de merknaam als zoekwoord.

Na het onlangs gewezen arrest Google/Vuitton doet het Europese Hof nu ook uitspraak over de Portakabin/Primakabin-zaak. Hier stonden de advertenties van het bedrijf Primakabin centraal. Zij adverteerde voor “gebruikte portakabins”, wat na een sommatie van Portakabin veranderd werd in “gebruikte Portakabin units”. Tot aan de Hoge Raad werd doorgeprocedeerd of dit wel mocht, en die verwees de zaak door naar het Europese Hof omdat merkenrecht nu eenmaal Europees geregeld is.

Het Europese merkrecht kent grofweg twee redenen om een merk te gebruiken: om te verwijzen naar de soort, kwaliteit, bestemming etcetera van het eigen product en om te adverteren met een legitiem op de markt gebracht product. Bij ‘soort, bestemming etcetera’ moet je denken aan een vermelding “Past in de Philips THX1138 stofzuiger”.

In het arrest wordt de regel bevestigd uit het Google/Vuitton-arrest: advertenties met merknamen erin (of gekoppeld aan merknamen) zijn gewoon keihard merkinbreuk als “de normaal geïnformeerde en redelijk oplettende internetgebruiker” niet meer kan zien of er een band is tussen de adverteerder en de merkhouder.

Daarna besluit het Hof dat die verwijzings-uitzondering in principe niet kan opgaan bij advertenties bij zoekmachines. Er is normaal geen reden om te verwijzen naar andermans product – tenzij je dus stofzuigerzakken voor de Philips THX1138 stofzuiger wilt verkopen. De rechter moet dit van geval tot geval onderzoeken, maar moet daarbij voorop stellen dat het gebruik niet toegestaan.

Een verkoper kan wél adverteren met merknamen als hij gewoon legaal verkregen merkproducten wil doorverkopen. Dit is al decennia vaste rechtspraak: het merkrecht is ‘uitgeput’ wanneer de merkhouder zelf het product in Europa op de markt brengt. Anderen mogen dat dan doorverkopen, en mogen ook reclame maken met de merknaam in hun advertenties over dat doorverkopen. (Je zou zeggen dat dat logisch is maar er is vele malen tot aan dit Europese Hof over geprocedeerd, want volgens merkhouders is tweedehands doorverkoop toch wel een schandalig stukje piraterij en merkmisbruik.)

Als je die vaste rechtspraak doortrekt naar advertenties, dan wordt de hoofdregel

dat de houder van een merk een adverteerder niet kan verbieden om, op basis van een zoekwoord dat gelijk is aan of overeenstemt met dat merk en dat deze adverteerder zonder toestemming van die houder heeft geselecteerd in het kader van een zoekmachineadvertentiedienst op internet, reclame te maken voor de wederverkoop van tweedehands waren die oorspronkelijk door de merkhouder of met zijn toestemming onder dit merk in de EER in de handel zijn gebracht

Natuurlijk zijn daar uitzonderingen op. Als de merkhouder een “gegronde reden” heeft, dan mag hij nog steeds bezwaar maken.

Het Hof noemt een aantal voorbeelden van wanneer er zo’n gegronde reden is:

  • als de advertentie de reputatie van het merk ernstig schaadt;
  • als de adverteerder de indruk wekt dat er een economische band bestaat tussen hem en de merkhouder, bijvoorbeeld door te suggereren dat hij tot het distributienet van de merkhouder behoort (geautoriseerd dealer is);
  • als de adverteerder de merkproducten van hun merkaanduiding ontdoet (“debranding”) en er zijn eigen merkje opplakt.

Daar staat tegenover dat er níet meteen al sprake is van een gegronde reden als

  • je de merknaam combineert met het woord “gebruikt” of “tweedehands”
  • <li>de reclame jouw imago versterkt ("sjonge, hij verkoopt Dior, nou dan zal het wel een goeie zijn")</li>
    
    <li>je ook andere (tweedehands of nieuwe) producten verkoopt, tenzij die andere producten "het imago dat de houder voor zijn merk heeft weten te creëren" ernstig zou kunnen schaden (dus geen Dior parfum tussen de vuilniszakken)</li>
    

Ik zou dus zeggen dat hieruit volgt dat je mag adverteren met merkproducten die je tweedehands verkoopt, als

  1. je die producten legaal in Europa ingekocht hebt,
  2. je er netjes bij meldt dat ze tweedehands of gebruikt zijn als dat zo is,
  3. je je eigen bedrijfsnaam noemt in de advertentie,
  4. geen bijdehante of dubbelzinnige opmerkingen opneemt die suggereren dat je toestemming hebt van de merkhouder, en
  5. je de merknamen en logo’s op het product niet gaat overplakken.

In het kader van de giecheltoets: “wettelijk geautoriseerd dealer” noemen en dan zeggen “van de wet ben ik geautoriseerd om te dealen in tweedehands producten” mag dus niet.

Heel verrassend is dit arrest niet, maar het is goed om het zo op een rijtje te hebben staan want zoals gezegd willen merkhouders nog wel eens over de rooie gaan omdat iemand hun merkproducten durft door te verkopen en dat nog waagt te adverteren ook.

Arnoud

Mogen websites blokkeren van advertenties verbieden?

Toch weer even terugkomen op een oude vraag, want hij komt vaak binnen de laatste tijd:

Mogen websites verbieden in de voorwaarden, dat jij advertenties blokkeert? En als ze zien dat je dat verbod overtreedt, mogen ze je dan van de site verbannen?

Ik ben er nog steeds niet uit waar een site de eis op kan baseren dat je geen advertentieblokker mag gebruiken. Je manipuleert de presentatie van een webpagina alleen voor je eigen gebruik. Daar kan auteursrechtelijk weinig mis mee zijn, en een ander absoluut recht ken ik niet.

Het is niet verboden om te weigeren naar advertenties te kijken. Net zo goed als ik mag wegzappen als ik commercials op televisie zie, mag ik advertenties wegfilteren op websites.

Dat neemt niet weg dat een sitebeheerder regels kan stellen aan wat er wel en niet op zijn site mag. Een absoluut recht is daarvoor niet nodig. Als ik niet wil dat in reacties het woord “bloemkool” wordt gebruikt, dan mag ik dat verbieden en dan hebben jullie je daaraan te houden. Het zou een raar verbod zijn, en waarschijnlijk verlies ik dan een hoop reageerders, maar als ik rare dingen wil op mijn blog dan is er niemand die me tegenhoudt.

Update (26 mei) in de comments wijst Arno Lodder terecht op het XS4All/Ab.Fab arrest dat dit standpunt onderstreept.

Regels moeten -zeker naar consumenten toe- niet onredelijk bezwarend zijn, want zulke regels zijn algemene voorwaarden in de zin van de wet. Er staat niets in de wet over deze specifieke regel. Wil je deze regel dus aanvechten, dan moet je zelf verzinnen waarom het onredelijk is dat een site die op advertenties drijft, je verbiedt advertenties te blokkeren. Ik kan daar niet echt een argument voor bedenken. Het blokkeren tast hun inkomstenbron aan. Waarom zouden ze dat aantasten niet langs technische weg mogen verhinderen?

Ik denk dus dat het wel toegestaan is als een site detecteert of je adblocking-software gebruikt, en zo ja je de toegang ontzegt tot de site. Het staat bezoekers vervolgens vrij om dan die site niet te gebruiken. Dat is dus de afweging die de site moet maken.

Arnoud

Merkinbreuk door AdWords: adverteerders wel, Google niet

Daar zijn we dan: het langverwachte Adwords-arrest, meldt Boek9.nl. Naar aanleiding van een Franse rechtszaak heeft het Europese Hof van Justitie nu eindelijk uitsluitsel gegeven in haar arrest C-236/08 tot en met C-238/08. Kort gezegd: Google pleegt geen merkinbreuk als mensen adverteren op merknamen, maar moet wel ingrijpen als de merkhouder een klacht indient over een inbreukmakende advertentie. Adverteerders zijn zelf wel aansprakelijk voor merkinbreuk bij de advertenties die ze opgeven.

Centraal stond hier de vraag of je Adwords mag kopen op merknamen als je daarmee concurrerende producten wilt aanprijzen, en in het bijzonder als je daarmee “authentieke namaak” wilt verkopen.

Hoofdregel is volgens het Hof dat je wel degelijk een merknaam gebruikt in de zin van het merkenrecht als je advertenties laat verschijnen bij zoekresultaten (SERPs) waarbij de merknaam als zoekopdracht is opgegeven. Dat geldt echter alleen voor de adverteerder zelf, en niet voor Google.

Het feit dat iemand zorgt voor de technische voorzieningen die nodig zijn voor het gebruik van een teken, en daarvoor wordt vergoed, betekent immers niet dat degene die deze dienst verleent, zelf het teken gebruikt.

Dat is een belangrijke conclusie, omdat Google nu niet op grond van het merkenrecht kan worden aangesproken als er een inbreukmakende advertentie verschijnt bij Google-zoekresultaten.

De adverteerder loopt dus wel een risico: als zijn advertentie afbreuk doet aan wat juridisch de “herkomstaanduidingsfunctie” heet, dan pleegt hij merkinbreuk. Die herkomstaanduidingsfunctie is in feite waar het merkenrecht om draait; het doel van een merk is dat mensen het merkproduct kunnen onderscheiden van andere producten. Wie kort gezegd dat doel doorkruist, pleegt merkinbreuk. Daarvan is sprake wanneer

de advertentie het voor de normaal geïnformeerde en redelijk oplettende internetgebruiker onmogelijk of moeilijk maakt om te weten of de waren of diensten waarop de advertentie betrekking heeft, afkomstig zijn van de merkhouder of een economisch met hem verbonden onderneming

Zo’n internetgebruiker kan zich vergissen, aldus het Hof, wanneer hij een advertentie ziet verschijnen nadat hij een merknaam heeft ingetoetst. Het is immers logisch dat zo’n advertentie het merkproduct betreft. Daarom moet de merkhouder kunnen verbieden dat advertenties van derden worden weergegeven waarvan internetgebruikers ten onrechte kunnen denken dat zij van de merkhouder afkomstig zijn.

Ook als de advertentie duidelijk is dat er niet zo’n band is, kan er sprake zijn van merkinbreuk. Dat is het geval als de adverteerder “zo vaag blijft over de herkomst van de betrokken waren of diensten” dat die internetgebruiker uit de advertentie niet kan opmaken of de adverteerder een derde is of gelieerd aan de merkhouder.

Er is dus ruimte om te adverteren op merken, maar je zult het wel absoluut duidelijk moeten maken wie jij bent en wat je relatie tot de merkhouder is. Daarover zullen nog wel de nodige processen worden gevoerd. Eén ding staat al wel vast: de “authentic fakes”-advertenties mogen niet, hoe duidelijk je ook bent over het nep zijn van de producten.

Omgekeerd is het niet genoeg om van merkinbreuk te spreken zodra andere mensen gaan bieden op het merkwoord om daar Adwords-advertenties mee te laten verschijnen. Dit valt onder de “reclamefunctie” van het merk, wat inhoudt gebruik “als element ter bevordering van de verkoop of als handelsstrategisch instrument”. De merkhouder moet dan misschien meer betalen om zijn eigen advertenties bovenaan te laten komen, maar daarmee staat nog niet vast dat sprake is van merkinbreuk.

Als laatste oordeelt het Hof nog dat de Adwords-dienst van Google onder het beschermingsregime voor internettussenpersonen (providers) valt. Deze geldt voor dienstverleners die informatie van anderen (hier: advertenties en bijbehorende trefwoorden) opslaan en vertonen. Zij zijn niet aansprakelijk als ze geen controle op de inhoud of doorgifte hebben. En dat doet Google niet, aldus het Hof: zij selecteren niet zelf welke advertenties waar komen te staan, dat doen de adverteerders – die geven de trefwoorden op en betalen een bedrag dat bepaalt hoe hoog ze scoren. Daarmee is Google slechts een passief doorgeefluik en dus niet aansprakelijk. Ze hoeven dus alleen advertenties te verwijderen als de merkhouder ze wijst op het inbreukmakend karakter daarvan. En Vuitton kletst uit haar nek als ze zegt dat het Hof “denies Google the status of hosting services provider”.

Arnoud

Adwords en beschrijvende merken

cruise-travel-advertentie.pngStel, je wilt adverteren op Google voor een bedrijf dat cruisereizen biedt. Wat doe je dan? Dan koop je Adwords voor het trefwoord “cruise travel”. En wat doet het bedrijf Cruise Travel dan? Dat doet je een proces aan omdat je hun merk en handelsnaam misbruikt. Het overkwam het bedrijf Cruise Factory en internetbedrijf Perplex, en op verzoek van hun advocaat Daniel Corbeek mocht ik ze juridisch bijstaan. En ze hebben gewonnen, jeuj!

Eerst maar eens het merkgebeuren. Ik had nogal een boom opgezet over de vraag onder welk artikel van het BVIE je het kopen van Adwords met daarin een merkwoord moest rekenen, maar dat kan “in het midden blijven” aldus de rechtbank in haar vonnis (PDF). De term “cruise travel” is namelijk gebruikelijk in de branche om cruisereizen mee aan te duiden, en daarom kan een merkhouder hoe dan ook niet verbieden dat een concurrent die woorden gebruikt. De bestemming of kenmerken van een concurrerend product mag je altijd aanduiden.

(Zo voorkomt de rechtbank trouwens dat ze straks ingehaald wordt door het Hof van Justitie dat in andere zaken gevraagd is om hier een definitief oordeel over deze boom te vellen.)

Ook het feit dat Cruise Travel als merk alleen een beeldmerk (een plaatje met een meeuw en gestileerde tekst) had, wordt haar tegengehouden. Wat mij betreft een goede zaak – het gebeurt te vaak dat mensen een beschrijvend woord deponeren als plaatje en dan via de achterdeur alsnog een recht op het woord te hebben.

Bij de klacht over handelsnaamgebruik is de rechtbank kort: gebruik van ‘cruise travel’ bij Adwords is geen handelsnaamgebruik. Dit sluit aan bij de Farm Date/Google-zaak uit 2007. Pas als je bijzondere omstandigheden kunt laten zien, bijvoorbeeld als je jezelf aanduidt in de advertenties of op de achterliggende site als een bedrijf genaamd “cruise travel”, dan zou dat anders kunnen worden.

Een juridisch weinig spannend vonnis maar het is natuurlijk wel leuk om bij je “eerste keer” te winnen. 🙂

Arnoud

“Het is niet toegestaan banners, statistieken scripts of andere scripts te blokkeren”

Een lezer tipte me over een zeer opvallende algemene voorwaarde van spelsite Jijbent:

Het is niet toegestaan banners, statistieken scripts of andere scripts te blokkeren.

Lang geleden schreef ik al eens, waar zou je deze eis als site-eigenaar op kunnen baseren? Ik zou het echt niet weten. Inbreuk op auteursrecht of zo is het niet, want dit soort filteren en blokkeren doe je alleen voor eigen gebruik.

Maar behalve inbreuk op bv. auteursrechten heb je ook nog de algemene normen uit het recht. Het zou bijvoorbeeld “maatschappelijk onzorgvuldig” kunnen zijn om opzettelijk andermans advertenties of bezoekerstellers te onderdrukken, omdat je daarmee wel profiteert van zijn inspanning (de spelletjessite) maar zijn verdienmodel verhindert. Aan de andere kant, je moet als site-eigenaar weten dat mensen die tools gebruiken omdat ze advertenties hinderlijk vinden of bang zijn voor virussen en dergelijke die zich via advertenties verspreiden. Ik ben er nog niet uit.

Deze voorwaarden vond ik ook wel erg aardig (maar natuurlijk onredelijk bezwarend):

Het opnemen van vakantie langer dan 30 dagen achter elkaar (zonder toestemming van Jijbent.nl) is niet toegestaan. Er moet dan minimaal ergens een week tussen zitten.

Zouden ze dit doen om te kijken of iemand het leest? Die voorwaarden zijn één gigantische blok tekst namelijk.

Update (9:37) Jijbent.nl legt hieronder in de comments uit dat het om in-game “vakantie” gaat. Die status mag je niet langer dan 30 dagen achtereen aanhouden.

Ik ben trouwens sinds een tijdje verslaafd aan Warzone Tower Defense, als jullie nog alternatieve spelletjes weten dan hoor ik dat graag.

Arnoud

AutoTrack wint toch van Gaspedaal

Internetbedrijf InnoWeb moet binnen 48 uur stoppen met het aanbieden van gegevens van AutoTrack op de website gaspedaal.nl op straffe van een dwangsom van 10.000 euro per dag. Dat meldde Nu.nl afgelopen woensdag. De rechtbank in Den Haag oordeelde dat de autozoekmachine inbreuk maakte op het databankenrecht van Wegener, de exploitant van AutoTrack. Gaspedaal nam de databank niet over, maar sluisde zoekopdrachten die mensen op hun site doen, door naar de zoekmachine van AutoTrack en herformatteerde de resultaten zodat het lijkt of je op Gaspedaal zoekt. En da mag nie, zoals ze dat hier in Eindhoven zeggen. Update: ik was het vonnis vergeten.

De juridische vraag ging vooral over de vraag wat je nu wel en niet mag overnemen uit andermans database. Gaspedaal stelde dat het databankrecht bedoeld is tegen (zo goed als) integraal kopiëren van een database. Met een verwijzing naar de Europese richtlijn waar de Databankenwet uit komt, wordt die stelling afgewezen. Databankenrecht kun je ook inzetten tegen mensen die systematisch zoekopdrachten doen en die herpubliceren.

In een kort geding in 2007 won Gaspedaal, mede door de stelling dat ze juist meer mensen naar AutoTrack stuurde en dat dat toch mooi meegenomen was voor AutoTrack. Maar dat is blijkens het vonnis niet aan Gaspedaal om te bepalen. Als AutoTrack geen zin heeft in bezoekers via Gaspedaal, dan kan zij dat verbieden. AutoTrack is degene die beslist of de voordelen van die bezoekers opwegen tegen de nadelen.

Bij herpubliceren van zoekresultaten is de vraag of je ongerechtvaardigde schade toebrengt aan de normale exploitatie van de databank. Volgens de rechtbank (vonnis) is dat zo:

Uit het feit dat Innoweb door het cumulatief effect van de vele zoekopdrachten via Gaspedaal.nl een substantieel deel van de databank van Wegener aan het publiek ter beschikking stelt, volgt dat het handelen van Innoweb ernstige schade toebrengt aan de investering van Wegener (…).

En dat is, zo blijkt uit het William Hill-arrest, in strijd met een normale exploitatie van de databank. Deze schade voor Wegener is ongerechtvaardigd, en daarom moet Gaspedaal ophouden met deze meta-zoekmachine.

Deze manier van werken wordt hier en daar vergeleken met wat normale zoekmachines zoals Google doen. Maar Google biedt geen zoekmachine waarmee gemakkelijk en specifiek in een databank zoals die van AutoTrack te zoeken is. En huizenzoekmachines hebben de mazzel dat makelaars geen databankenrecht op hun huizenadvertenties kunnen claimen, omdat ze die toch al moesten schrijven en online zetten om huizen te verkopen. AutoTrack investeert specifiek in deze doorzoekbare site en mag daarom de advertenties wel exclusief exploiteren.

Persoonlijk heb ik moeite met het vonnis, omdat het nu bijzonder lastig wordt om te achterhalen wanneer je informatie van een andere site mag hergebruiken. Daarvoor moet je nu weten of de databank beschermd is, en dat is vrijwel niet te doen. Metazoekmachines en aggregeerders hebben duidelijke voordelen en moeten daarom niet arbitrair gehinderd kunnen worden met een beroep op de databankenwet.

Wat vinden jullie? Slecht nieuws voor metazoekmachines? Of mooi dat aan parasitaire imitatiesites nu een einde moet komen?

Arnoud