De kwijtgeraakte opzegmail

Bij webhostingtalk.nl las ik over een webhostingbedrijf dat eiste dat je per e-mail je mededeling van opzegging moest doen. Dat roept natuurlijk de vraag op: wat nou als het bedrijf vervolgens meldt de mail niet gehad te hebben? Heb je dan opgezegd of niet?

Opzeggen van een overeenkomst kan normaal op elke manier (brief, fax, mail, sms, rooksignalen) zolang je er maar voor zorgt dat de wederpartij je mededeling van opzegging ontvangt. Veel bedrijven nemen in hun algemene voorwaarden regels op over hoe zij die opzegging willen hebben, en dan ben je als wederpartij verplicht die methode te gebruiken. Bij contracten met consumenten geldt daarbij wel de beperking dat men niet méér mag eisen dan een aangetekende brief, maar bij contracten tussen bedrijven onderling mag zo’n beetje elk ritueel worden voorgeschreven.

Als een bedrijf een bepaalde opzegmanier voorschrijft, en die manier blijkt een bepaald risico te hebben dat het bericht niet aankomt, dan zou ik zeggen dat dat bedrijf daarvan de gevolgen moet dragen. Het alternatief zou namelijk zijn dat het bedrijf gewoon achterover kan leunen en claimen dat ze nooit wat gehad hebben (“sorry uw rooksignalen hebben wij nooit gezien, het was wat bewolkt hier”). Dat lijkt mij in strijd met de redelijkheid en billijkheid.

Wel moet je als wederpartij kunnen bewijzen dat je de mail verzonden hebt. Bewaar dus altijd kopieën van dergelijke mails, en cc ze als het even kan naar een extern adres (bv. je administrateur). Dat is een eenvoudige manier om wat extra bewijs te genereren.

Arnoud

Ik wil mijn aansluitkosten terug!

Een lezer vroeg me:

Sinds 21 april, heeft Tringg een prijsverhoging en een wijziging in de algemene voorwaardev ingevoerd, welke vanaf 1 mei van toepassing is. Zij bieden echter wel de optie, om het contract op te zeggen. Echter, veel Tringg-gebruikers hebben aansluitkosten gemaakt van 35 euro en ook nog eens 10 euro voor nummerbehoud. Hebben wij recht op vergoeding van deze kosten, of kunnen we die vergeten ?

Bij prijsverhogingen of andere nadelige veranderingen in de algemene voorwaarden mag je als consument je contract opzeggen. Dat blijkt uit artikel 7.2 Telecommunicatiewet. Deze “optie” van Tringg is dus gewoon de wettelijk verplichte regeling.

Normaal krijg je dan echter niet je aansluitkosten of nummerbehoudkosten vergoed. Er staat in artikel 7.2 wel “kosteloos”, maar dat gaat alleen over afsluitkosten en eventueel vooruit betaalde abonnementskosten.

Je hebt dus pech, tenzij je binnen de eerste drie maanden van je abonnement zit. In dat geval is het de leverancier namelijk verboden om de prijs te verhogen. Een contractsvoorwaarde van de leverancier dat dat toch zou mogen, is onredelijk bezwarend, want op de zwarte lijst voor algemene voorwaarden staat

[Een beding is verboden als] dat de gebruiker de bevoegdheid geeft de door hem bedongen prijs binnen drie maanden na het sluiten van de overeenkomst te verhogen, tenzij de wederpartij bevoegd is in dat geval de overeenkomst te ontbinden (art. 6:236 sub i BW)

Tringg mag dus alleen de prijs verhogen bij klanten die nog geen drie maanden lid zijn als ze deze de mogelijkheid geeft om het contract te ontbinden (art. 6:265 BW), wat iets anders is dan opzeggen. Bij ontbinden moeten alle tot dusverre gedane prestaties ongedaan gemaakt worden (art. 6:271 BW), iets dat bij gewoon opzeggen niet hoeft. Dat betekent dus dat je je aansluitkosten terug moet krijgen.

Update: in de comments wordt terecht gemeld dat je niet zomaar alle aansluitkosten terug kunt krijgen. Op zijn minst mag men een proportioneel deel houden. Maar je kunt t altijd proberen, ik betwijfel of Tringg deze blog leest. 🙂

Arnoud

Mijn provider factureert per drie maanden vooruit, mag dat?

Een lezer wees me erop dat diverse providers niet per maand maar per kwartaal factureren. Zo staat in de UPC voorwaarden:

UPC kan per maand, kwartaal of andere termijnen factureren, afhankelijk van de dienst en het product.

Sinds juli 2009 hebben we artikel 7.2a Telecommunicatiewet, dat regelt hoe een internet- of telefoniecontract met een consument opgezegd kan worden. Kort gezegd: als het abonnement voor onbepaalde tijd is, dan mag je op elk moment opzeggen. Als het abonnement voor bepaalde tijd is, dan mag je na de eerste verlenging steeds per maand opzeggen.

Hiervan mag niet in algemene voorwaarden worden afgeweken, dus als zo’n contract drie maanden opzegtermijn hanteert dan is dat gewoon ongeldig en blijft één maand opzegtermijn gelden.

Dit artikel sluit echter niet uit dat je een verlenging voor langere termijn dan één maand krijgt. Op zich is het dus legaal om iemands contract per jaar of kwartaal te verlengen – mits hij er maar per maand vanaf kan. Heb je vooruit betaald voor perioden van na de opzegging, dan moet je dat geld terugkrijgen. Maar ik zie niet hoe je kunt verbieden dat je per drie maanden moet betalen.

Arnoud

Betaling terugboeken (storneren) als je ontevreden bent

Een lezer vroeg me:

Ik wilde een betaalwebsite uitproberen, maar ik zag al na vijf minuten dat het aanbod echt totaal niets was. Daar was ik zo boos over dat ik de betaling (creditcard) heb laten terugboeken en vervolgens mijn account heb opgegeven. Echter, een paar dagen later kreeg ik een mail van de beheerders dat ik moest betalen. Ik heb gereageerd dat ik opgezegd heb, maar hij blijft maar volhouden met aanmaningen en dreigbrieven van een incassobureau. Hoe krijg ik hem nu van mijn nek?

Ik vrees dat dit lastig wordt. Op zich heb je inderdaad recht op je geld terug wanneer de wederpartij niet levert wat hij heeft beloofd, maar zo makkelijk als “oh het bevalt niet” zeggen en gauw storneren is dat niet. Op zijn minst zul je eerst het bedrijven moeten aanschrijven over de gebrekkige kwaliteit van de dienst, zodat ze een poging kunnen wagen je alsnog tevreden te stellen.

Overigens is “het aanbod was niets” op zich geen reden om te mogen annuleren. Lage kwaliteit is nog geen gebrekkige kwaliteit (wanprestatie). Zolang je krijgt wat je is beloofd, kun je er niet zomaar vanaf omdat het beloofde niet is wat je je ervan had voorgesteld.

Ook via de wet koop op afstand kom je er niet: die geldt niet voor betaalde websites, tenminste niet als je al eens ingelogd hebt. De wet zegt namelijk dat je recht van ontbinden vervalt als de dienstverlening met jouw instemming reeds is begonnen.

Ik snap de lezer wel: als je zelf moet gaan bedelen om je geld terug wegens wanprestatie, krijg je ongetwijfeld nul op het rekest. Zo’n bedrijf heeft er geen enkel belang bij om te erkennen dat ze wanprestatie plegen (Rule of Acquisition 1). Je geld zelf terughalen lijkt dan slimmer, maar je krijgt dan vervolgens wel de ruzie met het incassobureau waar deze lezer nu mee zit.

Als je klacht terecht is, dan is er niets aan de hand want dan zul je gelijk krijgen bij de rechter. Maar als je klacht wordt afgewezen, dan heb je een heel groot probleem want je hebt niet betaald terwijl dat wel moest, ook niet na aanmaningen van het incassobureau. Je krijgt dan de incassokosten er nog eens bovenop.

Arnoud

Het beperkte belang van de wet oneerlijke handelspraktijken (gastpost)

Vandaag een gastpost van Remko S. over het beperkte belang van de Wet Oneerlijke Handelspraktijken voor misleide consumenten.

Van de wet oneerlijke handelspraktijken (WOHP), de implementatie van richtlijn 2005/29/EG, wordt vaak ten onrechte verondersteld dat het een machtig wapen is in de handen van de consument tegen de handelaar die hem een oor heeft aangenaaid. Een oppervlakkige blik wekt inderdaad deze suggestie:

Een handelspraktijk is misleidend indien informatie wordt verstrekt die feitelijk onjuist is of die de gemiddelde consument misleidt of kan misleiden, al dan niet door de algemene presentatie van de informatie … (6:193c BW)

Een handelspraktijk is bovendien misleidend indien er sprake is van een misleidende omissie, [dat wil zeggen dat er] essentiële informatie welke de gemiddelde consument nodig heeft om een geïnformeerd besluit over een transactie te nemen, wordt weggelaten … (6:193d BW)

Een handelspraktijk is in haar feitelijke context, al haar kenmerken en omstandigheden in aanmerking genomen, agressief indien door intimidatie, dwang, waaronder het gebruik van lichamelijk geweld, of ongepaste beïnvloeding, de keuzevrijheid of de vrijheid van handelen van de gemiddelde consument met betrekking tot het product aanzienlijk wordt beperkt of kan worden beperkt … (6:193h lid 1 BW)

… waardoor de gemiddelde consument een besluit over een overeenkomst neemt of kan nemen, dat hij anders niet had genomen.

De wet bevat twee lijsten met voorbeelden die in alle gevallen oneerlijk (193g) of agressief (193i) zijn. De richtlijn staat niet toe (considerans 17) dat deze lijsten in nationale wetten worden uitgebreid.

De eerste fout die meestal wordt gemaakt is dat er de verkeerde consequenties verondersteld worden: het bedrijven van een oneerlijke handelspraktijk levert een onrechtmatige daad op (6:193b lid 1), welke plicht geeft tot schadevergoeding (6:193j lid 2), niet ontbinding, vernietiging of beëindiging anderszins van de gesloten overeenkomst. Hierdoor is de slagkracht van de consument beperkt: hij zal de achteraf ongewenste overeenkomst moeten respecteren.

De tweede fout die snel gemaakt wordt is dat men veronderstelt dat de condities waaronder er sprake is van bedrog, dwaling of bedreiging dezelfde zijn als misleiding en agressiviteit in de zin van de WOHP. Dit is niet het geval. Hoewel het mogelijk is dat die twee samenvallen zijn ze niet gerelateerd.

De eisen die aan wilsgebreken worden gesteld zijn hoger dan aan oneerlijke handelspraktijken. Voor misleiding moet er sprake zijn van een onjuiste mededeling of verzwijging, bedrog en dwaling voegen daar nog aan toe dat de overeenkomst niet zonder deze mededeling of verzwijging tot stand zou zijn gekomen. ‘Omissie’ moet ook niet worden verward met ‘verzwijgen’ of ‘nalaten in te lichten’, vereist is slechts dat de informatie beschikbaar is en de informatie waarover men volgens de verkeersopvattingen de klant behoort in te lichten is slechts een beperkt deel daarvan. Ook moet een ‘uitnodiging tot koop’ niet worden verward met ‘aanbod’. Niet alle informatie genoemd in 6:193e BW hoeft in het aanbod voor te komen. Het is voldoende dat het op de website of in een bijgeleverd foldertje te vinden is.

Een eenvoudig voorbeeld: een platenzaak biedt haar CD’s aan met de aanprijzing dat je hiervan een kopie mag maken. Nu is dat gewoon een wettelijk recht, dus zij begaat een onrechtmatige daad (193g sub j). Maar het is geen bedrog en de klant dwaalt niet: hij wil een CD waarvan hij een kopie mag maken en hij krijgt een CD waarvan hij een kopie mag maken.

Ander voorbeeld (met dank aan het zeer lezenswaardige artikel van professor Van Boom): Een consument koopt een printer waarbij niet wordt vermeld dat de vervangingskosten van de inktcartridges, per keer, even hoog zijn als de aanschafkosten van de printer. Dit is een misleidende omissie in de zin van de WOHP, maar geeft geen dwaling.

Nog enkele oneerlijke handelspraktijken waarbij er geen onjuiste informatie over het product wordt gegeven (wat meestal een voorwaarde is voor bedrog en dwaling) zijn:

  • bedrieglijk beweren dat het product slechts zeer korte tijd beschikbaar zal zijn (193g sub g);
  • niet als zodanig herkenbare advertorials als reclame gebruiken (193g sub k);
  • beweren dat de handelaar op het punt staat zijn zaak te beëindigen, indien dit niet het geval is (193g sub o);
  • onjuiste informatie verstrekken over marktomstandigheden of de mogelijkheid het product te bemachtigen (193g sub r);
  • de indruk wekken dat de handelaar niet optreedt ten behoeve van zijn beroep (193g sub v).

Bedreiging is aanwezig wanneer iemand tot het sluiten van een overeenkomst wordt bewogen door deze of een derde met enig nadeel in persoon of goed te bedreigen. Daarvoor is meer nodig dan ‘ongepaste beïnvloeding’. Zo wordt een redelijk oordelend mens niet bedreigd omdat zijn kinderen hem proberen over te halen producten voor hen te kopen (193i sub e) of omdat de bestaansmiddelen van de handelaar in het geding zijn (193i sub g), maar dit zijn wel onder alle omstandigheden agressieve handelspraktijken.

Dat er een onvoordeligere overeenkomst is gesloten dan wanneer er geen oneerlijke handelspraktijk was bedreven, kan als schade worden gezien: het negatief contractsbelang. Daartoe dient men de werkelijke situatie te vergelijken met de hypothetische situatie dat de consument wel juist was geïnformeerd.

Daarbij zal de consument oplopen tegen de bewijslastverdeling: hij is het die de toerekenbaarheid, het causaal verband en de schade moet bewijzen. En aangezien niet te verwachten valt dat de handelaar erg toegeeflijk zal zijn om de schade te erkennen en te betalen zal de consument de gang naar de rechter moeten maken. Hoevelen zullen om een paar tientjes de poot stijf houden? Maar goed, nemen we eens aan dat de klanten uit de voorbeelden hierboven van die zeldzaam principiële types zijn die het op een rechtszaak laten aankomen.

In het geval van de CD zou de klant kunnen stellen dat (1) hij de CD kocht bij de misleider omdat deze adverteerde met het recht om een kopie te maken en dat (2) hij deze anders verderop in de straat voor een paar euro minder zou hebben gekocht. Hoe gaat hij voldoende aannemelijk maken dat (1) het mogen maken van een kopie de reden was dat hij de CD bij de misleider kocht en dat (2) hij wist dat dezelfde CD verderop in de straat goedkoper werd aangeboden?

In het geval van de printer is de vraag wat de schade eigenlijk is die de koper lijdt. Niet het maanden later kopen van de cartridges – dat volgt niet rechtstreeks uit de oneerlijke handelspraktijk. Alleen het kopen van de printer zelf volgt daaruit. Zou hij hebben geweten dat die cartridges zo duur zijn, dan zou hij waarschijnlijk een duurdere printer met goedkopere cartridges hebben gekocht. Hij heeft geen schade maar voordeel!

De minister, door de Eerste Kamer gevraagd of er aan het overtreden van de WOHP ook niet vernietigbaarheid van de overeenkomst zou moeten worden gekoppeld, antwoordde:

Indien een overeenkomst tot stand is gekomen als gevolg van een misleidende of een agressieve handelspraktijk als bedoeld in de artikelen 193g en 193i, zal vrijwel altijd ook sprake zijn van bedrog of dwaling. In de artikelen 3:44 en 6:228 BW is bepaald dat de consument in dat geval bevoegd is de desbetreffende overeenkomst te vernietigen. De consument beschikt dus over een vernietigingsbevoegdheid ter zake van de overeenkomst.

Deze conclusie is te kort door de bocht: er is een overlap, maar lang niet alle oneerlijke handelspraktijken resulteren in een wilsgebrek. Er zal waarschijnlijk doorwerking naar dwaling plaatsvinden doordat de gewoontes in het maatschappelijk verkeer veranderen. Daardoor zal over de enkeling die hierin achterblijft worden geoordeeld dat hij behoorde te weten dat hij de klant had behoren in te lichten. Een verschuiving van onderzoeksplicht naar mededelingsplicht dus. Maar dat is iets wat in de loop van een decennium gebeurt, niet in de nacht van dinsdag 14 op woensdag 15 oktober 2008.

Het Duitse equivalent van de WOHP (de UWG) richt zich primair op mededinging. Daarom kent zij alleen benadeelde concurrenten een schadevergoeding toe (§9). Consumenten zullen zich moeten beroepen op § 823 Abs. 2 BGB, wat betekent dat zij wel schuld moeten bewijzen. De implementatie in het Verenigd Koninkrijk (de CPRs) kent geen ontbinding (par. 29) en ook geen compensatie voor benadeelde consumenten. In België (de WHPC) is een door oneerlijke handelspraktijk gesloten overeenkomst nietig (94/5 § 1 WHPC jo. 1133 BW jo. 1131 BW). De consument kan in België bij overtreding van wat in Nederland 6:193g sub l, p, q en 6:193i, sub a, b, h zijn, het aankoopbedrag terugvorderen zonder dat hij het geleverde product of de afgenomen dienst hoeft terug te geven (94/14 § 2). Onze minister heeft aan beide Kamers toegezegd in 2010 de ervaringen in België te evalueren.

Het belang van de WOHP is vooral publiekrechtelijk. In de Wet handhaving consumentenbescherming krijgt de Consumentenautoriteit de mogelijkheid een dwangsom of bestuurlijke boete op te leggen (2.9 Whc) wegens overtreding van de WOHP (8.8 Whc). Maar gezien vanuit het gezichtspunt van de reeds misleidde consumenten is dat een geval van ‘als het kalf verdronken is, dempt men de put’.

Resumerend, het privaatrechtelijke belang van de wet oneerlijke handelspraktijken is beperkt omdat:

  1. het bedrijven van een oneerlijke handelspraktijk de plicht geeft tot schadevergoeding, niet het recht op ongedaanmaking van de overeenkomst;
  2. <li>wanneer er sprake is van een oneerlijke handelspraktijk er niet noodzakelijkerwijs ook sprake is van een wilsgebrek;</li>
    
    <li>de moeilijk te bepalen schade in rechte moet worden verhaald.</li>
    

De afsluitkosten ongedaan maken, het kan!

Weet u nog, dat verbod op afsluitkosten bij een internetcontract? Dat is sinds enige tijd verboden op grond van de Telecommunicatiewet. Toch blijken er nog genoeg telecombedrijven te zijn die dit doen. Een lezer berichtte me echter over een succes bij InterNLnet, waar hij met enig aandringen erin geslaagd was om zijn in rekening gebrachte afsluitkosten ongedaan te maken. Hieronder zijn relaas:

In november 2009 had ik mijn internetabonnement bij InterNLnet opgezegd. Echter, kort daarna zag ik een bedrag van zo’n 90 euro op mijn bankrekening afgeschreven door het bedrijf. Meteen gebeld: dat waren dus de afsluitkosten die ik contractueel zou hebben afgesproken toen ik het abonnement aanging. Dat ik daarover niets kon terugvinden in hun algemene voorwaarden (die ik trouwens helemaal nooit had gekregen) mocht niet baten: afspraak is afspraak en het bedrag is verschuldigd.

Gelukkig vond ik toen artikel 7.2a Telecommunicatiewet, waarin keihard staat dat afsluitkosten niet toegestaan zijn. Ter informatie:

1: De overeenkomst tussen een aanbieder en een consument met betrekking tot de levering van een elektronische communicatiedienst of programmadienst die is aangegaan voor een onbepaalde duur, kan door de consument te allen tijde kosteloos worden opgezegd.

2: De overeenkomst tussen een aanbieder en een consument met betrekking tot de levering van een elektronische communicatiedienst of programmadienst die is aangegaan voor een bepaalde duur, kan na verloop van die duur stilzwijgend worden verlengd of vernieuwd, mits de consument de overeenkomst hierna te allen tijde kosteloos kan opzeggen.

Ik heb dit aan InterNLnet voorgelegd met de mededeling dat ik dit als geschil bij de Geschillencommissie telecom aanhangig zou maken als zij niet meteen het bedrag zouden terugbetalen.

InterNLnet reageerde daarop met de verrassende mededeling dat dit verbod op afsluitkosten alleen geldt voor “kosten die worden gemaakt omdat u gaat opzeggen” en niet voor “kosten die wij moeten maken om u met name fysiek af te sluiten van het netwerk”. Toeleverancier BBned zou deze namelijk in rekening brengen, zodat men gedwongen was deze door te belasten. Dergelijke “fysieke afsluitkosten” vielen dan ook buiten artikel 7.2a. Weliswaar betreurde men het dat de informatie hierover niet 100% transparant was geweest, maar dat mocht verder niet baten: betalen graag.

Na diverse vruchteloze correspondentie heb ik ze een boze mail gestuurd waarin ik voor 7 januari een antwoord eiste. Dat kwam niet, dus toen ben ik naar de geschillencommissie telecommunicatie gestapt met een bezwaarbrief. Hierbij had ik de volgende bezwaren:

  1. Ten tijde van het afsluiten van het abonnement is mij geen algemene voorwaarden overlegd, noch ben ik op deze voorwaarden gewezen. Ik vernietig de Algemene Voorwaarden omdat ik geen redelijke kans heb gehad deze te kunnen lezen
  2. In de Algemene Voorwaarden zoals ik deze naar aanleiding van bovenstaande lees op de site van InterNLnet worden deze kosten ook niet genoemd.
  3. Volgens de wijziging van de telecommunicatiewet (1 juli 2009) zijn deze kosten verboden.
  4. Op de site van BBned wordt aangegeven dat de kosten die doorberekend worden bij afsluiten geheel afhankelijk zijn van de provider, maar InterNLnet meldt dat de kosten opgelegd zouden zijn door BBned. Daarnaast bevreemdt het mij dat BBned afsluitkosten zou berekenen terwijl ik overstap naar een andere provider die ook via BBned internet levert.

Dat maakte kennelijk indruk, want vrij snel daarna kreeg ik ineens een e-mail van InterNLnet waarin men excuses aanbood en meldde de afsluitkosten te zullen crediteren. Het kan dus wel!

(Ik heb trouwens meteen mijn klacht bij de geschillencommissie ingetrokken omdat je bij een schikking je klachtgeld terugkrijgt.)

Arnoud

OPTA: Afknijpen internet is reden voor opzeggen contract

Enige tijd geleden werd bekend dat internetprovider UPC haar klanten nog wel eens ‘afkneep’, de internetsnelheid sterk terugbracht als klanten te veel downloaden. De telecomtoezichthouder heeft dit onderzocht en publiceerde gisteren haar oordeel: dit is een contractswijziging, en klanten hebben het recht om dan op te zeggen. Alleen nu niet, want UPC heeft het heel snel weer ongedaan gemaakt.

OPTA baseert haar oordeel op artikel 7.2 Telecommunicatiewet, dat bepaalt dat een consument het recht heeft om bij een wijziging van het contract door de provider het contract op te mogen zeggen. Hoewel de tekst van het artikel alleen spreekt van ‘wijziging’, moet het wel gaan om een voor de consument nadelige wijziging.

Volgens OPTA is afknijpen zo’n nadelige wijziging:

Het college oordeelt dat een structurele beperking van de internetsnelheid bij het gebruik van bepaalde diensten in zijn algemeenheid een wijziging van een beding in de overeenkomst is, die niet aantoonbaar in het voordeel van de abonnee is. De vraag of het een wijziging van een schriftelijk of niet-schriftelijk overeengekomen beding betreft, doet daarbij niet ter zake.

In dit geval ziet men het knijpen door de vingers, meldt Webwereld, omdat UPC “de wijziging zeer snel ongedaan heeft gemaakt”. Het oeps-sorry-overactieve-stagiair excuus dus.

Mooi om te weten dat ik van mijn UPC-abonnement af kan als ze dit nog eens doen.

Arnoud

Ontbinden van een datingsiteabonnement

love-muizen-hartje.pngHet is lezersvraagweek. Een lezer vroeg me:

Een tijd geleden had ik me aangemeld bij een relatiesite, gewoon om te kijken of het wat was. Ik heb een paar dagen rondgekeken, wat berichtjes gestuurd maar eigenlijk was ik er niet tevreden mee. Ik heb ze toen een mail gestuurd dat ik de overeenkomst wenste te ontbinden op grond van de wet koop op afstand. Die geldt ook voor diensten tenslotte, en ik zat nog binnen de zeven werkdagen. Maar nee: ik had al berichtjes gestuurd en dus zou het recht op ontbinding vervallen zijn. Heb ik dan geen recht van uitproberen bij diensten?

Deze vraag krijg ik opvallend vaak in connectie met Parship, maar ook bij vele andere dating- en relatiebemiddelingsites blijkt het te spelen. Mensen registreren zich om de dienst uit te proberen, de site bevalt niet maar ondertussen is er wel een (soms zelfs betaald) jaarabonnement afgesloten.

En nee, daar kom je niet meer vanaf met een beroep op de Wet Koop op Afstand. Weliswaar geldt die ook voor diensten, en dus ook voor dating en relatiebemiddeling, maar het recht komt te vervallen op het moment dat je gebruik maakt van de dienst.

Dit is erg raar: een product mag je een week uitproberen, maar een dienst geen seconde. Ontbinden kan daar alleen zolang je nog niet actief de dienst bent gaan gebruiken. Ik heb geen idee waarom niet, maar zo staat het in de wet.

Bij Parship (en diverse anderen) wordenwerdende algemene voorwaarden trouwens niet rechtsgeldig aangeboden bij het registreren: ze staan in een popup venster zonder downloadmogelijkheid, en dat is gewoon niet juist. (Update: enige tijd na deze blog is dat aangepast.) Helaas helpt je dat maar een klein beetje. Je hebt nog steeds een registratie en een bemiddelingsovereenkomst, en als je daarvoor betaald hebt, is er geen mogelijkheid om zomaar je geld terug te krijgen.

Arnoud

Domeinnaam opgezegd; toch in rekening gebracht

Een lezer schreef me:

Ik was klant bij een ISP die aankondigde te stoppen met haar bedrijf. Ik had daar een aantal domeinnamen, maar na een kritische blik besloot ik deze maar gewoon te laten verlopen want ik deed er eigenlijk niets meer mee. Ik heb toen in het beheerpaneel de .nl’s, .com’s etc op Niet Verlengen gezet, in de veronderstelling dat ze daarmee automatisch zouden verlopen nadat men haar activiteiten zou stopzetten. Echter, enige tijd later bleek een ander bedrijf de klanten overgekocht te hebben, en toen kreeg ik ineens een rekening van het nieuwe bedrijf dat mijn domeinnamen in haar systeem had geïmporteerd. Maar ik had ze toch op “niet verlengen” gezet?

Het is op zich mogelijk dat een contract wordt overgenomen als een bedrijf ermee stopt. Daarmee gaan alle rechten en plichten over naar die koper. Aparte toestemming is daarvoor niet nodig, hoewel consumenten bij zo’n overname het recht hebben het contract op te zeggen als het wordt overgenomen. Maar bij bedrijven kan dit, mits het maar in het contract staat.

Dit betekent dus dat de domeinnamen blijven bestaan tot het einde van de normale periode. Ze mogen niet verlengd worden, want dat had de vraagsteller aangegeven. Dus een rekening lijkt me niet de bedoeling.

Ik vermoed dat de koper simpelweg een lijst met domeinnamen heeft gekregen, en niet alle informatie uit dat beheerpaneel overgenomen heeft. Dat is erg slordig. Dat paneel was de door de oude provider aangewezen manier om een domeinnaamcontract op te zeggen of te verlengen. En de nieuwe provider moet daar dan naar kijken voordat hij rekeningen gaat sturen.

Ik zou ze dus zeggen: ik heb op dd/mm deze domeinen via het beheerpaneel bij oude ISP X op “niet verlengen” gezet en daarmee gemeld de overeenkomst op te willen zeggen. Dat was de aangewezen manier, dus dat had u moeten lezen of navragen. Dat u dat niet gedaan hebben, moet voor uw rekening komen (3:37 lid 3 BW).

Arnoud

Stilzwijgende verlenging aan banden gelegd?

Lidmaatschappen en abonnementen kunnen binnenkort niet meer stilzwijgend verlengd worden, meldde Nu.nl donderdag. Een initiatiefswetsvoorstel van PvdA-Tweede Kamerlid Martijn van Dam heeft als doel die praktijken sterk aan banden te leggen. Het voorstel moet nog door Tweede en Eerste Kamers, maar er zit in ieder geval schot in. Een goede zaak lijkt mij. Volgens onderzoek van Maurice de Hond ergert 54% zich aan jaarlijkse stilzwijgende verlenging en heeft 40% een abonnement waar men eigenlijk al vanaf had gewild.

Update: (6 juli) Let op, dit wetsvoorstel is nog niet in werking! Er is wel een speciale regeling voor internet- en telefoniecontracten, maar die geldt niet voor sportscholen, tijdschriften. Daarbij is dus nog geen snelle opzegmogelijkheid!

Update: (3 september) het wetsvoorstel is nu door de Tweede Kamer heen maar treedt op zijn vroegst pas in 2011 in werking.

Update: (25 oktober 2011) de wet treedt per 1 december 2011 in werking. Lees onze factsheet en veelgestelde vragen voor meer informatie. Of genereer passende voorwaarden voor uw bedrijf.

Het gaat om wetsvoorstel 30520. Concreet komen de voorgestelde maatregelen op het volgende neer:

  • Op de zwarte lijst van verboden algemene voorwaarden (6:236 BW) komt een verbod op stilzwijgende verlenging of vernieuwing met meer dan drie maanden, behalve als het contract wordt omgezet in een contract voor onbepaalde tijd.
  • Op de grijze lijst van vervelende maar niet per se verboden algemene voorwaarden (6:237 BW) komt een bepaling over contracten die langer dan een jaar lopen. Deze moeten per maand opzegbaar zijn.
  • Op de grijze lijst komt verder een verbod op opzegtermijnen die langer zijn dan een jaar.
  • op de zwarte lijst komt verder een verbod op het eisen dat mensen aangetekend op moeten zeggen. Wie elektronisch een contract aangaat, moet dat elektronisch kunnen opzeggen.

Je hebt dus als leverancier van diensten aan consumenten straks nog maar een beperkte keuzevrijheid. Je kunt je klant hooguit houden aan een stilzwijgende verlenging van drie maanden. Het enige alternatief is het contract voor onbepaalde tijd laten aangaan, waarbij een opzegtermijn van 1 maand geldt.

Bij ISPam maakt men zich zorgen over wat dit kan betekenen voor hosters (naast het specifieke verbod voor telecomcontracten). Ook zij leveren vaak contracten met stilzwijgende verlenging. Een terecht punt is wat er gaat gebeuren met domeinnamen die door particulieren worden geregistreerd: die contracten gaan per jaar, maar dat mag niet meer.

Persoonlijk vind ik dit wel een goede oplossing. Je kunt moeilijk van consumenten verwachten dat ze van elk contract bijhouden wanneer het afloopt. Hoewel ik ook wel wat had gezien in een informatieplicht: jaarlijkse verlenging zou dan alleen mogen als het bedrijf tijdig een brief stuurt om je daarop te wijzen en meteen aan te geven hoe je mag opzeggen. Wat zouden jullie het liefst hebben?

Arnoud