‘Overheid kan nepnieuws op digitale platformen aanpakken’

De overheid kan verschillende maatregelen nemen om te voorkomen dat digitale platforms als Facebook, Google en Amazon misleidende informatie doorgeven. Dat meldde Nu.nl op gezag van een CPB-rapport dat waarschuwt tegen de snelle groei en steeds kleiner wordende transparantie van deze platformaanbieders. Met name de aanbeveling voor een vergunningenstelsel springt in het oog.

Digitale platforms brengen substantiële voordelen voor consumenten en bedrijven door op te treden als makelaar voor uiteenlopende diensten en producten, zo opent het rapport enigszins plichtmatig. Maar vanaf daar gaat het alleen nog over de nadelen: er wordt steeds meer misleidende en foute informatie doorgegeven, politieke propaganda is niet te herkennen, en ga zo maar door. En daar moet iets tegen gebeuren, een vergunning is iets dus er moet een vergunning komen.

De ontvangst van dit rapport was vast iets anders geweest als het pleitte voor een vergunningsstelsel voor kranten of televisieprogramma’s. Want ik kan er niets anders uit halen dan dat dit het plan is. Strekking van de vergunning is dat je kwalitatief slechte publicaties (misleidend, fakenieuws, propaganda) moet weren, en ik ben heel benieuwd hoe je dat rechtbreit binnen de vrijheid van meningsuiting. Bovendien moet dit vanuit Europa worden gedaan, want al sinds 2000 geldt dat EU-lidstaten geen eigen regels mogen stellen aan “diensten van de informatiemaatschappij” waar dit soort platforms onder vallen.

Markeren van kwestieuze informatie, mét filteroptie voor de consument, lijkt mij een betere suggestie. Helemaal als de overheid dan ook limitatief opsomt waar je op moet scannen, om zo te voorkomen dat men zelf vanuit angst al te veel gaat blokkeren. Daar zie ik wel wat in.

Een creatieve is de regel dat politieke reclame niet mag verschillen bij verschillende burgers. Die snap ik niet, ook niet na het voorbeeld:

Nu kunnen politieke partijen naar de ene burger toe adverteren dat zij, bijvoorbeeld, de belasting voor hoge inkomens gaan verlagen, terwijl zij aan een andere burger toezeggen dat juist de belasting voor lage inkomens omlaag gaat.

Ik zie eerlijk gezegd niet wat er mis is met deze advertenties? Ze spreken elkaar niet tegen en beantwoorden een vraag van een doelgroep. En ik zie nu ook al lange tijd doelgroepadvertenties, denk aan boodschappen in vaktijdschriften versus abris langs de weg. Volgens mij is veel belangrijker dat politieke reclame direct herkenbaar moet zijn, en aan dezelfde eisen moet voldoen als commerciële als het gaat over toezeggingen en informatie.

Arnoud

Vader mag van rechter geen foto’s van zijn kind op Facebook delen

Een gescheiden vader uit Twente mag op Facebook geen foto’s van zijn 2-jarige kind meer delen, las ik bij de NOS. De kinderrechter bepaalde dat dit niet in het belang is van het kind en de broze omgangsregeling die net getroffen is. (Volgens mij was de man niet getrouwd met de moeder.) Met de ietwat opmerkelijke uitspraak dat je bij een Facebook-publicatie het sociale netwerk eigenaar maakt van de foto zodat die er alles mee mag doen. Nee, dat klopt niet.

Steeds vaker speelt bij echtscheidingen en ouderschapsregelingen de vraag hoe om te gaan met kinderbeelden op sociale media. In principe zijn de regels simpel: je hebt als ouders rekening te houden met de privacy van je kind (dat volgt uit het Kinderrechtenverdrag), en je moet dus bij alles een afweging maken of dit de privacy van je kind wel waard is. Het kan natuurlijk dat je daarvoor kiest, zoals wanneer je je kind aan een film laat meewerken, maar het moet een bewuste keuze zijn.

Helemaal ingewikkeld wordt het wanneer de ouders er niet hetzelfde in staan, zoals in deze rechtszaak. De moeder had als enige het gezag, en de vader vorderde nu een omgangsregeling. Daarbij werd een twistpunt dat de vader af en toe foto’s van het kind op Facebook plaatste, iets dat de moeder absoluut niet wilde hebben. Het argument van de vader was dat de foto zo veel mogelijk werd afgeschermd, waar de moeder tegenover zette dat je nooit écht controle hebt op iets dat internet op gaat.

De rechtbank erkent dat, maar in een tikje ongelukkige bewoordingen:

Echter, op het moment dat een foto op Facebook staat, is deze eigendom van Facebook. Facebook kan de foto bijvoorbeeld doorverkopen aan derden. Zo kan het zijn dat een foto opeens opduikt in een reclamecampagne of voor andere doeleinden wordt gebruikt. Degene die de foto heeft geplaatst heeft er dan geen controle meer over.

Het is natuurlijk onjuist dat Facebook eigenaar wordt van foto’s die je daar plaatst, en de voorwaarden van Facebook staan ook niet toe dat zij deze mogen doorverkopen aan derden. Maar de laatste zin klopt wel, die foto kán overal opduiken en praktisch gezien heb je daar weinig tot geen grip op. En dat is dan een goede reden om te zeggen, dit mag niet, dit is niet in het belang van het kind.

Uiteindelijk komt de rechtbank dan ook tot de enige juisteconclusie: de vader mag geen foto’s van het kind op sociale media plaatsen, mede gezien de lange weg die vader en moeder al zijn gekomen om tot een omgangsregeling te komen. En om dan terug te komen op de NOS-kop en tekst: wel érg tendentieus, het is niet zo dat vaders in het algemeen geen kinderfoto’s op Facebook mogen zetten natuurlijk.

Arnoud

Van wie is de Facebookpagina van een bekende Nederlander?

“Mijn vorige werkgever zegt: die heb je onderhouden tijdens werktijd, dus die is van ons.” Aldus DJ Giel Beelen in het AD vorige week. De ex-werkgever van de DJ claimt eigenaar te zijn van de Facebookpagina, omdat deze onder werktijd werd onderhouden. Mogelijk een reactie op dat akkefietje vorige week met de ‘gehackte’ muziek. Maar het is wel een lastige vraag: van wie ís de Facebookpagina van een bekend persoon?

Data bestaat juridisch niet, roep ik altijd. En dat geldt ook voor Facebook: een Facebookprofiel met updates, foto’s en dergelijke bestaat juridisch niet als zelfstandig ding. Je kunt er dus geen eigenaar van zijn in de zin van de wet; het is niet meer dan een artefact van een dienst geleverd door Facebook Inc. Juridisch stelt het minder voor dan een bioscoopkaartje of kassabon. Dus wat dat betreft zou de vraag zinloos zijn.

Maar specifiek in de werkgever/werknemer relatie is er nog wel een haakje. Die dienst is geleverd onder een contract tussen Facebook Inc en meneer Beelen. Als hij dat contract als werknemer sloot, dan staat het op naam van zijn ex-werkgever de BNNVARA. Wanneer je dan als werknemer daar niet meer werkt, ben je dus niet meer bevoegd om onder het contract handelingen te verrichten, wat een dure manier is om te zeggen dat je dan die pagina niet meer mag updaten.

Wanneer ga je nu een contract aan als werknemer? Een expliciete opdracht is daarvoor niet nodig. Als uit de omstandigheden duidelijk is dat jij én de werkgever dit bedoelde als zakelijke actie, dan is het een contract op naam van de werkgever. Er is dus geen hard criterium, en ook “onder werktijd beheerd” is niet genoeg. Als ik onder werktijd als DJ een roman schrijf, dan is die echt van mij want dat heeft niets met het werk te maken. (Ik kan wel worden berispt voor niet werken onder werktijd.)

Dat je op je eigen naam gebruikt, zou normaal voor mij een belangrijke factor in het voordeel van de werknemer zijn. Ook dat het hier Facebook is en niet een meer zakelijk netwerk zoals Linkedin, zie ik als factor pro werknemer. Maar het is hier iets ingewikkelder, omdat je als Bekende Nederlander juist zákelijk op Facebook moet zijn (daar zitten je fans) en je daarbij ook onder je persoonsnaam naar buiten treedt. Anders gezegd: het onderscheid tussen Giel Beelen privé en Giel Beelen, werknemer BNNVARA, is eigenlijk niet goed te maken.

Er blijft dan weinig anders over dan op de pagina zelf te kijken. En daar zie ik van alles over de zakelijke activiteiten van de DJ, aansluitend bij dingen die op de radio gebeuren. Ik zie zo gauw geen echte privézaken zoals ik die bij een particuliere Facebook zou verwachten. Daardoor krijg ik het gevoel dat de pagina bedoeld is als deel van het werk, en daarmee is goed verdedigbaar dat BNNVARA deze als bedrijfspagina ziet.

Het is natuurlijk nogal vervelend voor Beelen die zo het contact met zijn fans verliest, maar juridisch zie ik geen argumenten om de pagina zelf te mogen houden. Jullie wel?

Arnoud

Mag mijn zorgverzekeraar op Facebook om mijn BSN vragen?

Een lezer vroeg me:

Nadat ik ontdekte dat ik mijn gegevens niet kon wijzigen bij het portaal van mijn verzekeraar, kreeg ik via Facebook contact met ze. Heel behulpzaam en vriendelijk, alleen wil men mijn BurgerServiceNummer ontvangen ter authenticatie. Mag de zorgverzekeraar überhaupt wel naar mijn BSN vragen via dit kanaal?

Vragen naar een BSN mag nooit – maar soms móet je het verkrijgen. Een zorgverzekeraar is verplicht het BSN gebruiken om persoonsverwisseling en andere fouten te voorkomen. De logica van een verzekeraar die bij een klantenserviceverzoek om een BSN vraagt, zie ik dus wel. (Ik neem aan dat er om meer wordt gevraagd dan alléén het BSN, maar dat terzijde.)

De factor Facebook maakt deze wel een tikje ingewikkeld. Op zich maakt het niet uit welk kanaal de verzekeraar gebruikt voor de communicatie met de klant, zolang dat maar veilig genoeg is voor de communicatie. Dus of je nu belt, appt of Facebookt zou in principe op hetzelfde neer moeten komen. Alleen: bij bellen zit er niet echt een derde partij tussen die inzicht heeft in de communicatie, en een eigen commercieel belang heeft bij de inhoud, pardon je gebruikservaring wil verrijken.

Formeel gezien heeft de verzekeraar hier dus een probleem: zij moeten er voor zorgen dat Facebook niet met die communicatie aan de haal gaat. Er zou in theorie een verwerkersovereenkomst met Facebook moeten worden gesloten, of een andere garantie dat het communicatiekanaal veilig is. Ik denk dat dat maar zelden het geval is, en dan is het dus niet goed mogelijk om dit soort dingen via Facebook te doen.

Arnoud

Mogen onze politici mensen op social media blokkeren?

Amerikaanse politici mogen van een rechter in de staat Virginia geen mensen blokkeren op sociale media, las ik bij Nu.nl. Dit is strijd met het 1st Amendment, de vrijheid van meningsuiting, omdat politici in een openbaar forum niet zomaar mensen mogen verbieden hun mening te uiten. En daaronder valt ook het als politicus jezelf afschermen voor die mening. Dat geldt op het dorpsplein maar ook op het virtuele plein van Twitter. Hoe zou dat bij ons uitpakken?

Bij ons gaat de vrijheid van meningsuiting niet zo ver dat de beoogde ontvanger naar je moet luisteren. Wie zich wil afschermen voor andermans uiting, staat in zijn recht. Dus dat Amerikaanse argument van het public forum gaat hier niet op.

Alleen specifiek politici, althans diegenen die je redelijkerwijs tot “de overheid” kunt rekenen hebben wel rekening te houden met een ander recht, namelijk het Grondwettelijk recht van petitie:

Ieder heeft het recht verzoeken schriftelijk bij het bevoegd gezag in te dienen.

En nee, dat gaat niet alleen over formele petities en verzoekschriften. Ook het indienen van vragen en klachten – en complimenten, om in communicatiesfeer te blijven – is een Grondwettelijk recht. En opmerkelijk: aan dit recht zitten géén grenzen, zoals bij de vrijheid van meningsuiting die bijvoorbeeld moet wijken voor andermans eigendomsrecht (geen mening in de krant zonder toestemming van de eigenaar van die krant) of de privacy die moet wijken voor bijvoorbeeld de volksgezondheid.

Twitter is een elektronisch medium en dus een geschrift in de zin van dit artikel. Daarmee heeft iedereen dus het recht om via Twitter verzoeken, vragen, klachten en complimenten bij het bevoegd gezag in te dienen. Dat laatste begrip betekent zo veel als de overheid, maar dat iemand politicus is, betekent nog niet dat hij “bevoegd gezag” is. Hij moet echt aan de overheid verbonden zijn, maar zitting hebben in een gemeenteraad, de Eerste of Tweede Kamer of minister/staatssecretaris zijn is daarvoor al genoeg.

Het blokkeren van iemand op Twitter zorgt er voor dat de bevoegdgezaghebbende achter het account de berichten van de geblokkeerde in het geheel niet meer ziet. Ik zou dat wel durven aanmerken als een blokkade op dat recht om verzoeken in te dienen. Het komt immers niet meer aan. En nee, dat je nog steeds een brief kunt sturen is daarbij geen argument. Als de overheid zou zeggen, verzoekschriften alleen vrijdag in persoon afgeven tussen twee en vier dan zou dat ook geen toegestaan alternatief zijn voor gewoon elektronische of schriftelijke post.

Daar staat tegenover dat de overheid niet verplicht is om te antwoorden op een verzoek. In principe hoort dat wel, dat volgt uit de beginselen van behoorlijk bestuur zoals dat heet. Als je als burger een antwoord mag verwachten, dan mag je een antwoord verwachten. Maar een verplichting is het niet, tenzij uit andere wetgeving volgt van wel (denk aan een Wob-verzoek of een bezwaarschrift onder de Awb).

Lastig is natuurlijk dat zo’n recht zich goed leent voor misbruik, denk aan querulanten die de overheid bestoken met allerlei verzoeken met als geen ander doel overlast veroorzaken of dwangsommen incasseren. Dat bestrijden is een hele moeilijke, juist omdat toegang tot de overheid zo belangrijk is. Je moet het dan ook wel heel bont maken wil de rechter je verbieden contact te zoeken met politici.

Alles bij elkaar denk ik dus dat het nog best moeilijk ligt, om als politicus (verbonden aan de overheid) mensen te blokkeren op Twitter. De enige escape zou nog kunnen zijn dat je account persoonlijk is en niet aan de overheid gelieerd. Voor bijvoorbeeld het Twitter-account van de minister-president zie ik dat niet*, maar bij veel politici zie je eigenlijk alleen persoonlijke uitingen. Daar zou een blokkade dus niet gericht zijn op het tegenhouden van verzoeken bij het bevoegd gezag en dus wel toegestaan.

  • De RVD meldt desgevraagd dat het @MinPres account nul blokkades in Twitter ingesteld heeft.

Arnoud

EU legt Facebook 110 miljoen euro boete op voor misleiding bij overname WhatsApp

De Europese Commissie heeft Facebook een boete van 110 miljoen euro opgelegd voor het geven van misleidende informatie bij de overname van WhatsApp. Dat las ik bij Tweakers. Bij deze overname had Facebook beloofd geen gegevens van hun sociale netwerk te combineren met de dienst van WhatsApp, maar dat gebeurde twee jaar later toch. Vanwege de omvang van de deal was toestemming van de Europese Commissie nodig, en de boete is vanwege het bewust misleiden van de Commissie bij het verstrekken van de gevraagde informatie om de deal in te kunnen schatten. Maar doet 110 miljoen euro eigenlijk wel genoeg pijn?

Het persbericht van de EC legt uit dat de boete niet opgelegd wordt voor het combineren an sich. Dat is wellicht in strijd met privacywetgeving, maar daar moet een lokale privacy-autoriteit (zoals de Ierse Autoriteit Persoonsgegevens) over beslissen. Het gaat om het feit dat Facebook niet duidelijk heeft aangegeven dat ze dit zou gaan doen; sterker nog, ze hebben expliciet gezegd dat dit technisch helemaal niet kón. En twee jaar later kon het toch, iets dat Facebook gewoon wíst toen ze zei van niet. Dat is dus boetewaardig.

De boete van 110 miljoen euro is ongeveer de helft van wat de Commissie op mocht leggen onder de relevante regelgeving. Facebook had meegewerkt en openheid van zaken verschaft, en dat is een grond voor boeteverlaging. Maar wat dan moeilijk te verkroppen is, is dat het verder geen gevolgen lijkt te hebben. De koppeling wordt niet ineens verboden, en de deal wordt al helemaal niet teruggedraaid.

Today’s decision has no impact on the Commission’s October 2014 decision to authorise the transaction under the EU Merger Regulation. Indeed, the clearance decision was based on a number of elements going beyond automated user matching. The Commission at the time also carried out an ‘even if’ assessment that assumed user matching as a possibility. The Commission therefore considers that, albeit relevant, the incorrect or misleading information provided by Facebook did not have an impact on the outcome of the clearance decision.

Oftewel: de beslissing om de overname toe te staan, was niet afhankelijk van een belofte om de gegevens niet te koppelen. Zelfs als Facebook vooraf had gezegd wél te zullen gaan koppelen, dan nog zou het zijn goedgekeurd. Dan kun je achteraf niet meer zeggen als toezichthouder dat de misleidende informatie nu moet leiden tot ongedaanmaking van de deal. Begrijpelijk maar wel frustrerend.

De voornaamste reden om het zelfs dan toe te staan, was overigens dat er genoeg andere partijen zijn die targeted advertenties kunnen faciliteren en profielen opbouwen. Oftewel, uiteindelijk maakte die koppeling toch niets uit qua hoe hard je privacy wordt geschonden.

Arnoud

Wanneer twitter je op persoonlijke titel?

Wanneer ben je voor een tweet aansprakelijk als bedrijf, meldde Media Report onlangs. Een recent vonnis handelde over die kwestie. Twee bestuurders van een beleggingsadviesbedrijf hadden op Twitter gepraat over een bepaald fonds dat volgens hen oplichters zouden zijn. Het fonds had het bedrijf aangeklaagd, maar het bedrijf verweerde zich met de opmerking dat er “op persoonlijke titel” bij stond. Hoe pakt dat uit?

Persoonlijke titel is niet direct een wettelijk begrip. Je moet altijd in de context kijken: wat bedoelt men daarmee, en vooral waar staat het tegenover. In dit geval dus op zakelijke titel, op naam van het bedrijf waar je voor werkt. De vervolgvraag is dan hoe je het onderscheid maakt tussen die twee.

De rechter begint met constateren dat het ging om eigen accounts, niet om het bedrijfsaccount van Probeleggen. Dat lijkt me inderdaad een sterke, maar er zijn genoeg mensen die met hun bedrijfspet op twitteren vanaf een account op hun persoonlijke naam. Ik zou dat dus niet doorslaggevend vinden als iemand vanaf een eigennaamaccount dingen zegt.

De disclaimer “op persoonlijke titel” weegt voor de rechter zwaar. Daarmee geef je aan dat je niet wilt dat mensen het opvatten als een uitlating van het werk. En dat kan, maar is niet doorslaggevend:

Ook uit de inhoud van de tweets valt niet af te leiden dat deze (ondanks de disclaimer “op persoonlijke titel”) als tweets van Probeleggen beschouwd moeten worden, nu laatstgenoemde in het geheel niet genoemd wordt in deze tweets, zodat de tweets niet beschouwd kunnen worden als handelingen waarmee Probeleggen zelf naar buiten treedt.

Het is dus mogelijk dat je ondanks een disclaimer tóch de opmerkingen zakelijk kunt doen. Het gaat uiteindelijk om wat je zegt en hoe een lezer dat op mag vatten. Als gezien de context en soort uitlating het leest als een zakelijke tweet die je als werknemer (of hier directeur) hebt gedaan, dan is het een zakelijke tweet. De disclaimer kan er hooguit in twijfelgevallen de doorslag bij geven.

Voor mijn gevoel had wel nog mee moeten wegen of iemand directeur is dan wel ‘gewoon’ werknemer. Een directeur wordt eerder met het bedrijf vereenzelvigd dan een werknemer immers. Maar de rechter maakt dat onderscheid niet.

Arnoud

EU eist wijzigingen in voorwaarden Facebook, Twitter en Google+

De Europese Commissie eist dat de sociale netwerken Facebook, Twitter en Google+ hun voorwaarden voor Europese gebruikers binnen een maand aanpassen, om consumenten meer rechten te geven en om fraude beter aan te pakken. Dat las ik bij Nu.nl vorige week. Het persbericht van de EU knalt er stevig in: op sociale media hebben mensen veel last van fraude en scams, maar ook van voorwaarden die je je Europese consumentenrechten ontzeggen. Want dat is precies hetzelfde. Maar goed, waar gaat het over?

Het persbericht lijkt een schot voor de boeg: jongens, doe iets aan die stomme voorwaarden anders dan komen wij met nieuwe wetten om dit af te dwingen en dan heb je helemáál geen keuze meer. En op zich is het natuurlijk ook helemaal niet raar om te vragen dat een internetdienst in zijn voorwaarden geen dingen zet die in strijd zijn met Europees recht, zoals dat je naar de Amerikaanse rechter zou moeten om je recht te halen – volgens Europees recht is gewoon de rechter van jouw woonplaats bevoegd.

Leuker vind ik de opmerking dat je bij een internetdienst niet zomaar je aansprakelijkheid op nul mag zetten. En nee “voor zover wettelijk toegestaan” is géén reëel alternatief. Je moet gewoon aangeven waar je aansprakelijk voor bent, of waarom je dat niet bent.

Ook een spannende: voorwaarden wijzigen mag alleen met tijdige vooraankondiging én motivatie, plus natuurlijk recht om op te zeggen. Dat opzegrecht is een wassen neus en ik wou dat ze dat niet hadden gezegd. Waar het om gáát is dat die voorwaarden eerlijk moeten zijn en niet zo maar alles mogen zeggen.

Contractopzegging door een socialmediaplatform moet ook niet zomaar mogen. Ook niet wegens ‘abuse’ of “lees de voorwaarden”. Opzeggingen moeten gemotiveerd en gebaseerd op daadwerkelijk beleid, en het lijkt mij dat je er ook een bezwaar tegen in moet kunnen dienen dat enige kans heeft om door een mens gelezen te worden.

Al deze zaken zijn direct te herleiden tot bestaand recht. Het probleem is vooral dat die rechtsregels erg oud of generiek zijn, waardoor je ze niet meteen kunt toepassen op online diensten. Zo staat er in de wet dat aansprakelijkheid beperken naar een consument toe onredelijk is, tenzij daar een argument tegen te bedenken is. Maar hoe je dat precies moet lezen, dat is nog een open vraag. En is “de dienst is gratis, kom nou” genoeg argumentatie?

Alles bij elkaar een goed initiatief, hoewel ik me zeer afvraag of de industrie werkelijk met iets nieuws komt.

Welke voorwaarde(n) zouden jullie graag anders zien bij online diensten?

Arnoud

Mag je een meta-plaatje kopiëren?

Een lezer vroeg me:

Steeds meer sites maken gebruik van het Open Graph-protocol van Facebook. Hiermee geef je met metadata aan wat je titel, snippet en belangrijkste afbeelding is, zodat Facebook er een mooie preview van kan maken. Daar kan ook een plaatje in dus, maar wat heeft dat voor auteursrechtelijke consequenties?

Op zich is de gebruikte manier van metadata noteren niet heel relevant. Onder de Auteurswet is er maar één belangrijke vraag, wordt de afbeelding gekopieerd door de partij die de preview toont, of embedt hij de afbeelding? Embedden is legaal, en kopiëren vereist toestemming. Van de fotograaf (rechthebbende) wel te verstaan, en de site die de afbeelding publiceert heeft lang niet altijd de bevoegdheid om die toestemming te geven.

Het gebruik van een verkleinde afbeelding in een preview kan legaal zijn als citaat. Je zegt dan in feite, ik wil aankondigen wat er op deze pagina te vinden is en ik doe dat met handig aangereikte informatie in plaats van zelf te gokken wat belangrijk is. Zo’n aankondiging valt onder het citaatrecht en vereist dan geen toestemming.

Lang niet alle fotografen zien het op deze manier. Een aankondiging van wat er op een webpagina staat, is nog geen citaat van de foto die er bij staat, is dan het argument. Daarom raad ik altijd aan om dat plaatje te embedden in plaats van over te nemen. (Een bijkomend voordeel is dat het plaatje dan niet in je media-bibliotheek terecht komt en ineens bij andere berichten gebruikt wordt, wat écht tot claims kan leiden.)

Ik denk dat een aankondiging met een kleine thumbnail van de bronsite wel legaal is. Het standaardvoorbeeld van een beeldcitaat is het tonen van de cover van een boek bij de bespreking van dat boek. De cover is inhoudelijk niet erg relevant voor de inhoud, maar helpt wel bij herkenning en beslissen of je geïnteresseerd bent. Dat is dan legaal. Maar de thumbnail mag niet de overhand krijgen ten opzichte van de tekst, dan is sprake van versiering en dat is geen citaat meer.

Algemeen zou dus het advies altijd zijn, embedden of linken in plaats van overnemen. Moet je nou perse overnemen (en ik zou niet weten waarom), zorg er dan voor dat je alleen een zo klein mogelijke thumbnail toont en dat je die niet later ook voor andere doelen zou kunnen gebruiken.

Arnoud